glituw rihsdjr
IVOROt.
Dagelijks verschijnend Nieuwsblad voor Leiden 3n Omstreken
Het C.N.V. en het Bezuinigings-
ontwerp
„EBERTO" Schoen
v. BODEGRAVEN v.d. GEVE!
abonnementsprijs:
Per kwartaal in Leiden en in plaatsen
waar een agentschap gevestigd is 235
Franco per post 2.35 portokosten
Per week0.18
Voor hel Buitenland bij wekelijksche
zending4.50
Bij dagelijksche zending5.50
Alles bij vooruitbetaling
Losse nummers 5 cl. met Zondagsblad 7'/a ct.
Zondagsblad niet afzonderlijk verkrijgbaar
Bureau: Breestr-iat 123 Telefoon 2710 (na 6 uur 3166) Postbox 20 Postgiro 5893i
15e Jaargano
NO. 5490
ZATERDAG 1 JUNI 1935
0fobertetitteprij?tn:
Van 1 tot 5 regels 1.171/»
Elke regel meer0.22'/,
Ingezonden Mededeelingen
van 1—5 regels^-30
Elke regel meer 0.45
Handelsadvertentiën per regel 0.17'/»
Bij contract belangrijke korting
Voor het bevragen aan 't bureau
wordt berekend0.10
GEWIJZIGDE POSITIE
Het raadslidmaatschap in
onze tijd
De belangrijke aangelegenheid der
candidaatstelling voor de aanstaande
Raadsverkiezing heeft in onze kiesver-
eenigingen weer haar beslag gekregen.
Met verwikkelingen hier, zonder ver
wikkelingen daar is men er in geslaagd
een lijst te formeeren van vroede man
nen, van mannen met ervaring, van
mannen met kennis der beginselen
vooral, van wie men straks, als op hen
de keuze valt, mag verwachten, dat zij
naar vermogen zullen bijdragen on)
onze opvattingen ingang te doen vin
den in het bestuur der gemeente.
Het verloop van zulk een candidaat
stelling leidt tot eigenaardige ervarin
gen. Wie daarvan getuigenis zou willen
afleggen, mag zich uiteraard niet be
perken door de vlotte afdoening, die
deze voorbereiding wellicht in de kies-
vereeniging zijner woonplaats ken
merkte of mogelijk door de bittere te
leurstellingen, die men in de eigen
naaste kring ondervond. Alleen eon
oordeel, dat op breeder overwegingen
steunt, dat gegrond is op gegevens uit
ruimere kring kan hier in aanmerking
komen.
Welnu, wie zijn indrukken tracht
weer te geven omtrent de candidaat
stelling voor de verschillende gemeen
teraden in ons land, waaraan in de af-
geloopen maanden met ijver is gewerkt,
wie ten slotte die indrukken tracht sa
men te vatten in één algemeen oordeel,
mag de conclusie trekken, dat de be
langstelling voor het Raadslidmaat
schap in geen enkel opzicht 'is ver
flauwd.
Het is waar: daar zijn er, wier
enthousiasme voor de publieke zaak
vrijwel tot het nulpunt daalde, die zich
afwendden van het terrein van het
openbaar bestuur en niet dan met
zekere hooghartigheid leerden spreken
van de dingen, die den burgers van één
staat, één provincie of één gemeente
toch na aan het hart moeten liggen.
Volgens hun zeggen liep het peil der
vertegenwoordigers in de publieke col
leges allengs zóó sterk terug, kreeg de
moraal en het politiek fatsoen der leden
in de loop der jaren zulk een knak, dat
een achtenswaardig burger de arbeid
dezer dignitarissen niet meer binnen
de kring zijner belangstelling kan trek
ken op gevaar af van met deze lieden
op één lijn te worden gesteld.
Deze souvereine hooghartigheid, die
niet zoo weinigen het politiek bedriji
met minachtend oog deed gadeslaan,
heeft ongetwijfeld kwaad gesticht en
menigeen de burgerzin ontroofd. Toch
is ook hier een kentering waarneem
baar. Want al heeft de crisis ook heel-
wat op haar debetzijde te boeken en
heeft zij bij velen de zin voor critiek
en betweterij wakker geroepen, ander
zijds kan niet worden ontkend, dat zij
met haar talrijke en ingrijpende vraag
stukken, met de moeiten des levens,
die.zij voor zoovelen bracht, weer in
ruimeren kring belangstelling heeft ge
vorderd voor de politieke zaak. Het
politiek nihilisme van enkele tientallen
jaren terug heeft aan beteekenis inge
boet. En zelfs de N.S.B. heeft verstaan
al zijn dan ook de oogmerken van
deze partij van revolutionairen aard
dat men om invloed te krijgen op staat
kundig gebied de electorale en parle
mentaire weg niet blijvend veronacht
zamen kan.
De belangstelling voor de politieke
zaak is bij meerderen weer levendig
geworden. Dit sluit echier nog niet m,
dat nu ook de waardeering voor de
samenstelling onzer publieke lichamen
en voor de arbeid dezer colleges is toe
genomen. Want meer dan een staat op
het standpunt, dat wat het gehalte der
vertegenwoordigers betreft in verge
lijking met de dagen van voorheen een
aanzienlijke teruggang valt waar te
nemen. En met name in onze gemeente
raden zou al heel sterk verzwakking
zijn te bespreuren.
Is deze critiek gegrond?
Wanneer men let op de samenstelling
onzer gemeenteraden, zal men kunnen
constateeren, dat zich daarin belang
rijke wijzigingen hebben voltrokken.
Was het Raadslidmaatschap voorheen
een eereambt, waarvoor bij voorkeur
personen uit zekere (gegoede) kringen
in aanmerking kwamen, thans beant
woordt vrijwel geen enkele Raad meer
aan deze eisch van gewoonterecht.
Vertegenwoordigers uit middenstands-
en arbeiderskringen deden geleidelijk
hun intrede in het vertegenwoordigend
college der gemeente en daarmee ver
anderde het aspect grondig.
In het algemeen is deze wijziging
zeker aan de toerusting van den Raad
ten goede gekomen: de Raad werd veel-
zijdiger van samenstelling, hij kreeg
relatie met allerhande kringen eri
kwam daardoor meer midden in het
leven te staan. Natuurlijk heeft het
streven naar een zoo breed mogelijke
oriënteering ook op dit gebied weieens
gefaald en zal de eisch der veelzijdig
heid in een enkel geval een candidatuur
hebben doorgedreven zonder dat de
rechte persoon aanwezig was, terwijl
in een ander geval een bekwaam zit
tend lid voor de nieuwe leer moest
wijken. Zulke dingen kwamen voor.
Maar dat het gehalte van den Raad,
over het geheel genomen, zou moeten
onderdoen voor de besturen van een
halve eeuw geleden, moet ernstig wor
den betwist. Eer is het tegendeel waar.
Want het Raadslidmaatschap van wel
eer, simpel als bijbaantje of eereambt
opgevat, liet lichtvaardiger zelfonder
zoek toe en stelde niet die eischen, die
uit de huidige taakvervulling voort
vloeien.
Hiermee is een belangrijk punt aan
geroerd: het Raadslidmaatschap zelf is
in beteekenis aanzienlijk toegenomen,
de positie is in de loop der jaren fali-
kant gewijzigd. De vroede vaderen, die
onder een vorig bestel wellicht „aardig
mee konden", zouden, zoo zij werden
gesteld voor de eischen van deze tijd,
zonder twijfel in menig opzicht tekort
schieten.
Aan de vervulling van het Raadslid
maatschap worden in de tegenwoordige
tijd zeer hooge eischen gesteld. Kwam
de gemeenteraad van voorheen samen
veelal niet vaker dan de Gemeentewet
als minimum stelde, bepaalde men zien
daarbij tot het verrichten van enkele
zeer eenvoudige en periodiek zich her
halende administratieve handelingen,
had men slechts te voorzien in de be
scheiden behoeften der uiterst eenvou
dige gemeentelijke huishouding hoe
geheel is sindsdien de positie gewijzigd!
Het bestuur der gemeente zette zich in
de loop der jaren geweldig uit, en de
kleinste gemeenteraad uit deze tijd ziet
zich geplaatst voor vraagstukken, die
zelfs in de stedelijke gemeenten eener
vorige generatie niet bekend waren.
Naast het adagium „De staat moet
het doen!" is voorts aangeheven, zeker
met niet geringer geestdrift, de nieuwe
leuze „De gemeente moet het doen!"
En het schijnt soms, dat de gemeente
lijke bemoeiingen geen grenzen hebben.
En voeg hierbij nog de positie van
„de gemeente in crisistijd": heel het
gemeentelijke leven uit zijn evenwicht
gerukt en de gemeentebestuurders op
het meest onverwacht geplaatst voor
allerhande scheeve verhoudingen, voor
gewrongen casusposities, die voorzie
ning vragen. Het begrip „de gemeente
in crisistijd" is gelijk geworden aan dat
van „de gemeente in nood". En nood
breekt wet. Dies greep de gemeente
lijke nood diep in de wetgeving ten
aanzien van de gemeenten, diep in de
gemeentelijke wetgeving zelf.
Voor zulk een staat van zaken zien
zich de vroede vaderen van het heden
geplaatst. Is het dan teveel gevergd
wanneer men de eisch stelt, dat wie
het Raadslidmaatschap ambieert, wie
voor een kans biedende plaats op de
lijst wordt in aanmerking gebracht,
zich terdege afvraagt, of hij tegen de
hooge eischen van dit ambt in deze
moeilijke tijd opgewassen is? Wie zich
de zaken realiseert zal de gevolgtrek
king moeten maken, dat het bekleeden
van het Raadslidmaatschap thans alles
behalve een sinecure-is.
En voeg nu aan dit alles nog toe, dat
bij het gecompliceerde gemeentebestel
van deze tijd, bij hét zich opstapelen
der vraagstukken .en. het toenemen van
de crisisnood het Christelijk beginsel
meer dan ooit toepassing vraagt ook op
het terrein van het gemeentelijke
leven. Eenerzijds de wetenschap, dat
alleen bij een leven overeenkomstig
's Heeren ordinantiën er toekomst is
voor de plaatselijke gemeenschap, an
derzijds het besef, dat bij de voort
schrijdende ontkerstening van het
publieke leven de steun in de volks-
conscientie al zwakker wordt.
Hier past een „Wie is tot deze dingen
bekwaam?" En de Christen is zich be
wust, dat in deze verwarde en benarde
tijd voor de arbeid in de gemeenteraad
wel in bijzondere mate noodig is de
kracht des geloofs: alleen in die we;_,
biedt ons ontwricht gemeentelijk leven
uitzicht.
Na een breede inleiding en
zakelijke bespreking resolutie
eenstemmig aanvaard
In het gehouw voor C.S.B. te Utrecht
werd gisteren een algemeene bestuurs
vergadering van het C.N.V. gehouden
met introductie voor leden van de
hoofdbesturen der bij het C.N.V. aan
gesloten organisaties, ter bespreking
van 't bezuinigingsontwerp der Regee
ring.
Na opening der vergadering door den voor
zitter van het C.N.V., den heer K. Kruithof,
hield een der secretarissen, de heer A. Sta
pelkamp een referaat over genoemd ontwerp.
Referaat Stapelkamp
Spr. ving aan met een herinnering aan de
behandeling in een dergelijke vergadering
van het rapport-Welter door wijlen den heer
J. S. Ruppert Jr.
Wij zijn nu bijna 3 jaar verder.
Opnieuw vraagt de noodzaak van een in
■ersneld tempo door te voeren verlaging der
openbare uitgaven de aandacht. Thans niet
"e vorm van een rapport van een of
andere staatscommissie, maar concreet in de
vorm van een wetsontwerp van de verant
woordelijke Regeering.
Wie erkent de verarming, die over ons
volk gekomen is, waarvan het ontbreken
der middelen om op normale wijze dus
door inkomsten-vermeerdering de begroo
ting sluitend te maken het gevolg is, die
moet zich ook realiseeren dat dit alleen
r kan door te aanvaarden een verlaagd
levenspeil.
Spr. zet uiteen, dat ook de devaluïst in
deze richting werkt.
De Christelijke vakbeweging heeft zich
naar spr. meent altijd gesteld op het stand
punt der Regeering, dat aanpassen op andere
wijze beter is dan devaluatie.
Spr. kwam hiermee tot enkele algemeene
opmerkingen over het wetsontwerp.
Spr. betreurde het, dat de Regeering niet
tegelijk met het bezuinigingsontwerp het
toegezegde ontwerp tot verlaging der vaste
lasten heeft ingediend.
Voor de beoordeeling en waardeering van
hetgeen de Regeering denkt te bereiken,
ware dit. van groote beteekenis geweest.
De voorstellen tot verlaging der uitkeering
bij ziekte en ongevallen, de coördinatie van
het verkeer en de inkrimping van het aantal
Kamers van Koophandel, hebben met de
openbare uitgaven niets te maken, beteeke-
nen veeleer een poging tot verlaging der op
het bedrijfsleven rustende lasten en behoo-
ren eigenlijk in dit ontwerp niet thuis. Ook
heeft het Spi\ zeer verwonderd, dat de Re
geering bij de indiening van dit ontwerp niet
heeft betrokken een regeling ten aanzien
van cumulatie van pensioenen en salaris
sen.
Met vermindering der grond- en omzet
belasting uit het overschot der bezuiniging
kon spr. zich goed vereenigen. Voor de
laging van de accijns op gedistilleerd
salarisverlaging van het overheidspersoneel
te vragen, acht spr. echter moeilijk te verde
digen.
Ook opperde hij bezwaar tegen het stelsel
van machtigingen. Het werken daarmee, en
dus het onttrekken van een aantal maatrege
len aan de goedkeuring van en het overleg
met de volksvertegenwoordiging, acht spr.
onjuist
Een vraagteeken zette spr. bij de passage
over de beïnvloeding van de loonen in de
particuliere bedrijven. Wij hebben echter
deze figuur nu reeds bij de uitvoering van
werken voor het Werkfonds 1934, in het
landbouwbedrijf waar verplichte arbitrage
wordt voorgeschreven, en in mindere mate
ook bij de huidige onderhandelingen met de
particuliere mijnen.
Minder duidelijk is wat bedoeld wordt nyet
de zin: Ook zal de Regeering gerechtigd zijn
onder bepaalde' omstandigheden steun te ont
houden aan werklooze arbeiders, behoorende
tot bedrijfsgroepen waarin de loonen niet
of niet voldoende aangepast zijn aan de
tegenwoordige verhoudingen en daardoor de
werkloosheid in de hand werken.
Ligt hierin een dreigement voor stopzet
ting van uitkeeringen uit de werkloozenkas
voor de bedoelde groepen, uitsluiting uit de
steunregeling of beide?
Het wi' spr. voorkomen, dat beide midde
len, zoo daarop door de Regeering wordt ge
doeld, ondeugdelijk zijn, niet het gewenschte
gevolg zullen hebben en treffen zullen hen,
die aan het geschetste euvel niet schuldig
zijn.
De salarisverlaging
Spr. bezag hierna de verschillende voor
stellen op zichzelf en kwam daarbij eerst tot
de salarisverlaging. Blijkens verschillende
bespyekingen mag men 6 pCt. als het maxi
mum der voorgestelde verlaging beschou
wen. Verwacht mag worden dat in het ge
organiseerd overleg de Regeering tot conces
sies op onderdeelen bereid zal zijn. Misschien
is het totaal nog wel iets te verminderen
Maaar trots dat alles blijft het voorstal een
belangrijke aderlating. Zouden onze ambte
naren anders hebben verwacht? Meende
men heusch dat bij de groote nood waarin
onze volkshuishouding verkeert, de ambte
naren hun positie zouden kunnen veilig stel
len?
De omrekening der pensioenen, waarbij de
korting hoogstens 10 pCt. zal bedragen en
de pensionneering van wachtgelders, die
nimmer voor herplaatsing in aanmerking
zullen komen, lijkt spr. juist.
Bezwaar heeft spr. tegen de verwijdering
uit het pensioenfonds van ambtenaren, die
ten onrechte onder de Pensioenwet 1922 ge
bracht zijn.
Bij het hoofdstuk Justitie juichte spr. vele
bezuinigingen toe.
Ook bij erkenning van de sociale functie
door de armenraden verrioht, kan in op
heffing worden berust.
Verlaging van wachtgelden en pensioenen
lijkt spr. niet onbillijk. Spr. vraagt echter,
of het niet beter ware, de hieruit verkregen
bate ten goede van het pensioenfonds te doen
komen, teneinde dit mogelijk te maken op
vroegeren leeftijd ambtenaren te kunnen
opnemen en zoodoende ruimte te maken
voor wachtgelders resp. jongere krachten.
Spr. vraagt zich ook af, of de Regeering
niet al te Voorzichtig is ten aanzien van de
samenvoeging van gemeenten.
Bezuiniging op onderwijs
Bij de bezuinigingen op het onderwijs acht
spr. het meest sympathieke voorstel de voor-
loopige pensionneering op 60-jarigen leeftijd.
Spr. is er niet zeker van, dat de Regeering
goed heeft gedaan, af te zien van ingrijpen
de bezuiniging bij het hooger onderwijs door
opheffing van een universiteit.
Ten aanzien van de positie der kweekelin-
gen merkte hij op, dat hem deze voorstellen
wel zeer onjuist voorkomen. Spr. zou er veel
meer voor voelen om dan het aanvangssa
laris te verlagen, zoodat de jonge onderwij
zers na 2 of 3 jaar voor de klas te hebben
gestaan, automatisch op het volledig salaris
komen.
Over het voorstel tot doorvoering van een
tweejarige cursus bij het Nijverheidsonder-
vijs valt te praten.
Defensie
Bij „Defensie" besprak de referent m.n. het
capitulantenstelsel. Het spreekt wel van zelf,
dat wanneer dit plan door de Kamers wordl
aanvaard een aantal betrekkingen in pu
blieke dienst en bij de Spoorwegen niet
langer voor vrije mededinging van alle bur
gers zullen openstaan. De overheid zal deze
voor een gedeelte reserveeren voor haar capi.
tulanten. Dat brengt eenige teleurstelling
voor andere gegadigden. Spr. kan echter nog
niet inzien, dat een dergelijke regeling onbil
lijk kan worden genoemd. De Overheid mag
hen die haar vrijwillig een aantal jaren als
militair hebben gediend, zonder onbillijk
tegenover anderen te worden een pré geven.
Hun aantal een 200 loopt bovendien
nogal los.
De bezuiniging bij „Economische zaken" op
het Centraal Bureau voor de statistiek en de
toelagen voor acten land- en tuinbouw-
onderwijs kan, in verhouding tot de offers,
die elders gevraagd worden, moeilijk becri-
tiseerd wordén.
Spr. merkt op, dat thans blijkens sommige
kritieken de kamers van koophandel ineens
onmisbare instituten zijn geworden.
Speciale aandacht had spr. uiteraard voor
de bezuiniging op
Sociale zaken
Allereerst besprak hij de buitenwerking-
stelling van de Warenwet. Spr. ontveinst
zich niet, dat deze afkapping van een stuk
Overheidsbemoeiing sociaal niet zonder be
denking is.
Temidden van deze maatregelen tot bespa
ring op openbare uitgaven, doet het vreemd
aan, iets te ontmoeten, dat daamnede niets
gemeen heeft, nl. vermindering van de uit
keering krachtens de Ziektewet tot
procent, en een gelijke vermindering van de
voorloopige schadeloosstelling uit de Onge
vallenwet over de eerste zes weken dat het
ongeval duurt. Deze laatste maatregel geldt
ook voor de Land- en Tuinbouw Ongevallen
wet. Voor de bedrijven beteekent het een
besparing van 2 pet. Spr. kan voorshands
nog niet aanvaarden dat de toestand van
ons bedrijfsleven absoluut cischt, dat in deze
verslechtering wordt berust.
Tenslotte besprak de heer Stapelkamp uit-
ierig het voorstel tot wijziging van de
financiering der
Invalidlteits- en Ouderdomswet
Dit is. met de salarisverlaging van
hot Overheidspersoneel en de Onder-
wijsbezuiniging, wel het meest belang
rijke onderdeel van dit bezuinigings
plan. Belangrijk en in hooge mate be
denkelijk. Naar spr.'s meening onder
graaft de Regeering met dit voorstel
'het fundament waarop onze Invalidi-
teits- en Ouderdomswetgeving berust
Deze wetgeving gaat uit van de ge
dachte, dat het kapitaal nooddg voor de
uit te keeren renten, aanwezig moet
zijn.
Practisch beteekenen de voorgestelde
maatregelen de memorie van toe
lichting geeft dit ook toe dat van
het Kapitaaldekkingssysteem overge
gaan wordt op de lijn van het omslag
stelsel. Voorgesteld wordt de betaling
dar Rijksbijdragen zooals die in 1919
werkelijk werd geregeld, en de grond
slag der wet vormde, maar te laten ver
vallen, waarvoor dan voor een ge
deelte misschien geheel fictieve baten
in het fonds worden gestort
Of door deze maatregel het fonds aan zij...
verplichtingen zal kunnen voldoen, is ook
voor de Regeering nog twijfelachtig. Zij
wenscht deze maatregel voorloopig voor 5
jaar. Mocht na verloop daarvan blijken dat
dit gematigde omslagstelsel nog te hooge last
op ons volk zou leggen, dan stelt de Re
geering nu reeds een vermindering der aan
spraken in uitzicht.
De vrees, dat het daartoe zal komen heeft
inderdaad grond.
Herhaaldelijk is de Regeering in gebreke
gebleven om de fondsen te geven, waarop
zij aanspraak mochten maken.
Daar komt nog bij, dat de Regeering tel
kens invloed, wellicht iets meer dan zachten
drang uitoefent op de fondsbesturen ten
aanzien van de belegging en de daarbij te
bedingen rente. Dat wordt nu nog erger.
Bij het systeem van kapitaaldekking spe
len de renten der belegde kapitalen uiter
aard een groote rol. Minister Talma heeft, des
tijds als uitgangspunt van zijn berekening
genomen een rente van 4 pet. Door den hier
boven genoemden zachten drang der Regee
ring wordt dit rentetype in vele gevallen
niet meer bereikt. De Memorie van Toelich
ting wijst naar een rente van 3 pet. Ook
daardoor dreigen moeilijkheden te ontslaan.
De Regeering wil nu samenvoeging van
het Invaliditeitsfonds en 't Ouderdomsfonds
A. Het mag van algemeene bekendheid wor
den geacht, dat de positie van het eerste
heel wat gunstiger is dan van het tweede.
Het Ouderdomsfonds B. laat de Regeering
terecht bestaan. Dit fonds bekostigt, zichzelf.
Maar is het nu wel billijk tegenover diegenen
in het Invaliditeitsfonds, die eveneens zich
zelf kunnen bekostigen, dat de Regeering
hen mede laat betalen, de boven 35-jarigen
en de benoodigde bedragen voor de Ouder
domsrente. En dat terwijl de Regeering daar
destijds garantie voor heeft gegeven, en zij
bovendien de fondsen aan allerlei beperken
de bepalingen ook ten aanzien van de be
legging bindt.
Spr. wil wel heel eerlijk verklaren, dat hij
de gang van zaken met onze Invaliditeits-
en Ouderdomsvctrzekering met bezorgdheid
aanziet. Er is gevaar voor ineenstorting. De
Christelijke vakbeweging, die voor deze ver
zekering steeds uit volle overtuiging heeft
gepleit, zal zich ernstig hebben te bezinnen
over haar houding ten aanzien van deze
voornemens der Regeering.
Spr. is nog niet overtuigd, dat het niet
anders kan. Wanneer begonnen wordt met
de verzekering in zooverre ze zich zelf be
taalt, in stand te houden, desnoods de bij
dragen voor de administratie ook nog op het
fonds in rekening te brengen, blijft alleen de
zorg over voor diegenen, welke op lateren
leeftijd in de verzekering zijn opgenomen en
misschien van de kostelooze ouderdomsrente.
Daar moet de Overheid voor zorgen. Erken
nende den huidigen nood der schatkist zou
dit misschien kunnen, door voorloopig niet
het bedrag voor de kapitaalsdekking te be
talen, maar dc rente daarvoor.
Steun aan de Regeering
In zijn slotbeschouwing stelde de spr.
er prijs op te verklaren, dat hij ver
sterkt is in de aanvankelijke indruk,
dat de Regeering inderdaad gepoogd
heeft, met deze bezuinigingsplannen
zoo min mogelijk schade te veroorza
ken. Van ruwe afbraak, zooals van ze
kere zijde wordt gesuggereerd, is naar
zijn meening geen sprake. Wanneer
hier en daar wordt afgebroken, is het
om elders weer op te bouwen. Spr.
denki aan de credieten voor werkloo-
zenzorg. voor werkverruiming, voor de
Scheepvaart en den Middenstand Niet
het minst ook aan de zorg vcor Land
en Tuinbouw. Dat te erkennen, behoeft
niet te weerhouden critiek op onder
deelen.
Deze critiek zal dan echter opbouwend
moeten zijn. Moeten uitgaan van de moei
lijkheden, waarin land en volk zich bevin
den om op de basis van die gemeenschappe
lijke erkenning te zoeken naar een misschien
betere weg dan hier door- de Regeering
wordt aangewezen.
Wanneer Minister Colijn een beroep doel
op de acht millioen Nederlanders om de
handen in een te slaan teneinde ons volk
door deze moeilijke tijd héén te helpen, dan
zeggen de mannen en vrouwen der Christe
lijke Vakbeweging: wij zijn bereid daaraan
naar de mate onzer krachten mee te werken.
In de middagvergadering werd breedvoerig
over dit onderwerp gediscussieerd. Tenslotte
werden z.h.st. aangenomen de volgende
Resolutie
Het Christelijk Nationaal Vakverbond in
Nederland pp Vrijdag 31 Mei 1935, in het
Gebouw voor Christelijk Sociale Belangen
te Utrecht in buitengewone algemeene be
stuursvergadering bijeen ter bespreking
van het „Wetsontwerp ter verlaging
de openbare uitgaven";
gehoord de gehouden inleiding en de
daarop gevolgde discussies;
overwegende, dat het brengen van even
wicht tusschen inkomsten en uitgaven van
den Staal, volstrekt noodzakelijk is;
erkennende dat, ter bereiking daarvan
gelet op de toestand van 's Rijks finan
ciën beperking ook van de staatsuitga
ven noodzakelijk is;
betreurt, dat niet gelijktijdig met het
„Wetsontwerp tot verlaging van de open-
hare uitgaven" bij de Tweede Kamer der
Staten-Generaal is ingediend een Wetsont
werp tot verlaging der vaste lasten en tot
het tegengaan van cumulatie van salaris
sen en pensioenen waardoor een beter in
zicht kan worden verkregen in het com
plex van maatregelen die de Regeering
noodig acht om het budgetair evenwicht
te bereiken;
van meening, dat onder erkenning, dat
eerstgenoemd Wetsontwerp, getuigenis af
legt van de wensoh der Regeering om bij
de noodzakelijke inkrimping van uitgaven
zooveel mogelijk vitale volksbelangen te
ontzien, er toch tegen verschillende hierin
opgenomen voorstellen wel zeer ernstige be
denkingen bestaan;
dat, ten aanzien van de voorgenomen
verlaging van de salarissen van het perso
neel in 's Rijks dienst, venvacht mag wor
den, dat de Regeering ernstig rekening zaï
houden met de belangrijke offers door dit
personeel in verschillende vorm reeds eer
der gebracht en de moeilijke toestand
waarin rle laagst bezoldigden verkeeren;
dat vertrouwd wordt, dat bij het over
wegen van een herziening der pensioenen,
de Regeering een zelfde standpunt zal inne
men en zal trachten met de Centrale Com
missie voor georganiseerd overleg zo
over de herziening der salarissen als die
der pensioenen tot overeenstemming te
komen
dat echter ernstig bezwaar bestaat tegen
het voornemen om een gedeelte van het
Overheidspersoneel dat thans onder de
Pensioenwet 1922 valt, daaruit te verwij
deren;
dat de voorgestelde maatregel om bij het
lager onderwijs het stelsel van kweeke-
ling met acte in te voeren onjuist is te
achten en dat wanneer op geen andere
wijze, b.v. door grootei'e besparing op het
middelbaar, voorbereidend hooger en hoo
ger onderwijs, de noodzakelijke bezuiniging
kan worden verkregen de voorkeur ge
geven moet worden aan eenige verlagin;
der aanvangssalarissen;
dat het vertrouwt, dat het voorstel om de
uitkeeringen krachtens de Ziekte- en Onge
vallenwet te verminderen, zal worden te
ruggenomen, respectievelijk niet aanvaard
omdat de regeling dezer aangelegenheid
in dit wetsontwerp niet thuis behoort en
ook overigens de noodzaak van deze verla
ging niet wordt erkend, aangezien de las
ten die dc uitvoering der Ziekte- en Onge
vallenwet met zich brengen voorzoover
zij niet door de arbeiders zelf worden ge
dragen onderdeel uitmaken van de loon"
en arbeidsvoorwaarden en daarmede ook
gerekend wordt bij de vaststelling daar
van;
dat ook met leedwezen kennis is geno
men van de voorstellen ten aanzien van de
Invaliditeits- en Ouderdomswet, wijl deze
voorstellen den grondslag waarop deze wet
ten rusten in ernstige mate aantasten
daarom reeds verwerpelijk zijn;
dat het van meening blijft, dat de Rijks
de ideale steunschoen met
Sponsrubber voorvoetkussen
Octrooi 20075. Fabrikante
Fa.Wed.J.P.VAN BOMMEL
Moergestel
Voornaamste Nieuws.
Dit nummer bestaat uit VIER bladen
waarbij inbegrepen het Zondagsblad
Ter bestuursvergadering van het Chr. Nat.
Vakverbond is het Bezuuiigingsrapport be
sproken.
Roosevelt oefent scherpe critiek op de be
slissing van het Opperste Gerechtshof in
zake de N.R.A.-bepalingen.
De heer J. H. Crezee, benoemd tot burge
meester van Ridderkerk, neemt afscheid van
De Lier.
Blz. 9
De voorjaarsvergadering van de NederI,
Zendings Vereeniging.
Het Zondagsblad van heden bevat o.m.:
Meditatie.
„Salomo" vers van C. Vermeer.
Van boeken en schrijvers. P. J. Risseeuw
bespreekt „Onder lage daken" van G. van
Bokhorst.
Kort verhaal van Regina van der Hauw-
Veltman: „Grc's offer".
„Met een K.L.M.-vogel boven Nederland"
II door Bert Bakker.
Van bonte dingen „Losse invallen" door
G. K. A. Nonhebel.
„Geeft gij hun te etenvers van Jo
IJpma.
Jeugdrubriek.
Kleuterkrantje.
ACCOUNTANTS
Leden Ned. instituut v. Acc.
BELASTING-ADVISEURS
(o.a. voor INSTELLINGEN
van de DOODE HAND)
ROTTERDAM. Glashaven 9 Tel 53129
overheid haar wettelijke verplichtingen
tegenover de Invaliditeits. en Ouderdoms
wet heeft 11a te komen, zoo noodig met
limiteering in de bijdragen voor de admi
nistratiekosten der fondsen en verdeeling
der annuïteiten over een langere periode
en daarnaast verwacht, dat de Re'geering
het bedrijfsleven krachtig zal blijven steu
nen ook door verlaging der vaste lasten;
en besluit deze resolutie ter kennis te
brengen van de Regeering der Staten-
Generaal en van de Pers.
Belangstelling van Kamerleden
De heer J. Schouten dankte namens 't
Centraal Comité van A.R. Kiesvereen. en de
A. R. Kamerclub voor de uitnoodiging om
hier te zijn. Spr. kwam hier om te luisteren
en te leeren. Hij is met genoegen hier ge
weest. Had hij aan de besprekingen deelge
nomen, dan zou gebleken zijn, dat menig
onderwerp, dat hier tot opmerkingen aan-
leiding gaf, ook in de kring die spr. vertegen
woordigt, onderwerp van discussie is. Spr.
dankte den referent en verklaarde, dat naar
zijn oordeel vruchtdragend overleg mogelijk
is.
De voorzitter, de dank van m heer
Snocck Henkemans overbrengend, uitte zijn
dankbaarheid, dat er zooveel kamerleden
aanwezig waren. Het blijkt wel. dat men be
lang stelt in wat hier gezegd wordt.
Aan het slot der vergader ine dankte de
voorzitter den heer Stapelkamp voor de
wijze, waarop hij zijn onderwerp heeft be
handeld en de debaters voor hun opmerkin
gen.
De vergadering werd bijgewoond door de
leden der Eerste Kamer: Jhr. Mr. H. A. M.
van Asch van Wijck en Jhr. Mr. B. C. de
Savornin Lohman en de leden der weede
Kamer: Dr. C. W. Th. baron van Boetzelaer
van Dubbeldam, Chr. v. d. Heuvel, Jhr. Mr.
J. \V. II. Rutgers van Rozenburg, J. Schouten
C. Smeenk, J. R. Snoeck Henkemans, Mr. J.
Terpstra.
Pefledzc&tndschzJcwd/iasta
I POOS 20 CT.-TUBE 40 EN 60 CT.
Wetenschap.
VER. TOT BEV. DER HOMOEOPATHIE
Ter gelegenheid van de Woensdag 5 Jon. as.
te Eindhoven te houcen aijcnaecne .-
ring der Ver tot bevc.ce. ,r.g oer i.
in Nederland .zal des avonds .n een ptop. C. a-
vergadering Dr. Gerard Bakker, van Arnhem,
spreken over „De waarde der eenvoudigste ziekte
verschijnselen" en Dr. J. J. Bate Boerop. van
Utrecht, over het onderwerp „Wat is homoeo
pathic?"