ONDER DEN ROOK DER GROOTE STAD DIPLOMATIE TIJDENS DEN OORLOG duidelijk te kennen gegeven, dat hij Oos tenrijk niet in een positie van Vazal-staat tegenover Duitschland wilde brengen. Hij gevoelde het gevaar, dat ontstond, indien Oostenrijk zich langer uitputte ten bate van den Duitsdhen bondgenoot. Aan den anderen kant begreep hij, dat niets kon worden ondernomen zonder den bondgenoot daarin te kennen. Prins Sixtus mocht niet nalaten erop te wijzen, dat de I Geallieerden door een onderlinge afspraak waren gebonden om geen vrede te sluiten, dus ook geen vredesonderhandelingen aan te knoopen zonder elkanders wederzijdsche medewerking en toestemming. President Poincaré had reeds gesprokén van de noodzakelijkheid om de Engelsche en Russische Souvereinen, de laatste juist wankelend op zijn troon, in het geheim te nemen, en zoodoende bij den Italiaanschén bondgenoot, tegenover wien de Oostenrijk- sche demarche de grootste betcelcenis had, met een welomlijnd voorstel te komen. Dat alles is daar in de nachtelijke stilte van Laxernburg besproken. Twee uren wa ren de Vorstelijke, personen samen geweest; geen dienaar was zelfs binnengekomen om de gereedstaande koffie te dienen. Toen een drievoudig tikken op de deur, die de Keizer alweer zelf openmaakte. Graaf Czernin meldde zich aan en werd binnen gelaten. Sceptisch was zijn houding, scep tisch zijn optreden. Geenerlei toezegging van directe medewerking viel te verkrijgen. Eerst nadat hij was vertrokken, zijn de Keizer en zijn oudste zwager overgegaan tot het redigeeren van den brief, naar den vorm tot Prins Sixtus gericht, waarin dé Keizer zijn opvattingen over de vredesvoor waarden uiteenzette. Heeft hij werkelijk daarin gezegd dert eisch van te'rugkeer van Elzas Lotharingen aan Frankrijk te zullen ondersteunen of Voorzijde van liet „Huis ten Donckte Slikkerveer heeft hij zich beperkt Frankrijk's aanspra ken te steunen voorzoover hij ze rechtmatig achtte? Voorzorgen beschermden de terugTéiS. van jde Prinsen. Doch niet zoozeer of zoowel van Italiaansche als van Duitsche zijde kwapi men op het spoor. Czernin was reeds gereed met zijn memorandum voor den Duitscheti Rijkskanselier von Rethmarm I-Iolweg ten einde dezen in groote trekken öp de hoogte te stellen, toen diens verzoek om inlichtin». gen over geruchten, die in het hoofdkwar tier rondliepen, hem bereikte. En President Poincaré, die inmiddels, tengevolge van een Kabinetscrisis, den het vredesplan sym pathiek gezinden Briand had moeten ver vangen door den veei meer bedachtzamen Ribot, bemerkte, dat men van Italiaansche zijde iets had bespeurd. Ribot is, althans ten deele, voor het mis lukken van het Bourbonsche vredesplan ver antwoordelijk gesteld, en toch is het veel meer Poincaré zelf geweest, die de afwij zende houding aannam. Hij heeft Ribot ge ïnstrueerd om afwijzend op verdere pogin gen te reageeren, en als slot van al zijn moeite moest Prins Sixtus na lang wach ten vernemen dat de Entente het aanbod van den Oosten rij kschen Keizer verwierp. Dit behoefde, aldus Prins Sixtus in een brief aan zijn zwager, dien hij persoonlijk te Zug aan Erdödi overhandigde, de deur niet voorgoed te sluiten. Hij moest zich al leen tevoren met Italië verstaan. Wat in- tusschen, zelfs al bleef alle geheimhouding bewaard, het risico met zich bracht, dat Italië bij Duitschland zou intrigeeren en de verhouding tU9Sdhen Duitschland en Oostenrijk zou bederven. En die verhouding was al moeilijk genoeg, gelijk het bezoek van Bethman Holweg te Weenen had be wezen. Daarom reisde, nog voordat Sixtus' laat ste brief was ontvangen, Keizer Karei naar het Duitsche Hoofdkwartier 'te Domburg, de mooie, aantrekkelijke badplaats, toen ge heel gevuld van het rumoer, dat de aanwe zigheid van den Duitschen Keizer er bracht. Bij die gelegenheid heeft de jongere bond genoot getraol.t den ouderen de oogen te openen voor de absolute noodzakelijk'/aid van een eipoedigen vrede. De houding van Amerika boezemde hem begrijpelijkerwijze onrust in. Het hielp wiet. De gesprekken waren har telijk, maar geen enkele toezegging volgde. Vandaar, dat. de Keizer zich na zijn terug komst te Weenen met Czernin aan het werk zette. Hij vatte Oostenrijk's toestand samen in het memorandum, dat den dreigen den ondergang, waarin de dubbele Monar chie verkeerde, schilderde. Een speciale koerier, betrouwbaarder dan geen ander, bracht het naar Kreuznach. Het is onderweg niet geopend, al heeft Ihet aan pogingen om het te bemachtigen, niet ont broken. Maar aan de Keizerlijke tafel te Kreuznach bedienden de lakeien, en zóo deze al geen spionnen waren, hadden enke len ervan ongetwijfeld betrekkingen met den Intelligent Service van het een of ander Ge allieerde land en zoo zij deze niet persoon lijk hadden, dan waren zij door familiele den of vrienden omgeven, die daarmede in betrekking stonden. De hoofdtrekken van het Oostenrijksche memorandum zijn bekend geworden op een oogenblik dat ze niet bekend mochten zijn Ze hebben aan de Geallieerden geleerd hoe weinig er, militair, en politiek gespro ken, bij een spoedigen vrede viel te winnen en vanaf dat oogenblik was het Oostenrijk- sahe initiatief ten doode gedoemd. LANDELIJK SCHOON VAN IJSELMONDE overal, de spionnen het oor te luisteren had den gelegd Vandaar het geheim, waarin deze audiëntie bij den Koning werd gehuld; vandaar de voorzorgen, waarmede de beide prinsen op valsche passen reisden naar hun Moeder, die te Neufchatel verblijf hield. Vandaar den omweg, dien Prins Sixtus koos om, gelijk hij als onmiddellijke voorwaarde had gesteld, het Fransclie Ministerie van Buitenland&che Zaken en President Poincaré op do hoogte te stellen. Prins Si.xtus, te nauw verwant aan de pretendenten naar den Franschen troon, om door President Poincaré zonder opzien te kunnen worden ontvangen, kwam ten huize van een hoog ambtenaar, den heer William Martin, met den vertegenwoordiger van den President samen. Deze machtigde hem niet alleen, maar verzocht hem de op genomen besprekingen voort te zetten. Opnieuw op valsche passen reisden de Prinsen naar Neufchatel, waar inmiddels bij hun Moeder een Oostenrijker, Graaf Er dödi, een jeugdvriend van Keizer Karei, Majoor in het Oostenrijksche leger, was af gestapt- Prins Sixtus had reeds bij een voorgaande gelegenheid enkele punten naar voren ge- bradht, die z.i. moesten vaststaan, voordat van ernstige onderhandelingen sprake was; teruggave van Elzas Lotharingen; herstel van het onafhankelijk België; herstel van het onafhankelijke Servië en in bezitname van Constantinopel door de Russen. Erdödi nu bracht de mededeeling, dat Keizer Karei op dezen grondslag wilde on derhandelen, intusschen met eenige uitzon dering voor Servië, hetwelk hij aan e*n federatie onder Oostenrijksch gezag wilde binden. Persoonlijkheden als deze beide Prinsen, een man uit 's Keizers omgeving als Erdödi, een hoog ambtenaar als William Martin, werden nagegaan, eiken dag en elk uur. Toch zijn zij erin geslaagd, de spionnen, zoowel van vriend als vijand te verschal ken en de belangrijke diplomatieke stuk ken, die zij - medevoerden, ongehinderd aan hun adres: té brengen. Daartoe behoorde het memorandum van den Oostenrij kschen Minister van Buitenlandsche Zaken Graaf Czernin, eerst kort tevoren door den Keizer 'in het geheim genomen. Dat memorandum was koel gesteld, en door den Keizer van persoonlijke opmerkingen voorzien, die de klove, welke tusschen vraag en aanbod stond, moesten overbruggen. Gesteld, deze stukken waren in handen van onbevoegden gevallen, zij zouden een schok door Europa hebben doen gaan, de positie van Oostenrijk ernstig hebben aan getast, het vertrouwen tusschen Oostenrijk en Duitschland hebben verstoord, de Ge'al- DE ROL VAN PRINS SIXTUS Het was een koude avond in Maart 1917, gedurende welken de sneeuw dicht viel, dat bij het binnenkomen van den trein uit Zwitserland aan het groote station te Wee nen voor den opmerkzamen toeschouwer iets bijzonders viel waar te nemen. Inter nationale treinen in den werkelijken zin des woords bestonden gedurende den oorlog niet; wie niet moest reizen, reisde niet. Want wie reisde van het eene land naar 't andere, wist, dat strenge controle werd ge oefend. Zoo was het aan de Duitsch-Zwit- sersche, zoo was het aan de Zwitserscli- Oostenrijksche grens. De controleerende ambtenaren, militaire zoowel als civiele, die in Bregenz den dienst verrichten, hadden echter een gereserveerd eerste klasse com partiment met zekeren eerbied ontzien. Wie met hen een blik in de passen zou hebben geworpen, zou er weinig aan hebben ont dekt, want slechts voor ingewijden was 't kenmerkend teeken bij het visum van waar de: het kenmerkend teeken, dat den contro- leerend ambtenaar duidelijk maakte, dat van hooger hand hier geen nader onderzoek gewenscht werd. Dezelfde twee, nog jonge personen, die in 'dit compartement niet een Oostenrij kschen begeleider zaten, stapten zonder opzien te Weenen uit; een auto, geenszins van uiterst luxueuzen aard, wachtte hen op. Veel baga ge hadden ze niet en de auto ging naar een der stille straten van het voornaamste woonkwartier van Weenen. De drie heeren stapten uit, verdwenen achter de deur en daarmede scheen, wat er nog bijzonders was te zijn beëindigd. Maar niet veel meer dan een half uur later ging de deur open, tegelijk dat een militaire auto, de kenmerken van het Kei zerlijk Hoofdkwartier dragend, voorKwam. In snelle vaart ging het Weenen door, op het slot Laxenburg, dat in de nabijheid van de hoofdstad ligt, toe. Daar vertoefden op dat oogenblik de jonge Keizer Karei en zijn Gemalin Keizerin Zita; zij leefden er terug getrokken en in den grootsten eenvoud; ze werkten er, beiden, den gansohen dag aan de omvangrijke taak, die ze ieder voor zich hadden. De auto reed bij den zijvleugel van het kasteel voor; een kapitein van de Garde, die daar reeds eenigen tijd op den uitkijk stond, bracht het militair saluut en opende een der terrasdeuren. Zacht uitgesproken weerklonk het woord Paraia, dat toegang, gaf tot een trap, waarvan ingewijden kon den weten, dat deze leidde tot de particu liere vertrekken van den Keizer. Drie tikken tegen de deur, die den Souverein zelf bij de deuropening brachten; een hartelijke be groeting tusschen den Keizer en de twee jongsten van het gezelschap, waarna de derde, de Oostenrijksche begeleider, met den Gardekapitein bij den ingang achterbleef, niet alleen in sohijn dien ingang bewakend. Het waren de Prinsen Sixtus 'en Xavier van Bourbon Parma, de broeders van Kei zerin Zita, die aldus hun intrede in het Keizerlijk vertrek deden. Langen tijd had den de zwagers elkander niet gezien. De beide Bourbonsche prinsen vertoefden bij 't uitbreken van den oorlog op het kasteel van hun moeder, Slot Schwarzau, vrij ver van de grens verwijderd. De Oostenrijksche legerautoriteiten konden niet vergeten, dat zij van Fransche afkomst waren. Ondanks hun betrekking tot den troonopvolger, wer den zij onder bewaking gesteld en de toen malige Prins Karei heeft al zijn overredings kracht noodig gehad, om hun een vrijgeleide naar het buitenland te verschaffen. Ze hadden het niet verborgen gehouden, dat liet hun voornemen was, om in het Fransche leger dienst te zoeken, wat hun intusschen niet gelukte, evenmin als in Engeland. Persoonlijke stappen, die zij deden bij den Belgischen Koning Albert, hadden beter resultaat en vanaf dat oogenblik maakten zij den oorlog als officier in bet Belgische leger mede. Zij deden dienst als waren zij geen prinsen van den bloede. Wel verkeer den zij met het Belgische Koningspaar en hadden zij eenige meerdere vrijheid van beweging dan anderen, maar de dienst was ook voor hen gestreng. Vandaar begrijpelijke verwondering hun nerzijds, toen zij, korten tijd nadat 1917 zijn intrede had gedaan, de uitnoodiging ont- Bewoners van den Ringdijk te Schiebro.ek, die in verband met wegverbreeding moeten Het kasteel van IJselmonde, zooals het nog in 1900, het jaar der slooping, te zien was. Een woninggroepje aan den binnenberm van den Ringdijk te Slikkerveer rijk behandeld in den geest van «den Lode- wijk XV stijl. Het is evenwel niet alleen het groote en fonsche, dat den heer Verheul imponeert. Ook een eenvoudig woninggroepje kan door ligging en groepeering een bijzonder effect geven. De karakteristieke wijze, waarop de verschillende met roode pannen gedekte daken in elkaar grijpen, uit welke daken een viertal zware schoorsteenen oprijzen, geeft aan hoogst eenvoudige huisjes iets schilderachtigs, het penseel van den kun stenaar ten volle waard. Het valt ons moeilijk, den heer Verheul niet stap voor stap te volgen op zijn tocht door het eiland, want IJsselmonde is rijk aan idyllische plekjes. Nu eens is het een boerenhofstede, die door bouw en omgeving de aandacht trekt en dan weder is liet een typisch binnenwater, dat aan de omgeving een bijzondere aantrekkelijkheid geeft. We moeten ons echter bekorten. Maar tocli kunnen we niét nalaten even te wijzen op het liefelijk gelegen dorpje Rijsoord. Op het ruime pleintje treffen we aan de van ouds bekende herberg en uitspanning „De Prins van Oranje", nu koffiehuis van J. Boon. De heer Verheul vertelt ons, dat dit koffiehuis in vroeger tijden het z.g.n. i Rechthuis moet geweest zijn. Schilderachtig gelegen aart de Waal, was deze uitspanning jarenlang een plaats van bijzondere attractie. Zelfs buitenlandsche, speciaal Amerikaan sdhe schilders, aangelokt door de bijzondere sfeer, door het karakteristieke, eenvoudig landelijke, dat deze streek kenmerkt, had den voor eenige jaren hier een uitgebreide schilderskolonie en vertoefden er meerma len enkele maanden van het jaar. 't. Is wel bevreemdend, dat men uit het verre Westen naar Rijsoord trok, om van het landelijk schoon aldaar te genieten en het zelfs te vereeuwigen op het doek, terwijl vele Rotterdammers zelfs niets weten, dat er zulk een schilderachtig plekje is vlak in hun omgeving. In onze jeugdjaren hadden wij in Rijsoord een studievriend wonen, die ons uitnoodigde tot een spelevaart op de Waal. En niet licht zullen we vergeten den indruk, welken dat rustige binnenwater met zijn schoone pano rama's op ons maakte. En dat in een dorp je waarvan we nauwelijks den naam ken den, terwijl het toch zoo betrekkelijk dicht bij Rotterdam lag, waar wij woonden. We kunnen daarom zoo ten volle ver staan, dat de heer Verheud ernstig en-oor wil gewaakt zien, dat deze mooie aan na tuurschoon zoo rijke streek, niet geschon den zal worden door producten der tegen woordige droevige ontaarding van de ar chitectuur. Dat in een landelijke omgeving de nieuw bouw heusch geen afbreuk behoeft te doen aan.het karakteristieke van een bepaalde streek, bewijst de lieer Verheul, als hij de aandacht vestigt op de kortgeleden ge bouwde Geref. Kerk te Barendrecht. Onder leiding van den architect Adr. G Lengkeek Wz. te Hillegersberg is daar een kerkgebouw verrezen met zijn 35 M. hoogen toren, dat door zijn architectuur aan de om geving een goed cachet geeft. De heer Verheul is een bekwaam archi tect, een goed stylist, een echte natuurlief hebber en daarbij ook nog een ijverig his toricus. Door deze laatstgenoemde kwaliteit vermeldt hij ons menige bijzonderheid, die voor belanghebbenden een spoorslag moet zijn, om niet met schennende hand te sloo pen, wat den band aan het grijze verleden tot heden heeft bewaard. Van dien historischen zin getuigen ook de talrijke mededeelingen, welke betrek king hebben op het ontstaan en de ontwik keling van den scheepsbouw langs de Maas. Ongetwijfeld zullen zeer velen met ons den heer Verheul dankbaar zijn voor deze interessante studie. En zijn moeizame arbeid zal het meest beloond worden, wanneer voortaan alles in het werk gesteld wordt, om bij noodzake lijke bebouwing een «harmonisch geheel te behouden. De heer Verheul heeft een veel te frisschen geest, om niet te verstaan, dat het drukke verkeer en de noodzakelijke stadsuitbreiding in den tegenwoordigen tijd onmogelijk alles bij het oude kan laten. Maar dit behoeft niet tengevolge tc hebben, dat een geheel verkregen wordt, waaraan het harmonisch karakter ten eenenmale ont breekt. -1 Ten slotte vermelden we nog, dat de N.V. Drukkerij- en Uitgeversbedrijf Stemerding en Co. gezorgd heeft voor een uitvoering» jden inhoud van dit werkje ten vOLle waardig. Niet minder dan 42 uitnemend geslaagde S foto's geven aan dit geheel op kunstdruk- j papier uitgevoerde werk een voornaam, cachet. Met dit zevende boekje heeft de heer Ver heul zijn moeilijke, maar tegelijk schoone taak volbrachte, om ons in woord en beeld de omgeving van Rotterdam te schetsen. Velen meenen, dat het mooie ver buiten onze stad ligt. Doch de belangrijke studies van den heer Verheul mogen, naar wij ho pen, ertoe bijdragen, dat we oog en hart krijgen voor bet schoon in eigen omgeving, om dat te waardeeren, te genieten en zoo veel mogelijk te behouden. lieerden hebben versterkt. Prins Sixtus kwam ditmaal op het Elysée en sprak er met President Poincaré, die 't memorandum onvoldoende, maar de op merkingen des Keizers een aannemelijk be gin achtte. Zoozeer aannemelijk, dat aan Prins Sixtus gevraagd werd, met zijn broe der, de besprekingen voort te zetten. Weer ging hij de Fransch-Zwitsersche grens over, ontmoette te Genève Erdödi, die hem ditmaal naar Weenen zou geleiden. De Bourbonsclhe Prinsen hebben geaarzeld deze reis te ondernemen: hoe licht konden zij niet worden herkend; welke moeilijk heden konden uit hun opdracht niet voort komen; ze waren meer soldaten dan diplo maten. Maar Zita had haar broeders gewezen op het lijden der volken, op de noodzakelijk heid van hun komst, en zoo reisden zij door het schitterende landschap van Verarl- berg, langs Innsbrück en door Tirol, naar Weenen. Geen onbevoegd oor, kon bet vertrouwe lijk gesprek afluisteren, dat Keizer Karei met zijn broeders voerde. Geen vragen wer den van weerszijden gesteld, die achterwege moesten blijven. De wederzijdsche militaire toestand kwam niet ter sprake. Van beide zijden stond men het einde van den oorlog voor, maar ontveinsde men zich niet de moeilijkheden, aan een spoedig sluiten van den vrede verbonden. Keizer Karei heeft, reeds korten tijd nadat hij den troon besteeg en bij gelegenheid van de van hem verlangde goedkeuring van een Handelsverdrag met Duitschland, Men moet de werkkracht van den beer X Verheul Dzn. bewonderen, dat hij op zijn hoogen leeftijd nog zulk een interessant werk geschreven heeft over een streek in de nabijheid van Rotterdam, welke niette min voor vele Rotterdammers nog veel- zins een onbekend terrein is. De heer Verheul is in de eerste plaats architect. In die kwaliteit voert hij ons in gedachten mee, om een kijkje te nemen op het eiland IJsselmonde en volle aandacht schenken aan zoovele boerenhofsteden en sommige oude dorpskerken, die door hun bouwstijl recht hebben op onze groote waardeering. Doch daarbij is de heer Verheul ook een groot liefhebber van de natuur. Het polder landschap mei zijn mnlsche, groene weiden, welige akkers of bloeiende boomgaarden, schilderachtige binnenwateren, vaarten, plassen en slooten, zijn prachtige vergezich ten en grootsobe luchten, zijn grazend mooi vee, zijn weeldeiigen bloementooi en inte1- ressant vogelleven, zijn molens, zijn slanke torenspitsen, dat alles heeft zijn oogen geboeid en daarom is het hem een behoef te, ook anderen op te wekken, dat landelijk schoon in ocgenschouw te nemen. Een wereldstad als Rotterdam grijpt voortdurend verder om zich heen voor uit breiding van gebied en kan niet nalaten, het stempel van het stadsleven te drukken op alles, wat onder haar invloed komt. Maar bouwd kunnen worden, die niet zulk een scherp contrast vormden met de omgeving. Een eentonige, smaaklooze lintbebouwing steekt zoo sterk af bij de mooie en sterk variëorende boerenhofsteden, dat hierdoor zelfs met de eenvoudigste aesthetische eischen geen rekening is gehouden. Men maakt er de huisvrouw een verwijt van, als ze binnenhuis geen oog heeft voor harmonie van kleur en lijn. Maar diezelfde eisch mag toch zeker ook wel gesteld wor den aan de bebouwing langs den openbaren weg. Men behoeft slechts bijgaande foto van het kasteel van IJsselmonde nauwkeurig te bezien en wie gevoel heeft voor schoon heid, zal het moeten bejammeren, dat in 1900 dit typisch gebouw onder de hand van den sloopei viel. Ka stoel en kerk gaven vroeger aan de kom van het dorp zulk een eigenaardige bekoring. De heer Verheul verzekert ons echter, dat in den allerlaatsten tijd een ernstig streven merkbaar wordt, om bij uitbreidingsplan nen met aesthetische eischen meer rekening te houden. Gelukkig is althans het „Huis ten Donck" te Bolnes in ongerepten toestand gebleven. Voordat men de voeten zet op het grondge bied van het dorp Slikkerveer, wordt men reeds van verre het prachtige Doncksche bosch gewaar, dat met zijn donkere mach- vingen om zich naar Brussel te begeven. Daar werden zij door Koning Albert per soonlijk ontvangen, die hun een schrijven toonde van Ihun moeder, waaruit bleek, dat haar inmiddels Këizer van Oostenrijk ge worden schoonzoon peilen wilde in hoe verre vredesonderhandelingen waren te voeren. Niemand ontveinsde zich de moeilijkheid van het geval, het doornig pad, waarop men zdch begaf, omdat overal, letterlijk verhuizen, bouwen zich een houten huis. als de wensch van den heer Verheul wordt .vervuld, zal zoolang en zoo veel mogelijk het oorspronkelijk karakter van het land schap blijven bewaard. Men behoeft heusch nog geen architect te Zijn, om met leede oogen te zien naar die .van weinig smaak getuigende nieuwe be bouwing te midden der landelijke omge ving van het dorp IJsselmonde. Met een beetje goeden wil hadden hier huizen ge- tige boomgroepen, scherp tegen de lucht af steekt. Inzonderheid aan de Maaszijde van het overbosdh heeft men een prachtig ruim uit zicht over de breede, onvergelijk schoone rivier. Het „Huis ten Donck" dateert in zijn te genwoordige toestand uit het jaar 1746. Het is breed van opzet en van rooden baksteen opgetrokken. De binnenarchitectuur is zeer De uitspanning „De Prins van Oranjeaan 'de Waal te Rijsoort

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 10