VAN
Geestelijke liederen uit
den schat van de Kerk
der eeuwen
Gesprek met den auteur
Een levenswerk komt tot voltooiing
door
G. P. KLIJN.
Toon mij uw studeerkamer en ik zal u zeggen,
!Wie gij zijt.
Deze variant kon wel eens evenveel waarheid
bevatten als het origineel.
Wij althans zitten hier in de studeerkamer van
Ds II. Hasper te Den Haag en trekken al vast
allerlei conclusies ten aanzien van den bewoner,
die straks grootendccls juist blijken te zijn.
Aan alle wanden boekenkasten, een tafel van
^lric meter met vele, niettemin geordende pape
rassen, een enkele foto van een gestorven mede
werker, hier en daar een beeld, op kleine tafeltjes
weer boeken.
Hier dat is wel zeker wordt gewerkt! Ja,
hier wordt het blijkt straks te duidelijker
een levenswerk verricht, dat aireede tot een begin
van vruchtdragen komen mocht. Vlak onder ons
bereik liggen enkele uitgaven van het boek, waar
wij over komen praten vanmorgen, van den
nieuwen bundel; „Geestelijke liederen uit den
schat van de Kerk der eeuwen". Verderop liggen
drukproeven van de k'oorzettingcn, die in afleve
ringen zullen verschijnen.
Een prachtuitgave! Wie straks deze harmonisa
ties in zijn bezit heeft, bezit een geheele muziek
bibliotheek. Evenals in de volksuitgave van den
bundel met alleen de melodieën staat, de tekst
met de harmonisatie op één bladzijde. Men be
hoeft nimmer om te slaan. Onmiddellijk vallen
©ns op de letters, die tweemaal zoo groot zijn als
de toch reeds zoo duidelijke van het gewone
boekje.
Waarom zulke groote letters? vragen wij straks.
- Antwoord: Dat is voor bet zingen op straat in
de schemering. De evangelisatiekoren moeten een
grooten en helderen druk hebben. Dan voor het
kerkorgel. Op de dorpen is de verlichting gewoon
lijk onvoldoende voor den organist. En dan ver
der voor het gezin. Men moet in een kring om
•bet orgel kunnen staan en dan samen kunnen
-Zien.
Wij behoeven deze uitgaven maar in de hand
te nemen, om terstond onder den Indruk te ko
men van het feit, dat hier iets bezig is te gebeu
ren, dat uitgaat boven het normale peil van de
in Nederland en ook in het buitenland bekende
gezangboeken. Dit hadden wij ook al reeds be-
grepen uit de publicatie van de twee enorme
vóórstudies en de gunstige beoordeeling hiervan
in de meest uitecnloopcnde kerkelijke en nict-
kcrkelijke bladen. Het is alsof heel Nederland ge
voelt, dat hier een volksbelang gediend wordt,
al heeft door het groote en massale en het ver
bluffend vele, dat uit de vergeten rijkdommen
der Kerk is opgedolven, nog niet ieder zijn hou
ding tegenover dit werk bepaald. Om van dit ai
des nu wat meer te weten te komen, zitten wij
.bier en wachten op Ds Hasper, predikant van de
Gereformeerde Kerk van 's-Gravcnhage (in Her
steld Verband).
Als hij verschijnt, begroeten wij een man van
legen de vijftig, niet te groot van stuk, maar
iceds bij den eersten indruk wat men „vif" noemt,
bewegelijk en blijkbaar met vele dingen aan zijn
hoofd. Eerst nog even een boodschap, een brief,
een telefoontje, een andere meneer te woord
staan: dan zitten wij en kan ons gesprek beginnen.
Achtergrond
Wat wilt u van mij weten?
Wij zouden wel alles willen weten, maar u
zult niet alles kunnen of willen zeggen. Bij ieder,
die even nadenkt, komt de gedachte op, dat dit
werk een bij zonderen achtergrond moet hebben,
hetzij in uw persoon of in den algemcencn wereld-
toestand of in bepaalde opvattingen van bet ker
kelijke leven. Zouden wij allereerst mogen vra
gen: ligt de ooi-sprong van dit werk in muzikale
overwegingen of in een specialcn dichterlijken
aanleg van huis uit?
Ik zou zeggen; in geen van beide, antwoordt
de auteur en hij vertelt verder; ik ben mij ten
minste vroeger nooit van ecnigen dichterlijken
aanleg bewust geweest en ik zou daarop ook nu
in het geheel geen aanspraak willen maken. Op
muzikaal gebied stond ik bepaald achteraf. Maar
tooh kan het wezen, dat een mcnsch bij zijn ge
boorte een gave meekrijgt, die lang in hem slui
mert, omdat hij haar niet noodig heeft.. Zij wox-dt
gewekt, wanneer er een bepaalde nood ontstaat.
Mijn moeder had wè| iets van de gaven, die u
bedoelt. Maar zij behoorde tot de generatie vóór
1880. Haar poëzie, bij gelegenheid van verjaar
dagen en verhuizingen, zou Beets wel aardig ge-
vondig gevonden hebben, maar zij had geen bc-
leekenis buiten den familiekring. Ik kom uit een
groot gezin. Nog negen kinderen zijn in leveq.
Mijn vader was van de „Afscheiding", mijn moe
der kwam uil de kringen van het „Béven". Zij
pchoordc als kind tot de Vrije Evangelische Ge
meente van Ds Jan de Liefde te Amsterdam. Die
afkomst liceft zij nooit verloochend. Zij had be
gaafdheid' voor geschiedenis en letterkunde en
Sad liet geloof lief. Er werd veel gezongen bij ons
thuis, vooral des Zondagsavonds. Maar (zie hiel
de grappige noot!) ik mocht haast nooit meedoen.
Behalve op de lange wandelingen. Dan hinderde
het zeker niet. Ik geloof, dat mijn moeder ons
dan alleen maar liet zingen, opdat wij onze moe
heid zouden vergeten. Het ging om het „rhythme".
Als kinderen voelden wij bij het vele zingen op
tochten door bosschen en over heiden en weiden,
dat achter menige geestelijke" melodie een
marsch- of danslied versoholen lag. Ik heb daar
over iets gezegd in mijn brochure over „Het
rhythme in den zang der gemeente in den eere-
{lienst der Protestantsche Kerken". Die studie heb
ik aan de nagedachtenis van mijn moeder opge-
clragert. T7u ik" 'daarover zoo aan bel praten licit
naar aanleiding van uw vraag, wordt de betee
ken is van mijn moeder voor dit heele werk mij.
al meer bewust. Maar waar was ik gebleven? O
ja, ik mocht thuis niet meezingen, omdat ik geen
wijs kon houden. Dat zeiden mijn zusjes, en dan
zal het wol zoo geweest zijn. Wanneer wij naar
bed gingen, bad mijn moeder met ons. En lagen
wij ,,cr in" ,dan zong zij versjes van Ds de Liefde.
Daaraan hebben wij dan zeker te danken het
Opnemen van kinderliedjes als: „De wolken
schaapjes weiden", en: „O, wij kind'ren, wij leven,"
en; „Ziet, hoe dansen, ziet hoe glanzen"?
Ja, die versjes hooren er voor mijn besef bij.
Ook dat versje van: ,yO, die ouderwetsche gods-
Komt laat ons dezen dag
Melodie 1736, Joh. Seb. Bach 1685-1750
(Lied 216)
Harmonisatie 1935 Lieven Duvosel
Tekst naar Valentin Ernst Lösscher 1673—1749
Jó/estrtys. Mui. CaU Mr<y>
Komt, laat ons dezen dag
met heilig vuur bezingen!
Spreekt Godes daden uit
op 't Feest der Eerstelingen.
Des Heeren Heil'ge Geest
heeft helden uitgerust:
dat dan zijn vlammengloed
in ons niet zij gebluscht!
Gelijk de ranken zijn,
die uit (Ion wijnstok leven,
zoo dragen heil'ge vrucht,
die in den Heiland bloven.
Wie hier den Heer behoort,
blijv' Hom ook toegewijd,
sterk als een strijdbaar held
voor 't Rijk der heerlijkheid.
Heeft ons zijn Geest vervuld,
dan zullen wij ook dragen
de vruchten van 't gclooif,
die God alleen behagen.
Reeds ziet ons geestesoog
een oogst van overvloed,
want eiken dag is nieuw
de trouw, die ons behoedt.
Naar aanleiding van deze harmonisatie kunnen wij niet nalaten de opmerking te maken, dat, wanneer hel werkelijk
aan Ds. Hasper gelukken mocht, een groot deel van zijn bundel op een dergelijk peil voor koren te doen schrijven,
met de uitgave: „Geestelijke Liederen uit den Schat van de Kerk der Eeuwen" ook op muziekgebied in ons
vaderland een kunstwerk de voltooiing nadert, dat ver over onze grenzen de aandacht zal trekken. De doordachtheid
van het werk als geheel, de verzorging van alle onderdeelen, de bereidheid allen te dienen geven waarborg, da*
-niet alleen de zeer geoefende zangkoren naar deze interessante harmóni&ties zullen grijpen, maar dat ook de minder
geoefende koren en de eenvoudige menschen met eenige oefening op misschien een enkele uitzondering na
de harmonisaties zullen kunnen zingen en spelen. (Red.)
(180
«Henst*. Daarover ben Ik" al vele malen uitge
lachen. Het is een restant van dc „negcrzangeii",
waarin het pas gestorven geslacht behagen heeft
gehad. Het moet bewaard blijven.
Hei begin
Maar wanneer bent u met dc verzameling
van al die liederen begonnen?
Ik herinner mij, dat ik in mijn studententijd
eens inloersch geweest ben op iemand, die een
gedichtje gemaakt had voor een almanak of voor
een studentenblad. Ik dacht bij mijzelf: later sta
je van Zondag tot Zondag tweemaal te preeken;
wanneer je in plaats van honderd preeken eens
één versje kon maken, waarin het wezenlijke ligt
uitgesproken van het geloof, dat zalig maakt.
Maar ik kon het niet. Ik werd predikant op
Schiermonnikoog. Onder een eenvoudige, maar
enthousiaste leiding werkte daar een z.angvereeni-
gjng „Hosanna". Gedurende do mobilisatie zong
men voor de ingekwartierde militairen. Er waren
dikwijls huisvaders bij uit midden-Friesland. Ik
merkte weer die samenbindende kracht van het
geestelijke lied. Het heft op. Het verdrijft dc hoos
heid. In een g.root gezin is wel eens wat. Kon één
van de kinderen een verkeerde stemming niet
goed overwinnen, d-ifii begon mijn moeder stil te
zingen. Zij zij niets, maar in haar lied nam zij
allen mee. En wij vonden het eindelijk prettig,
«lat we weer „samen" gezongen hadden. Wie al
leen maar luisterde of „stil" meedeed, deed toch
©ok mee en was opgenomen in het geheel. Do
vreugde van het gemeenschappelijke zingen in
een kleinen kring bracht mij op de gedachte, dat
diezelfde vreugde beleefd kon wordenin een
grooteren kring en dat in het gezin van „ons al
ler Moeder" de moeilijke stemming nu en dan
van de kinderen tegenover elkander overwonnen
'kon worden door allen mede te nemen in liet
ééne lied.
Toen bent u dus met de verzameling be
gonnen?
Ach neen. Nog niet. Ik droog de gedachte bij
mij om. Aian Prof. Obbink legde ik dc vraag voor:
hoe zou in Nederland do Kot'k een gemeenschap-
pel ijken liederenbundel kunnen krijgen? Niet om
de thans bestaande te verdringen, maar om daar
nevens een boek te hebben, waarin men kan
lezen wat er nog meer is clan men zelf heeft, en
om dan, wanneer leden van verschillende kerken
samen zijn, elkanders liederen mee te zingen. Is
het in Nederland mogelijk, dat afgevaardigden
van alle kerken daartoe gaan samenwerken?
Het antwoord was niet bijster verheugend. Prof.
Obbink achtte den tijd voor een dergelijk oecu
menisch werk niet rijp. Ook wees hij mij op de
groote moeilijkheden, die juist in Nederland aan
de uitvoering van een zoodanig plan in den weg
stonden door dc onzekerheid in zake de rechten,
die voor de Evangelische Gezangen Compagnie
alsnog voortvloeien uil dc „Puiblicalio van het
Bataafsche Gemcene Best" in het jaar 1803. Ik had
daarvan toen nog niet gehoord. Het werd mij
duidelijk, dat ik allereerst beginnen moest met
juridische studiën en dat dan verder zoowel het
verzamelen als dc uitgave een particuliere onder
neming moest blijven. Het kwam mij voor, dat,
wanneer geen enkele geïnstitueerde kerk achter
dit werk stond, de liederen zelf het gemakkelijkst
in alle kerken, of wil men: in Dc Kerk als zoo
danig, ingang zouden vinden. Ook de Ghristclijkc
scholen waren toen onvoldoende voorzien van het
geestelijke lied. Evenzoo dc Christelijke zangver-
eenigingen en kerkkoren. Later is dat beter ge
worden, vooral door de zeer voortreffelijke verza
meling van mejuffrouw Van Woenscl Kooy; Oude
ïlaadhuis van Haastrecht.
Tweeling
en Nieuwe Zangen. Het verblijdt mij, dat daarvan
een zevende druk ter perse is.
Waarom verblijdt u u in een nieuwen druk
Van een ander boek? Is u niet bedlucht voor con
currentie?
Ik veiblijd mij zeer in het werk van mejuf
frouw Van Wocnsel Kooy, want dat was eerlijk
werk. Elke drukker en elke muziekleekcnaar
kan u aaiiloonen, dat, in het algemeen gesproken,
bet terrein van het geestelijke lied het terrein van
diclsfal is. Dc verzamelaars nemen gewoonlijk
niet eens de moeite om dc van de anderen gesto
len teksten en harmonisaties over te schrijven. Zij
knippen uit do Nadci landsche, Duitsche en Engel-
schc boeken de gewcnschte bladzijden uit, veran
deren een paar maten of een versregel en lateu
alles drukken zonder oorsprong te vermelden.
Waarin verschilt uw werk van dat van
mejuffrouw Van Woensol Kooy?
Principieel is er geen verschil, maar mijn
Opzet is veel breeder geweest. Ik ben dieper af
gedaald tot dc bronnen. Ook mijn oogmerk was
een ander. Dc duizenden uren aan dit werk be
steed, waren voor mij alleen verantwoord van uit
dit gezichtspunt: hoe kan het evangelie van het
Koninkrijk der hemelen weer aah-gen-aam gemaakt
worden voor de menschen? In welken vorm kun
nen de mensohen van onze dagen, die de dogma'-,
tisohe foimuleering der Kerk vaak niet meer
veis taan, de geloofswaarheid begrijpen en door»'
geven? Hoe kan het hart van den enkeling ont
sloten worden voor het gemeenschappelijke? IK
zou nimmer vrijmoedigheid hebben gehad, aan
dit werk zooveel van mijn levenstijd te besteden,
wanneer het voor mij niet ging cm het Evan
golie. Ik ben dus tegelijkertijd mét mejuffrouw
Van Woensel Kooy gaan vivvamcfcn, maar mij li
werk heeift lange;- geduurd. Ik heb zooveel meer
moeten doorwerken.
Wanneer wij het dus goed begrijpen, ligt bet
begin nael in een geheime verzameling jeugd"
poëzie of in muzikale studiën?
Neen, niets daarvan. De leidende gedachte
was altijd: het Evangelie en dc openbaring van.
eenheid in Jezus Christus. Het begin van de on
derneming is verder geheel zakelijk geweest. IK
ben niet met de dichtkunst begonnen, maar met
de auteursrechten en de boekdruk kunst. Wie doza
terreinen niet beheerscht, kan in Nederland liet
geestelijke lied ndet tegen den prijs van het papier
aan het volk aanbieden.
(Slot volgt)
G. K. A. NONHEBEL,
Apotheker te Middelburg
Zonnebaden
Waarom raden dc hygiënisten dat zoo sterk"
aan? Omdat bet zonlicht zulk een bijzondere
werkzaamheid uitoefent op onze huid. Het lokt
nil. het blood naar de huid en vermeerdert zeer
sterk het venmogen der roode bloedlichaampjes
om dc zoo noodigo Zuurstof op te nemen. Boven-
'diion heeft men ervaren, dat het zonlicht een snelle
.vernietigende werking uitoofent. op ziektekiemen.
Zoo sterft de tJj.c. wanneer men ze 13 minuten
«aan dc zonnestralen blootstelt.
Dc werking der ultraviolette straden is eoliter
op hoogten van 1500—2000 M. veel energischer.
Hoewel wc dozen zomer niet mogen klagen, zoo
zijn we toch een groot deel van het jaar zonder,
zon, zoodiat als vervangimiddel een apparaat is ge
construeerd nl. de kunstmatige hoogtezon. Lucht
ledige kwartsbuizen, waarin zich kwik bevindt,
worden sterk verhit, waardoor de kwikdampen
.een sterk zonlicht-achtig licht uitstralen, dat veel
ult.raviolete stralen bevat. Hierdoor worden vaak
„tb.c., huidziekten, moeilijk tc genezen wonden-,
bloedarmoede, zenuwzwakte en schrofulosis (klier-
achtighcid) genezen. Do zonnebaden harden de
huid tegen wisselend weer, bevorderen de eetlust
en geven oen gevoel van frischheid en kracht en
zijn ook een weldaad voor gezonden.
Tooh hoeft het zonnebad zijn bezwaren door de
manier, waarop het wordt toegepast,
1. Men gaat baden en legt zich neer op het
Strand om op te drogen. Daar bij het opdrogen
(Van een vloeistof koude wordt ontwikkeld (blaas
maar eens op uw hand, als ge er wat Eau de
Cologne op hebt gegoten) en maar de helft van
het lichaamsoppervlak dus wordt afgekoeld, zal
bij Noordenwind b.v. vooral voor een gevoelig
gestel niet voordeelig zijn.
2. Als de hygiënisten zonnebaden aanbevelen,
dan bedoelen ze daarmede dc geheele huid en niet
dat gedeelte, dat door het badpak wordt bloot
gelaten. Het komt me voor, dat een donkerbruin
gebrande dame wel een allerzonderlingste sohar
keering van kleuren op haar huid moet vertoonen.
3. Wordt het -zonnebad veel te lang genomen.
Men woont letterlijk op het strand, wat beslist
i-ndruischt tegen de hygiënische voorschriften.
4. Wordt door dat luieren op het strand de
.arbeidscapaciteit zóó belangrijk verminderd, dat
ze tegen de minste ilichamciijko en geestelijke in
spanning gaan opzien.
5. Dat het in strijd is met dc oude degelijke
Opvatting om zooveel van zijn kostbaren tijd te
verluieren vooral in de jeugd, die men toch moet
gebruiken om te loeren, te arbeiden en zich te
ontwikkelen. Ontspanning in de vacantic, dat is
nuttig en noodig, maar zooals dc jeugd dit thans
opvat, zal menig arbeidzaam en degelijk menscll
liet een schande noemen.
6. Maar het ergste bezwaar, al went men ook
aan heel veel, is toch zeker tic verleidende en
erotische invloed, die de zonnebadende sexen op
elkaar moeten uitoefenen, al is er natuurlijk geen
sprake van handelingen, die niet door den beug-
kunnen. Zeer velen bestrijden die mccning, noe
men ze onwaar en vreeselijk overdreven. We zou
den door een bewijs die mecning kunnen staven.
Verdeel het zonncbad-slranid eens door een 2 M,
hooge schutting in twee doelen, het eene voor do
dames en het and^'o voor do hoeren. Weet u wat
dan het gevolg zou zijn? Dc badgelegenhodcn op
het land (zooals Bilt hoven c.a.) zouden hun ovcr-
talrijk bezoek dan zóó snol zien verminderen,
'dat het tot een financieel débacle zou leiden,
terwij-1 ook de zeebaden grooto verliezen zouden
'lijden.
Er behoort echter moed toe om in deze droeve
tij-den door dergelijke ingrijpende maatregelen
mede te weiken aan de ondergang dezer inrich
tingen, diie todh au fond voor do gezondheid en
hygiëne van het menechoüjk lichaam van zoo
onschatbare waande zijn.
1811