JEUGDP^
VOOR DE
De nieuwe tijd in Oud-Heerbach.
Door Johanna E. Kuiper.
Libellenserie. No. 51/52.
Beusch en Keuning, Baam.
uit boek verhaalt van menschen en toestanden
uit een klein dorp, dat ergens ligt tegen de hel
ling van 't Duitschc middelgebergte. Eigenlijk is
de boerderij, de Berkenhoeve, tusschen Oud-Heer
bach met zijn boerenbevolking, ouderwetschc
stugge menschen en Nieuw-Heerbach 't centrale
punt. 't Nieuwe Heenbach is uit 'n gehucht tot
dorp gegroeid om de aardewerkfabriek heen, die
in de naoorlogsche jaren de bewoners, tot schade
voor ziel en lichaam, lokte van de friesche, gezon
de, ruime bergweiden en glooiende akkers, naar
de dompige ruimten waar eentonig werk hen op
standig en ontevreden maakte.
Zoo is er de tegenstelling tusschen 't oude en
't nieuwe.
De boer van Berkenhoeve is Hei-man Kulm, een
Nieuw-Heerbacher, een arme jongen van afkomst.
Hij is getrouwd met Anna Desenbach, de rijke
erfdochter van den vorigen eigenaar. Hij was, als
zoovelen van zijn dorpsgenooten, fabrieksarbeider
geworden, maar (hier citeer ik)
„hij, die gewend was aan het wijde veld, had
gestaan in een lokaal vol gedruisch, vol menschen,
vol verstikkende, muffe, dooie hitte. Hij, die vrije
boerenzoon, die na zijn schooltijd van niemand
meer bevelen wilde afwachten, had
moeten gehoorzamen en zou ten onder zijn ge
gaan.
Op een Zondag had hij de begeerde dochter van
de Berkenhoeve, die geen vrijer wilde, naar de
kerk zien gaan en toen was plotseling bij hem
de gedachte opgekomen „als ik die krijgen kon".
En hij was knecht geworden op de Berkenhoeve
en liet zijn vriendinnetje loopen, wijdde al zijn
aandacht aan de vrome Anna, „die maar half wijs
was", huichelde vroomheid en belangstelling voor
de kerk, waaraan Anna gehecht was en... kreeg
haar.
Met opzet vermeld ik dit uitvoerig, want hier
in dit droevg verhaal ligt de kiem van 't ongeluk
dat kwam over de menschen van de Berkenhoeve.
Hij begreep op 't oogenblik, dat
„hij haar in zijn armen had, haar harde droge
lippen voelde, hij, die zoo menig mooi, jong
meisje had gekust, wat hij gedaan had. Maar
de moed ontbrak hem op 't laatste moment (of
't eerste?) terug te gaan."
Val6che schaamte, 't verlangen om baas te zijn,
't geld, onoprechtheid ze zijn voor ons even zoo
veel waarschuwingen
En op de hoeve dient later Friedel, een kind
uit Nieuw-Heerbach, oen ijverig toe gewijd kind,
dat 't huishouden recht houdt.
Ach 't is zoo gewoon, zoo iets van alle dag,
wat nu komt. U begrijpt me! Anna verveelt hem,
meer nog, hij begint haar te haten en te kwellen
en zijn verlangens en hecte begeerten gaan uit
naar dc jonge, frissche Friedel, die verkeering
heeft met Emicl, die communist is en de leider
van de werkstaking, aan de fabriek.
En Friedel is in tweestrijd en
Maar zóó is het bock toch niet. AI» er anders
niet was dan 't verhaal van deze zondige verhou
ding; omweven met de onvermijdelijke en tegelijk
algemeen verwachte bijkomstigheden over gezin
en dorp, staking en kerk, dan zou fk dit boek niet
achter elkaar hobbcn uitgelezen. Want, dit even
als intermezzo, ook dc taal is 't niet, waardoor
men geboeid wondt. Lees de eerste bladzijde, waar
deze fraaie zin staat:
„De volwassen ganzen, groote, sterke, witte vo
gels, wier vleugels, uitgespreid, bijna een meter
maten en die, geplukt en gebraden 1;)- een groot
gezin drie dagen lang van vleesch voorzagen,
grepen haar met hun (dit moet hddr zijn als de
schrijfster zoo gesteld is op de oude manier) sna-
ve's bij de schort en sjorden(l) of ze haar het
voedsel uit de hand wilden rukken."
Kijk, als men mij niet gezegd had, dat 't boek
„sterk en boeiend" was, dan zou ik 't na dit moois
hebben weggelegd.
Gelukkig zijn er ook betere gedeelten, al zijn ze
spaarzaam.
Maar hij, die dit bock redt is een dominee in
een manchester pak, iets ongehoords voor ons,
Hollanders, die zoo erg op 't uiterlijk gesteld zijn.
Dc zaak zit zool
Oud-Heerbach heeft de kerk, Nieuw-Heerbach *t
lokaaltje. De oude dominee sterft en de autori
teiten sturen een plaatsvervanger, die Nieuw-
Heerbach als standplaats krijgt. Zeker, de bedoe
ling was goed, daar was een herder meer dan
noodig voor dat beweeglijke, onverschillige, ru
moerige, afgedwaalde volkje van 't nieuwe dorp.
Oud-Heerbach was kahn en bezadigd en kleiner.
Maar 't nieuwe dorp beliefde geen dominee en 't
oude smeet hem bij de eerste de beste gelegenheid
dc kerk uit en de aanstoker van die herrie was...
Herman Kulm.
Toen kwam er een tweede en dat was de man
in 't manchester, die met zijn vrouw in de ver
waarloosde en gehavende pastorie (de jeugd had
alle ruiten grondig vernield) dc eerste nacht op
'n bos stroo doorbrengt, maar eerst uit zijn
Nieuw-Testamentje leest bij 't licht van een lan
taarn; een van de hoofdstukken van de eerste
brief van Johannes:
„Geliefden, laat ons elkander liefhebben, want
de liefde is'uit God en een iegelijk die liefheeft
is uit God geboren en kent God."
En 't is of de schrijfster gewacht heeft op dit
gedeelte om haar verhaal te klecden in 't schoone
gewaad van zinnen als; (blz. 91)
„Hij las door en zijn stem versmolt met dc
stilte, met het zachte ruischen van den wind door
do vallei, met het knetteren van het laatste hout
in het fornuis. Hilde luisterde naar hem en nog
zag ze de arme zonloozc vallei voor zich, waar
de armen hokken en hunkeren naar het zonlicht,
maar ze wist dat de sterke, die hen daarvan af
weert de godheid is van deze wereld, de mammon,
en dat de God van Jezus Christus meestrijdt met
de onderdrukten, tegen de onderdrukking.
Een groote vrede was in haar hart ,tot plotse
ling, als een scherp bevel, de laatste woorden van
het hoofdstuk tot haar kwamen: Dit gebod heb
ben wij van hem, dat die God liefheeft ook zijnen
broeder liefhebbe."
En dit is 't heerlijke van dit boek, dat ze win
nen dc harde, felle strijd zoowel in Oud- als in
Nieuw-Heerbach.
Lees de bladzijden waarin van dc eerste kerk
dienst staat, die Valkor in do kerk van Oud-
Heerbach leidt.
De communist Emiel, die lamgeslagen door zijn
mederakere, door den dominee uit het rumoer
van de vergadering gered en in de pastorie ver
pleegd wordt, is veranderd. Maar wat en hoe er
gesproken is en wat er gelmirt weten wij niet!
Evenmin weten wij precies hoe de verandering
plaats grijpt bij Herman Kulm, die zijn dagen uit
zit voor het brutale strafbare buitensmijten van
Valker's voorganger.
Maar wel weten we, dat Valkcr en zijn vrouw
lang en ernstig gesproken hebben met Hei-man
en Emiel en dat zij beiden hebben gezien cn be
grepen, dat er een kracht school in den hulppre
diker, waar zij niet tegen bestand waren. En ze
hebben ook gezien en begrepen wie hem die
kracht schonk.
En ik dank de schrijfster er voor, dat ze ons
't re'aas van de bekeering gespaard heeft. Zooals
geschreven staat van Petrus, dat hij naar buiten
ging en bitterlijk weende en dan niets meer tot
hij op Paaschmorgen weer terugkeert, maar
finders; naar Jezus' graf, zoo ook k cc ren Emiel en
Herman terug. De een van zijn zwerftocht, om
Friedel te halen en hij zegt: „Als we afspreken,
elke avond samen te bidden voor we slapen gaan,
hcusch, meisje van mij, dan gaat 't wel."
F.n dc ander komt, uit de gevangenis terug, bij
zijn doodzieke Anna deze belofte afleggen, gebogen
en gebroken;
„Als zij genezen mag, als God haar nog een
maal aan mij terug geeft, dan zal ik haar aun-
vaarden als een kostbaar geschenk uit zijn hand,
want we zullen elkaar liefhebben in Christus."
Zie daar, de liefde die overwint, die liefde die
van Christus is.
Nog eens, wie zoo schrijft, weet wat dc liefde
van Christus werkt.
Het boek zou alleen nog meer waardccring vin
don als de schrijfster even vaardig was in 't
hantecren van 't instrument van ons kostelijk
Hollandech als K. H. en de uitgevers in versieren
van band en in 't uitgeven.
G. v. d. B.
De Christelijke Auteurs
kring
Hot zoo juist verschenen tweejaarlijksch rap
port, getuigt van de bloei van deze kring. Het
ledental steeg tot 26, doordat vier leden gehoor
gaven aan dc uilnoodiging, n.l. dc dames Marjr
De wonderbare
spijziging
Eens hebt Gij, Heer, geboden
Aan Uw discipelkring
Als U der schare nood en
Ellend' op 't diepst beving,
Waar het, bij weinig brooden
Om veler nooddruft ging:
„Voorzie dit volk van spijze".
„Heer, daar is groot gebrek,
En d' avondneev'len grijzen,
En eenzaam is de plek,
Zoo laat ze toch verreizen
Een ieder naar zijn vlek."
„Geef gij dit volk te eter
Verzadig het geheel;
Wie uitdeelt moet vergeten
Zijn weinig en zijn veel;
Wie uitdeelt mag slechts weter
Dat Ik het hem beveel."
En toen, na die bezwaren
In Uwen jongrenkring,
Ging over gansch de schare
Een grootsche prediking
In Uwe wonderbare
En rijke spijziging.
Dat mocht een maaltijd heeten
Het ongeloof ten spot:
Veel duizenden gegeten
En manden overschot:
Zoo moesten allen weten
Uw machtig doen, o God.
Nog predikt ons dit teeken
Hoe ver Uw zorgen gaan;
Helaas, wij wederspreken,
En durven het niet aan;
Heb, Heer, geduld en reken
Toch met ons traag verstaan.
G. WAANDERS.
Fos en Rie van Rossum cn de heeren Willem do
Merodc en Anne do Vries.
We lezen, dat dr. W. A. P. Smit uit Indië re
patrieerde en een werkkring vond in Deventer, do
stad van Revius.
„Als resultaat van onze activiteit naar buiten
moet allereerst onze lustrumbundel genoemd
worden. Onder dc redactie van mevr. Kuypcr—
van Oordt en dc heeren Rijnsdorp, Kamphuis en
Risseeuw, door do enthousiaste medewerking der
leden en, wat do matcrieel-acsthetischc verzor
ging betreft, in collaboratie met de fa Callenbach,
werd een boek in het licht gegeven, dat over hot
algemeen een gunstig onthaal vond en in ieder
geval op de veclzijdigste wijze de literaire mo
gelijkheden in onze kring voor geestverwanten cn
buitenstaander toonde".
Voorts waren er de lustrum-avonden. Door 16
leden werden op 11 plaatsen 48 spreekbeurten
waargenomen. Op al deze avonden werden hand
schriften, portretten en foto's uit Het Heerlijk
Ambacht tentoon gesteld, benevens de werken der
leden.
Medewerking verleenden de plaatselijke afdco-
lingen van het Verbond van Chr. Letterkundige
Kringen in Nederland, plaatselijke comitó's, boek
handelaren, do Chr. V.U. tc Rotterdam cn de
Openbare Chr. Leeszaal te Scheveningen.
Ook de aan dit verslag (waaraan wij uiteraard
slechts enkele zakolijke bijzonderheden -kunnen
ontleenen) toegevoegde bibliografie, biedt nog en
kele wetenswaardigheden, die wij onze lezers
niet willen onthouden.
J. K. van Eerbeek, wiens Strooschippers vooral
ook in de niet-chr. bladen zulk een gunstig ont
haal vond, hoopt spoedig een nieuwe roman uit
te geven.
Jan H. Eekhout heeft veel in voorbereiding: Een
nieuwe Zeeuwsoh-Vloamsohe roman; Patriciërs
181
Correspondentie
N. L. te B. en D. de J. te 's-Gr.: Je stukje is heel
aardig, maar het is niet rijp genoeg om te wor
den geplaatst. Doe maar goed je bost; rriteschien
later eens.
De jonge strooper van
de Rietpias
door
J. W. OOMS
Vervolgj
„Hccrc, wees ons genadig," snikt ze, terwijl zo
in de duisternis over de plas heen staart.
Ze ijlt weer naar binnen. Maar wat kan zo
doen, niets immers! Werkeloos moet ze hier blij
ven zitten, terwijl haar man en haar jongen daar
ginds... In gedachten ziet ze ze al aankomen,
geboeid tusschen twee agenten, 't Is of ze niet
meer denken kan.
Ze valt snikkend op een stoel neer. Neen, zo
kan niets doen dan afwachten, stil afwachten.
Plotseling staat ze op. Ze gaat het zoldertrapjo
op, onhoonbaar, om Koetje niet wakker te maken.
Tastend zoekt ze haar weg, ze kent haar huisje
ook in het donker wel. Uti de kist op zolder
haalt ze de Bijbel. Ze weet niet dat hier de vorige
week óók iemand aan 't zoeken is geweest.
Stil gaat ze weer naar beneden.
Ze gaat aan tafel zitten, en slaat het Boek open.
Vrouw Beukcls gaat in haar groote nood de
goede weg op. Nog wel heel onzeker zijn haar
stappen op die weg, maar toch, God Zelf wil haar
leiden.
VI. Bijna gesnapt
„Nou Jan, ik geloof dat we een goede avond
hebben," ze.gt Siem Beukels tot zijn zoon.
„Ja Vader," antwoordt Jan.
Hij verhangt de last van de ecne op de andere
schouder, 't Is een heel gewicht, vier hazen cn
twee eenden.
„En nou gaan wc naar huis," zegt Siom Beukels
opgeruimd, ,,'t is mooi genoeg voor vanavond."
Hij schoudert zijn geweer, en neemt het vrachtje
van Jan gedeeltelijk over.
Stil loopen ze achter elkaar door de weilanden.
Plotseling.
„Stal! Gesnapt!!", buldert een harde stem over
het donkere land, „eindelijk hebben we de stroo-
pers van de rietpias op heeterdaad betrapt!"
Jan's hart bonst wild, zijn slapen kloppen. Hij
hoort hoe dc agenten steeds nader komen. Wat
nu? Angstig dringt hij tegen zijn Vader aan.
Siem is wreed gestoord in de mooie berekenin
gen, die hij liep te maken. Wild vliegen de ge
dachten door zijn hoofd. De agenten zijn hem vlak
op dc hielen. In enkele seconden zullen ze bij
hem zijn. En dan...
.Schiet ze neer!", fllitst het door hem liccn.
Even blijft hij onbeweeglijk staan, met inge
houden adem. Dan ziet Siem een revolver glin
steren in het maanlicht.
Met een woeste beweging trekt hij het geweer
van de schouder. Hij legt aan, eneen schot
knalt over het weiland.
„O .Vaderl", krijscht een jongensstem, „je bent
een moordenaar!"
Een van de agenten is neergestort. Wéér klinkt
een schot, nu uit een revolver De andere agent
heeft op Sieim geschoten, maar hij mist.
„Jan, ga weg! Gauw, vlieg naar de boot,"
fluistert Siem Beukels licesch. Jan is wezenloos
van schrik. Hij gooit de polsstok in het gras cn
wil het op een loopen zetten. Maar dan ineens
blijft hij staan. Nee, hij wil Vader niet in do
steek laten, het zou laf zijn. Terug wil hij, Vader
helpen
Maar Siem Beukels komt al aangerend. „Kom!",
bijt hij Jan toe.
Achter hen klinkt weer een revolverschot.
In dc stille avond bogint een wilde jacht.
Do agent, die door Siom Beukcls werd getrof
fen, is weer opgestaan. Het 6chot is door zijn arm
gegaan en lieoft slechts een kleine vleeschwond
veroorzaakt. Samen met zijn collega zet hij de
Vervolging voort. Ditmaal zullen de stroopers niet'
ontsnappen!
„Vader," hijgt Jan, „ik kan niet meer..."
Hij struikelt en glijdt half in een droge sloot.
Maar wild trekt Siem hem er uit „Vérder!
't Moét, of we zijn verloren!"
't Is Siem als heeft hij in een aifgrond gekeken.
Een moordenaar, ja zoover was 't al haast me'
hem gekomen. In al zijn angst ie hert een onuit
sprekelijke verlichting voor hem geweest, toen hij
hoorde dat de getroffen agent ook aan do ver
volging kon meedoen.
„Als je niet meer kan," fluistert Siem schor,
„kruip dan maar in de struiken, en verberg je.
Dan kunnen zo mij achterna zitten, en jij bent
veilig."
„Nee Vader," hijgt Jan, „ik kan nog wel."
'i Ie nu of de stemmen wat verder weg klinken.
Siem Beukels is met de kleine kronkelpaadjes
tusschen 't lage hout beter bekend dan zijn ach
tervolgers.
„We moeten bij de boot zien te komen," zegt
hij, „dan zijn we klaar. Maar dan moeten ze eerst
het zoeken hebben opgegeven."
Ze zijn bij een kleine open plek in 't hout
gekomen.
„Kruip hier in," beveelt Sieip, „ik kom bij je.
Hier vinden ze ons niqt."
Op handen en voeten kruipen ze in het kreupel
hout, zoo diep ze maar kunnen. Hier zijn ze voor-
loopig wel veilig.
Rillend drukt Jan zich tegen zijn Vader aan.
„Vader," zegt hij hortend, „als u hem nou eens
dóódge..." Hij durft zijn zin niet eens af te ma
ken. Het is tè vrecselijk.
Siem zegt niets. In zijn hart stormen de ge
dachten wild door elkaar. Hij ziet nu waartoe
hij komen kan, als hij leeft zonder God. Een
moordenaar! 't Is als een bliksemflits voor hem
geweest, waarin hij plotseling heel de diepte van
zijn zondig hart heoPt gezien.
De stemmen van de achtervolgers klinken steeds
verder weg. Ze schijnen het zoeken op te geven.
„Kom," zegt Siem, „we moeten het nu maar
wagen. Moeder zat andere zoo ongerust worden."
Voorzichtig sluipen ze het lage hout uit. De kust
is nu veilig. Slechts de gewone avondgeluiden
zijn in de stilte hoorbaar.
Ze hebben nu geen bagage bij zich. De buit
en de polsstok hebben ze in de wilde jacht weg
gesmeten.
Eindelijk bereikten ze dc boot. Onhoorbaar stap
pen ze in. En door de donkere avond roeit Siem
Beukels met krachtige slagen huiswaarts.
Hoe groot is de vreugde van vrouw Beukels,
als ze Siem en Jan over het water hoort naderen!
Onophoudelijk heeft ze die avond bij het aanleg-
steigertje gestaan, in huis had ze het niet kunnen
uithouden.
Aan de gezichten van Siem en Jan ziet ze wel,
dat er méér gebeurd is vanavond.
„Wat is erbegint ze haperend, met een
angstig voorgevoel.
„Eerst moet Jan naar lied," zogt Siem kort, „hij
is hee'emaal overstuur."
Als Jan naar dc zolder is gegaan, vertelt Beu
kels wat er die avond is voorgevallen.
Doodsbleek luistert zijn vrouw toe. Ze bedekt
het gelaat met de handen. „Siem!," roept ze ont
zet, „je had een moordenaar kunnen zijn
Siem Beukels zit in elkaar gezakt in zijn leun
stoel. 't Is of zijn veerkracht is gebroken, de span
ning is tè groot geweest.
Dan ziet hij de Bijbel op tafel liggen. Maar hij
zegt er niets van.
„We moeten voor Jan maar een baas zien te
vinden," brengt hij er eindelijk met moeite uit,
„dit leven deugt toch niet voor hem
„Voor jou óók niet, Siem," zegt zijn vrouw treu
rig. En Siem spreekt haar deze keer niet tegen,
zooals anders.
(Wordt vervolgd)
Rebus
In de deixle regel vóóraan moet staan; k d.
WIST JE DAT^
ONZE KLOEKE ONDERZEEBOOT
De K XVIII, heeft een bezoek gebracht aan
één der meest verlaten eilanden van den aard
bol: Tristan da Cunha. Dit eiland Is eigenlijk
niet meer dan een 2000 M. hooge vulkaan en
men staat cr versteld van, dat zelfs hier nog
menschen kunnen wonen! En tóch is het zoo.
De kolonie telt ruim 150 bewoners, die heele-
maal niet naar de drukke wereld schijnen te
rug te verlangen, zoo zij die al kennen. De En-
gclscJie regeering, die over de Tristaners het ge
bied voert, zendt zoo eens om de anderhalf jaar
een boot naar deze Robinsons toe om hen van
het allernoodigste te voorzien. De menschen
voelen zich zeer gezond. Geld kennen ze niet; de
handel is ruil-handel; met wat aardappels, een
lapje vleesch en een vogelboutje kunnen de Tri-
staners het best uithouden.
EEN BEROEMDE DOOLHOF
had men vroeger dagen in Egypte. Hert telde 12
binnenhoven cn 3000 kamers, deels boven, deels
onder dbn grond!! Op Creta was óók oen laby
rinth cn daaraan is dc sage van den minotaiuus
verbonden. De Lemnische doolhof telde 150 zui
len. Het Italiaansche labyrinth was in dc Oud
heid evenzeer vermaard. De tegenwoordige tui
nen van hot Engelsche Hampton Court Palace
hebben een doolhof die reeds onder Willem kil
werd aangelegd.
GLAZEN KLEEREN
Wat men in Engeland thans aan het maken ls
zijn: stoffen van glas!
Eerstdaags zullen we aus loopen in glazen klee-
renü Héél fijne glasdraden worden omwoeld met
wiol, katoen */t zij, al naar den prijs, en zóó ge
bezigd voor het vervaardigen van klecren! Kreu
ken kunnen deze stoffen niet; men kan ze vou
wen of oprollen, ze „veeren" dadelijk weer terug
in den vorm. Je weet zelf aan je stuiters hoe
veerkrachtig hert glas is! Vlekken worden makke
lijk „afgezcomd!" Wie van ons zal liet eerst oen
glazen huisje aan hebben?
DE BEROEMDSTE CATHEDRAAL
van Venetië is ongetwijfeld de San Marco. Zeer
oneerbiedig uitgedrukt maakt dit bedehuis van
buiten den indruk van een earoussel, waarschijn
lijk door vier enorme bronzen paarden, die bo
ven den hoofdingang staan. Een andere kerk ligt
op een eiland buiten Venetië. Zij heet Santa
Maria della Saluta en is op 1 millioen 200.000 pa
len gebouwd II
1911