EEN MERKWAARDIGE FIGUUR
IN EEN WOELIGE TIJD
855
MADAME ROLAND EN DE FRANSCHE
REVOLUTIE
Tot de figuren in de Fransche revolutie,
die niet altijd tot volle recht komen, behoort
ongetwijfeld die van mevrouw Roland.
Zij was de dochter van zeer eenvoudige
ouders; haar vader was een artistiek aan
gelegd graveur; haar moeder bemoeide zich
alleen met het huishouden, waartoe een
talrijke kinderschaar maar al te zeer aan
leiding gaf. Ongetwijfeld was Marie Jeanne
Philipom, gelijk zij bij baar geboorte heette,
een ietwat bijzonder kind, want zonder daar
toe eonige opleiding te 'hebben ontvangen
las zij de eerste literatoren van haar tijd
cn van daarvoor. Nauwelijks dertien jaar
zag zij de intrede van Marie Antoinet
te, toen nog Oostenrijksche' prinses, als aan
staande Fransche koningin en iets van min
achting voor de buitengewone belangstel
ling, die men voor deze vrouw had, ging
door haar heen. In gematigd democratische
richting is haar opvoeding gegaan, en men
kan niet zeggen, dat daarin aanvankelijk
verandering werd gebracht toen zij, in 1779,
het aanzoek aannam van den geleerde
Roland, die het huis (barer ouders bezocht
en die van den aanvang af groote belang
stelling voor haar toonde. Toen zij trouwde
was Roland 46; zij niet ouder dan 26; een
verschil, dat in die jaren en bij een man
als Roland, reeds oud voor zijn tijd, sterker
sprak dan anders menigmaal het geval is.
Voordat de revolutie uitbrak, reisde Ro
land, die inspecteur van het fabriekswezen
was veel en achtereenvolgens bracht het
jonge naar maanden door te Parijs, te
Amiëns, te Lyon, in Engeland, in Zwitser
land.
In 1784 vestigde hij zich te Lyon; in 1789
ontving Roland opdracht van de Société
d'Agriculture, om haar „cahiers" voor de
toen bijeengeroepen Staten-Generaal op te
stellen; in 1791 vaardigde Lyon hem in bui
tengewone zending naar de Assemblée Con
stituante. die toen nog zitting hield, af.
Mad. Roland vergezelde haar echtgenoot
en daar trad zij voor het eerst in directe
aanraking met de grooten onder de politici
.van het oogenblik, met Brissot, den aan
voerder der Girondijnen, met Petion, met
Robespierre, met Buzot en tal van anderen.
Zij was toen 36 jaren oud en had een goed
ontwikkeld verstand, een onderhoudende
conversatie, geest en een scherp en meesten
tijds juist oordeel. Zelfs Camille Desmoulins
die onvatbaar heette voor vrouwelijke
schoonheid, behoorde, zoodra hij haar ge
zien had, tot haar bewonderaars.
Geen Wonder, dat, toen de opdracht van
Roland, ten einde was, zij er niet over dacht
om voorgoed naar Lyon terug te keeren.
Neen, zij wist er haar echtgenoot toe te
brengen, om zich te Parijs te vestigen en
plotseling, nog geen drie maanden later, in
Maart 1792, werd Roland geroepen om het
ministerie van hinnenlandsche zaken te be-
heeren.
Men had op dat oogenblik behoefte, voor
het bezetten van dezer, post, aan een man,
die in de politiek nog niet op den voor
grond was getreden; van wien terecht of
ten onrechte de roep uitging, dat hij geheel
intègrc was; van wien men onpartijdigheid
fleon verwachten. Men vergete niet, dat de
minister van hinnenlandsche zaken, zelfs in
die dagen, beschikte over groote fondsen,
die gedeeltelijk moesten dienen om de Gi-
rondijnsche actie, tegen het koningshuis
opgericht, te versterken, maar die ander
zijds moesten voorkomen, dat de .Jacobijnen
w ier invloed reeds dreigend werd, zich van
het gezag zouden meester maken.
De post van minister was in die dagen,
dat Lodewijk XVI nog koning was, als ko
ning nog werd erkend, vooral daarom zoo
gevaarlijk, omdat aanraking van fatsoen
lijke en eerlijke menschen, gelijk Roland er
een was, met den vooral fatsoenlijken en
eerlijken koning, hen licht tot de overtui
ging kon brengen, dat men dezen te hard
beoordeelde.
Roland behoorde dan ook onder dezen en
meer dan eens vertelde zijn vrouw met een
zekere bewondering voor zichzelf, dat, in
dien zij er niet geweest was, hij onder den
invloed van den koning zou zijn gekomen.
Naar den zin van Mad. Roland gingen de
zaken niet gauw genoeg; het koninklijk ge
zag bleef standhouden en Roland behoorde
niet onder degenen, die dit op valsche wijze
Wilden ondergraven.
De oorlog met Oostenrijk en Pruisen
bracht een deel van de verlangde oplossing;
de koning was er tegen, uit een oogpunt
van Fransch belang en de feiten toonden
wel, dat hij zich niet had vergist. Maar hij
moest toegeven, omdat men hem ervan ver
dacht, zijn Oosten rij kscheïi zwager in de
kaart te willen spelen ten nadeele van
Frankrijk.
Toen de eerste wapenfeiten voor Frank
rijk nadeelig waren, weet men dat ook weer
aan hem. Men dwong hem twee besluiten
af; het eene strekkende om een kamp van
•20.00 man bij Parijs op te richten; het an
dere gericht tegen de priesters. Lode
wijk XVI weigerde beide te teekenen; het
laatste, omdat het. tegen zijn geweten was;
het eerste, omdat hij het voelde als niet te
zijn gericht tegen het buitenland, maar
tegen zichzelf.
Reeds op 20 Juni 1792 had de eerste aan
val op de Tuilerieën plaats; op 10 Augus
tus volgde de beslissende aanslag, die aan
het koningschap voorgoed een einde maakte.
Een keerpunt was gekomen. Voor Mad.
Roland en degenen, die dachten zooals zij en
vermoedelijk eerlijk overtuigd waren, dat
op deze wijze Frankrijks welzijn werd ge
diend, was de revolutie geëindigd. De de
mocratie heette te hébben gezegevierd.
Maar men verzuimde te bedenken, dat
die overwinning slechts gelukt was, met
hulp van het geweld; van het geweld van
Marat en de zijnen, van de woeste volks
scharen, bereid om aan elk opruiend bevel
gehoor te geven, zonder te vragen tegen
wie.
Voor Marat en de zijnen, die zijn „Ami
du Peuple" eerst goed begon, had de revo
lutie nog pas een aanvang genomen. De
bloedbaden van 2 September, toen, zonder
bevel van het Ministerie, niet minder dan
5000 personen werden gevangen genomen,
toonden het wel.
De Girondijnen begrepen te laat, wat er
eigenlijk geschiedde en men kan Mad. Ro
land zeker den moed niet ontzeggen, dat zij
dat èn aan haar vrienden heeft geschreven
èn in het openbaar heeft gezegd. Zij bracht
Roland er toe, om een brief te schrijven,
waarin hij de moordenaars van 2 Septem
ber en volgende dagen opvorderde, om hun.
ongelijk te bekennen. Zeker, als men het ge
zag in kwade oogenblikken wil handhaven
moet men andere taal gebruiken; een Bona
parte zou andere gesproken en meer verkre
gen hebben. Roland was geen man van het
alles of niets en in de oogen van -zijn om
geving was zijn brief reeds een daad vau
moed. In elk geval had hij een gunstigen
uitslag.
De verkiezingen voor de nieuw bijeen te
roepen Conventie brachten vrijwel overal
de overwinning aan de Girondijnen, de voor
dat oogenblik gematigde partij, die in Frank
rijk voor alles de orde wilden hereteren.
Het ministerie was dan ook vrijwel uitslui
tend uit Girondijnen samengesteld; het ppcfc
sidium van de Conventie onder leiding van
Petion eveneens.
De Berg-partij, aldus genoemd wijl de
Jacobijnen boven de Girondijnen hun zetels
hadden, was verre in de minderheid, maar
zij was niet verantwoordelijk voor den gang
van zaken, zij had grootere vrijheid, zij kon
gaven aan de Berg-partij een voordeel, dat
deze goed wist te gebruiken.
In die dagen bleven Marat en zijn vrien
den schelden in de steeds talrijker worden
de volksbladen, die door het Parijsche ge
peupel werden verslonden. Men vergete toch
niet, dat de Conventie zich midden in het
volkrijke Parijs bevond, onvoldoende be
schermd, elk oogenblik ten prooi aan een
overval van dit gepeupel.
Ook op Roland en diens bevallige vrouw
richtte Marat zijn pijlen. Wat werd Roland,
de eenvoudige burgerminister, gelijk hij zich
gaarne voordeed, niet gehoond over de
schitterende feestmalen, die hij heette te
geven, in een woning, die met groote luxe
heette te zijn ingericht, en waar zich, onder
leiding van Mevr. Roland, tooneelen heette
af te spelen, die niet minder het zedelijk
gevoel kwetsten dan bij het vroegere hof
van Lodewijk XVI!
Wat kon Roland tegen dergelijken laster
doen? Vertellen gelijk waar was dat
hij een eenvoudigen staat voerde, dat welis-
vvaar menigen middag een aantal zijner
goede vrienden bij hem aan tafel waren, en
dat men na afloop zich aangenaam onder
hield. Maar kon hij het bewijzen? Hij had
geheel het Parijsche gepeupel bij zich moe
ten noodigen; had hij het gedaan, dan zou
men toch aan hem geantwoord hebben, dat
hij er alles op had ingericht om het volk
te misleiden.
Dumouriez, commandant van het Fran
sche Noordelijke leger in 1792, bracht een
dezer middagen bij Roland en zijn vrienden
door; toen stond men op het toppunt van
de macht; al spoedig zou het uit zijn. Zoo
zeer voelde Mad. Roland het gevaar nabij,
dat zij zich slechts ter ruste legde met
twee geladen pistolen onder haar kussen.
Op 7 Dec. 1972 brak hot schandaal los in
de Conventie; een der leden van de Berg-
partij beschuldigde Roland en zijn vrouw
kennis te hebben gedragen van een complot
tegen de Republiek en dit niet te hebben
aangebracht.
Roland liet de President verzoeken zijn
vrouw te doen roepen en in deze zonder
linge tijden gaf men ook aan deze zonder
linge oplossing gevolg.
Mevr. Roland kwanv, zij was waardig gelijk
men van haar verwachtte; zij sprak, gelijk
niet vele mannen in deze Conventie spre
ken konden Met een gemak, dat men bij
haar niet had verondersteld, gaf zij de ver
langde uiteenzettingen; de Girondijnen leef
den op; de Bergpartij, niet spoedig uit het
veld geslagen, zat zwijgend daar en wist
niet wat te antwoorden. Zoo sterk was de
indruk, dien zij maakte, dat men tot het.
einde van haar uiteenzetting haar rustig liet.
doorspreken, haar niet meer in de rede viel.
En geen aanmerking werd gehoord toen dn
president Petion concludeerde, dat de ver-
Hoe, volgens een
oude voorstelling de
Bastille door het
volk werd bestormd.
meer bloed eischen, hetgeen haar in dien
bloedigen tijd een groot voordeel gaf.
Bovendien, in de' politieke arena stond de
Bergpartij tegenover Girondijnen en mo
narchalen, die veel te weinig met elkander
één lijn trokken in die zaken, waarin het
noodig was.
Waren de Girondijnen erin geslaagd de
kleurlooze middenstof in de Conventie, die
ook reeds toen bestond, te reorganiseeren
vermoedelijk zouden zij resultaat hebben
gehad. Maar zij lieten het na, gedeeltelijk
omdat zij het niet noodig achtten, en zij
Marie Antoinette,
Koning Lodewijk XVI van Frankrijk,
gadering voldaan was over de gegeven uit
eenzettingen.
Maar nog geen maand later durfde Ro
bespierrt het aan om Roland van verra,ad
te beschuldigen, hem allerlei slechts naar
het hoofd te slingeren; beschuldigingen, die
niet bewezen konden worden, maar die' toch
iets van hun gif nalieten in de harten van
het volk.
Kort daarop kwam het proces tegen Lo
dewijk XVI. De Girondijnen wilden den
dood des konings niet. Vergniaud, de meest
welsprekende onder hen had er tegen ge
sproken, maar durfde, het Parijsche gepeu
pel op de tribune ziende, niet tegenstem
men. Nog geen maand later kwam het voor
stel tot de instelling van het revolutionnair
tribunaal; een punt, waarop de Girondijnen
niet hadden mogen en moeten toegeven,
waarop zij ongetwijfeld handelden in strijd
met den stilzwijgenden last, hun door hun
kiezers meegegeven. Maar zij waren op den
weg van het compromis, dat in de politiek
misschien aannemelijk, maar tegenover bloe
dig gevaar lafhartig en hoogst bedenkelijk
is. De opstand in Lyon, de samenscholingen
en plunderingen te Parijs mochten er toe
leiden om Marat en Hebert te beschuldigen;
na zijn vrijspraak was deze machtiger dan
ooit.
Op 31 Mei en 2 Juni 1793 sloeg de doods
klok voor de Girondijnen; de besluiten der
Conventie, aangenomen onder de pressie
van het door Marat en de Bergpartij opge
hitste gepeupel, lieter. aan duidelijkheid
niets meer te wenschen over. De Girondij
nen wisten waar zij aan toe waren; hun
hoofden vluchtten; wie niet vluchten kon,
werd gevangen genomen.
Mevr. Roland, op de hoogte gesteld van
het gevaar dat dreigde, zich herinnerend
welken indruk zij in de Conventie had
maakt, deed wat niet velen in haar plaats
hadden durven doen. zij begaf zich naar de
Conventie. Met veel moeite slaagde zij erin
Vergniaud te spreken; daarnaast hoorde zij
het tumult, dat in de vergaderzaal was los
gebarsten en dat Petion, voorzitter zonder
gezag reeds, vergeefs trachtte tot bedaren te
brengen.
Vergniaud, terneergeslagen, gedeprimeerd,
Het Paleis der Tuilerieën te Parijs.
moede van het strijden, had zich reeds ge
wonnen gegeven; was op het e'rgsle voorbe
reid; er viel niets meer te doen. Het eenige,
waarin Mad. Roland kon slagen, was ervoor
te waken, dat haar man werd in hechtenis
genomen. Zijn vlucht wist zij te begunstigen,
maar te haren e'igen koste. Zij werd op de
Abbaye gevangen gezet. Afgesloten van ver
keer was zij niet; zoo nu en dan mocht zij
vrienden en vriendinnen ontvangen; zij had
veel lectuur, en kon werken. Lang duurde
deze eerste gevangenschap; maar op een
goeden morgen werd zij in vrijheid gesteld.
Echter maar voor heel korten tijd. Het
bewind had ontdekt, dat men haar op on
wettige wijze had gearresteerd; het had
haar vrijspraak kunnen zijn. Nu arresteer-
men haar op wettige wijze, bracht haar
naar St Pelagie, later de Conciergerie, het
zekere teeken dat zij voor de guillotine be
stemd was.
September, October gingen voorbij; de Gi
rondijnen, voor zoover zij niet waren ge
ducht. en Marie Antoinette waren gestor
ven op het schavot.
Eindelijk in den loop van November onder
ging zij haar eerste verhoor. Twee dagen
na het tweede verhoor, waarbij zij èn
door de rechtbank èn door den openbaren
aanklager dusdanig onbeschoft werd behan
deld, dat zelfs haar de tranen in de oogen
schoten. Geheel den daarop volgenden
nacht besteedde zij om haar verdediging
■oor te bereiden; verdediging, die eigenlijk
niet moeilijk viel, omdat de voorgeroepen
getuigen dc onderwijzeres van haar doch
ter, haar keukenmeid, haar knecht, allen
ten gunste van haar eerlijke gevoelens had
den getuigd. Maitre Chauveau Lagarde die
Charlotte Corday had verdedigd, wilde ook
haar in rechten bijstaan. Hij poogde haar
moed in te spreken, maar zij voorzag te dui
delijk wat zou gebeuren. Alleen, zij wilde er
niet van beschuldigd kunnen worden van
niet het uiterste te hebben beproefd.
Op S November, den dag van haar vonnis,
verscheen zij, waardiger en schooner dan
ooit, voor haar rechters; haar verdediging
gereed, maar men liet haar niet den
tijd om te spreken. Men kende den invloed
van haai' woord, had dien eens ondervon
den, éri waagde zich géén tweede maal daar
aan. Het vonnis van den 18 Brumaire (8
November) verklaarde haar schuld aan sa
menspanning tegen de eenheid en de on
deelbaarheid van de Republiek en de' vrij
heid en veiligheid van het Fransche volk,
overtuigend bewezen, en veroordeelde haar
ter dood.
De tenuitvoerlegging van het vonnis had,
als gebruikelijk en als door haar voorzien,
onmiddellijk daarna plaats. In den laten
middag tegen half vijf vervoerde de wa
gen, daarvoor aangewezen, haar naar het
schavot.
De Place de la Revolution overgaande,
keerde zij zich naar het reusachtige stand
beeld van de Vrijheid, dat zich verhief op
dezelfde plaats, waar tegenwoordig de be
kende Obelisk staat, en riep met trillende
stem uit: „O vrijheid, hoe heeft men u mis
leid". Terwijl anderen beweren gehoord te
hebben: „O vrijheid, welke misdaden heeft
men in uw naam begaan". Historische
woorden zijn dikwerf verkeerd gehoord en
verder gegeven, maar dat staat wel vast,
dat op het oogenblik, dat haar uur gekomen
was, Mad. Roland meer aan de belaagde
vrijheid dan aan zichzelve dacht.
Eén ding had zij voorspeld: dat haar mart
haar niet lang zou overleven. Inderdaad,
De arme Girondijnen, gevlucht, opgejaagd,
bevonden zich in de buurt van Caen. Telken
male maakte men jacht op hen, maar kon
hen niet vinden. Op een ochtend vond men
op enkele kilometers van Rouaan e'en man
opgehangen aan een boom; het bleek d9
vroegere minister Roland te zijn, die aldua
zijn leven geëindigd had. De andere' voort
vluchtige Girondijnen, die om zich deh tijd
te verdrijven, hun memoires schreven, ge
raakten op de vlucht verspreid. De een
na den ander kwam in min of meer geheim
zinnige omstandigheden, die nog geenszins
geheel zijn verklaard, om. Pition en Buzot,
voor wiens leven Mad. Roland zoo had ge
sidderd, stierven teïamen; men vond hen
half door de wolven verslonden, in een hooi
veld, dat sedert dien nog altijd den naam
van Champ des Emigrés draagt.
OPLOSSING VORIG ERUISWOORDRAADSEL
Horizontaals
Kegel
Deeg
Eden
Kemel
Ibsen
Kees
Eger
Korst
Ziel
Lulea
Ezau
Duit
Meban
Ernst
Linne
Neven
Haver
Vesta
Daad
Kraal
Uniek
Teer
Lier
Etoh
Edel
Nash
Hebei
Aera
Ebro
Natal
Vedel
Etna
NIEUW KRUISWOORDRAADSEL
prov.
Horizontaal:
1 Beeldbeschrijving
7 Zot
8 Wees gegroet
9 Gebouw te Milaan
10 Bid
12 Bergplaats
13 Strijdpaard
14 Plaats i. d- 1
Namen.
16 Durtsch rijkspresident
18 Politieke partij in Duitsch
land.
21 Vleugel
23 Dicht
24 Ijzerhoudende aarde
25 Joodsche meisjesnaam
26 Suf-saai
27 Ne'derlandsch eiland
28 Aanw. voornaamswoord
29 Oud, Chr. lied
Verticaal:
1 Naam van pausen
2 Italiaansch eiland
3 Voorstad van Lausanne
4 Duitsche schrijver en dichtei
5 Elpenbeen
6 Deel v. h. Ned. parlement
11 Positieve electrode
13 Voorschrift
15 Tijdrekening
17 Kinderspeelgoed
19 Variëteit
20 dans
21 godsdienstig
22 Staatsmonopolie
OPLOSSINGEN
Oplossingen kunnen, onder gesloten enve
loppe, worden ingezonden aan het adres
van de Redactie. Op linker bovenhoek ver
melden: Gedachtenkracht.
Men wordt verzocht de horizontale en
verticale woorden afzonderlijk onder elkaar
te schrijven. Dii vergemakkelijkt de con
trole!
PREMIES:
Mevr. N. VAN DHR LIST—Van Harten,
Vlierboomstraat 330, Den Haag.
P. P. ROOZENBEEK, Aleidastraat 10b,
Schiedam.