door G. K. A. NONHEBEL, Apotheker te Middelburg Lawaai Groote-stads-mcnschcn lachen ons vaak uit, wanneer we bij een bezoek ons wel eens beklagen over het heidenschc lawaai en rumoer, dat er heerscht. „Daar wen je wel aan,'' zeggen ze. Dat moge waar zijn, maar ik voor mij geloof toch, dat al dat dag en nacht maar doorgaande rumoer toch min of nieêr sloopend, althans irriteerend, werkt op hun zenuwleven en hen eerder doet verouderen. Het auto-verkeer en de zucht naar steeds groo- tere vervoersnelheid is zeker wel een van dc voornaamste oorzaken hiervan. Het verminderen van dat alwaai is zeker wel ©en der moeilijkst op te lossen problemen van onzen tijd. Maar we zouden in dezen al vast goed werk doen door het onnoodig lawaai zooveel mogelijk te voorkomen. Een auto-chauffeur behoeft op den hoek van een straat niet zesmaal te toeteren. Dit doen dan ook meestal de eigenaren, die geen vaklui zijn. Vandaar dan ook, dat vele hoteliers hun keurig gemeubelde en duurdere kamers aan straat gaan omwisselen met kamers, die op een binnenplaats uitzicht geven, omdat vele gasten er op gesteld zijn een slaapkamer te huren, waarin ze ook slapen kunnen. Toen we eens in Parijs de Champs Elysée per auto doorreden, schatte onze chauffeur het aantal gaande en komende auto's op minstens 20.U00. Men kon veel sneller als voetganger vooruitkomen, terwijl het loeien der hoorns oorverdoovend was cn men in zijn mond de benzine proefde. Men zou nu alvast kunnen beproeven het onnoo dig lawaai binnenshuis zooveel mogelijk te voor komen. Zoo werd ik midden in den nacht in een hotel eens wakker geschrikt, doordat de deur van ©en spiegelkast, die door een gast, die met den nachttrein vertrok, herhaaldelijk werd open en dicht gedaan, een geluid maakte, dat sprekend geleek op dat van een tram, die door een slecht gesmeerde bocht loopt. Zoo zijn er heel wat men- schen, die, ook zonder dat hun humeur op het nulpunt staat, in huis altijd zóó hard met de deu ren slaan, "dat lïct me steeds verwondert, dat .?Tag nog zoo'n stevig materiaal is cn de ruiten zoo stevig in het raam zitten. En dan niet te vergeten... buurmans Radio. Het ellendige is, dat de een je vergast op een Jazz, de ander op orgelspel en de derde op een gillende sopraan, wat zoo bij elkaar vrijwel op een kerxnislawaai gelijkt. Als men dan juist in de goede stemming is om niet zijn lezers wat te babbelen, kan men nog Antiphoncn in de ooren stoppen, die het geluid dempen, maar dan moet men niet vergeten de deur op slot te draaien, daar men anders ellendig kan schrikken van iemand, die op zijn kloppen geen antwoord kreeg en nu plotseling voor u staat. Wanneer we eens in ieder huis een onderzoek konden instellen, dan zou ons blijken, dat een massa deuren, kasten, sloten, klinken etc. bij het sluiten geluiden maken, die alleen voor een tim merman of smid welluidend kunnen zijn, daar het tevens „zwanenzangen" van het slot zijn, dat binnenkort zal moeten vernieuwd worden. Is een kwastje met vloeibare paraffine dan zoo duur? Weineen de mensehen zijn een beetje lui om al die dingen wat tijdig te smeeren. En dan die suite-deuren, die op ijzeren wieltjes over rails loopen, vooral als dc wieltjes door af slijting niet meer rond zijn en dan .gaan hobbelen. Wie dat heeft uitgevonden verdiende nou ja iets heel ergs. Van je onder- of bovenburen, van je buren nog twee huizen ver, dat gerammel hoort men ieder moment. Want liet is bepaald merkwaardig, dat zoodra men die deuren b.v. vanwege de koude gaat sluiten, dat er dan telkens iemand is, die uit de andere kamer wat halen moet, dat ze vergeten hebben, waarbij dan natuurlijk weer het noodige gerammel plaats vindt. Daar in die gevallen het weer van zelf spreekt ,dat ze het zoo goed hebben opgeborgen, dat ze het niet meer vinden kunnen, of dat oen ander het heeft „opgeruimd", (dat noemen ze zoo) en die ander juist afwezig is, wat natuurlijk nog fataler is, dan roepen de huisge- nooten om strijd: „dat hun beenen afvallen van de tocht" wat tengevolge heeft, dat de deur twee maal open en dicht gaan, alvorens die vergeet- kous weer binnen is. Lang geleden had ik in mijn apotheek een kast met zware spiegelruiten, die een heidensch lawaai maakte. Daar er geen betere manier is om je geest te scherpen dan zich elk oogenblik aan iets te ergeren, vond ik ten slotte een goede methode (reeds vroeger beschreven) die nog steeds voldoet en na al die jaren nog geen reparatie behoefde. Maar de fabrikanten van rails en wieltjes kunnen toch met hun voorraad niet blijven zit ten zult u zeggen. Dan rammelen we maar verder. Geestelijke liederen uit den schat van de Kerk der eeuwen Gesprek met den auteur Een levenswerk komt tot voltooiing door G. P. KLIJN. II. AUTEURSRECHTEN U zinspeelt telkens op juridische studiën cn op de noodzakelijkheid om aan het, volk de gees telijke liederen uit den schat der Kerk even goed koop te verschaffen als den bijbel. Is uw onder neming gericht tegen de firma Brandt te Amsterdam? Neen, mijn onderneming is tegen niemand 'gericht. Ook niet tegen Johan de Heer? Ook niet. Er is verschil van arbeidskracht. Johan de Heer stelde zijn bunoel samen in negen maanden. Ik heb er langer over gedaan. Zijn werk is zeer gezegend geworden. Velen hebben in den letterkundigen en muzikalen vorm, waarin bij de menschen tracht te bereiken en waaraan weliswaar menigeen aanstoot neemt, juist gevon den de uitdrukkingswijze, die bij hun geestelijke structuur paste. Ook daarin verheug ik mij cn ik hoop, dat nog duizenden en duizenden door zijn werk vertroost en versterkt zullen worden. Zou hij zelf niét zeer tegen uw bundel ge kant zijn? Neen. Waarom? Zijn bundel en dc mijne zijn wat tekst en melodie en harmonisatie bel reft vol komen verschillend. Hij zal er gaarne uit gaan gingen. Maar Brandt! Is het standpunt van Brandt, die pretendeert ten eeuwigen dage het recht te hebben op den bundel der „Evangelische Gezan gen" en toch zeker méér dan den kostprijs be rekent, niet verwerpelijk? Met de Evangelische Gezangen Compagnie, alias Brandt, verschil ik inderdaad op enkele punten van zienswijze. Maar op de „Evangelische Gezangen" komt aan Brandt het recht van uit gave toe met uitsluiting van ieder ander, ook met uitsluiting van 'de Synode der Nederduitsch Hervormde Kerk. En dat Brandt boven den kost- il 88 prijs gaat, mag aan een uitgever niet al te kwa lijk genomen worden. Hij 6taat als zakenman tegenover het geestelijk lied. Wie hier iets kwa lijk wil nemen, moet niet altijd aan dc uitgeefster der „Evangelische Gezangen" de schuld geven, maar aan dc oude verzamelaars! Die hebben in dertijd bij geheim contract een onmatigen prijs voor hun werk bedongen van den rechtsvoorgan- ger der tegenwoordige firma. Op 12 Juli 1805 be dongen zij voor hun verzamelwerk vijf en twintig duizend gulden, destijds een bedrag, dat op heden toch zeker op het drievoud van deze som mag worden gesteld! Dat waren de zakenmenschen. Natuurlijk ook de eerste rechtverkrijgende, Johan nes Allart, boekhandelaar te Amsterdam. Maar Allart deed zich ook alleen voor als zakenman. De commissieleden hebben over hun zoete winst al tijd het stilzwijgen bewaard. Maar wanneer (naar onze geldswaarde) kerkelijke bloemlezers 75.000 in hiin zak steken, mag men een uitgever toch niet altijd zoo hard vallen. De onzuiverheid zit niet in de tegenwoordige uitgeefster, maar in de oude verzamelaars, en het volk heeft dat indertijd als het ware geroken. Er was oen „luchtje" aan. Acht u het mogelijk, zoo vroegen wij, dat de oude en diep ingewortelde tegenzin in som mige kringen tegen de „Gezangen" mede verklaard kan worden uit dergelijke omstandigheden? Zeer zeker. Want onze vaderen hebben altijd gaarne gezongen. Juist in dien tijd had men be hoefte aan „Evangelische" liederen. Men had niets tegen die liederen als zoodanig. Zij zijn door de Gereformeerde Kerken (de Nederduitsch Hervorm de Kerk van 1816 was er nog niet) wettig inge voerd. Maar er was iets niet mee in den haak. Wat, dat wist niemand. Tientallen van jaren later kon nog geen provinciale synode te weten komen, hoe het precies gegaan was met de auteursrechten. Daarbij kwam de eigenaardigheid, dat dit Pro- testanlsche boekje verscheen, voorzien van een „imprimatur". Ook nu nog mag in den eeredienst van de Hervormde Kerk niet gezongen worden uit een hoekje, waarin dat „imprimatur" niet staat. Maar het gekke is, dat de Rooni6che Kerk eeni „imprimatur" gratis geeft, terwijl in het contract van knop op 12 Juli 1805 de samenstel Iers van de Gezangen, als particulieren handelende, voor zich zelf en voor door de Kerk aan te wijzen opvolgers „ene halve stuiver" (dat is tegenwoordig bijna een dubbeltje) bedongen voor iedere handteckening, zonder welke geen afdruk van dit Evangelisch Gezangboek door de Synode „voor echt" gehouden wordt. U acht dus het standpunt van Brandt ten aanzien van liet recht van copy op den bundel „Evangelische "Gezangen" weCtlg etf Volk'omen onaantastbaar? Inderdaad. Kan men niet, wanneer men, gelijk velen willen, vrij zou wenschen te staan van dc Evan gelische Gezangen Compagnie, de zoogenoemde „Gezangen" ontleenen aan uw bundel? Neen, want dan zou men indirect bij het overnemen van een groot deel inbreuk maken op de ten eeuwigen dage onherroepelijk geworden rechten van de Evangelische Gezangen Compagnie. Mijnerzijds is een toestemming op grond van mijn eigen verzamel ree lit in dc door u aangeduide rich ting niet te verwachten, daar dit oneerlijk tegen over Brandt zou zijn Want men komt dan niet bij mij om een deel van mijn bundel, maar om een deel van den bundel van Brandt. U handhaaft dus zelf eigenlijk even krachtig uw auteursrecht als de Evangelische Gezangen Compagnie? Natuurlijk, want zonder de bescherming van de auteurswet is het geestelijk lied voor het volk niet verkrijgbaar te stellen tegen den kostenden prijs. U acht het ongevraagd overnemen van lie deren en melodieën of van hun samenvoeging of van uw harmonisaties, het afschrijven van stemmen en het ongevraagd publiek uitvoeren der koorzettingen dus evengoed diefstal als een andere uitgever van muziek of verzen? Diefstal is diefstal, ook tegenover mij. Een vergissing kan altijd plaats hebben. Zelf kan ik mij ook hebben vergist. Maar ik zou het stiekum afschrijven van stemmen al een zeer onedel bedrijf vinden, daar men mij laat zitten met duizenden guldens schuld cn zelf hier wordt dc auteur heftig vroom staat te zingen zonder ook maar ecnigszins mijn last te verlichten. Geen mensch begrijpt, dat een liederenboek, dat geheel uit de bronnen bewerkt is, dat ruim driehonderd nieuwe liederen brengt en een nog grootcr aantal tot dusver onbekende melodieën, op sterk papier en in prachtband voor 1.50 in den winkel en voor 1.bij sommige organi saties te koop is. Dit kan alleen begrepen worden, wanneer men denkt aan jarcnlangcn onbetaulden arbeid, aan de macht van het particulier initiatief en aan de voortreffelijke samenwerking, waartoe ik gekomen ben met den uitgever Callenbach, die deze zaak mede als een ideëele beschouwt. Vergunt u mij een vraag, die u natuurlijk niet behoeft te beantwoorden, wanneer u haar onaangenaam vindt. Geen enkele vraag is mij onaangenaam. Mijn vraag is deze. Voor 1.50 (bij jongclings- voreenigingen enz. misschien 1.koopt straks iedereen dezen bundel. Niemand zou zich kunnen voorstellen, dat hij ten minste niet als leesboek in elk Christelijk gezin binnen een paar jaar voorradig was. Wanneer do liederen en melodieën straks op de scholen geleerd worden, krijgt een bundel, waarop het auteursrecht .gehandhaafd wordt, geleidelijk een ontzaglijke verkoopwaarde in Nederland. Hoe zal het gaan, wanneer uw kin deren, die nu natuurlijk uw inzichten deelen, na uw dood den bundel gaan verkoopen aan een uit gever? Dan kan deze de 60ort papier, band, prijs enz. vaststellen. Het wordt heel goed opgemerkt, dat de prijs van uw bundel nog veel lager is dan de menschen op liet eerste gezicht denken. Hoe bedoelt u dat? Wel, ieder ziet, dat het papier duurzamer is en dat de band sterker is dan waaraan men gewoon is. Men kan er zijn leven lang mee toe. De auteur lachte. Ja, dat is juist mijn con flict geweest met verschillende uitgevers. „U bent geen zakenman", zeiden zij. „U geeft het beste papier en den sterkstcn band. Een psalmboekje moet na een jaar of drie los liggen cn het papier moet langzamerhand stuk gaan. Elke vijf jaar moeten wij aan dezelfde menschen een nieuw Duilscjie hcldebocrin in Scliecscler dracht. jyerEoopcn." IE moet Toestemmen: 'dal Is verslan» itiig en zakelijk. Maar nu hebt u nog niet geantwoord op onze (Vraag betreffende den prijs in de toekomst. Dc prijs van de volksuitgave blijft altijd dezelfde. Ten minste, wanneer de geldswaarde van het oogenblik geen verandering ondergaat. Ik heb dit namelijk vastgelegd voor alle kerken, welke cok. Het auteursrecht, dat <>P mijn kinderen over gaat, vervalt, wanneer zij het gaan verkoopen. Zorgen zij er niet voor, dat dc volksuitgave voor den bekenden prijs (maximum 1.50) voor ieder verkrijgbaar i6, dan heeft de Nederlandsche afdcc- Bing van den Wereldbond der Kerken het recht een volksuitgave ter perse to leggen tegen den kostenden prijs zonder ocnigc geldelijke tegen prestatie tegenover mijn erfgenamen. Weet u, dat de Roomschc Kerk niet bij den SVere'dbond is aangesloten? Ja. Ik ben daarom bereid tegenover de Room- schon hetzelfde te doen, want het geestelijke lied is niet van eenige geïnstitueerde kerk, maar van Christus. En in Hem zijn niet de onderscheidin gen, die in de gesohieoenis der mensahen onwille keurig ontstaan. In Hem is „geen Jood en Griek, geen dienstknecht of vrije. Want allen zijt gij één in Christus Jezus." 'Aanvaarding van den bundel Door wie zal uw bundel worden aanvaard? •*- Door ieder. Denkt u, dat dc kerken uw bundel zonder meer op den kansel zullen leggen? Neen, maar dat heb ik ook nooit gezegd. De kerken hebben alle haar eigen bundels, voorzien van de kerkelijke goedkeuring. Deze bundel moet goedgekeurd worden in de gewetens der menschen. De levensstroom der heilige nlgemeene Christelijke Kerk moet door de menschen heengaan. En dan zal na niet al te langen tijd het boek werkelijk komen te liggen op verschillende kansels naast liet eigen gezangenboek. Zijn er menschen op uw bundel tegen? »—Ik weet er niet één. Maar men' zegt, dut sommigen het betreuren, dat er veranderingen gekomen zijn in teksten, die zij reeds in een bepaalden vorm kenden. Daar kan ik wel inkomen. Dat is ook niet prettig. Maar dat geldt alleen voor een zeer klein gedeelte van hen, voor wie dc bundel bestemd is. Het zijn enkele ouderen in dc Nedcrlandsch Her vormde Kerk, die de redactie in hun .hoofd heb- l>cn van de oude verzamelaars, die met Johannes Allart contracteerden. Ik zie niet in, waarom hun redactie de eeuwen moet verduren. Ik ben uitge gaan van de oorspronkelijke liederen en daarin heb ik zelf ook gewijzigd, omdat het niet de be doeling is een geschiedkundig werk uit te geven, maar verstaanbare liederen. Zijn uw veranderingen niet willekeurig? Neen, want ik heb ten aanzien van veran deringen in verbinding gestaan met personen van allerlei rang en stand en ontwikkeling en wel uit verschillende kerken. Wat heeft u dat gekost, als ik vragen mag? Ruim vier duizend gulden. Komt dat geld terug uit de volksuitgave? Neen, het volk betaalt alleen het papier en 'den band. Geen auteursrechten, geen voorarbeid, niets. Om no,g even terug te komen op die wijzi gingen; hebt u ook betuigingen van instemming met verandering van wat men de „Gezangen" noemt? Bij menigten. Onlangs gaf de Nieuwe Rot- terdarnschc Courant (25 April) een wel gedocu menteerde beschouwing over het Luthcrlied en ©ver nog een „gezang". Velen zijn juist voor den teruggang naar het oorspronkelijke of voor een wijziging naar ons tegenwoordig taalgevoel zeer dankbaar. Wanneer de oude menschen hebben uit gezongen, kent het komende geslacht alleen de tegenwoordige redactie. Onze kinderen zullen la ter op dezelfde wijze gehecht zijn aan wat zij thans lcoren. En de jongeren van onze dagen zijn juist zeer afkeerig van enkele uitdrukkingen, waarvan de ouden geen afstand willen doen. Maar er zal toch nog wel een zwakke plaats eijn in de oen of andero vertaling! Wanneer men iu daarop opmerkzaam maakt, kunt u dat dan nog wijzigen? Het voordeel van het „geestelijke lied als particuliere onderneming" is juist daarin gelegen, dat men niet altijd met kerkelijke vergaderingen ite maken heeft, wanneer een kleine wijziging noodzakelijk is. Veranderingen moeten thans uit zondering blijven, maar zeer kleine correcties ko men reeds in dc geharmoniseerde uitgave. Dezo eijn echter zoo gering, dat ieder die in zijn eigen boekje kan aanbrengen. Wij durven den auteur niet langer op te hou den. Ook achten wij liet onbescheiden te vragen, wie al dc ndeuwe liederen gemaakt had cn de oudo Latijnsche, dc Fransche, Duitse he, Engelschc vcr- ftaakl had. Op tien na zijn alle onderdcelcn, die geen publiek eigendom zijn, zoowel wat dc melo dieën als wat de teksten betreft, het persoonlijk eigendom van den auteur. Hij las sommige lie deren voor, waarover hij in verrukking was. „Die heeft iemand voor mij vertaald." Door combina tie van verschillende gegovens kwam het intus- schen wel voor ons vast te staan, dat niet alleen miecr dan dertig melodieën van Ds Hasper zelf afkomstig zijn,'maar dat wij aan hem ook den (tekst van zeker meer dan tweehonderd liederen 'SucTce'Surgèr'lmen te danken hebben. Paulus schreef eens aan Ti- motheus, dat hij geen gaven moest verzuimen, die in hem waren. Nu, wij waren het gesprek begon nen met tc vragen naar dichterlijken aanleg. In dien ons vermoeden juist is, dan heeft er toch wel iets in den auteur gesluimerd, dat hem in staat stelde het geestelijke lied in den vorm te brengen, die passend is bij den inhoud. Voor het werk der koorzettingen maakte Ds Hasper met grootc dankbaarheid melding van het voortrellfelijke werk van Roomsche zijde. Aan het einde van het jaar komen geleidelijk uitbreidingen, eerst van Russische liedoren uit den tijd der geloofsvcrvol,gingen. Maar we mogen nog eens terug komen. Dat hopen wij dan later te doen en daarvan zullen wij zeker opnieuw iets mededeelen. Wij kregen nog mee een koorzetting van Lieven Duvosel voor liet Zondagsblad, „Laat liet kruis piijn ziel bedekken", die hierbij gepubliceerd wordt Tenslotte: wij wenschen met dezen bundel do gansche Nederlandsche Christenheid geluk. Daar onder vatten wij samen allen, die in welke Kerk dan ook, in deze liederen de hartslag van het ge loof der Kerk van alle eeuwen onderkennen. Moge dit werk medewerken tot het uiteindlijke doel: Ut omnes unura sint, dat alleen één zijn. Wij eindigen met de overname van lied 389 uit tien bundel, een Avondlied, dat Ds Hasper gedicht heeft op een oude melodie van Christoph Peter, uit dc zeventiende eeuw; Dc avond komt; zie, hoe de zon gaat neigen naar verro kim en avondneev'lcn stijgen; o mensch, wees van uw kleinheid u bewust; wend u tot God; bij Hem alleen is rust. De dieren leggen zich vermoeid ter neder, de voog'len vluchten tot hun nesten weder, de schapen keoren naar hun vcil'gen stal; wie is het, die dc menschen bergen zal? O, God, D.ic als een Herder weidt Uw schapen, berg mij bij U; dan zal.ik rustig slapen. Verberg mij in 't verbolgen' van Uw tent; Toon in den avond, Heer, dat Gij mij kent. Mijn hart zal 'k U als avondoffer schenken; aan 't oind dos daags wilt Gij ook mij gedenken; ik ben mij, Heer, van Uwe trouw bewust; in Uwe schuilplaats vind ik veil'ge rust. en WAT ZEGGEN ONZE KAMERLEDEN? Onder dit opschrift vertelt de heer Wt. J. Bas- tiaan, oud-directeur van den Stenografische» Dienst der Staten-Gcneraal, in Schoevers Kocriert hoe dc Handelingen tot 6tand komen cn onder welke omstandigheden dc stenografen in de Ka- mor hun dikwijls zeer inspannend en nauwkeurig iwerk moeten volbrengen. Wij laten hier liet niet onvermakelijk slot van (bedoeld artikel volgen: „Do taak van den stenograaf in het moderne Parlement, in dezen tijd van geweldige welspre kendheid, is in vergelijking met vroeger wel zeer verzwaard. Vooreerst door de spanning, die het gevolg is van de aandacht, waarmede hij de rede voeringen moet volgen, welke in verband met den dikwerf tot op enkele minuten gerantsoeneerde» spreektijd, veelal met bliksemsnelheid en onder een kruisvuur van interrupties worden uitge sproken. Maar voorts ook door de omstandigheid, dat een «lor „geachte" afgevaardigden epitheton van dezelfde waarde als het dw. dr. aan het slot van een brief op een der uiterste banken een causerie uitsluitend voor zichzelf houdt. Dan ziet men vele drentelende leden de gemeenschap tusschen „spreker" en stenograaf verbreken. Men ziet den stenograaf als een Lao- toon zich kronkelen cn wringen om te verstaan wat niemand kan cn wil verstaan, en soms met een wanhopend gebaar te kennen geven, dat het onmogelijk is, die misschien onsterfelijke woorden op te vangen cn te vereeuwigen Tal van sprekers keuvelen ook, alsof zij thuis zaten bij een 'kop koffie. Zij beginnen volzinnen vergeten die te voltooien, herhalen ze, verwarren zich in hun woorden, of kiezen een onjuiste uit drukking voor een gedachte. Zoo hebben wij uit den mond van redenaars vernomen; dat sprekers voorganger den spijker op den verkeerden kop had geslagen; dat dc kunstmest de reddende engel is, waaróp dc landbouw drijft; dat, men bij een dergelijke aanbieding met beide handen moest 189

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 14