Het Bezuinigingsontwerp door de Regeering verdedigd Leidend beginsel moet worden verlaging van het kostenniveau Waardevermindering van de munteenheid is schadelijk voor ons volk Bezuinigingen op de Afdeelingen DINSDAG 2 JULI 1935 Tvv.-e.ut BLAD PAG. 5 Verder doorgevoerde indusiriaLsatie is wenschelijk Wijziging in de beperking van bijzondere lagere scholen In het oneindige schuld op schuld stapelen is bankroetiers- politiek of naar een teekenend woord van een lid der Kamer bij de jongste algemeene beschouwin gen over de staatsbegrooting een politiek van „potverteren". Aan zulk een politiek wenscht het kabinet zich niet schuldig te maken. Het mag niet alleen den ken aan hetgeen voor het heden het gemakkelijkst en aangenaamst zou zijn een paar jaar zou men dit misschien wel kunnen volhou den maar er moet ook gere kend worden met de gevolgen voor de toekomst. Verschenen is de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Ka mer nopens het wetsontwerp tot verlaging van de openbare uitgaven. We ontleenen hieraan het volgende: Algemeene Beschouwingen Wie streven wil naar een juist inzicht in den toestand, waarin we verkeeren, om daarop te doen rusten de maatregelen, die tot bezuiniging kunnen leiden, moet vast houden aan de ook in het Voorloopig Verslag onderschreven stelling, dat onze economische en financieele toestand uitvloeisel is van tal van omstandigheden, die wij alleen nie' kunnen behcerschen. De Regeering, dank zij de medewerking der Kamer, toegerust met bevoegdheden, die zij in gewone tijden ontbeert, heeft naar ver mogen gedaan wat te doen was om onzen uitvoer in stand te houden en daardoor ook /ue mogelijkheden van invoer te behouden ten bate van handel en verkeer. De uitkom sten van die pogingen zijn niet meegevallen. Een bijkomstige moeilijkheid vloeit voort uit onvoldoende betalingsmogelijkheden van sommige landen. Wel biedt de „clea ring" gelegenheid om zich die betaling te verzekeren, maar diezelfde clearing drijft tegelijkertijd automatisch tot een effening der handelsbalans, zoodat actief in die balans, waai* dit nc>g bestond, verdwijnt. Om het behoud van een activiteit van een paar millioen gulden per jaar wordt soms weken achtereen geworsteld nog vaak zonder resultaat. Maai- al te zeer wordt uit het oog verloren, dat oe kern onzer moeilijkheden ligt in het verminderde goederenverkeer en dat herstel van onzen in- en uitvoer, zelfs tegen belang rijk lagere prijzen, dan voor eenige jaren golden, den toestand onmiddellijk zeer be langrijk verbeteren zou en met name aan de ernstige werkloosheid een gunstige wen ding zou geven. De Regeering is vast overtuigd, dat op het stuk der onderhandelingen met het buiten land alles bereikt, is wat bereikt kon wor den en dat op dit punt althans 'haar geen enkel verwijt kan treffen. Op het gebied van den landbouw zijn de reeds door het vorig Kabinet ter hand ge nomen steunmaatregelen systematisch uitge bouwd en tot verdere ontwikkeling gebracht. Bovendien wordt door ingrijpen in de productie gestreefd naai' aanpassing hiervan bij de nieuw ontstane marktverhoudingen. Ook ten aanzien van de nijverheid kan de Regeering bezwaarlijk het verwijt treffen, dat door haar geen maatregelen zouden zijn genomen om eenerzijds het bestaande voor ineenstorting te behoeden, anderzijds de uit breiding der industrieele bedrijvigheid te bevorderen. Ook tz.v. de scheepvaart- en havenbelan- gen heeft de Regeering haar bemoeiingen uitgestrekt. Volstaan moge worden met te verwijzen naar de werkzaamheden van de Maatschappij ter behartiging van de natio nale scheepvaartbelangen N. V. en de on langs bij de Tweede Kamer der Staten- Generaal ingediende wetsontwerpen tot steun verleening aan de scheepvaart en tot verla ging der loodsgelden. In verband met dit alles is dus on juist de vaak gemaakte tegenstelling, dat de Re>mring alleen maar oog zou hebben i*x>r de Staatshuishouding en de z.g. Volkshuishouding zou hebben verwaarloosd. Materieel kan dit in het. licht van de getroffen maatregelen niet worden staande gehouden, en formeel moeten de ondergeteekenden deze te genstelling zelfs geheel van de hand wijzen. Evenzeer ontkent zij, dat de Regee ring bij haar aanpassingspolitiek het kapitaal zou ontzien en den last alleen op den loontrekkenden arbeid doet drukken. Gezond werkelijkheidsbesef vordert, dat wij het feit der mindere welvaart aanvaarden en ons daarnaar richten, terwijl wij tegelijkertijd onze krachten inspannen om weder tot vermeerde ring van welvaart te geraken. Dit is de twee-eenheid in de aanpassings politiek, die onmisbaar is, wil die politiek constructief zijn. Een „con structieve" politiek die het eerste element verwaarloost, zal spoedig blijken te leiden tot destructieve ge volgen. De Regeering moge harerzijds verder wijzen op maatregelen tot huurverlaging, be trekking hebbend op =fc 95.000 woningen met een totale huurverlaging van rond 2,5 mil lioen gulden per jaar, waarbij te bedenken valt, dat het hier alleen gaat over wonin gen, die met Rijksvoorschot gebouwd zijn. Vervroegde uitvoering van publieke wer ken is eer een verplaatsing van werkloos heid dan redres ervan. Als een aangelegde weg gewed is, treedt voor de daaraan gewerkt hebbenden de werkloosheid weer in. Alleen die werken, welke als ze gereed zijn, nieuwe werkgelegenheid in het leven roepen dragen werkelijk bij tot opheffing der werkloosheid. Dat is b.v. het geval met de inpoldering van den N.O.-polder, waarvoor dan ook, onmiddellijk na de totstandko ming van het bezuinigingsontwerp, gelden zullen worden aangevraagd. Datzelfde resultaat kan men verwach ten wanneer het gelukt de industriali satie van ons land tot verdere ontwik keling te brengen. Al het andere brengt slechts tijdelijk eenige opleving, terwijl de eraan verbonden lasten blij vend zijn en door een Regeering de vraag moet worden gesteld of het volk die lasten zal kunnen dragen. Het beheer van het Werkfonds In dit verband past ook een woord verweer inzake de critiek op het beheer van het werkfonds. Bij haar beleid heeft de Regecring zich ook hier laten leiden door de gedachte, dat. de te ondernemen wérken de eronjmisehe weerkracht van het land moesten vors ken, dat zij maatschappelijk voordeel moes ten opleveren van blijvende» aard. Regeering verwachtte dit voordeel aller eerst van werken op industrieel gebied gelegen. Zoozeer was zij bevreesd, dat voor zulke werken uit de 60 millioen niet p; noeg geld beschikbaar zou blijven, dat zij aanvankelijk het bedrag voor Rijkswer op 5 millioen limiteerde. Toen echter bruikbare voorstellen op industrieel bied uitbleven en de werkloosheid toenemen, werd dit bedrag geleidelijk ver hoogd tot 15 millioen. Uit een onlangs gepubliceerd ov.;rn zicht blijkt intusschen, dat tot nu toa vruchtbare voorstellen op industrieel terrein gering in aantal bleven en daarvoor niet meer dan rond 9 m*'- lioen kon worden beschikbaar gesteld. Voor publieke werken was dat be drag rond 25 millioen vertegen woordigend arbeid voor plm. '..4.000 menschen gedurende -een vol jaar terwijl voor een belangrijk industrieel werk nog ëénige milïioenen in reser ve moeten worden gehouden. In aanmerking nemend, dat het be drag van 60 millioen eerst na 2 Juli 1934 ter beschikking kwam, is de Re geering over de resultaten minder ontevreden dan vele leden der Kamer blijken te zijn. Wat doen andere landen? In Zweden met een bevolking sterkte van plm. 78 pet. van die Nederland is voor het „budget chómage" voor het dienstjaar 1933/34 uit getrokken een bedrag van ongeveer 63 mil lioen guldens. Wat ten onzent voor werkverschaffing en werkfonds beschikbaar is gaat dit bedrag niet onaan zienlijk te boven. En zelfs als men in aan merking neemt het geringere acnlal werk- loozen in dit land. kan niet gezegd, dat Nederland bij Zweden achterstaat. In Denemarken met een bevolkiags- sterkte van plm. 44. pet. van die van Neder land vallen dé cijfers bepaaldelijk ten onzen voordeele uit. Het aldaar beschikbaar gestelde bedrag komt ongeveer neer op plru 10 millioen per jaar. De Regeering heeft reeds eenigo weken geleden besloten om het voorzit!erschsp van het Bestuur van het Werkfonds aan der Ministers op te dragen en heeft den Minister van Ecopomische Zaken bereid gevonden de daaraan verbonden taak op zich te nemen. Intusschen zal moeten worden afgewacht of zulks tot aanmerkelijke bespoediging leiden zal. Voor een nieuw Departement ter bestrij ding van de werkloosheid bestaat niet alleen geen aanleiding, maar de instelling van zulk een Departement zou eer schade lijk werken, omdat de andere Departemen ten niet uitgeschakeld kunnen worden er dus slechts een schijf meer zou komen. Alvorens van het werkloosheidsprobleem af te stappen, moge de Regeering tenslotte nog eens de vergelijkende cijfers geven van den stand der werkloosheid begin Januari en einde Mei van dit jaar, respect 422.520 en 355.987. In beide cijfers zijn begrepen rond 55.000 personen te werk gesteld in de werkverschaffing, die ten onzent even wel als werkloozen meetellen. Onze goudpositie Ook in dit verslag der Kamer worit weer de devaluatie als middel tot ophef fing van den nood verdedigd. Na bet vele, dat daarover van de zijde der Regeering, zoo schriftelijk als mondeling, is kenbaar gemaakt, kan thans moeilijk iets nieuw9 worden verwacht. De Regecring meent daarom te mo gen volstaan met de hernieuwde ver klaring, dat zij waardevermindering onzer munteenheid voor het volk als geheel zeer schadelijk beschouwt en daarom het uiterste zal doen om haar te voorkomen. De goudpositie der Nederlandsche Bank heelt de voortdurende aandacht Vergeten mag niet worden, dat de goudvoorraad in Nederland na het in treden van de monetaire ontwrichting, een abnormaal grooten omvang bereik te. Dat die goudvoorraad sedert dien is verminderd, beloeft geen verwonde ring te wekken. Ook thans bedraagt de gouddekking van alle direct op- eischbare verplichtingen nog meer dan 70 percent, bij een voorgeschreven minimum-dekking van die verplich tingen door metaal met inbegrip das van zilver, van 40 pet. Bovendien be hoort in aanmerking te worden geno men, dat het goudverlles het gevolg is geweest van abnormale kapitaals- bewogingen en voorts, dat de reacties, welk© dat verlies op de geldmarkt heeft veroorzaakt, niet nalaten haar invloed te doen gevoelen. Dat de aanval op den gulden door e: nige te Amsterdam gevestigde banken opgezet, is, naar de overtuiging Regeering en van De Nederlandsche Bank niet juist. De kwestie der industrialisatie De Regeering staat op het standpunt, dat een verder doorgevoerde industrialisatie ten behoeve van meerdere werkgelegen heid wenschelijk is. Nu het steeds moeilij ker wordt door vervoerdiensten of door het profijt van kapitaalbeiegging in het b tenland de middelen te vinden tot dekk van allerlei behoeften van elders betrok ken, lijkt haar een verdere industrialisatie van Nederland onder deze omstandighe den een der middelen waar de kans op eenige uitkomst aanwezig is. -Onder-indds- 't'rialij>atie moet dan verstaan worden het stand houden van bestaande indus trieën, waar zulks verantwoord is en het bevorderen van de uitbreiding of oprich ting. van die bedrijven, die, onder overi gens normale verhoudingen, op de buitenlandsche markt zouden kunnen con- curreeren. Indien aan dezen eisch voldaan is, kan industrialisatie, in tegenstelling met uitvoering van openbare werken, tot blij vende werkverruiming leiden. Waar vóór alles hiervoor economi sche technologische exploratie noodig is, zal het economisch technologisch bureau aan het Departement van Eco nomische Zaken tot dit doel worden uitgebreid met enkele economisch en Technisch geschoolde krachten. Tus- schen dit bureau en de reeds bestaan de of in oprichting zijnde economische technologische instituten, zgl zoo spoedig mogelijke een goede samen werking tot stand worden gebracht Ten behoeve van aen geordende in- du'strieopbouw en ter voorkoming van verspilling van nationaal vermo gen in den vorm van industriekapi taal, is voorts noodig, dat de mogelijk heid wordt' geopend, de vestiging of uitbreiding van speciaal aan te wij zen industrieën afhankelijk te maken van regeeringstoestemming ongeveer op de wijze als in Indië bedoeld wordt met de reeds tot stand gekomen Be- drijfsreglementeering. Een voorstel voor een desbetreffende vestigingswet wordt voorbereid. De vreemde werkkrachten Op het groote aantal vrouwelijke dienst boden van vreemde nationaliteit in ons land is de aandacht der Regeering geves tigd. Zij streeft er naar, dat geleidelijk meer Nederlandsche arbeidskrachten voor dit beroep worden opgeleid. Blijkens de resultaten der laatste volks telling waren er in 1930 in ons land 1.816.893 mannelijke en 608.597 vrouwelijke arbeiders, waarvan rasp. 45.371 en 43.018 een andere dan de Nederlandsche nationaliteit bezaten. Het accres van mannelijke arbeidskrach ten kan worden geacht. 20.000 per jaar te beloopen. waartegenover gerekend kan orden op een uitvallen van oudere werk krachten van 10.000. De steun aan den landbouw De Regeerfing kan het standpunt van één der leden, dat het stelsel van steunver- leening voor den land- en tuinbouw, dat thans wordt toegepast, niet deugt, niet deelen. Dat de margarine-industrie ten gevolge an het haar toegewezen contingent van 1050 ton per week hooge dividenden kan uitkeeren, is evenmin juist De hier bedoel de dividenden zijn zeker niet in de eerste plaats afkomstig van winst op de marga rineproductie hier te lande. De Regeering sluif zich aan bij de opmerking van die leden, welke wezen op de belangrijke, plaats welke de margarine-industrie inneemt en de nadeelige gevolgen, welke uit een al te groote inperking zouden voortspruiten. Eveneens moet zij onderstreepen, dat de heffingen op margarine een belangrijk deel uitmaken van de inkomsten van het Land- bouw-Crisis-Fonds. De Regeering erkent intusschen, dat het vraagstuk boter-margarine uiterst moeilijk is en heeff bij voortduring hare aandacht gevestigd op de vraag, of te dien aanzien meer gedaan moet worden. Opbrengst der belastingen Het laat zich aanzien, dat de opbrengst dor Omzetbelasting nog lager zal moeten worden beraamd. De opbrengst der motorrijtuigen belasting is. met inbegrip van de in 1935 ingegane verhooging, waarvan de opbrengst was gesteld op f 7.5 mil lioen, geraamd op f 22 millioen. In cle eerste vijf maanden van 1935 is ruim f 11 millioen op dit middel ont vangen. Op grond hiervan meent de Regeering, dat de raming van dit mid del wel zal worden bereikt. De heffing van tijdelijke opeenten op de Inkomstenbelasting en de Ver mogensbelasting is ingegaan op 1 Mei 1935. De gegevens over het belastbaar inkomen en vermogen, welke tot nu toe bekend zijn, doen de verwachting wettigen, dat het bedrag van fl4Vfe millioen voor 1935 niet te hoog is ge raamd. De belasting op de goederen in de doode band is inderdaad voor 1935, met een raming van 3 mUlnen, ie hoog geweest. Zij zal wel tot 2 mil lioen moeten worden teruggebrach*.. De in overweging zijnde verlaging van de accijnzen op gedistilleerd en op bier zal bij hare invoering een vermindering van de opbrengst dezer middelen geven. Te ver wachten valt, dat daarna door het, ver deren van den frauduleuzen invoer en clandestiene bereiding de opbrengst lang zamerhand weder zal gaan toenemen. Salarissen en pensioenen In weerwil van de bezwaren, door verscheidene leden tegen de onderwer- pelijke verlaging van ae salarissen van het Rijkspersoneel met een bedrag van 10 millioen gulden aangevoerd, meent de Regeering ook haar standpunt ter zake te moeten handhaven. Het is onjuist te veronderstellen, dat de ■eeds aangebrachte salarisverlagingen en die, welke voor 1 Januari 1936 zijn in uit zicht gesteld, de ambtenaren, als stand be schouwd, in verhouding tot andere bevol kingsgroepen, op een lager economisch niveau zouden plaatsen dan zij voorheen innamen. Reeds uit de hierna op verzoek van ver scheidene leden vermelde cijfers omtrent eenige norm-salarissen in 1914 en de sala rissen, zooals die na de 5 pet. verlaging op 1 Januari 1936 zullen zijn, alsmede die omtrent de indexcijfers betreffende de kosten levensonderhoud in 1914, 1920 en Maart 1935, blijkt duidelijk, dat de overgroote meerderheid van het personeel niet alleen op 1 Januari 1936 nog een hoogere belooning zal genieten dan overeenkomt met de bezol diging van 1914, omgerekend naar de index cijfers, doch dat ook de verlagingen, aange bracht nadat het hoogste salarispeil in 1920 was bereikt, nog steeds liggen beneden de daling dezer indexcijfers sinds laatstge noemd jaar. De ambtenaar heeft recht op de we tenschap, dat bittere noodzaak de Regeering tot verdere salarisverlaging noopt, doch tevens op die, dat deze verlaging, gezien de daling van de prijzen en die van het levenspeil van het geheele volk, naar het oordeel der Regeering wel hard, doch niet onrecht vaardig of onredelijk is te achten. De met 1 Juli a.s. ingaande herclassificatie is slechts van beteekenis voor enkele func ties bij den Rijkswaterstaat en het Staats bedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefo- Uit den aard der zaak zullen ook de sala rissen van de provinciën, gemeenten enz. invloed van deze verlaging der Rijkssala- moeten ondervinden. Het maakt op het oogenblik nog een punt van overweging bij de Regeering uit, hoever die invloed zich zal kunnen en moeten uitstrekken. Moet de Regeering, op grond van voren staande overwegingen, vasthouden aan haar roornemen voor 1936 eene bezuiniging van 10 millioen te verkrijgen door een nieuwe salarisverlaging op 1 Januari a.s. van 5 Dct. voor het Rijkspersoneel, zij is bereid de oorgestelde herberekening der pensioenen terug te nemen. Het capitulantenstelsel Met de meening van de ledtyi, die betoo- gon, dat het alleszins mogelijk ware geweest ln zake de defensie, met handhaving van de doelstelling der weermacht bezuinigingen van grootere beteekenis aan te brengen dan thans het geval is, kan de Regeering geens zins instemmen. De Regeering heeft alleen die bezuini gingsvoorstellen der Cominissie-I d e n b u r g overgenomen, welke ae weerkracht niet zullen aantasten. De op de vredessamenstel- ling betrekking hebbende voorstellen dier commissie heeft de Regeering na ampel© overweging niet kunnen overnemen, omdat de uitvoering daarvan de mobilisatie in ge vaar zou brengen, dan wel tot andere be zwaren ou leiden, welke tot de geringe te verkrijgen bezuiniging niet in goede ver houding stonden. Zij heeft gemeend, door invoering van het capitulantenstelsel beide moeilijkheden te kunnen opheffen. Immers een tijdige over gang uit den militairen naar den burger lijken dienst zal in de eerste plaats voor komen. dat personen, die voor tal van soor ten arbeid nog volkomen geschikt zijn, op abnormaal lagen leeftijd reeds ten laste van de gemeenschap moeten komen, en in de tweeae plaats zal die overgang de financieele en dienstbelangen van het leger op uitne mende wijze dienen. Geen heffing ineens Haar bezwaren tegenover een heffing in eens van de vermogens heeft de Regeering reeds bij herhaling uiteengezet. Zij beperken zich allerminst tot de moeilijkheden, die voor velen de betaling dezer belasting met zich zou brengen. Het middel ecner heffing ineens is onder de tegenwoordige omstandigheden vooral hierom zoo veirkeerd, omdat een heffing in eens alleen dan verdedigbaar zou zijn, wan neer zij zou moeten dienen tot het finan cieren van uitgaven, die ook maar eenmaal behoeven te worden gedaan. Het probleem, waarover Regeering en Volksvertegenwoor diging zich thans zien gesteld, is echter het vinden der middelen om een tekort, dat telken jaren opnieuw dreigt, te doen ver dwijnen. Daartoe is het middel der heffing ineens onbruikbaar. Men zou er het tekort voor enkele jaren mede kunnen dekken en zou daarna weder in denzelfden toestand komen te verkeeren als thans. Vervroegde pensionneering Naar aanleiding van de wenschelijkheid, van verschillende zijden betoogd, om ook voor andere ambtenaren dan de onderwij zers de mogelijkheid te openen, om op 60- jarigen leeftijd pensioen te verkrijgen, zij onder de aandacht gebracht, dat dc motieven, welke ten aanzien van de onderwijzers in de Memorie van Toelichting daarvoor worden aangevoerd, niet althans niet in dezelfde mate gelden voor een vervroegde pensi onneering \an de overige ambtenaren. Van eenige bezuiniging voor de schatkist zou hierbij bovendien geen sprake kunnen zijn. Men vergete niet, dat het aantal wacht» geders bij het lager onderwijs grooter is, dan bij eiken anderen tak van dienst. Tegen over ruim 1300 onderwijzers van zestig jaar en ouder staan ruim 2000 wachtgelders van jonger dan 50 jaar. Dit aantal zal, in ver band met de verdere afvloeiing van boven tallige onderwijzers bij de gemeenten en schoolbesturen, stellig nog met eenige hon derden toenemen. Verder moet men niet over het hoofd zien, dat de financieele gevolgen van pensionneering op 60-jarigen leeftijd ten aanzien van de overige ambtenaren geheel anders zouden zijn dan bij de onderwijzers. Als een 60-jarig onderwijzer, gewoonlijk in het genot van de maximum-wedde, wordt gepensionneerd, treedt in zijn plaats een jong onaerwijzer op het minimum-salaris, zoodat de uitgaven voor de salarieering aan zienlijk minder worden. Wordt echter een ambtenaar van 60- jarigen leeftijd, die veelal het maximum salaris van een der hoogere of middelbare rangen geniet, voor pensionneering in aan merking gebracht, dan wordt in de daar door openvallende plaats in den regel voor zien door bevordering en opschuiving van de onder hem werkzame ambtenaren, be nevens door aanvulling van den door deze opschuiving vrij gekomen laagsten rang. Door een dergelijke pensionneering zal da salarislast dus geen vermindering van be teekenis ondergaan. Tegenover verhooging van den pensioenlast staat dus niet, zooais bij de onderwijzers, een verlaging van den salarislast. Toepassing van dezen maatregel ook op da overige ambtenaren zou derhalve groote financieele offers eischen, offers, welke in aeze tijden niet gerechtvaardigd zouden kunnen warden geacht De cumulatie Een wetsontwerp, dat regelen stelt be treffende de cumulatie van inkomens uit; Overheidslichamen is bereids ingediend, De machtigingen op de Kroon De Regeering heeft met groote belang stelling kennis genomen van bet verschil lend geschakeerd betoog van talrijke leden ten aanzien van den staatsiechtelijken grondslag der machtigingen op de Kro >-i, die het wetsontwerp bevat. Een fundamen- teele taakverschuiving in ons Staatsbestel, leidend tot uitschakeling van de Voiks- vartegenwoordiging, heeft geen oogenblik in de gedachten der Regeering geleefd, zij meent dat zij ook in het verleden ailer-i minst aanleiding tot een dergelijke v«r- denking heeft gegeven. Justitie Dat bij dit ontwerp opheffing van ge rechten niet wordt voorgesteld, vindt zijn oorzaak mede hierin, dat nog pas kort ge leden door den wetgever is beslist, hoever te dezen op het oogenblik kan worden ge gaan. Verscheidene der «hans voorgestelde wijzigingen kunnen echter leiden tot ver mindering der werkzaamheden van de rechterlijke macht. De hiermede te verkrij gen ervaring zal een factor vormen bij overweging van verdere concentratie van gerechten. De bezuiniging, verkregen door de ophef- finf van gerechten bij voormelde wetten, is te stellen op ruim f 294.000 's jaars; echte staat daartegenover vooralsnog rond f 6S.000 aan wachtgeld. Op de uitgaven, voortvloeiende uit de psychopathenwetgeving is over 1935 «en besparing gevonden van op zijn ïinnst f 100.000. Dit bedrag zal voor een groot deel bezuinigd worden bij de gestuhtcn te Avereest. Ongeveer de helft zal gevonden worden door niet-aanvullen en onts'ag van personeel, de helft op materieele uitgaven. Het ligt niet in de bedoeling de gestichten te Avereest gedeeltelijk te sluiten. De kinderbescherming Doordrongen van het groote belang van de Kinderbescherming en zich bewust van de krachtige bezuinigingen, die op deren van sociale Rijkszorg reeds een en andermaal zijn toegepast, zijn ondergetee kenden slechts noode tot het besluit van deze nieuwe besparingen gekomen. Zij konden die evenwel, gelet od den toestand an 's Lands financiën, niet achterwege laten; echter is het mogelijk gebleken het aanvankelijk opgegeven, op dezen d'enst te bezuinigen 'bedrag alsnog met f irt.OGO te erminderen en alzoo terug te brenger tot f 50.000. Binnenlandsche Zaken Opheffing der Armenraden Bij het ontwerpen der bezuinigingen, hel Departement van Binnenlandsche Zaken regardeerend, heeft in den aanvang de bedoeling voorgezeten^ alle Armenraden op te heffen. Bij nadere overweging is geble ken, dat deze gedachte niet kon worden verwezenlijkt zonder in sommige gemeenten ernstige schade toe te brengen aan de be langen der armenzorg. Enkele Armenraden kunnen niet worden opgeheven, zonder liet maatschappelijk steunwezen en hel gemeen tebestuur in moeilijkheden te brengen, roo groot, dat het voordeel, door de bezuiniging verkregen, zou worden te niet gedaan «:i zelfs overtroffen door de nadeelen uit de opheffing voortvloeiend. Daarom is de mildere vorm gekozen, in het entwerp be lichaamd. Reeds thans de uitzonderings gevallen aan te geven, is der Rcgeeiing niet mogelijk; zij zal zich dienaangaande nader beraden en ter zake in overleg treden met de betrokken instanties, o.a. de Algemeene Armencominissia. Wijziging Ge meentewet De leden, die uiting gaven aan hun mee ning, dat er bij de Regeering onvoldoende geneigdheid bestond om samenvoeging van, kleine gemeenten te bevorderen, mogen er op worden gewezen, dat reeds verschillende plannen tot samenvoeging van gemeenten en grenswijziging aan de Kamer zijn voor gelegd en dat bij voortduring nieuwe voor stellen in studie worden genomen. Het vee wijt van onvoldoende geneigdheid kan dan ook alleen het tempo betreffen. In dit op zicht nu laat de Regeering zich leiden door het stadium \an rijpheid, waarin de toe stand ter plaatse \erkeerL Zij is zich eij van bewust, dat het volgen van een richt snoer, gelijk (leze leden als het. juiste aan nemen, waarbij het enkele feit, dat een ge meente klein is, haar voor opheffing in aan merking brengt, tot ongewenschte en on billijke gevolgen zou leiden. Men bedenke, dat bet hier gaat om levende, publiekrech telijke organismen, hetgeen meebrengt, dat de op te lossen problemen andere zijn dan die bij het organiseereu van een dienst of een bureau. Geenszins kan de Regeering dan ook opheffing als de eenig mogelijke definitieve oplossing erkennen. Zij blijft waarschuwen tegen generaliseeren. Te roclit wijzen voorts andere leden, wier beschou wingen de Regeering gaarne onderschrijft, er op, dat samenvoeging op groote schaal nog geenszins bezuinigiog verzekert. De thans voorgestelde maatregelen zullen: niet in den weg staan aan voortgang van de samenvoeging en opheffing van gemeen ten, waar die in de lijn der ontwikkeling ligt. Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen De opmerking, dat de Regeering zoo goed als uitsluitend op het lager onderwijs zoekt te besparen, kan niet als juist worden er kend. Dat het meest omvangrijke deel van het. onderwijs ook de grootste bedragen moet opleveren, ligt echter voor de hand. Bovendien maakt de betrekkelijk een voudige structuur van het lager onderwijs het gemakkelijker om dc kosten omlaag e brengen, zonder aan essentieele deelen der organisatie te raken, dan bij de andere tak ken van onderwijs hot geval is, waar de structureele verschillen belangrijk grooter zijn, en de verdeeling over het land vee» onregelmatiger is. De ondergeteekenden kunnen niet toege ven, dat het hooger onderwijs, in vcgeüj- king met de andere takken van onderwijs, wel zeer mild is behandeld; zij mogen eg op wijzen, dat voor het hooger onderwijs voor 1931 een bedrag van f 14.117.841 en voor 1935 een bedrag van f 10.224.853 werd geraamd, zoodat op deze tak van ondenvijs reeds meer dan een vierde gedeelte is be zuinigd. Dit percentage is belangrijk hooger dan dat voor de geheele onderwijs begroot ting en zeker ook voor de meeste ander® takken van den staatsdienst. In afwachting van wat gedaan moet wor den m verband met de onmogelijkheid van de gemeenten te vorderen de algemeene in- voering van het vak lichamelijke oefening, is het wenschelijk voorhands de termijnen van art. 195 met één jaar te verlengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 5