ONDER DEN ROOK
DER GROOTE STAD
DIPLOMATIE TIJDENS
DEN OORLOG
duidelijk te kennen gegeven, dat hij Oos
tenrijk niet in een positie van Vazal-staat
tegenover Duitschland wilde brengen. Hij
gevoelde het gevaar, dat ontstond, indien
Oostenrijk zich langer uitputte ten bate
van den Duitsdhen bondgenoot.
Aan den anderen kant begreep hij, dat
niets kon worden ondernomen zonder den
bondgenoot daarin te kennen. Prins Sixtus
mocht niet nalaten erop te wijzen, dat de
I Geallieerden door een onderlinge afspraak
waren gebonden om geen vrede te sluiten,
dus ook geen vredesonderhandelingen aan
te knoopen zonder elkanders wederzijdsche
medewerking en toestemming.
President Poincaré had reeds gesprokén
van de noodzakelijkheid om de Engelsche
en Russische Souvereinen, de laatste juist
wankelend op zijn troon, in het geheim te
nemen, en zoodoende bij den Italiaanschén
bondgenoot, tegenover wien de Oostenrijk-
sche demarche de grootste betcelcenis had,
met een welomlijnd voorstel te komen.
Dat alles is daar in de nachtelijke stilte
van Laxernburg besproken. Twee uren wa
ren de Vorstelijke, personen samen geweest;
geen dienaar was zelfs binnengekomen om
de gereedstaande koffie te dienen.
Toen een drievoudig tikken op de deur,
die de Keizer alweer zelf openmaakte. Graaf
Czernin meldde zich aan en werd binnen
gelaten. Sceptisch was zijn houding, scep
tisch zijn optreden. Geenerlei toezegging
van directe medewerking viel te verkrijgen.
Eerst nadat hij was vertrokken, zijn de
Keizer en zijn oudste zwager overgegaan
tot het redigeeren van den brief, naar den
vorm tot Prins Sixtus gericht, waarin dé
Keizer zijn opvattingen over de vredesvoor
waarden uiteenzette.
Heeft hij werkelijk daarin gezegd dert
eisch van te'rugkeer van Elzas Lotharingen
aan Frankrijk te zullen ondersteunen of
Voorzijde van liet „Huis ten Donckte Slikkerveer
heeft hij zich beperkt Frankrijk's aanspra
ken te steunen voorzoover hij ze rechtmatig
achtte?
Voorzorgen beschermden de terugTéiS. van
jde Prinsen. Doch niet zoozeer of zoowel van
Italiaansche als van Duitsche zijde kwapi
men op het spoor. Czernin was reeds gereed
met zijn memorandum voor den Duitscheti
Rijkskanselier von Rethmarm I-Iolweg ten
einde dezen in groote trekken öp de hoogte
te stellen, toen diens verzoek om inlichtin».
gen over geruchten, die in het hoofdkwar
tier rondliepen, hem bereikte. En President
Poincaré, die inmiddels, tengevolge van
een Kabinetscrisis, den het vredesplan sym
pathiek gezinden Briand had moeten ver
vangen door den veei meer bedachtzamen
Ribot, bemerkte, dat men van Italiaansche
zijde iets had bespeurd.
Ribot is, althans ten deele, voor het mis
lukken van het Bourbonsche vredesplan ver
antwoordelijk gesteld, en toch is het veel
meer Poincaré zelf geweest, die de afwij
zende houding aannam. Hij heeft Ribot ge
ïnstrueerd om afwijzend op verdere pogin
gen te reageeren, en als slot van al zijn
moeite moest Prins Sixtus na lang wach
ten vernemen dat de Entente het aanbod
van den Oosten rij kschen Keizer verwierp.
Dit behoefde, aldus Prins Sixtus in een
brief aan zijn zwager, dien hij persoonlijk te
Zug aan Erdödi overhandigde, de deur
niet voorgoed te sluiten. Hij moest zich al
leen tevoren met Italië verstaan. Wat in-
tusschen, zelfs al bleef alle geheimhouding
bewaard, het risico met zich bracht, dat
Italië bij Duitschland zou intrigeeren en
de verhouding tU9Sdhen Duitschland en
Oostenrijk zou bederven. En die verhouding
was al moeilijk genoeg, gelijk het bezoek
van Bethman Holweg te Weenen had be
wezen.
Daarom reisde, nog voordat Sixtus' laat
ste brief was ontvangen, Keizer Karei naar
het Duitsche Hoofdkwartier 'te Domburg,
de mooie, aantrekkelijke badplaats, toen ge
heel gevuld van het rumoer, dat de aanwe
zigheid van den Duitschen Keizer er bracht.
Bij die gelegenheid heeft de jongere bond
genoot getraol.t den ouderen de oogen te
openen voor de absolute noodzakelijk'/aid
van een eipoedigen vrede. De houding van
Amerika boezemde hem begrijpelijkerwijze
onrust in.
Het hielp wiet. De gesprekken waren har
telijk, maar geen enkele toezegging volgde.
Vandaar, dat. de Keizer zich na zijn terug
komst te Weenen met Czernin aan het
werk zette. Hij vatte Oostenrijk's toestand
samen in het memorandum, dat den dreigen
den ondergang, waarin de dubbele Monar
chie verkeerde, schilderde.
Een speciale koerier, betrouwbaarder dan
geen ander, bracht het naar Kreuznach. Het
is onderweg niet geopend, al heeft Ihet aan
pogingen om het te bemachtigen, niet ont
broken. Maar aan de Keizerlijke tafel
te Kreuznach bedienden de lakeien, en zóo
deze al geen spionnen waren, hadden enke
len ervan ongetwijfeld betrekkingen met den
Intelligent Service van het een of ander Ge
allieerde land en zoo zij deze niet persoon
lijk hadden, dan waren zij door familiele
den of vrienden omgeven, die daarmede in
betrekking stonden.
De hoofdtrekken van het Oostenrijksche
memorandum zijn bekend geworden op
een oogenblik dat ze niet bekend mochten
zijn Ze hebben aan de Geallieerden geleerd
hoe weinig er, militair, en politiek gespro
ken, bij een spoedigen vrede viel te winnen
en vanaf dat oogenblik was het Oostenrijk-
sahe initiatief ten doode gedoemd.
LANDELIJK SCHOON VAN IJSELMONDE
overal, de spionnen het oor te luisteren had
den gelegd Vandaar het geheim, waarin
deze audiëntie bij den Koning werd gehuld;
vandaar de voorzorgen, waarmede de beide
prinsen op valsche passen reisden naar hun
Moeder, die te Neufchatel verblijf hield.
Vandaar den omweg, dien Prins Sixtus koos
om, gelijk hij als onmiddellijke voorwaarde
had gesteld, het Fransclie Ministerie van
Buitenland&che Zaken en President Poincaré
op do hoogte te stellen.
Prins Si.xtus, te nauw verwant aan de
pretendenten naar den Franschen troon, om
door President Poincaré zonder opzien te
kunnen worden ontvangen, kwam ten
huize van een hoog ambtenaar, den heer
William Martin, met den vertegenwoordiger
van den President samen. Deze machtigde
hem niet alleen, maar verzocht hem de op
genomen besprekingen voort te zetten.
Opnieuw op valsche passen reisden de
Prinsen naar Neufchatel, waar inmiddels
bij hun Moeder een Oostenrijker, Graaf Er
dödi, een jeugdvriend van Keizer Karei,
Majoor in het Oostenrijksche leger, was af
gestapt-
Prins Sixtus had reeds bij een voorgaande
gelegenheid enkele punten naar voren ge-
bradht, die z.i. moesten vaststaan, voordat
van ernstige onderhandelingen sprake was;
teruggave van Elzas Lotharingen; herstel
van het onafhankelijk België; herstel van
het onafhankelijke Servië en in bezitname
van Constantinopel door de Russen.
Erdödi nu bracht de mededeeling, dat
Keizer Karei op dezen grondslag wilde on
derhandelen, intusschen met eenige uitzon
dering voor Servië, hetwelk hij aan e*n
federatie onder Oostenrijksch gezag wilde
binden.
Persoonlijkheden als deze beide Prinsen,
een man uit 's Keizers omgeving als Erdödi,
een hoog ambtenaar als William Martin,
werden nagegaan, eiken dag en elk uur.
Toch zijn zij erin geslaagd, de spionnen,
zoowel van vriend als vijand te verschal
ken en de belangrijke diplomatieke stuk
ken, die zij - medevoerden, ongehinderd aan
hun adres: té brengen. Daartoe behoorde
het memorandum van den Oostenrij kschen
Minister van Buitenlandsche Zaken Graaf
Czernin, eerst kort tevoren door den Keizer
'in het geheim genomen. Dat memorandum
was koel gesteld, en door den Keizer van
persoonlijke opmerkingen voorzien, die de
klove, welke tusschen vraag en aanbod
stond, moesten overbruggen.
Gesteld, deze stukken waren in handen
van onbevoegden gevallen, zij zouden een
schok door Europa hebben doen gaan, de
positie van Oostenrijk ernstig hebben aan
getast, het vertrouwen tusschen Oostenrijk
en Duitschland hebben verstoord, de Ge'al-
DE ROL VAN PRINS SIXTUS
Het was een koude avond in Maart 1917,
gedurende welken de sneeuw dicht viel,
dat bij het binnenkomen van den trein uit
Zwitserland aan het groote station te Wee
nen voor den opmerkzamen toeschouwer
iets bijzonders viel waar te nemen. Inter
nationale treinen in den werkelijken zin des
woords bestonden gedurende den oorlog
niet; wie niet moest reizen, reisde niet.
Want wie reisde van het eene land naar 't
andere, wist, dat strenge controle werd ge
oefend. Zoo was het aan de Duitsch-Zwit-
sersche, zoo was het aan de Zwitserscli-
Oostenrijksche grens. De controleerende
ambtenaren, militaire zoowel als civiele, die
in Bregenz den dienst verrichten, hadden
echter een gereserveerd eerste klasse com
partiment met zekeren eerbied ontzien. Wie
met hen een blik in de passen zou hebben
geworpen, zou er weinig aan hebben ont
dekt, want slechts voor ingewijden was 't
kenmerkend teeken bij het visum van waar
de: het kenmerkend teeken, dat den contro-
leerend ambtenaar duidelijk maakte, dat
van hooger hand hier geen nader onderzoek
gewenscht werd.
Dezelfde twee, nog jonge personen, die in
'dit compartement niet een Oostenrij kschen
begeleider zaten, stapten zonder opzien te
Weenen uit; een auto, geenszins van uiterst
luxueuzen aard, wachtte hen op. Veel baga
ge hadden ze niet en de auto ging naar een
der stille straten van het voornaamste
woonkwartier van Weenen. De drie heeren
stapten uit, verdwenen achter de deur en
daarmede scheen, wat er nog bijzonders was
te zijn beëindigd.
Maar niet veel meer dan een half uur
later ging de deur open, tegelijk dat een
militaire auto, de kenmerken van het Kei
zerlijk Hoofdkwartier dragend, voorKwam.
In snelle vaart ging het Weenen door, op
het slot Laxenburg, dat in de nabijheid van
de hoofdstad ligt, toe. Daar vertoefden op
dat oogenblik de jonge Keizer Karei en zijn
Gemalin Keizerin Zita; zij leefden er terug
getrokken en in den grootsten eenvoud; ze
werkten er, beiden, den gansohen dag aan
de omvangrijke taak, die ze ieder voor zich
hadden. De auto reed bij den zijvleugel van
het kasteel voor; een kapitein van de Garde,
die daar reeds eenigen tijd op den uitkijk
stond, bracht het militair saluut en opende
een der terrasdeuren. Zacht uitgesproken
weerklonk het woord Paraia, dat toegang,
gaf tot een trap, waarvan ingewijden kon
den weten, dat deze leidde tot de particu
liere vertrekken van den Keizer. Drie tikken
tegen de deur, die den Souverein zelf bij
de deuropening brachten; een hartelijke be
groeting tusschen den Keizer en de twee
jongsten van het gezelschap, waarna de
derde, de Oostenrijksche begeleider, met den
Gardekapitein bij den ingang achterbleef,
niet alleen in sohijn dien ingang bewakend.
Het waren de Prinsen Sixtus 'en Xavier
van Bourbon Parma, de broeders van Kei
zerin Zita, die aldus hun intrede in het
Keizerlijk vertrek deden. Langen tijd had
den de zwagers elkander niet gezien. De
beide Bourbonsche prinsen vertoefden bij 't
uitbreken van den oorlog op het kasteel
van hun moeder, Slot Schwarzau, vrij ver
van de grens verwijderd. De Oostenrijksche
legerautoriteiten konden niet vergeten, dat
zij van Fransche afkomst waren. Ondanks
hun betrekking tot den troonopvolger, wer
den zij onder bewaking gesteld en de toen
malige Prins Karei heeft al zijn overredings
kracht noodig gehad, om hun een vrijgeleide
naar het buitenland te verschaffen.
Ze hadden het niet verborgen gehouden,
dat liet hun voornemen was, om in het
Fransche leger dienst te zoeken, wat hun
intusschen niet gelukte, evenmin als in
Engeland.
Persoonlijke stappen, die zij deden bij den
Belgischen Koning Albert, hadden beter
resultaat en vanaf dat oogenblik maakten
zij den oorlog als officier in bet Belgische
leger mede. Zij deden dienst als waren zij
geen prinsen van den bloede. Wel verkeer
den zij met het Belgische Koningspaar en
hadden zij eenige meerdere vrijheid van
beweging dan anderen, maar de dienst was
ook voor hen gestreng.
Vandaar begrijpelijke verwondering hun
nerzijds, toen zij, korten tijd nadat 1917 zijn
intrede had gedaan, de uitnoodiging ont-
Bewoners van den Ringdijk te Schiebro.ek, die in verband met wegverbreeding moeten
Het kasteel van IJselmonde, zooals het nog in 1900, het jaar
der slooping, te zien was.
Een woninggroepje aan den binnenberm van den Ringdijk
te Slikkerveer
rijk behandeld in den geest van «den Lode-
wijk XV stijl.
Het is evenwel niet alleen het groote en
fonsche, dat den heer Verheul imponeert.
Ook een eenvoudig woninggroepje kan door
ligging en groepeering een bijzonder effect
geven. De karakteristieke wijze, waarop de
verschillende met roode pannen gedekte
daken in elkaar grijpen, uit welke daken
een viertal zware schoorsteenen oprijzen,
geeft aan hoogst eenvoudige huisjes iets
schilderachtigs, het penseel van den kun
stenaar ten volle waard.
Het valt ons moeilijk, den heer Verheul
niet stap voor stap te volgen op zijn tocht
door het eiland, want IJsselmonde is rijk
aan idyllische plekjes. Nu eens is het een
boerenhofstede, die door bouw en omgeving
de aandacht trekt en dan weder is liet een
typisch binnenwater, dat aan de omgeving
een bijzondere aantrekkelijkheid geeft. We
moeten ons echter bekorten. Maar tocli
kunnen we niét nalaten even te wijzen op
het liefelijk gelegen dorpje Rijsoord.
Op het ruime pleintje treffen we aan de
van ouds bekende herberg en uitspanning
„De Prins van Oranje", nu koffiehuis van
J. Boon. De heer Verheul vertelt ons, dat
dit koffiehuis in vroeger tijden het z.g.n.
i Rechthuis moet geweest zijn.
Schilderachtig gelegen aart de Waal, was
deze uitspanning jarenlang een plaats van
bijzondere attractie.
Zelfs buitenlandsche, speciaal Amerikaan
sdhe schilders, aangelokt door de bijzondere
sfeer, door het karakteristieke, eenvoudig
landelijke, dat deze streek kenmerkt, had
den voor eenige jaren hier een uitgebreide
schilderskolonie en vertoefden er meerma
len enkele maanden van het jaar.
't. Is wel bevreemdend, dat men uit het
verre Westen naar Rijsoord trok, om van
het landelijk schoon aldaar te genieten en
het zelfs te vereeuwigen op het doek, terwijl
vele Rotterdammers zelfs niets weten, dat
er zulk een schilderachtig plekje is vlak in
hun omgeving.
In onze jeugdjaren hadden wij in Rijsoord
een studievriend wonen, die ons uitnoodigde
tot een spelevaart op de Waal. En niet licht
zullen we vergeten den indruk, welken dat
rustige binnenwater met zijn schoone pano
rama's op ons maakte. En dat in een dorp
je waarvan we nauwelijks den naam ken
den, terwijl het toch zoo betrekkelijk dicht
bij Rotterdam lag, waar wij woonden.
We kunnen daarom zoo ten volle ver
staan, dat de heer Verheud ernstig en-oor
wil gewaakt zien, dat deze mooie aan na
tuurschoon zoo rijke streek, niet geschon
den zal worden door producten der tegen
woordige droevige ontaarding van de ar
chitectuur.
Dat in een landelijke omgeving de nieuw
bouw heusch geen afbreuk behoeft te doen
aan.het karakteristieke van een bepaalde
streek, bewijst de lieer Verheul, als hij de
aandacht vestigt op de kortgeleden ge
bouwde Geref. Kerk te Barendrecht.
Onder leiding van den architect Adr. G
Lengkeek Wz. te Hillegersberg is daar een
kerkgebouw verrezen met zijn 35 M. hoogen
toren, dat door zijn architectuur aan de om
geving een goed cachet geeft.
De heer Verheul is een bekwaam archi
tect, een goed stylist, een echte natuurlief
hebber en daarbij ook nog een ijverig his
toricus. Door deze laatstgenoemde kwaliteit
vermeldt hij ons menige bijzonderheid, die
voor belanghebbenden een spoorslag moet
zijn, om niet met schennende hand te sloo
pen, wat den band aan het grijze verleden
tot heden heeft bewaard.
Van dien historischen zin getuigen ook
de talrijke mededeelingen, welke betrek
king hebben op het ontstaan en de ontwik
keling van den scheepsbouw langs de Maas.
Ongetwijfeld zullen zeer velen met ons
den heer Verheul dankbaar zijn voor deze
interessante studie.
En zijn moeizame arbeid zal het meest
beloond worden, wanneer voortaan alles in
het werk gesteld wordt, om bij noodzake
lijke bebouwing een «harmonisch geheel te
behouden. De heer Verheul heeft een veel
te frisschen geest, om niet te verstaan, dat
het drukke verkeer en de noodzakelijke
stadsuitbreiding in den tegenwoordigen
tijd onmogelijk alles bij het oude kan laten.
Maar dit behoeft niet tengevolge tc hebben,
dat een geheel verkregen wordt, waaraan
het harmonisch karakter ten eenenmale ont
breekt. -1
Ten slotte vermelden we nog, dat de N.V.
Drukkerij- en Uitgeversbedrijf Stemerding
en Co. gezorgd heeft voor een uitvoering»
jden inhoud van dit werkje ten vOLle waardig.
Niet minder dan 42 uitnemend geslaagde
S foto's geven aan dit geheel op kunstdruk-
j papier uitgevoerde werk een voornaam,
cachet.
Met dit zevende boekje heeft de heer Ver
heul zijn moeilijke, maar tegelijk schoone
taak volbrachte, om ons in woord en beeld
de omgeving van Rotterdam te schetsen.
Velen meenen, dat het mooie ver buiten
onze stad ligt. Doch de belangrijke studies
van den heer Verheul mogen, naar wij ho
pen, ertoe bijdragen, dat we oog en hart
krijgen voor bet schoon in eigen omgeving,
om dat te waardeeren, te genieten en zoo
veel mogelijk te behouden.
lieerden hebben versterkt.
Prins Sixtus kwam ditmaal op het Elysée
en sprak er met President Poincaré, die 't
memorandum onvoldoende, maar de op
merkingen des Keizers een aannemelijk be
gin achtte. Zoozeer aannemelijk, dat aan
Prins Sixtus gevraagd werd, met zijn broe
der, de besprekingen voort te zetten.
Weer ging hij de Fransch-Zwitsersche
grens over, ontmoette te Genève Erdödi,
die hem ditmaal naar Weenen zou geleiden.
De Bourbonsclhe Prinsen hebben geaarzeld
deze reis te ondernemen: hoe licht konden
zij niet worden herkend; welke moeilijk
heden konden uit hun opdracht niet voort
komen; ze waren meer soldaten dan diplo
maten.
Maar Zita had haar broeders gewezen op
het lijden der volken, op de noodzakelijk
heid van hun komst, en zoo reisden zij
door het schitterende landschap van Verarl-
berg, langs Innsbrück en door Tirol, naar
Weenen.
Geen onbevoegd oor, kon bet vertrouwe
lijk gesprek afluisteren, dat Keizer Karei
met zijn broeders voerde. Geen vragen wer
den van weerszijden gesteld, die achterwege
moesten blijven. De wederzijdsche militaire
toestand kwam niet ter sprake. Van beide
zijden stond men het einde van den oorlog
voor, maar ontveinsde men zich niet de
moeilijkheden, aan een spoedig sluiten van
den vrede verbonden.
Keizer Karei heeft, reeds korten tijd nadat
hij den troon besteeg en bij gelegenheid
van de van hem verlangde goedkeuring
van een Handelsverdrag met Duitschland,
Men moet de werkkracht van den beer
X Verheul Dzn. bewonderen, dat hij op zijn
hoogen leeftijd nog zulk een interessant
werk geschreven heeft over een streek in
de nabijheid van Rotterdam, welke niette
min voor vele Rotterdammers nog veel-
zins een onbekend terrein is.
De heer Verheul is in de eerste plaats
architect. In die kwaliteit voert hij ons in
gedachten mee, om een kijkje te nemen op
het eiland IJsselmonde en volle aandacht
schenken aan zoovele boerenhofsteden en
sommige oude dorpskerken, die door hun
bouwstijl recht hebben op onze groote
waardeering.
Doch daarbij is de heer Verheul ook een
groot liefhebber van de natuur. Het polder
landschap mei zijn mnlsche, groene weiden,
welige akkers of bloeiende boomgaarden,
schilderachtige binnenwateren, vaarten,
plassen en slooten, zijn prachtige vergezich
ten en grootsobe luchten, zijn grazend mooi
vee, zijn weeldeiigen bloementooi en inte1-
ressant vogelleven, zijn molens, zijn slanke
torenspitsen, dat alles heeft zijn oogen
geboeid en daarom is het hem een behoef
te, ook anderen op te wekken, dat landelijk
schoon in ocgenschouw te nemen.
Een wereldstad als Rotterdam grijpt
voortdurend verder om zich heen voor uit
breiding van gebied en kan niet nalaten,
het stempel van het stadsleven te drukken
op alles, wat onder haar invloed komt. Maar
bouwd kunnen worden, die niet zulk een
scherp contrast vormden met de omgeving.
Een eentonige, smaaklooze lintbebouwing
steekt zoo sterk af bij de mooie en sterk
variëorende boerenhofsteden, dat hierdoor
zelfs met de eenvoudigste aesthetische
eischen geen rekening is gehouden.
Men maakt er de huisvrouw een verwijt
van, als ze binnenhuis geen oog heeft voor
harmonie van kleur en lijn. Maar diezelfde
eisch mag toch zeker ook wel gesteld wor
den aan de bebouwing langs den openbaren
weg.
Men behoeft slechts bijgaande foto van
het kasteel van IJsselmonde nauwkeurig
te bezien en wie gevoel heeft voor schoon
heid, zal het moeten bejammeren, dat in
1900 dit typisch gebouw onder de hand van
den sloopei viel. Ka stoel en kerk gaven
vroeger aan de kom van het dorp zulk een
eigenaardige bekoring.
De heer Verheul verzekert ons echter, dat
in den allerlaatsten tijd een ernstig streven
merkbaar wordt, om bij uitbreidingsplan
nen met aesthetische eischen meer rekening
te houden.
Gelukkig is althans het „Huis ten Donck"
te Bolnes in ongerepten toestand gebleven.
Voordat men de voeten zet op het grondge
bied van het dorp Slikkerveer, wordt men
reeds van verre het prachtige Doncksche
bosch gewaar, dat met zijn donkere mach-
vingen om zich naar Brussel te begeven.
Daar werden zij door Koning Albert per
soonlijk ontvangen, die hun een schrijven
toonde van Ihun moeder, waaruit bleek, dat
haar inmiddels Këizer van Oostenrijk ge
worden schoonzoon peilen wilde in hoe
verre vredesonderhandelingen waren te
voeren.
Niemand ontveinsde zich de moeilijkheid
van het geval, het doornig pad, waarop
men zdch begaf, omdat overal, letterlijk
verhuizen, bouwen zich een houten huis.
als de wensch van den heer Verheul wordt
.vervuld, zal zoolang en zoo veel mogelijk
het oorspronkelijk karakter van het land
schap blijven bewaard.
Men behoeft heusch nog geen architect te
Zijn, om met leede oogen te zien naar die
.van weinig smaak getuigende nieuwe be
bouwing te midden der landelijke omge
ving van het dorp IJsselmonde. Met een
beetje goeden wil hadden hier huizen ge-
tige boomgroepen, scherp tegen de lucht af
steekt.
Inzonderheid aan de Maaszijde van het
overbosdh heeft men een prachtig ruim uit
zicht over de breede, onvergelijk schoone
rivier.
Het „Huis ten Donck" dateert in zijn te
genwoordige toestand uit het jaar 1746. Het
is breed van opzet en van rooden baksteen
opgetrokken. De binnenarchitectuur is zeer
De uitspanning „De Prins van Oranjeaan 'de Waal te Rijsoort