NATUURLEVEN
IN DE LENTE
Nog maar enkele maarnieten geleden heb-
1)en we gewag gemaakt van liet verschijnen
van het eerste deel van.de pracht-uitgave:
Een jaar. Natuurleven, uitgegeven door
Scheltema en Holkema N.V. te Amsterdam
en thans is reeds het tweede deel versche
nen. Juist op tijd, nu het voorjaarsleven
ieder in verrukking brengt. Met hoeveel in
teresse wordt alles van het ontwakend voor
jaarsleven door letterlijk iedereen bewon
derd. Verteèderd gaat 't oog over dat jonge
frissche groen, naar de heldere kleuren der
bloemen, naar de bruidsdagen vierende vo
gels, naar 't jonge leven in do dierenwereld.
Daar valt te genieten in de natuur.
Daar valt veel meer te genieten als wel
gedaan wordt, omdat men niet altijd de
juiste kijk heeft op al dit schoons. Die kijk
mist men en men gevoelt het als een gemis,
omdat men meestal zonder gids door al dat
mooie gaat en dan om de veelheid, die er
te genieten is, niet geniet wat wel mogelijk
Maar als de schrijvers van het boek, dat
hier thans voor ons ligt, als R. J. de Stoppe
laar, Jan P. Strijbos en A. B. Wigman ons
.vertellen, wat zij zien, en hoe zij zien, ieder
op zijn terrein, De Stoppelaar op weide en
in het waterland, Strijbos langs de duinen
en de kusten. Wigman in bosch en op de
heide, dan leeren wij ook zien, ook bekijken
met vee! helderder oogen, het wondermooie
natuurleven in elk seizoen van het jjaar.
Daar hebt ge een kikvorsch. Wie ziet daar
nu wat bijzonders aan? De meesten wenden
zich verachtelijk af of griezelen zelfs hij den
aanblik er van.
Men leze nu eens hoe De Stoppelaar daar
over schrijft:
„Natuurlijk zijn er kikkers. Geen polder
Boschwoelmuis plundert een goudvinken-
I nest
in Nederland zou kunnen bestaan zonder
vorsohen. De kikkers houden de polders in
stand en niet omgekeerd. Twee vertegen
woordigers van deze springers herbergen dc-
wei en de weideslooten. De bruine, die het
eerst ontwaakt, is niet de beroemde zanger
van de lenteavonden en -nachten. Wel ge
bruikt hij het natte element om er de eitjes
in te leggen. Behalve de winterslaap wordt
enkel de paartijd in het water doorgebracht
De door een geleiachtige klomp omgeven
eitjes zinken eerst naar den bodem. Hier
vult het glibberig hulsel zich met water en
komt als kikkerrit of kikkerdril weer naar
hoven, waaruit na een paar weken de dik-
kopjes, de kikkervischjes, te voorschijn ko-
SCHOONHEID VAN HET
ONTWAKEND VOORJAAR
men, die aan het einde 'van -.den zomer vol
groeide kikkertjes zijn geworden. Geheel
andei's is de levensgroei van. zijn groenen
bloedverwant. Deze duurt van ei tot volwas
sen slootzanger wel meer dan een jaar of
vier. Maar dan ziet hij er ook heel wat
mooier uit in zijn groen, zwart gevlekt pak
je, met drie gele overlangsche strepen over
den rug en langs de zijden en de geel ge
brilde oógen. Is hij een mannetje, dan is
hij bovendien uitgerust met een paar keel
zakken,' om zijn muzikale uitvoeringen te
versterken. Opgenomen wordt hij nu in het
groote koor van de waternachtegalen, inge-
Groene specht bij zijn nest met jongen.
deeld bij d6 bassen of tenoren, om op de
.voorjaarsavonden in de lentesymphoniie van
„Frühlingserwachen" zijn partij te vervul
len. 'k Weet niet, welke natuurbeschrijver
zoo'n kwekkende kikkersloot vergeleken
heeft met een gekkenhuis, ik voor mij houd
van die concerten, er ligt iets opkikkerends
in. Wanneer de zon groot en karmijn, ;s
ondergegaan, de avond valt, de geruchten
zwijgen, behalve een enkele vogelroep, dan
ben' ik dikwijls toehoorder bij zoo'n uitvoe
ring in de groote concertzaal van de natuur.
Hoog omhoog liet donkere hemelgewelf met
sterren en.soms de maan; rondom de rust
en dan eerst een paar maten van den voor
zanger dien ken ik, die ligt zich 's mor
gens al vroeg te zonnen met wijd uitge
spreide pooten, een natuurfilosoof, die de
wereld bekijkt niet een hmnoristischcn blik
door de hoorn om ran de brilleglazen. Koear!
koear! Dan valt een tweede in: Koax! jioax!
Een derde: toeoe! toeoe! En dan het gehe'ele
koor, alles was adem heeft, brèkèkèè! brè-
kèkè! brèkèkè! met de bassen er tussclien:
koe'ar! koear! toeoe! toeoe! brèkèkè! koax!
koax! Heel den avond door en een groot
deel van den nacht. Nu en dan is er even
pauze, luistering naar een'koor in een ver
der gelegen sloot, tot weer de diepe brom
stem van den ouden leider: work! work! de
zangers roept, orn de luchtblazen opnieuw
te vullen. Het verkikkeringsproces loopt
ook uit op enkele honderden gele, door gelei
omhulde eitjes, die naar den bodem zinken
en daar blijven. Onbezorgd is'dit zangers-
bestaan echter niet. Reiger, ooievaar, otter,
waterrat, snoek, bedreigen voortdurend zijn
leVen en dat van zijn kroost, de leuke don-
derpadjès",
.Wil men weten lioe men de natuur moet
bezien, lees dan, wat Strijbos in, op en langs
een duinmeer zag:
In, en om het duinmeer is het nu een en
al leven en beweging. Jonge, halfvolwassen
blauwe reigers, staan temidden van de riet-
rimboe op de witgekalkte! nesten en ook de
jonge lepelaars zijn al flink uit de kluiten
gewassen.' Een heel enkele maal komt
eens een purperreiger neuzen en altijd hoop
'Aalscholvers bij hun nesten te Wannepcrveen,
iik nog eens, dat deze reigersoort', die overi
gens in geheel Noord-West-Europa zeer zeld
zaam is, zich zal gaan vestigen in die uit-
erkoren plekjes van Bre'ede Water, Zwa-
nemvater of de Muy, terreinen, welke stel
lig zeer geschikt zijn voor den purperreiger,
ant deze soort bouwt haar nesten steeds
eer tusschen het riet en op dezelfde wijze
als de lepelaar: een enkele maal ook wel
in een zeer lagen struik, zooals de
blauwe reiger dat ook doet. Zeer waar
schijnlijk betreffen deze zeldzame bezoeken
aan den duinpias exemplaren van ons Naar
der me er, waar we de grootste purperreiger
nederzetting vinden; het aantal nesten in
dat onwaardeerbare natuurmonument wordt
elk jaar op ruim honderd vijftig paren
schat. Verder broeden ze in kleiner aantal
ooi; nog op een paar plaatsen in den Noor
delijken kop van Overijssel en bovendien
nog in een veenpla&sencomplex in Zuid-
Holland, dat ik echter niet noemen wil, om
dat we met het bekend maken van derge
lijke broedplaatsen buitengewoon voorzich
tig moeten zijn.
Op den plas drijven de futen, die nu al
itellig een nest hebben en boven het. water
zwieren de zwarte sterntjes rond. Nog een
paai* dagen en ze zullen weer hun broed-
lioekjes met de scheeren, de omgevallen
dullen en drijvende plantenresten opzoeken.
Aan alle kanten zien we bergeenden, zwem
mend, op den plas, overvliegend of rustig
tronend op de duintopjes aan den overkant"
„Het jonge riet staat al een bal ven meter
hoog, daarvóór ligt een goudgele gordel van
bloeiende dotters, hier en daar schemert
reeds het. geel van de waterandijvie en ooli
de lissdien gaan bloeien. De gagelboschjes
geuren, liet waterdrieblad kleui't de water
rijke vlakten langs den oever wit door een
zee van bloemen, wat liooger op vertoont de
bodem rossig paarse vlekken door de bloeion
de orchideeën. In den regel zijn dat exem
plaren van de gevlekte orchis, van do
vleesclikleUrige orchis en de harlekijn-
orchis, standelkruidcn, die we ook vrij al
gemeen vinden in de lage polders en voch
tige weiden, en die in dezen tijd van. het
jaar ook zco'n gewichtige rol spelen in, het
aspect van de lage, bloemrijke hooilanden
op Texel. Ge moet ook eens uitkijken naar
een onopvallende, maar verrukkelijk geu
rende orchidee, de welriekende nachtorchis.
De bloemen zijn-gr oen-wit- met een draad
vormige spoor; ze bloeien echter in den
regel niet zoo vroeg als de harlekijn-orchis,
die toch een eohte .voorjaars-orchidee is"
„Midden op den duinpias ligt een troep
eenden. Het meerendeel bestaat, uit a
den van den wilden eend. Maar als we den
kijker ter hand nemen, blijken er ook toch
heel wat mannetjes-slobeenden onder to
huizen. Prachtig glanzen hun donk er-groene
koppen, de borst.is reinwit en als er een
de vleugels uitslaat er» zich wat. van het'
water veriueft, zien we den kastanjebruinen
De {feheelö plas is vol van vogelgelui
den en vogelgeruchten. De kleine karekiet
is weer present, telkens hooren we' het
stamelliedje van de rietgors, boven de kap-
meeuwenkolonic hangt een wolk luid krij-
schende meeuwen en uit de duinien klinkt
het weemoedige gefluit van wulpen, het
geroezemoes van kieviten en scholeksters
en het krachtige geluid van zilvermeeuwen.
Onverdroten zingen de groene kikkers hun
koorzang. In het ondiepe, lauwe water ont
dekken we de lange parelsnoeren van de
padden; in den regel zijn dat dan de eie
ren van de gestreepte pad (Bufo calamita),
die. in die duinen overal voorkomt, op de
Waddeneilanden zelfs in zeer groot aantal.
In den voortplantingstijd laten zij een
scherp en krakerig gekwaak hooren en in
sommige duinmoerasjes kunnen zij het kik
kerkoor geheel overstemmen.
Een paapje ziugt vlakbij in een duin
doorn en zijn genoot, de fraai gekleurde
roodnorsttapuit, kunnen we hier ook ont
moeten. De kop is diep zwart, daarop volgt
een breede, witte halsband en op den vleu
gel zien we een opvallende witte vlek."
Als ga de bosscben bezoekt of over de
heide dwaalt, zult ge met Wigman als uw
gids tienmaal zooveel genieten dan als ge
zonder hem komt.
Want Wigman kent die hëide, dat bosch
met wat er bloeit en groeit, met wat er lijd;
en strijdt, met wat ai' zingt en jubelt. Hij
egt' zelf:
„Ik houd van hei en dennen, misschien
omdat ik e*r middenin geboren en getogen
ben, maar vooral éénmaal in het jaar wil
ik er met aandacht en toegenegenheid bij
toeven. Dat is wanneer de beukenblaadjes
nog zoo zacht als kinderhandjes aanvoelen,
de met lichtgroen lot bestoken dennen hun
gulden pootjes uitstrekken en jeugdig
gelbroed in verscholen nesten piept, want
dan zwelt de lucht tusschen het naaldhout
ben golf van balsemgeuren aan, eei
parfumeerd bad; de beek-loopen zijn door
de bloeiende heesters lieflijke reukwerkbron
nen,. het hakhout brouwt een sterk, bitter
zoet loof-extract en kruidig dampt het
hooieilandje van den heikeuter.
Het immergroene hout bloeit, roept in
zijn ze in de vlucht gemakkelijk van d>
wilde eenden te onderscheiden. Al die man
netjeseenden slijten nu hier een onbezoi'gd
vrijgezellen leventje, want de wijfjes zitten
nu allemaal te broeden, de vooriijkste heb
ben al een toom kleine kleuters rond te
leiden: heerlijke wezentjes met roomgele
huikjes en donkere bovenzijde.
Ook zijn er nog heel wat kleinere eenden:
zomer- en wintertalingen en1 zelfs dc
smienten blijken nog niet allemaal vertrok
ken te zijn. Voortdurend komen er blauwe
reigers over en ook de lepelaars vliegen af
en aan. Plotseling hooren we e'en laag
dof, brullend geluid, een paar .zware zuch
ten, gevolgd door een hol klinkenden stoot.
Dat is de roerdomp, een geheimzinnige be
woner van onze rietmoerassen, vooral
de groote veenplassen, maar die' toch ooik
niet in de duinpiassen ontbreekt. We krij
gen hem niet ücht te zien, want hij leeft
zeer in het verborgene en is, zooals dat een
reigeraehtigen vogel betaamt, toch hoofdza
kelijk nachtdier. Zijn bruingeel, donker en
lichtgestreept veerenkieed geeft in de dich
te rietmoerasvegetatie c'cn verrassende
schutkleur, maar als wij hem voor on
stooten, zien we direct, aan de vrij trage
vlucht.; de ronde vleugels, aan de ver naai
achteren gestrekte groene pooten en
tusschen de schouders ingetrokken hals,
dat 'wé met een reige'racihtig dier te maken
hebben. Vooral in den avond en ook des
nachts hooren we zijn merkwaardig gebrul
en ofschoon hij reeds zeer vroeg in
voorjaar begint met bouwen en nestelen,
kunnen we die toetergeluidcn nog wel hoo
ren tot diep in Juni..
ook maken zij zich weinig beminnelijk bij
den boschbaas door 't beschadigen van
knoppen, 't beknagen van weekhout en lo
ten, het eten van eikels, zaden, etc. en het
afpellen van dennmkegels. Toch zouden
we den vluggen, eleganten springer niet
gaarne willen missen en een matige stand
ervan kan zonder veel bezwaar getole
reerd worden. Hij is een tier weinige zoog
dieren van het bosch, die zich blijmoedig
hebben weten te handhaven en zich, in te
genstelling met andere b.v. marter,
hermelijn, wezel, bunzing frank en vrij,
op klaarlichten dag, plegen te vertoonen.
Deze vier roofdieren, die eerder in den
winter zullen zijn aan te treffen dan in de
ovei'ige jaargetijden, kx*egen reeds geruimen
tijd vóór het lentebegln, jongen en wij slaan
hexi dus voorloopig over.
Wat meer kans hebben we in dezen tijd
op een ontmoeting met muizen, voox'al met
het geelbruine veldmuisje, dat zoowel op
de akkers als in 't hoscth aangeti'offen
woi'dt. Bij c!en veldarbeid wox-dt menig
ondei'gi'ondsoh nest met spade of ploeg
opgewox*pen en dan komen de kleine roso
I diertjes, soms wel tien» tegelijk, aan 't dag-
Broedende strandpleviei),
licht. Mollen, uilen, torenvalken en kraaien
maken hen ibij massa's buit en dat is maas
goed ook, want wel tot zeven maal 's jaars
worden er jongen geworpen, die zelve nat
vijf weken al voor een gezin kunnen zor
gen. Ook de felle spitsmuizen belagen hun!
verwanten. Meer aan het bosch gebonden
is de fraaie boschwoelmuis (ook rose veld
muis genaamd), die van boven een leven
dig vosx-oode kleur bezit, welke scherp vanl
de witte onderzijde afsteekt. Met wat ge
luk kunt ge waarnemen, dat zij klimmen
kan als een eekhoox*n om haar voedsel
knoppen, boombast, zaden, doch ook insec
ten en woirnen te bemachtigen. Zelfs
vergrijpt, zij zich soms aan vogeleieren5
zooals een zeldzame en authentieke af
beelding in dit boek illustreert, (die wij
hier ook repxaduceeren. Red.) Alle muizen
leven nog al in 't verborgene en wij weten
slechts weinig van haar levenswijze, mede
omdat de meeste soorten in gering aantal
voorkomen. Lang en rustig stilzitten bij een
bloem-, insect- of vogelobsexwatie, brengt
soms een roestkleurig boschmuisje, dat ver
zot is op eikels en beukennootjea, maar
geen bast beschadigt, een spits-, veld- of
boschwoelmuis, in onze nabijheid en dat
blijft ste'eds een px*ettige ontmoeting, want
deze vlugge trippelaars zien er proper en
aantrekkelijk genoeg uit, om Uw aandacht
gevangen te houden.
Laat hen maar oppassen Voor Vriend
egel, die uit zijn lethargische wintex*rus1i
ontwaakt is en 's nachts, maar ook in och
tend- en avondschemering, op jacht is en
ge zoudt dit van zulk een plomp dier
met korte pootjes niet. verwachten ge
makkelijk de muizen overrompelen kam*
Met zco'n boek als gids, geniet men in
tens.
Ook latex- nog. Want hij herhaling zal
men dit boek weer opnemen, er in blade
ren ên lezen en vooral ook kijken, telkens
weer, naar die fraaie foto's, waax-van wc
op deze pagina er enkele afdrukken, doch
die dn werkelijkheid oneindig veel mooier
zijn dan hier op gewoon krantenpapier, dat
maar een heel vaag beeld mogelijk maakt!.
Onder de bekoring van deze ongemeext
schoone afbeeldingen komt men niet licht
vandaan.
Geen, die het boek bij ons opnam en In
zag, en dat zijn er heel wat gewe'est, did
geen uitroep van verrassing deed en bleel
bladeren, en kijken, en nog eens bladeren
en nog eens kijken en zeggen; wat mooi!
Zoo'n uitgave moet trekken.
Met veel verlangen zien we reeds thana
naar deel drie uit,
kleur van zwavel en - geur van terpentijn
zijn glorie uit. en we zouden verwachten,
dat de' menschen daar wel naar zouden ko
men kijken. Doch het zijn er maar heel en
kelen, die uit eigen aanschouwing kunnen
meepraten van der pijnboomen bloei, wan
neer zij lichtelaaie gloeien als levende
Kex'stboomen. Er kruipen kevers en spin
nen over de warme zandpaden, hagedissen
koesteren zich in lenige lijfsbeweging tegen
de zaxidhclling,- zweefvliegen, libellen, en
vlinders glinsteren in bont, levendig kleu
renspel. Nu spreken de dennen hun eigen,
velen meiïschenkindei'en onbekende taal,
luider en nadx'ukkelijker dan anders, want
de geest van het bloei jaar is in hen geva-
ren, hun andei's zoo groene en statige eriist
verkeei'de tot een jc-ugdigen glimlach en
hun gefluister klinkt ons 'Vertrouwelijk in
En over het woelige gedierte uit bosch en
veld weet hij zoo onderhoudend te veitel-
len, dat wij, als we ze zien, deze beestjes
met geheel andere oogen bekijken. Hooi'
hem vei'tcllen:
„Al een week of drie vóór de korhanen
met hun gex'offel de hei beduidden, dat de'
lente aangevangen was, zaten de eekhoorns
reeds- in huishoudelijke zorgen. In den loop
van Maart aanschouwden in ,de warme kin-
derkamei', hoog in een oud vogellhorst, dich
te boomkroon of staanholte, 3 a 9 jongen
het [levenslicht en dat zal in Juni nog
maals het geval wezen. Eigenlijk is dat
naar de letter niet heelmaal juist, want ze
blijven de eerste negen dagen blind. Onge
veer vier weken woxden zij door de moeder
gezoogd en wanneer de schooljongens zoo'n
niest vinden en later nog eens denken tei'ug
te komen, als de jongen wat gegroeid zul
len wezen en gemakkelijker thuis op te
fokken, komen zij licht bedrogen uit, want
de .voorzichtige eeklioormnoeder sleept bij
Visclidiefje op liet nest.
storing alles naar een andere, veilige plaats.
De nesten, die een zijdelingsche ingang
bezitten, dienen bij ernstige winterkou den
dieren tot behaaglijk vei-blijf. maar zij
mogen in dezen tijd wat trager zijn dan in
andere seizoenen de eekhoorns houden
toch geen echten winterslaap, in het voox*-
jaar, wanneer er alom jongen en eieren ta
vinden zijn, worden onze sieriijke rood
bruine pluimstaarten den vogelvxiend docr
-hun. plunderingen -wei eens hinderlijk- en
IN-EN ONTSPANNING
Tirol
Ether
Ernmen
Eboli
Elba
Elck
Simplon
Prat
Test
Noren
Alibi
Ndakfc
Staf
Echec
Etre
Kle.'
Ramee
Ennk
Bigamie
Lox-elei
Aller
Verticaal;
1 Schip der woestijn.
2 Zijrivier van de Elbe
3 Bijbelsche figuur.
4. Plaatsje in Limbui'g.
5 Handeling.
7 Stad in België.
9 Duitech dichter.
10 Muziekinstrument.
12 Deensch didlrter.
13 Gestolde oppeiwlakte.
17 Oud Nederlandsche munt.
18 Naast.
L Zuid
20 Doi'p in Noord-Bi'abant,
22 Geologische Tijdrekening.
23 Berg' in Italië.
1 Meetkundige figuur.
5 Gekne'ed mengsel;
G Onstoffelijk deel van ons bestaan.
8 Bekende badplaats.
9 Koi'eneoort
1 Ecnig.
i Hoogstaand.
5 Spaansche rivier,
li Paradijs.
9 Jongensnaam
1 Havenstad in Zweden
S Gestx'engheid.
4 Romoinsche Godin,
j- Dils'tiillatieprodu'ct,
36 Békend automerk
27 Engelsche kolonie.
Premies:
De premies, werdexx toegekend aan:
A. R. Koster, Zwammex'dam.
J. II. Voigi, Sionsti'aat 10a, Rotterdam.
Inzending van oplossingen:
Oplossingen inzenden aan de Redactie,
onder gesloten enveloppe.
In linker bovenhoek veimelden: Gedach-
tenkracht.