Het Bezuinigingsontwerp door de Regeering verdedigd
Leidend beginsel moet worden verlaging
van het kostenniveau
Waardevermindering van de munteenheid
is schadelijk voor ons volk
Bezuinigingen op de Afdeelingen
DINSDAG 2 JULI 1935
Tvv.-e.ut BLAD PAG. 5
Verder doorgevoerde indusiriaLsatie is wenschelijk
Wijziging in de beperking van bijzondere lagere scholen
In het oneindige schuld op
schuld stapelen is bankroetiers-
politiek of naar een teekenend
woord van een lid der Kamer bij
de jongste algemeene beschouwin
gen over de staatsbegrooting
een politiek van „potverteren".
Aan zulk een politiek wenscht
het kabinet zich niet schuldig te
maken. Het mag niet alleen den
ken aan hetgeen voor het heden
het gemakkelijkst en aangenaamst
zou zijn een paar jaar zou men
dit misschien wel kunnen volhou
den maar er moet ook gere
kend worden met de gevolgen
voor de toekomst.
Verschenen is de Memorie van Antwoord
op het Voorloopig Verslag der Tweede Ka
mer nopens het wetsontwerp tot verlaging
van de openbare uitgaven.
We ontleenen hieraan het volgende:
Algemeene Beschouwingen
Wie streven wil naar een juist inzicht in
den toestand, waarin we verkeeren, om
daarop te doen rusten de maatregelen, die
tot bezuiniging kunnen leiden, moet vast
houden aan de ook in het Voorloopig Verslag
onderschreven stelling, dat onze economische
en financieele toestand uitvloeisel is van tal
van omstandigheden, die wij alleen nie'
kunnen behcerschen.
De Regeering, dank zij de medewerking
der Kamer, toegerust met bevoegdheden, die
zij in gewone tijden ontbeert, heeft naar ver
mogen gedaan wat te doen was om onzen
uitvoer in stand te houden en daardoor ook
/ue mogelijkheden van invoer te behouden
ten bate van handel en verkeer. De uitkom
sten van die pogingen zijn niet meegevallen.
Een bijkomstige moeilijkheid vloeit voort
uit onvoldoende betalingsmogelijkheden
van sommige landen. Wel biedt de „clea
ring" gelegenheid om zich die betaling te
verzekeren, maar diezelfde clearing drijft
tegelijkertijd automatisch tot een
effening der handelsbalans, zoodat
actief in die balans, waai* dit nc>g bestond,
verdwijnt. Om het behoud van een activiteit
van een paar millioen gulden per jaar wordt
soms weken achtereen geworsteld
nog vaak zonder resultaat.
Maai- al te zeer wordt uit het oog verloren,
dat oe kern onzer moeilijkheden ligt in het
verminderde goederenverkeer en dat herstel
van onzen in- en uitvoer, zelfs tegen belang
rijk lagere prijzen, dan voor eenige jaren
golden, den toestand onmiddellijk zeer be
langrijk verbeteren zou en met name aan
de ernstige werkloosheid een gunstige wen
ding zou geven.
De Regeering is vast overtuigd, dat op het
stuk der onderhandelingen met het buiten
land alles bereikt, is wat bereikt kon wor
den en dat op dit punt althans 'haar geen
enkel verwijt kan treffen.
Op het gebied van den landbouw zijn de
reeds door het vorig Kabinet ter hand ge
nomen steunmaatregelen systematisch uitge
bouwd en tot verdere ontwikkeling gebracht.
Bovendien wordt door ingrijpen in de
productie gestreefd naai' aanpassing hiervan
bij de nieuw ontstane marktverhoudingen.
Ook ten aanzien van de nijverheid kan de
Regeering bezwaarlijk het verwijt treffen,
dat door haar geen maatregelen zouden zijn
genomen om eenerzijds het bestaande voor
ineenstorting te behoeden, anderzijds de uit
breiding der industrieele bedrijvigheid te
bevorderen.
Ook tz.v. de scheepvaart- en havenbelan-
gen heeft de Regeering haar bemoeiingen
uitgestrekt. Volstaan moge worden met te
verwijzen naar de werkzaamheden van de
Maatschappij ter behartiging van de natio
nale scheepvaartbelangen N. V. en de on
langs bij de Tweede Kamer der Staten-
Generaal ingediende wetsontwerpen tot steun
verleening aan de scheepvaart en tot verla
ging der loodsgelden.
In verband met dit alles is dus on
juist de vaak gemaakte tegenstelling,
dat de Re>mring alleen maar oog zou
hebben i*x>r de Staatshuishouding en
de z.g. Volkshuishouding zou hebben
verwaarloosd. Materieel kan dit in het.
licht van de getroffen maatregelen niet
worden staande gehouden, en formeel
moeten de ondergeteekenden deze te
genstelling zelfs geheel van de hand
wijzen.
Evenzeer ontkent zij, dat de Regee
ring bij haar aanpassingspolitiek het
kapitaal zou ontzien en den last alleen
op den loontrekkenden arbeid doet
drukken.
Gezond werkelijkheidsbesef vordert,
dat wij het feit der mindere welvaart
aanvaarden en ons daarnaar richten,
terwijl wij tegelijkertijd onze krachten
inspannen om weder tot vermeerde
ring van welvaart te geraken. Dit is
de twee-eenheid in de aanpassings
politiek, die onmisbaar is, wil die
politiek constructief zijn. Een „con
structieve" politiek die het eerste
element verwaarloost, zal spoedig
blijken te leiden tot destructieve ge
volgen.
De Regeering moge harerzijds verder
wijzen op maatregelen tot huurverlaging, be
trekking hebbend op =fc 95.000 woningen met
een totale huurverlaging van rond 2,5 mil
lioen gulden per jaar, waarbij te bedenken
valt, dat het hier alleen gaat over wonin
gen, die met Rijksvoorschot gebouwd zijn.
Vervroegde uitvoering van publieke wer
ken is eer een verplaatsing van werkloos
heid dan redres ervan.
Als een aangelegde weg gewed is, treedt
voor de daaraan gewerkt hebbenden de
werkloosheid weer in.
Alleen die werken, welke als ze
gereed zijn, nieuwe werkgelegenheid
in het leven roepen dragen werkelijk
bij tot opheffing der werkloosheid. Dat
is b.v. het geval met de inpoldering
van den N.O.-polder, waarvoor dan
ook, onmiddellijk na de totstandko
ming van het bezuinigingsontwerp,
gelden zullen worden aangevraagd.
Datzelfde resultaat kan men verwach
ten wanneer het gelukt de industriali
satie van ons land tot verdere ontwik
keling te brengen. Al het andere
brengt slechts tijdelijk eenige opleving,
terwijl de eraan verbonden lasten blij
vend zijn en door een Regeering de
vraag moet worden gesteld of het volk
die lasten zal kunnen dragen.
Het beheer van het
Werkfonds
In dit verband past ook een woord
verweer inzake de critiek op het beheer
van het werkfonds.
Bij haar beleid heeft de Regecring zich
ook hier laten leiden door de gedachte, dat.
de te ondernemen wérken de eronjmisehe
weerkracht van het land moesten vors
ken, dat zij maatschappelijk voordeel moes
ten opleveren van blijvende» aard.
Regeering verwachtte dit voordeel aller
eerst van werken op industrieel gebied
gelegen. Zoozeer was zij bevreesd, dat voor
zulke werken uit de 60 millioen niet p;
noeg geld beschikbaar zou blijven, dat zij
aanvankelijk het bedrag voor Rijkswer
op 5 millioen limiteerde. Toen echter
bruikbare voorstellen op industrieel
bied uitbleven en de werkloosheid
toenemen, werd dit bedrag geleidelijk ver
hoogd tot 15 millioen.
Uit een onlangs gepubliceerd ov.;rn
zicht blijkt intusschen, dat tot nu toa
vruchtbare voorstellen op industrieel
terrein gering in aantal bleven en
daarvoor niet meer dan rond 9 m*'-
lioen kon worden beschikbaar gesteld.
Voor publieke werken was dat be
drag rond 25 millioen vertegen
woordigend arbeid voor plm. '..4.000
menschen gedurende -een vol jaar
terwijl voor een belangrijk industrieel
werk nog ëénige milïioenen in reser
ve moeten worden gehouden.
In aanmerking nemend, dat het be
drag van 60 millioen eerst na 2 Juli
1934 ter beschikking kwam, is de Re
geering over de resultaten minder
ontevreden dan vele leden der
Kamer blijken te zijn.
Wat doen andere landen?
In Zweden met een bevolking
sterkte van plm. 78 pet. van die
Nederland is voor het „budget
chómage" voor het dienstjaar 1933/34 uit
getrokken een bedrag van ongeveer 63 mil
lioen guldens. Wat ten onzent voor
werkverschaffing en werkfonds
beschikbaar is gaat dit bedrag niet onaan
zienlijk te boven. En zelfs als men in aan
merking neemt het geringere acnlal werk-
loozen in dit land. kan niet gezegd, dat
Nederland bij Zweden achterstaat.
In Denemarken met een bevolkiags-
sterkte van plm. 44. pet. van die van Neder
land vallen dé cijfers bepaaldelijk ten
onzen voordeele uit. Het aldaar beschikbaar
gestelde bedrag komt ongeveer neer op plru
10 millioen per jaar.
De Regeering heeft reeds eenigo weken
geleden besloten om het voorzit!erschsp
van het Bestuur van het Werkfonds aan
der Ministers op te dragen en
heeft den Minister van Ecopomische Zaken
bereid gevonden de daaraan verbonden
taak op zich te nemen.
Intusschen zal moeten worden afgewacht
of zulks tot aanmerkelijke bespoediging
leiden zal.
Voor een nieuw Departement ter bestrij
ding van de werkloosheid bestaat niet
alleen geen aanleiding, maar de instelling
van zulk een Departement zou eer schade
lijk werken, omdat de andere Departemen
ten niet uitgeschakeld kunnen worden
er dus slechts een schijf meer zou komen.
Alvorens van het werkloosheidsprobleem
af te stappen, moge de Regeering tenslotte
nog eens de vergelijkende cijfers geven van
den stand der werkloosheid begin Januari
en einde Mei van dit jaar, respect 422.520
en 355.987.
In beide cijfers zijn begrepen rond
55.000 personen te werk gesteld in de
werkverschaffing, die ten onzent even
wel als werkloozen meetellen.
Onze goudpositie
Ook in dit verslag der Kamer worit
weer de devaluatie als middel tot ophef
fing van den nood verdedigd. Na bet vele,
dat daarover van de zijde der Regeering,
zoo schriftelijk als mondeling, is kenbaar
gemaakt, kan thans moeilijk iets nieuw9
worden verwacht.
De Regecring meent daarom te mo
gen volstaan met de hernieuwde ver
klaring, dat zij waardevermindering
onzer munteenheid voor het volk als
geheel zeer schadelijk beschouwt en
daarom het uiterste zal doen om haar
te voorkomen.
De goudpositie der Nederlandsche
Bank heelt de voortdurende aandacht
Vergeten mag niet worden, dat de
goudvoorraad in Nederland na het in
treden van de monetaire ontwrichting,
een abnormaal grooten omvang bereik
te. Dat die goudvoorraad sedert dien is
verminderd, beloeft geen verwonde
ring te wekken. Ook thans bedraagt de
gouddekking van alle direct op-
eischbare verplichtingen nog meer dan
70 percent, bij een voorgeschreven
minimum-dekking van die verplich
tingen door metaal met inbegrip das
van zilver, van 40 pet. Bovendien be
hoort in aanmerking te worden geno
men, dat het goudverlles het gevolg is
geweest van abnormale kapitaals-
bewogingen en voorts, dat de reacties,
welk© dat verlies op de geldmarkt
heeft veroorzaakt, niet nalaten haar
invloed te doen gevoelen.
Dat de aanval op den gulden door e: nige
te Amsterdam gevestigde banken
opgezet, is, naar de overtuiging
Regeering en van De Nederlandsche Bank
niet juist.
De kwestie der industrialisatie
De Regeering staat op het standpunt,
dat een verder doorgevoerde industrialisatie
ten behoeve van meerdere werkgelegen
heid wenschelijk is. Nu het steeds moeilij
ker wordt door vervoerdiensten of door het
profijt van kapitaalbeiegging in het b
tenland de middelen te vinden tot dekk
van allerlei behoeften van elders betrok
ken, lijkt haar een verdere industrialisatie
van Nederland onder deze omstandighe
den een der middelen waar de kans op
eenige uitkomst aanwezig is. -Onder-indds-
't'rialij>atie moet dan verstaan worden het
stand houden van bestaande indus
trieën, waar zulks verantwoord is en het
bevorderen van de uitbreiding of oprich
ting. van die bedrijven, die, onder overi
gens normale verhoudingen, op de
buitenlandsche markt zouden kunnen con-
curreeren. Indien aan dezen eisch voldaan
is, kan industrialisatie, in tegenstelling met
uitvoering van openbare werken, tot blij
vende werkverruiming leiden.
Waar vóór alles hiervoor economi
sche technologische exploratie noodig
is, zal het economisch technologisch
bureau aan het Departement van Eco
nomische Zaken tot dit doel worden
uitgebreid met enkele economisch en
Technisch geschoolde krachten. Tus-
schen dit bureau en de reeds bestaan
de of in oprichting zijnde economische
technologische instituten, zgl zoo
spoedig mogelijke een goede samen
werking tot stand worden gebracht
Ten behoeve van aen geordende in-
du'strieopbouw en ter voorkoming
van verspilling van nationaal vermo
gen in den vorm van industriekapi
taal, is voorts noodig, dat de mogelijk
heid wordt' geopend, de vestiging of
uitbreiding van speciaal aan te wij
zen industrieën afhankelijk te maken
van regeeringstoestemming ongeveer
op de wijze als in Indië bedoeld wordt
met de reeds tot stand gekomen Be-
drijfsreglementeering. Een voorstel
voor een desbetreffende vestigingswet
wordt voorbereid.
De vreemde werkkrachten
Op het groote aantal vrouwelijke dienst
boden van vreemde nationaliteit in ons
land is de aandacht der Regeering geves
tigd. Zij streeft er naar, dat geleidelijk
meer Nederlandsche arbeidskrachten voor
dit beroep worden opgeleid.
Blijkens de resultaten der laatste volks
telling waren er in 1930 in ons land
1.816.893 mannelijke en 608.597 vrouwelijke
arbeiders, waarvan rasp. 45.371 en 43.018 een
andere dan de Nederlandsche nationaliteit
bezaten.
Het accres van mannelijke arbeidskrach
ten kan worden geacht. 20.000 per jaar te
beloopen. waartegenover gerekend kan
orden op een uitvallen van oudere werk
krachten van 10.000.
De steun aan den landbouw
De Regeerfing kan het standpunt van
één der leden, dat het stelsel van steunver-
leening voor den land- en tuinbouw, dat
thans wordt toegepast, niet deugt, niet
deelen.
Dat de margarine-industrie ten gevolge
an het haar toegewezen contingent van
1050 ton per week hooge dividenden kan
uitkeeren, is evenmin juist De hier bedoel
de dividenden zijn zeker niet in de eerste
plaats afkomstig van winst op de marga
rineproductie hier te lande. De Regeering
sluif zich aan bij de opmerking van die
leden, welke wezen op de belangrijke, plaats
welke de margarine-industrie inneemt en
de nadeelige gevolgen, welke uit een al te
groote inperking zouden voortspruiten.
Eveneens moet zij onderstreepen, dat de
heffingen op margarine een belangrijk deel
uitmaken van de inkomsten van het Land-
bouw-Crisis-Fonds.
De Regeering erkent intusschen, dat het
vraagstuk boter-margarine uiterst moeilijk
is en heeff bij voortduring hare aandacht
gevestigd op de vraag, of te dien aanzien
meer gedaan moet worden.
Opbrengst der belastingen
Het laat zich aanzien, dat de opbrengst
dor Omzetbelasting nog lager zal moeten
worden beraamd.
De opbrengst der motorrijtuigen
belasting is. met inbegrip van de in
1935 ingegane verhooging, waarvan
de opbrengst was gesteld op f 7.5 mil
lioen, geraamd op f 22 millioen. In
cle eerste vijf maanden van 1935 is
ruim f 11 millioen op dit middel ont
vangen. Op grond hiervan meent de
Regeering, dat de raming van dit mid
del wel zal worden bereikt.
De heffing van tijdelijke opeenten
op de Inkomstenbelasting en de Ver
mogensbelasting is ingegaan op 1 Mei
1935. De gegevens over het belastbaar
inkomen en vermogen, welke tot nu
toe bekend zijn, doen de verwachting
wettigen, dat het bedrag van fl4Vfe
millioen voor 1935 niet te hoog is ge
raamd.
De belasting op de goederen in de
doode band is inderdaad voor 1935,
met een raming van 3 mUlnen, ie
hoog geweest. Zij zal wel tot 2 mil
lioen moeten worden teruggebrach*..
De in overweging zijnde verlaging van de
accijnzen op gedistilleerd en op bier zal bij
hare invoering een vermindering van de
opbrengst dezer middelen geven. Te ver
wachten valt, dat daarna door het, ver
deren van den frauduleuzen invoer en
clandestiene bereiding de opbrengst lang
zamerhand weder zal gaan toenemen.
Salarissen en pensioenen
In weerwil van de bezwaren, door
verscheidene leden tegen de onderwer-
pelijke verlaging van ae salarissen van
het Rijkspersoneel met een bedrag van
10 millioen gulden aangevoerd, meent
de Regeering ook haar standpunt ter
zake te moeten handhaven.
Het is onjuist te veronderstellen, dat de
■eeds aangebrachte salarisverlagingen en
die, welke voor 1 Januari 1936 zijn in uit
zicht gesteld, de ambtenaren, als stand be
schouwd, in verhouding tot andere bevol
kingsgroepen, op een lager economisch
niveau zouden plaatsen dan zij voorheen
innamen.
Reeds uit de hierna op verzoek van ver
scheidene leden vermelde cijfers omtrent
eenige norm-salarissen in 1914 en de sala
rissen, zooals die na de 5 pet. verlaging
op 1 Januari 1936 zullen zijn, alsmede die
omtrent de indexcijfers betreffende de kosten
levensonderhoud in 1914, 1920 en Maart
1935, blijkt duidelijk, dat de overgroote
meerderheid van het personeel niet alleen
op 1 Januari 1936 nog een hoogere belooning
zal genieten dan overeenkomt met de bezol
diging van 1914, omgerekend naar de index
cijfers, doch dat ook de verlagingen, aange
bracht nadat het hoogste salarispeil in 1920
was bereikt, nog steeds liggen beneden de
daling dezer indexcijfers sinds laatstge
noemd jaar.
De ambtenaar heeft recht op de we
tenschap, dat bittere noodzaak de
Regeering tot verdere salarisverlaging
noopt, doch tevens op die, dat deze
verlaging, gezien de daling van de
prijzen en die van het levenspeil van
het geheele volk, naar het oordeel der
Regeering wel hard, doch niet onrecht
vaardig of onredelijk is te achten.
De met 1 Juli a.s. ingaande herclassificatie
is slechts van beteekenis voor enkele func
ties bij den Rijkswaterstaat en het Staats
bedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefo-
Uit den aard der zaak zullen ook de sala
rissen van de provinciën, gemeenten enz.
invloed van deze verlaging der Rijkssala-
moeten ondervinden. Het maakt op
het oogenblik nog een punt van overweging
bij de Regeering uit, hoever die invloed zich
zal kunnen en moeten uitstrekken.
Moet de Regeering, op grond van voren
staande overwegingen, vasthouden aan haar
roornemen voor 1936 eene bezuiniging van
10 millioen te verkrijgen door een nieuwe
salarisverlaging op 1 Januari a.s. van 5
Dct. voor het Rijkspersoneel, zij is bereid de
oorgestelde herberekening der pensioenen
terug te nemen.
Het capitulantenstelsel
Met de meening van de ledtyi, die betoo-
gon, dat het alleszins mogelijk ware geweest
ln zake de defensie, met handhaving van de
doelstelling der weermacht bezuinigingen
van grootere beteekenis aan te brengen dan
thans het geval is, kan de Regeering geens
zins instemmen.
De Regeering heeft alleen die bezuini
gingsvoorstellen der Cominissie-I d e n b u r g
overgenomen, welke ae weerkracht niet
zullen aantasten. De op de vredessamenstel-
ling betrekking hebbende voorstellen dier
commissie heeft de Regeering na ampel©
overweging niet kunnen overnemen, omdat
de uitvoering daarvan de mobilisatie in ge
vaar zou brengen, dan wel tot andere be
zwaren ou leiden, welke tot de geringe
te verkrijgen bezuiniging niet in goede ver
houding stonden.
Zij heeft gemeend, door invoering van het
capitulantenstelsel beide moeilijkheden te
kunnen opheffen. Immers een tijdige over
gang uit den militairen naar den burger
lijken dienst zal in de eerste plaats voor
komen. dat personen, die voor tal van soor
ten arbeid nog volkomen geschikt zijn, op
abnormaal lagen leeftijd reeds ten laste van
de gemeenschap moeten komen, en in de
tweeae plaats zal die overgang de financieele
en dienstbelangen van het leger op uitne
mende wijze dienen.
Geen heffing ineens
Haar bezwaren tegenover een heffing in
eens van de vermogens heeft de Regeering
reeds bij herhaling uiteengezet. Zij beperken
zich allerminst tot de moeilijkheden, die
voor velen de betaling dezer belasting met
zich zou brengen.
Het middel ecner heffing ineens is onder
de tegenwoordige omstandigheden vooral
hierom zoo veirkeerd, omdat een heffing in
eens alleen dan verdedigbaar zou zijn, wan
neer zij zou moeten dienen tot het finan
cieren van uitgaven, die ook maar eenmaal
behoeven te worden gedaan. Het probleem,
waarover Regeering en Volksvertegenwoor
diging zich thans zien gesteld, is echter het
vinden der middelen om een tekort, dat
telken jaren opnieuw dreigt, te doen ver
dwijnen. Daartoe is het middel der heffing
ineens onbruikbaar. Men zou er het tekort
voor enkele jaren mede kunnen dekken en
zou daarna weder in denzelfden toestand
komen te verkeeren als thans.
Vervroegde pensionneering
Naar aanleiding van de wenschelijkheid,
van verschillende zijden betoogd, om ook
voor andere ambtenaren dan de onderwij
zers de mogelijkheid te openen, om op 60-
jarigen leeftijd pensioen te verkrijgen, zij
onder de aandacht gebracht, dat dc motieven,
welke ten aanzien van de onderwijzers in de
Memorie van Toelichting daarvoor worden
aangevoerd, niet althans niet in dezelfde
mate gelden voor een vervroegde pensi
onneering \an de overige ambtenaren.
Van eenige bezuiniging voor de schatkist
zou hierbij bovendien geen sprake kunnen
zijn.
Men vergete niet, dat het aantal wacht»
geders bij het lager onderwijs grooter is,
dan bij eiken anderen tak van dienst. Tegen
over ruim 1300 onderwijzers van zestig jaar
en ouder staan ruim 2000 wachtgelders van
jonger dan 50 jaar. Dit aantal zal, in ver
band met de verdere afvloeiing van boven
tallige onderwijzers bij de gemeenten en
schoolbesturen, stellig nog met eenige hon
derden toenemen. Verder moet men niet over
het hoofd zien, dat de financieele gevolgen
van pensionneering op 60-jarigen leeftijd ten
aanzien van de overige ambtenaren geheel
anders zouden zijn dan bij de onderwijzers.
Als een 60-jarig onderwijzer, gewoonlijk in
het genot van de maximum-wedde, wordt
gepensionneerd, treedt in zijn plaats een
jong onaerwijzer op het minimum-salaris,
zoodat de uitgaven voor de salarieering aan
zienlijk minder worden.
Wordt echter een ambtenaar van 60-
jarigen leeftijd, die veelal het maximum
salaris van een der hoogere of middelbare
rangen geniet, voor pensionneering in aan
merking gebracht, dan wordt in de daar
door openvallende plaats in den regel voor
zien door bevordering en opschuiving van
de onder hem werkzame ambtenaren, be
nevens door aanvulling van den door deze
opschuiving vrij gekomen laagsten rang.
Door een dergelijke pensionneering zal da
salarislast dus geen vermindering van be
teekenis ondergaan. Tegenover verhooging
van den pensioenlast staat dus niet, zooais
bij de onderwijzers, een verlaging van den
salarislast.
Toepassing van dezen maatregel ook op da
overige ambtenaren zou derhalve groote
financieele offers eischen, offers, welke in
aeze tijden niet gerechtvaardigd zouden
kunnen warden geacht
De cumulatie
Een wetsontwerp, dat regelen stelt be
treffende de cumulatie van inkomens uit;
Overheidslichamen is bereids ingediend,
De machtigingen op de Kroon
De Regeering heeft met groote belang
stelling kennis genomen van bet verschil
lend geschakeerd betoog van talrijke leden
ten aanzien van den staatsiechtelijken
grondslag der machtigingen op de Kro >-i,
die het wetsontwerp bevat. Een fundamen-
teele taakverschuiving in ons Staatsbestel,
leidend tot uitschakeling van de Voiks-
vartegenwoordiging, heeft geen oogenblik
in de gedachten der Regeering geleefd, zij
meent dat zij ook in het verleden ailer-i
minst aanleiding tot een dergelijke v«r-
denking heeft gegeven.
Justitie
Dat bij dit ontwerp opheffing van ge
rechten niet wordt voorgesteld, vindt zijn
oorzaak mede hierin, dat nog pas kort ge
leden door den wetgever is beslist, hoever
te dezen op het oogenblik kan worden ge
gaan. Verscheidene der «hans voorgestelde
wijzigingen kunnen echter leiden tot ver
mindering der werkzaamheden van de
rechterlijke macht. De hiermede te verkrij
gen ervaring zal een factor vormen bij
overweging van verdere concentratie van
gerechten.
De bezuiniging, verkregen door de ophef-
finf van gerechten bij voormelde wetten, is
te stellen op ruim f 294.000 's jaars; echte
staat daartegenover vooralsnog rond f 6S.000
aan wachtgeld.
Op de uitgaven, voortvloeiende uit de
psychopathenwetgeving is over 1935 «en
besparing gevonden van op zijn ïinnst
f 100.000. Dit bedrag zal voor een groot
deel bezuinigd worden bij de gestuhtcn te
Avereest. Ongeveer de helft zal gevonden
worden door niet-aanvullen en onts'ag van
personeel, de helft op materieele uitgaven.
Het ligt niet in de bedoeling de gestichten
te Avereest gedeeltelijk te sluiten.
De kinderbescherming
Doordrongen van het groote belang van
de Kinderbescherming en zich bewust van
de krachtige bezuinigingen, die op deren
van sociale Rijkszorg reeds een en
andermaal zijn toegepast, zijn ondergetee
kenden slechts noode tot het besluit van
deze nieuwe besparingen gekomen. Zij
konden die evenwel, gelet od den toestand
an 's Lands financiën, niet achterwege
laten; echter is het mogelijk gebleken het
aanvankelijk opgegeven, op dezen d'enst te
bezuinigen 'bedrag alsnog met f irt.OGO te
erminderen en alzoo terug te brenger
tot f 50.000.
Binnenlandsche
Zaken
Opheffing der Armenraden
Bij het ontwerpen der bezuinigingen, hel
Departement van Binnenlandsche Zaken
regardeerend, heeft in den aanvang de
bedoeling voorgezeten^ alle Armenraden op
te heffen. Bij nadere overweging is geble
ken, dat deze gedachte niet kon worden
verwezenlijkt zonder in sommige gemeenten
ernstige schade toe te brengen aan de be
langen der armenzorg. Enkele Armenraden
kunnen niet worden opgeheven, zonder liet
maatschappelijk steunwezen en hel gemeen
tebestuur in moeilijkheden te brengen, roo
groot, dat het voordeel, door de bezuiniging
verkregen, zou worden te niet gedaan «:i
zelfs overtroffen door de nadeelen uit de
opheffing voortvloeiend. Daarom is de
mildere vorm gekozen, in het entwerp be
lichaamd. Reeds thans de uitzonderings
gevallen aan te geven, is der Rcgeeiing
niet mogelijk; zij zal zich dienaangaande
nader beraden en ter zake in overleg
treden met de betrokken instanties, o.a. de
Algemeene Armencominissia.
Wijziging Ge meentewet
De leden, die uiting gaven aan hun mee
ning, dat er bij de Regeering onvoldoende
geneigdheid bestond om samenvoeging van,
kleine gemeenten te bevorderen, mogen er
op worden gewezen, dat reeds verschillende
plannen tot samenvoeging van gemeenten
en grenswijziging aan de Kamer zijn voor
gelegd en dat bij voortduring nieuwe voor
stellen in studie worden genomen. Het vee
wijt van onvoldoende geneigdheid kan dan
ook alleen het tempo betreffen. In dit op
zicht nu laat de Regeering zich leiden door
het stadium \an rijpheid, waarin de toe
stand ter plaatse \erkeerL Zij is zich eij
van bewust, dat het volgen van een richt
snoer, gelijk (leze leden als het. juiste aan
nemen, waarbij het enkele feit, dat een ge
meente klein is, haar voor opheffing in aan
merking brengt, tot ongewenschte en on
billijke gevolgen zou leiden. Men bedenke,
dat bet hier gaat om levende, publiekrech
telijke organismen, hetgeen meebrengt, dat
de op te lossen problemen andere zijn dan
die bij het organiseereu van een dienst of
een bureau. Geenszins kan de Regeering
dan ook opheffing als de eenig mogelijke
definitieve oplossing erkennen. Zij blijft
waarschuwen tegen generaliseeren. Te roclit
wijzen voorts andere leden, wier beschou
wingen de Regeering gaarne onderschrijft,
er op, dat samenvoeging op groote schaal
nog geenszins bezuinigiog verzekert.
De thans voorgestelde maatregelen zullen:
niet in den weg staan aan voortgang van
de samenvoeging en opheffing van gemeen
ten, waar die in de lijn der ontwikkeling
ligt.
Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen
De opmerking, dat de Regeering zoo goed
als uitsluitend op het lager onderwijs zoekt
te besparen, kan niet als juist worden er
kend. Dat het meest omvangrijke deel van
het. onderwijs ook de grootste bedragen moet
opleveren, ligt echter voor de hand.
Bovendien maakt de betrekkelijk een
voudige structuur van het lager onderwijs
het gemakkelijker om dc kosten omlaag e
brengen, zonder aan essentieele deelen der
organisatie te raken, dan bij de andere tak
ken van onderwijs hot geval is, waar de
structureele verschillen belangrijk grooter
zijn, en de verdeeling over het land vee»
onregelmatiger is.
De ondergeteekenden kunnen niet toege
ven, dat het hooger onderwijs, in vcgeüj-
king met de andere takken van onderwijs,
wel zeer mild is behandeld; zij mogen eg
op wijzen, dat voor het hooger onderwijs
voor 1931 een bedrag van f 14.117.841 en
voor 1935 een bedrag van f 10.224.853 werd
geraamd, zoodat op deze tak van ondenvijs
reeds meer dan een vierde gedeelte is be
zuinigd. Dit percentage is belangrijk hooger
dan dat voor de geheele onderwijs begroot
ting en zeker ook voor de meeste ander®
takken van den staatsdienst.
In afwachting van wat gedaan moet wor
den m verband met de onmogelijkheid van
de gemeenten te vorderen de algemeene in-
voering van het vak lichamelijke oefening,
is het wenschelijk voorhands de termijnen
van art. 195 met één jaar te verlengen.