glituw rihsdjr IVOROt. Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden 3n Omstreken Het C.N.V. en het Bezuinigings- ontwerp „EBERTO" Schoen v. BODEGRAVEN v.d. GEVE! abonnementsprijs: Per kwartaal in Leiden en in plaatsen waar een agentschap gevestigd is 235 Franco per post 2.35 portokosten Per week0.18 Voor hel Buitenland bij wekelijksche zending4.50 Bij dagelijksche zending5.50 Alles bij vooruitbetaling Losse nummers 5 cl. met Zondagsblad 7'/a ct. Zondagsblad niet afzonderlijk verkrijgbaar Bureau: Breestr-iat 123 Telefoon 2710 (na 6 uur 3166) Postbox 20 Postgiro 5893i 15e Jaargano NO. 5490 ZATERDAG 1 JUNI 1935 0fobertetitteprij?tn: Van 1 tot 5 regels 1.171/» Elke regel meer0.22'/, Ingezonden Mededeelingen van 1—5 regels^-30 Elke regel meer 0.45 Handelsadvertentiën per regel 0.17'/» Bij contract belangrijke korting Voor het bevragen aan 't bureau wordt berekend0.10 GEWIJZIGDE POSITIE Het raadslidmaatschap in onze tijd De belangrijke aangelegenheid der candidaatstelling voor de aanstaande Raadsverkiezing heeft in onze kiesver- eenigingen weer haar beslag gekregen. Met verwikkelingen hier, zonder ver wikkelingen daar is men er in geslaagd een lijst te formeeren van vroede man nen, van mannen met ervaring, van mannen met kennis der beginselen vooral, van wie men straks, als op hen de keuze valt, mag verwachten, dat zij naar vermogen zullen bijdragen on) onze opvattingen ingang te doen vin den in het bestuur der gemeente. Het verloop van zulk een candidaat stelling leidt tot eigenaardige ervarin gen. Wie daarvan getuigenis zou willen afleggen, mag zich uiteraard niet be perken door de vlotte afdoening, die deze voorbereiding wellicht in de kies- vereeniging zijner woonplaats ken merkte of mogelijk door de bittere te leurstellingen, die men in de eigen naaste kring ondervond. Alleen eon oordeel, dat op breeder overwegingen steunt, dat gegrond is op gegevens uit ruimere kring kan hier in aanmerking komen. Welnu, wie zijn indrukken tracht weer te geven omtrent de candidaat stelling voor de verschillende gemeen teraden in ons land, waaraan in de af- geloopen maanden met ijver is gewerkt, wie ten slotte die indrukken tracht sa men te vatten in één algemeen oordeel, mag de conclusie trekken, dat de be langstelling voor het Raadslidmaat schap in geen enkel opzicht 'is ver flauwd. Het is waar: daar zijn er, wier enthousiasme voor de publieke zaak vrijwel tot het nulpunt daalde, die zich afwendden van het terrein van het openbaar bestuur en niet dan met zekere hooghartigheid leerden spreken van de dingen, die den burgers van één staat, één provincie of één gemeente toch na aan het hart moeten liggen. Volgens hun zeggen liep het peil der vertegenwoordigers in de publieke col leges allengs zóó sterk terug, kreeg de moraal en het politiek fatsoen der leden in de loop der jaren zulk een knak, dat een achtenswaardig burger de arbeid dezer dignitarissen niet meer binnen de kring zijner belangstelling kan trek ken op gevaar af van met deze lieden op één lijn te worden gesteld. Deze souvereine hooghartigheid, die niet zoo weinigen het politiek bedriji met minachtend oog deed gadeslaan, heeft ongetwijfeld kwaad gesticht en menigeen de burgerzin ontroofd. Toch is ook hier een kentering waarneem baar. Want al heeft de crisis ook heel- wat op haar debetzijde te boeken en heeft zij bij velen de zin voor critiek en betweterij wakker geroepen, ander zijds kan niet worden ontkend, dat zij met haar talrijke en ingrijpende vraag stukken, met de moeiten des levens, die.zij voor zoovelen bracht, weer in ruimeren kring belangstelling heeft ge vorderd voor de politieke zaak. Het politiek nihilisme van enkele tientallen jaren terug heeft aan beteekenis inge boet. En zelfs de N.S.B. heeft verstaan al zijn dan ook de oogmerken van deze partij van revolutionairen aard dat men om invloed te krijgen op staat kundig gebied de electorale en parle mentaire weg niet blijvend veronacht zamen kan. De belangstelling voor de politieke zaak is bij meerderen weer levendig geworden. Dit sluit echier nog niet m, dat nu ook de waardeering voor de samenstelling onzer publieke lichamen en voor de arbeid dezer colleges is toe genomen. Want meer dan een staat op het standpunt, dat wat het gehalte der vertegenwoordigers betreft in verge lijking met de dagen van voorheen een aanzienlijke teruggang valt waar te nemen. En met name in onze gemeente raden zou al heel sterk verzwakking zijn te bespreuren. Is deze critiek gegrond? Wanneer men let op de samenstelling onzer gemeenteraden, zal men kunnen constateeren, dat zich daarin belang rijke wijzigingen hebben voltrokken. Was het Raadslidmaatschap voorheen een eereambt, waarvoor bij voorkeur personen uit zekere (gegoede) kringen in aanmerking kwamen, thans beant woordt vrijwel geen enkele Raad meer aan deze eisch van gewoonterecht. Vertegenwoordigers uit middenstands- en arbeiderskringen deden geleidelijk hun intrede in het vertegenwoordigend college der gemeente en daarmee ver anderde het aspect grondig. In het algemeen is deze wijziging zeker aan de toerusting van den Raad ten goede gekomen: de Raad werd veel- zijdiger van samenstelling, hij kreeg relatie met allerhande kringen eri kwam daardoor meer midden in het leven te staan. Natuurlijk heeft het streven naar een zoo breed mogelijke oriënteering ook op dit gebied weieens gefaald en zal de eisch der veelzijdig heid in een enkel geval een candidatuur hebben doorgedreven zonder dat de rechte persoon aanwezig was, terwijl in een ander geval een bekwaam zit tend lid voor de nieuwe leer moest wijken. Zulke dingen kwamen voor. Maar dat het gehalte van den Raad, over het geheel genomen, zou moeten onderdoen voor de besturen van een halve eeuw geleden, moet ernstig wor den betwist. Eer is het tegendeel waar. Want het Raadslidmaatschap van wel eer, simpel als bijbaantje of eereambt opgevat, liet lichtvaardiger zelfonder zoek toe en stelde niet die eischen, die uit de huidige taakvervulling voort vloeien. Hiermee is een belangrijk punt aan geroerd: het Raadslidmaatschap zelf is in beteekenis aanzienlijk toegenomen, de positie is in de loop der jaren fali- kant gewijzigd. De vroede vaderen, die onder een vorig bestel wellicht „aardig mee konden", zouden, zoo zij werden gesteld voor de eischen van deze tijd, zonder twijfel in menig opzicht tekort schieten. Aan de vervulling van het Raadslid maatschap worden in de tegenwoordige tijd zeer hooge eischen gesteld. Kwam de gemeenteraad van voorheen samen veelal niet vaker dan de Gemeentewet als minimum stelde, bepaalde men zien daarbij tot het verrichten van enkele zeer eenvoudige en periodiek zich her halende administratieve handelingen, had men slechts te voorzien in de be scheiden behoeften der uiterst eenvou dige gemeentelijke huishouding hoe geheel is sindsdien de positie gewijzigd! Het bestuur der gemeente zette zich in de loop der jaren geweldig uit, en de kleinste gemeenteraad uit deze tijd ziet zich geplaatst voor vraagstukken, die zelfs in de stedelijke gemeenten eener vorige generatie niet bekend waren. Naast het adagium „De staat moet het doen!" is voorts aangeheven, zeker met niet geringer geestdrift, de nieuwe leuze „De gemeente moet het doen!" En het schijnt soms, dat de gemeente lijke bemoeiingen geen grenzen hebben. En voeg hierbij nog de positie van „de gemeente in crisistijd": heel het gemeentelijke leven uit zijn evenwicht gerukt en de gemeentebestuurders op het meest onverwacht geplaatst voor allerhande scheeve verhoudingen, voor gewrongen casusposities, die voorzie ning vragen. Het begrip „de gemeente in crisistijd" is gelijk geworden aan dat van „de gemeente in nood". En nood breekt wet. Dies greep de gemeente lijke nood diep in de wetgeving ten aanzien van de gemeenten, diep in de gemeentelijke wetgeving zelf. Voor zulk een staat van zaken zien zich de vroede vaderen van het heden geplaatst. Is het dan teveel gevergd wanneer men de eisch stelt, dat wie het Raadslidmaatschap ambieert, wie voor een kans biedende plaats op de lijst wordt in aanmerking gebracht, zich terdege afvraagt, of hij tegen de hooge eischen van dit ambt in deze moeilijke tijd opgewassen is? Wie zich de zaken realiseert zal de gevolgtrek king moeten maken, dat het bekleeden van het Raadslidmaatschap thans alles behalve een sinecure-is. En voeg nu aan dit alles nog toe, dat bij het gecompliceerde gemeentebestel van deze tijd, bij hét zich opstapelen der vraagstukken .en. het toenemen van de crisisnood het Christelijk beginsel meer dan ooit toepassing vraagt ook op het terrein van het gemeentelijke leven. Eenerzijds de wetenschap, dat alleen bij een leven overeenkomstig 's Heeren ordinantiën er toekomst is voor de plaatselijke gemeenschap, an derzijds het besef, dat bij de voort schrijdende ontkerstening van het publieke leven de steun in de volks- conscientie al zwakker wordt. Hier past een „Wie is tot deze dingen bekwaam?" En de Christen is zich be wust, dat in deze verwarde en benarde tijd voor de arbeid in de gemeenteraad wel in bijzondere mate noodig is de kracht des geloofs: alleen in die we;_, biedt ons ontwricht gemeentelijk leven uitzicht. Na een breede inleiding en zakelijke bespreking resolutie eenstemmig aanvaard In het gehouw voor C.S.B. te Utrecht werd gisteren een algemeene bestuurs vergadering van het C.N.V. gehouden met introductie voor leden van de hoofdbesturen der bij het C.N.V. aan gesloten organisaties, ter bespreking van 't bezuinigingsontwerp der Regee ring. Na opening der vergadering door den voor zitter van het C.N.V., den heer K. Kruithof, hield een der secretarissen, de heer A. Sta pelkamp een referaat over genoemd ontwerp. Referaat Stapelkamp Spr. ving aan met een herinnering aan de behandeling in een dergelijke vergadering van het rapport-Welter door wijlen den heer J. S. Ruppert Jr. Wij zijn nu bijna 3 jaar verder. Opnieuw vraagt de noodzaak van een in ■ersneld tempo door te voeren verlaging der openbare uitgaven de aandacht. Thans niet "e vorm van een rapport van een of andere staatscommissie, maar concreet in de vorm van een wetsontwerp van de verant woordelijke Regeering. Wie erkent de verarming, die over ons volk gekomen is, waarvan het ontbreken der middelen om op normale wijze dus door inkomsten-vermeerdering de begroo ting sluitend te maken het gevolg is, die moet zich ook realiseeren dat dit alleen r kan door te aanvaarden een verlaagd levenspeil. Spr. zet uiteen, dat ook de devaluïst in deze richting werkt. De Christelijke vakbeweging heeft zich naar spr. meent altijd gesteld op het stand punt der Regeering, dat aanpassen op andere wijze beter is dan devaluatie. Spr. kwam hiermee tot enkele algemeene opmerkingen over het wetsontwerp. Spr. betreurde het, dat de Regeering niet tegelijk met het bezuinigingsontwerp het toegezegde ontwerp tot verlaging der vaste lasten heeft ingediend. Voor de beoordeeling en waardeering van hetgeen de Regeering denkt te bereiken, ware dit. van groote beteekenis geweest. De voorstellen tot verlaging der uitkeering bij ziekte en ongevallen, de coördinatie van het verkeer en de inkrimping van het aantal Kamers van Koophandel, hebben met de openbare uitgaven niets te maken, beteeke- nen veeleer een poging tot verlaging der op het bedrijfsleven rustende lasten en behoo- ren eigenlijk in dit ontwerp niet thuis. Ook heeft het Spi\ zeer verwonderd, dat de Re geering bij de indiening van dit ontwerp niet heeft betrokken een regeling ten aanzien van cumulatie van pensioenen en salaris sen. Met vermindering der grond- en omzet belasting uit het overschot der bezuiniging kon spr. zich goed vereenigen. Voor de laging van de accijns op gedistilleerd salarisverlaging van het overheidspersoneel te vragen, acht spr. echter moeilijk te verde digen. Ook opperde hij bezwaar tegen het stelsel van machtigingen. Het werken daarmee, en dus het onttrekken van een aantal maatrege len aan de goedkeuring van en het overleg met de volksvertegenwoordiging, acht spr. onjuist Een vraagteeken zette spr. bij de passage over de beïnvloeding van de loonen in de particuliere bedrijven. Wij hebben echter deze figuur nu reeds bij de uitvoering van werken voor het Werkfonds 1934, in het landbouwbedrijf waar verplichte arbitrage wordt voorgeschreven, en in mindere mate ook bij de huidige onderhandelingen met de particuliere mijnen. Minder duidelijk is wat bedoeld wordt nyet de zin: Ook zal de Regeering gerechtigd zijn onder bepaalde' omstandigheden steun te ont houden aan werklooze arbeiders, behoorende tot bedrijfsgroepen waarin de loonen niet of niet voldoende aangepast zijn aan de tegenwoordige verhoudingen en daardoor de werkloosheid in de hand werken. Ligt hierin een dreigement voor stopzet ting van uitkeeringen uit de werkloozenkas voor de bedoelde groepen, uitsluiting uit de steunregeling of beide? Het wi' spr. voorkomen, dat beide midde len, zoo daarop door de Regeering wordt ge doeld, ondeugdelijk zijn, niet het gewenschte gevolg zullen hebben en treffen zullen hen, die aan het geschetste euvel niet schuldig zijn. De salarisverlaging Spr. bezag hierna de verschillende voor stellen op zichzelf en kwam daarbij eerst tot de salarisverlaging. Blijkens verschillende bespyekingen mag men 6 pCt. als het maxi mum der voorgestelde verlaging beschou wen. Verwacht mag worden dat in het ge organiseerd overleg de Regeering tot conces sies op onderdeelen bereid zal zijn. Misschien is het totaal nog wel iets te verminderen Maaar trots dat alles blijft het voorstal een belangrijke aderlating. Zouden onze ambte naren anders hebben verwacht? Meende men heusch dat bij de groote nood waarin onze volkshuishouding verkeert, de ambte naren hun positie zouden kunnen veilig stel len? De omrekening der pensioenen, waarbij de korting hoogstens 10 pCt. zal bedragen en de pensionneering van wachtgelders, die nimmer voor herplaatsing in aanmerking zullen komen, lijkt spr. juist. Bezwaar heeft spr. tegen de verwijdering uit het pensioenfonds van ambtenaren, die ten onrechte onder de Pensioenwet 1922 ge bracht zijn. Bij het hoofdstuk Justitie juichte spr. vele bezuinigingen toe. Ook bij erkenning van de sociale functie door de armenraden verrioht, kan in op heffing worden berust. Verlaging van wachtgelden en pensioenen lijkt spr. niet onbillijk. Spr. vraagt echter, of het niet beter ware, de hieruit verkregen bate ten goede van het pensioenfonds te doen komen, teneinde dit mogelijk te maken op vroegeren leeftijd ambtenaren te kunnen opnemen en zoodoende ruimte te maken voor wachtgelders resp. jongere krachten. Spr. vraagt zich ook af, of de Regeering niet al te Voorzichtig is ten aanzien van de samenvoeging van gemeenten. Bezuiniging op onderwijs Bij de bezuinigingen op het onderwijs acht spr. het meest sympathieke voorstel de voor- loopige pensionneering op 60-jarigen leeftijd. Spr. is er niet zeker van, dat de Regeering goed heeft gedaan, af te zien van ingrijpen de bezuiniging bij het hooger onderwijs door opheffing van een universiteit. Ten aanzien van de positie der kweekelin- gen merkte hij op, dat hem deze voorstellen wel zeer onjuist voorkomen. Spr. zou er veel meer voor voelen om dan het aanvangssa laris te verlagen, zoodat de jonge onderwij zers na 2 of 3 jaar voor de klas te hebben gestaan, automatisch op het volledig salaris komen. Over het voorstel tot doorvoering van een tweejarige cursus bij het Nijverheidsonder- vijs valt te praten. Defensie Bij „Defensie" besprak de referent m.n. het capitulantenstelsel. Het spreekt wel van zelf, dat wanneer dit plan door de Kamers wordl aanvaard een aantal betrekkingen in pu blieke dienst en bij de Spoorwegen niet langer voor vrije mededinging van alle bur gers zullen openstaan. De overheid zal deze voor een gedeelte reserveeren voor haar capi. tulanten. Dat brengt eenige teleurstelling voor andere gegadigden. Spr. kan echter nog niet inzien, dat een dergelijke regeling onbil lijk kan worden genoemd. De Overheid mag hen die haar vrijwillig een aantal jaren als militair hebben gediend, zonder onbillijk tegenover anderen te worden een pré geven. Hun aantal een 200 loopt bovendien nogal los. De bezuiniging bij „Economische zaken" op het Centraal Bureau voor de statistiek en de toelagen voor acten land- en tuinbouw- onderwijs kan, in verhouding tot de offers, die elders gevraagd worden, moeilijk becri- tiseerd wordén. Spr. merkt op, dat thans blijkens sommige kritieken de kamers van koophandel ineens onmisbare instituten zijn geworden. Speciale aandacht had spr. uiteraard voor de bezuiniging op Sociale zaken Allereerst besprak hij de buitenwerking- stelling van de Warenwet. Spr. ontveinst zich niet, dat deze afkapping van een stuk Overheidsbemoeiing sociaal niet zonder be denking is. Temidden van deze maatregelen tot bespa ring op openbare uitgaven, doet het vreemd aan, iets te ontmoeten, dat daamnede niets gemeen heeft, nl. vermindering van de uit keering krachtens de Ziektewet tot procent, en een gelijke vermindering van de voorloopige schadeloosstelling uit de Onge vallenwet over de eerste zes weken dat het ongeval duurt. Deze laatste maatregel geldt ook voor de Land- en Tuinbouw Ongevallen wet. Voor de bedrijven beteekent het een besparing van 2 pet. Spr. kan voorshands nog niet aanvaarden dat de toestand van ons bedrijfsleven absoluut cischt, dat in deze verslechtering wordt berust. Tenslotte besprak de heer Stapelkamp uit- ierig het voorstel tot wijziging van de financiering der Invalidlteits- en Ouderdomswet Dit is. met de salarisverlaging van hot Overheidspersoneel en de Onder- wijsbezuiniging, wel het meest belang rijke onderdeel van dit bezuinigings plan. Belangrijk en in hooge mate be denkelijk. Naar spr.'s meening onder graaft de Regeering met dit voorstel 'het fundament waarop onze Invalidi- teits- en Ouderdomswetgeving berust Deze wetgeving gaat uit van de ge dachte, dat het kapitaal nooddg voor de uit te keeren renten, aanwezig moet zijn. Practisch beteekenen de voorgestelde maatregelen de memorie van toe lichting geeft dit ook toe dat van het Kapitaaldekkingssysteem overge gaan wordt op de lijn van het omslag stelsel. Voorgesteld wordt de betaling dar Rijksbijdragen zooals die in 1919 werkelijk werd geregeld, en de grond slag der wet vormde, maar te laten ver vallen, waarvoor dan voor een ge deelte misschien geheel fictieve baten in het fonds worden gestort Of door deze maatregel het fonds aan zij... verplichtingen zal kunnen voldoen, is ook voor de Regeering nog twijfelachtig. Zij wenscht deze maatregel voorloopig voor 5 jaar. Mocht na verloop daarvan blijken dat dit gematigde omslagstelsel nog te hooge last op ons volk zou leggen, dan stelt de Re geering nu reeds een vermindering der aan spraken in uitzicht. De vrees, dat het daartoe zal komen heeft inderdaad grond. Herhaaldelijk is de Regeering in gebreke gebleven om de fondsen te geven, waarop zij aanspraak mochten maken. Daar komt nog bij, dat de Regeering tel kens invloed, wellicht iets meer dan zachten drang uitoefent op de fondsbesturen ten aanzien van de belegging en de daarbij te bedingen rente. Dat wordt nu nog erger. Bij het systeem van kapitaaldekking spe len de renten der belegde kapitalen uiter aard een groote rol. Minister Talma heeft, des tijds als uitgangspunt van zijn berekening genomen een rente van 4 pet. Door den hier boven genoemden zachten drang der Regee ring wordt dit rentetype in vele gevallen niet meer bereikt. De Memorie van Toelich ting wijst naar een rente van 3 pet. Ook daardoor dreigen moeilijkheden te ontslaan. De Regeering wil nu samenvoeging van het Invaliditeitsfonds en 't Ouderdomsfonds A. Het mag van algemeene bekendheid wor den geacht, dat de positie van het eerste heel wat gunstiger is dan van het tweede. Het Ouderdomsfonds B. laat de Regeering terecht bestaan. Dit fonds bekostigt, zichzelf. Maar is het nu wel billijk tegenover diegenen in het Invaliditeitsfonds, die eveneens zich zelf kunnen bekostigen, dat de Regeering hen mede laat betalen, de boven 35-jarigen en de benoodigde bedragen voor de Ouder domsrente. En dat terwijl de Regeering daar destijds garantie voor heeft gegeven, en zij bovendien de fondsen aan allerlei beperken de bepalingen ook ten aanzien van de be legging bindt. Spr. wil wel heel eerlijk verklaren, dat hij de gang van zaken met onze Invaliditeits- en Ouderdomsvctrzekering met bezorgdheid aanziet. Er is gevaar voor ineenstorting. De Christelijke vakbeweging, die voor deze ver zekering steeds uit volle overtuiging heeft gepleit, zal zich ernstig hebben te bezinnen over haar houding ten aanzien van deze voornemens der Regeering. Spr. is nog niet overtuigd, dat het niet anders kan. Wanneer begonnen wordt met de verzekering in zooverre ze zich zelf be taalt, in stand te houden, desnoods de bij dragen voor de administratie ook nog op het fonds in rekening te brengen, blijft alleen de zorg over voor diegenen, welke op lateren leeftijd in de verzekering zijn opgenomen en misschien van de kostelooze ouderdomsrente. Daar moet de Overheid voor zorgen. Erken nende den huidigen nood der schatkist zou dit misschien kunnen, door voorloopig niet het bedrag voor de kapitaalsdekking te be talen, maar dc rente daarvoor. Steun aan de Regeering In zijn slotbeschouwing stelde de spr. er prijs op te verklaren, dat hij ver sterkt is in de aanvankelijke indruk, dat de Regeering inderdaad gepoogd heeft, met deze bezuinigingsplannen zoo min mogelijk schade te veroorza ken. Van ruwe afbraak, zooals van ze kere zijde wordt gesuggereerd, is naar zijn meening geen sprake. Wanneer hier en daar wordt afgebroken, is het om elders weer op te bouwen. Spr. denki aan de credieten voor werkloo- zenzorg. voor werkverruiming, voor de Scheepvaart en den Middenstand Niet het minst ook aan de zorg vcor Land en Tuinbouw. Dat te erkennen, behoeft niet te weerhouden critiek op onder deelen. Deze critiek zal dan echter opbouwend moeten zijn. Moeten uitgaan van de moei lijkheden, waarin land en volk zich bevin den om op de basis van die gemeenschappe lijke erkenning te zoeken naar een misschien betere weg dan hier door- de Regeering wordt aangewezen. Wanneer Minister Colijn een beroep doel op de acht millioen Nederlanders om de handen in een te slaan teneinde ons volk door deze moeilijke tijd héén te helpen, dan zeggen de mannen en vrouwen der Christe lijke Vakbeweging: wij zijn bereid daaraan naar de mate onzer krachten mee te werken. In de middagvergadering werd breedvoerig over dit onderwerp gediscussieerd. Tenslotte werden z.h.st. aangenomen de volgende Resolutie Het Christelijk Nationaal Vakverbond in Nederland pp Vrijdag 31 Mei 1935, in het Gebouw voor Christelijk Sociale Belangen te Utrecht in buitengewone algemeene be stuursvergadering bijeen ter bespreking van het „Wetsontwerp ter verlaging de openbare uitgaven"; gehoord de gehouden inleiding en de daarop gevolgde discussies; overwegende, dat het brengen van even wicht tusschen inkomsten en uitgaven van den Staal, volstrekt noodzakelijk is; erkennende dat, ter bereiking daarvan gelet op de toestand van 's Rijks finan ciën beperking ook van de staatsuitga ven noodzakelijk is; betreurt, dat niet gelijktijdig met het „Wetsontwerp tot verlaging van de open- hare uitgaven" bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal is ingediend een Wetsont werp tot verlaging der vaste lasten en tot het tegengaan van cumulatie van salaris sen en pensioenen waardoor een beter in zicht kan worden verkregen in het com plex van maatregelen die de Regeering noodig acht om het budgetair evenwicht te bereiken; van meening, dat onder erkenning, dat eerstgenoemd Wetsontwerp, getuigenis af legt van de wensoh der Regeering om bij de noodzakelijke inkrimping van uitgaven zooveel mogelijk vitale volksbelangen te ontzien, er toch tegen verschillende hierin opgenomen voorstellen wel zeer ernstige be denkingen bestaan; dat, ten aanzien van de voorgenomen verlaging van de salarissen van het perso neel in 's Rijks dienst, venvacht mag wor den, dat de Regeering ernstig rekening zaï houden met de belangrijke offers door dit personeel in verschillende vorm reeds eer der gebracht en de moeilijke toestand waarin rle laagst bezoldigden verkeeren; dat vertrouwd wordt, dat bij het over wegen van een herziening der pensioenen, de Regeering een zelfde standpunt zal inne men en zal trachten met de Centrale Com missie voor georganiseerd overleg zo over de herziening der salarissen als die der pensioenen tot overeenstemming te komen dat echter ernstig bezwaar bestaat tegen het voornemen om een gedeelte van het Overheidspersoneel dat thans onder de Pensioenwet 1922 valt, daaruit te verwij deren; dat de voorgestelde maatregel om bij het lager onderwijs het stelsel van kweeke- ling met acte in te voeren onjuist is te achten en dat wanneer op geen andere wijze, b.v. door grootei'e besparing op het middelbaar, voorbereidend hooger en hoo ger onderwijs, de noodzakelijke bezuiniging kan worden verkregen de voorkeur ge geven moet worden aan eenige verlagin; der aanvangssalarissen; dat het vertrouwt, dat het voorstel om de uitkeeringen krachtens de Ziekte- en Onge vallenwet te verminderen, zal worden te ruggenomen, respectievelijk niet aanvaard omdat de regeling dezer aangelegenheid in dit wetsontwerp niet thuis behoort en ook overigens de noodzaak van deze verla ging niet wordt erkend, aangezien de las ten die dc uitvoering der Ziekte- en Onge vallenwet met zich brengen voorzoover zij niet door de arbeiders zelf worden ge dragen onderdeel uitmaken van de loon" en arbeidsvoorwaarden en daarmede ook gerekend wordt bij de vaststelling daar van; dat ook met leedwezen kennis is geno men van de voorstellen ten aanzien van de Invaliditeits- en Ouderdomswet, wijl deze voorstellen den grondslag waarop deze wet ten rusten in ernstige mate aantasten daarom reeds verwerpelijk zijn; dat het van meening blijft, dat de Rijks de ideale steunschoen met Sponsrubber voorvoetkussen Octrooi 20075. Fabrikante Fa.Wed.J.P.VAN BOMMEL Moergestel Voornaamste Nieuws. Dit nummer bestaat uit VIER bladen waarbij inbegrepen het Zondagsblad Ter bestuursvergadering van het Chr. Nat. Vakverbond is het Bezuuiigingsrapport be sproken. Roosevelt oefent scherpe critiek op de be slissing van het Opperste Gerechtshof in zake de N.R.A.-bepalingen. De heer J. H. Crezee, benoemd tot burge meester van Ridderkerk, neemt afscheid van De Lier. Blz. 9 De voorjaarsvergadering van de NederI, Zendings Vereeniging. Het Zondagsblad van heden bevat o.m.: Meditatie. „Salomo" vers van C. Vermeer. Van boeken en schrijvers. P. J. Risseeuw bespreekt „Onder lage daken" van G. van Bokhorst. Kort verhaal van Regina van der Hauw- Veltman: „Grc's offer". „Met een K.L.M.-vogel boven Nederland" II door Bert Bakker. Van bonte dingen „Losse invallen" door G. K. A. Nonhebel. „Geeft gij hun te etenvers van Jo IJpma. Jeugdrubriek. Kleuterkrantje. ACCOUNTANTS Leden Ned. instituut v. Acc. BELASTING-ADVISEURS (o.a. voor INSTELLINGEN van de DOODE HAND) ROTTERDAM. Glashaven 9 Tel 53129 overheid haar wettelijke verplichtingen tegenover de Invaliditeits. en Ouderdoms wet heeft 11a te komen, zoo noodig met limiteering in de bijdragen voor de admi nistratiekosten der fondsen en verdeeling der annuïteiten over een langere periode en daarnaast verwacht, dat de Re'geering het bedrijfsleven krachtig zal blijven steu nen ook door verlaging der vaste lasten; en besluit deze resolutie ter kennis te brengen van de Regeering der Staten- Generaal en van de Pers. Belangstelling van Kamerleden De heer J. Schouten dankte namens 't Centraal Comité van A.R. Kiesvereen. en de A. R. Kamerclub voor de uitnoodiging om hier te zijn. Spr. kwam hier om te luisteren en te leeren. Hij is met genoegen hier ge weest. Had hij aan de besprekingen deelge nomen, dan zou gebleken zijn, dat menig onderwerp, dat hier tot opmerkingen aan- leiding gaf, ook in de kring die spr. vertegen woordigt, onderwerp van discussie is. Spr. dankte den referent en verklaarde, dat naar zijn oordeel vruchtdragend overleg mogelijk is. De voorzitter, de dank van m heer Snocck Henkemans overbrengend, uitte zijn dankbaarheid, dat er zooveel kamerleden aanwezig waren. Het blijkt wel. dat men be lang stelt in wat hier gezegd wordt. Aan het slot der vergader ine dankte de voorzitter den heer Stapelkamp voor de wijze, waarop hij zijn onderwerp heeft be handeld en de debaters voor hun opmerkin gen. De vergadering werd bijgewoond door de leden der Eerste Kamer: Jhr. Mr. H. A. M. van Asch van Wijck en Jhr. Mr. B. C. de Savornin Lohman en de leden der weede Kamer: Dr. C. W. Th. baron van Boetzelaer van Dubbeldam, Chr. v. d. Heuvel, Jhr. Mr. J. \V. II. Rutgers van Rozenburg, J. Schouten C. Smeenk, J. R. Snoeck Henkemans, Mr. J. Terpstra. Pefledzc&tndschzJcwd/iasta I POOS 20 CT.-TUBE 40 EN 60 CT. Wetenschap. VER. TOT BEV. DER HOMOEOPATHIE Ter gelegenheid van de Woensdag 5 Jon. as. te Eindhoven te houcen aijcnaecne .- ring der Ver tot bevc.ce. ,r.g oer i. in Nederland .zal des avonds .n een ptop. C. a- vergadering Dr. Gerard Bakker, van Arnhem, spreken over „De waarde der eenvoudigste ziekte verschijnselen" en Dr. J. J. Bate Boerop. van Utrecht, over het onderwerp „Wat is homoeo pathic?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 1