M
ZONDAGSBLAD
-I"er-kranfje
Hoe doe je dat
Je legt vijf en twintig centen of fiches of
andere voorwerpen zóódanig 'in den vorm van een
viorkant, dat er vijf rijen komen elk van vijf voor
werpen. De kwestie is nu er hiervan op zoo'n
manier vijf weg te nemen, dat de overgeblevene
20 centen (of fiches) zóódanig in rijen komen te
liggen, dat elke rij, horizontaal zoowel als verti-
caa nu nog vier geldstukjes telt. Er mogen dus
slechts 5 geldstukjes aangeraakt en weggenomen
worden, de overige van het vierkant moeten on
aangeroerd blijven liggen, waarbij dan de ge
vraagde rijen van 4 moeten ontstaan.
OPLOSSING
O
O
O
O
O#
O
O
O
oo
O
O
oo
O
O
oo
O
O
Men neemt eenvoudig de diagonale rij zwart
gemaakte cirkeltjes (die de centen voorstellen)
weg en men houdt horizontaal en verticaal geteld
vijf rijen over elk van vier in plaats van vijf
geldstukjes. Dit is de meest simpele oplossing.
Er zijn echter nog verschillende variaties moge
lijk, die natuurlijk ook zoo goed zijn, als zij maar
aan de voorwaarden, bij de opgave gesteld, vol
doen.
Oplossing
van de rebus in het vorige nummer
Hoogmoed is een groot kwaad. Er is geen ding,
dat ons zoo ver blijft geleiden.
De vischvangst
Wie zegt het 't eerst
GRAPPIGE VRAGEN OM OP TE GEVEN
Welke visch is een ring? (De ha-ring).
Welke ladder is nog nooit ergens tegenop gezet?
|(Dc toonladder).
Wat voor stecnen liggen in het noordelijk deel
van het meer van Gcnèvc? (Natte steenen).
Waar hebben de zeeën geen water? (Op de land
kaarten).
Wanneer voor 5 meisjes 5 appels op oen schaal
liggen, hoe kan dan elk meisje een appel nemen,
terwij. toch een appel op de schaal blijft? (Door
dat het laatste meisje de schaal mót den appel
neemt).
Wcike bloemen verdragen geen zonneschijn?
(De bloemen, die do vorst op de ruiten toovert).
In welke Duitschc stad leeft men altijd In de
kou? (In „Eisleben", dat „ijs-ievcn" beteokent).
Hoe kan men met roode inkt zwart schrijven?
(Door het u-oord „zwart" te schrijven).
Wat kan door kippengaas heengaan zonder het
minste leven te maken? (De zonneschijn).
Jan-ne-man is boos
ANNE DE VRIES
O, die Jan-ne-man is zoo boos! Hij zit in
de keu-ken, op een groo-te stoel. Zij n ge-zicht
is rood. En twee dik-ke tra-nen rol len lang
zaam o-ver z\jn wan-gen. Tra-nen van boos
heid en van ver-driet.
Want vóór hem, vlak vóór hem, op de
keu-ken-ta-fel, daar staat een groot bord.
En i n dat groo-te bord zijn aard-ap-pels
met biet-jes. En op die biet-jes ligt een
stuk-je spek. Aard-ap-pels met biet-jes en
spek! En dat moet Jan-ne-man al-le-maal
op-e-ten.
Maar hy doet het niet
Hij schopt hard te-gen de ta-fel-poot.
„Bah, vie-ze biet-jes," huilt Jan-ne-man.
„Ik eet je tóch niet op
Hy slaat met zijn vork op het spek.
„Bah!"....
Jan-ne-man is met zün broer-tjes naar de
dui-nen ge-weest. De hee-le mid-dag. Dut
doen ze wel va-ker, want ze wo-nen er
dicht b^j.
Wim en Piet heb-ben ge-speeld met an-
de-re jon-gens. Ze heb-ben roo-ver-tje ge
speeld. Maar Jan-ne-man niet. Die is nog te
klein. Die kan zoo hard niet loo-pen.
Jan-ne-man heeft een mooi plek-je ge-von
den. Daar groei-den heel veel blau-we boscli-
„Bah, vieze bie
tjes," huilt Jan-
neman.
bes-sen. En toen heeft Jan-ne-man maar
ge-ge-ten. Tien, hon-derd, dui-zend bosch-
bes-sen mis-schien wel. Hee-le han-den vol.
En toen kwa-men ze thuis.
En toen moes-ten ze e-ten: aard-ap-pela
me biet-jes en spek.
Maar Jan-ne-man lust-te niets.
„Ik wil aard-ap-pels met boon-tjes!" riep
Jan-ne-man. „En lek-ker vleesch
En hij sloeg met zjjn vork op de ta-fel.
Moe-der werd ver-drie-tig.
En va-der werd boos.
Va-der zei„Stou-te jon-gens hoo-ren niet
aan ta-fel. Voor-uit, naar de keu-ken met je
bord
En nu zit Jan-ne-man hier. Al heel lang.
En ze ko-men hem maar niet ha-len.
Hoor, nu la-chen ze daar bin-nen. Va-der
maakt ze-ker een grap-je. En h ij Jan-ne-
man kan het niet hoo-ren
En wat roept Wim daar?
„Pud-ding met ker-sen Ha, fijn
moe-der
O, ze zijn al klaar met de biet-jes. En nu
krij-gen ze wat lek-kers toe. Pud-ding met
ker-sen, heer-lijk!
En Jan-ne-man moet maar biet-jes e-ten.
En vies, glib-be-rig spek
Maar hij doet het niet
Vast niet hoor!
Hij zal net zoo lang huilen, tot hij wat
an-ders krijgt.
O zoo!
Vol-gen-de week ver-der.)
Nadruk verboden.
Zendingslied
Trouwe Heiland, die mij lief hebt
En èlk kindje mint als mij,...
Leer mij tocli voor U te léven,
Dóén het werk, dat Gij wilt geven
'k Ben wel kléin maar'k doe het blij,
Want Gij deedt zoo véél voor mij
'k Wéét, in verre, vérre landen,
Aan het eind der groo'e zee.
Wonen kindren, die nóóit hoorden
Jézus' vriendelijke woorden.
Toch een plaatsje in Zijn hart
Heeft èlk kind: blond, bruin of zwart!
Kón ik 't hun maar laten wéten,
Daar aan 't eind der groote zee!
Kón 'k de blijde boodschap zenden
Naar de vèrste wereldenden
Mag ik hèlpen 'k Doe het blij
Want G deedt zoo veel voor m y
J. v. d. M.
Uit: „Kleine kleuters in de Zcndingslanden".
Kunstjes en Spelletjes
EEN KUNSTJE MET DRIE HOEDEN
Zet drie hoeden, als 't kan van ongeveer ge-
lijken vorm, in een rijtje naast elkander op tafel
en leg onder de middelste een geldstukje. Met
een beetje grootspraak, dat je tooveren kunt cn
iets zult doen dat geen van allen die er bij zijn
ooit hebben gezien, vertel je dan dat je zonder
met de handen of iets andens aan het geldstukjo
te komen, zult maken dat het niet meer onder
den middelston hoed ligt, maar onder een van de
beide andere. Als je vrindjes ongeloovig kijken
vraag je of zij 't misschien willen probccren. En
eerst als je goed hebt laten uitkomen dat zo 't
niet kunnen, verklaar je: nu, dan zal ik het doen.
Dan neem je viug oen van de twoz buitenste
hoeden en zet die aan den anderen kant van het
rijtje. Daardoor komt de hoed ie eerst de middelste
Dan neem je vlug een van do twee buitenste
rijtje. Daardoor komt de hoed die eerst de middelsto
Het geldstukje, dat je niet hebt aangeraakt ligt
dan niet meer onder den middelston hoed, maar
onder een van de beide uiterste. Voor dat je dit
kunstje doet, moet je eerst goed bedenken wat
je zeggen zult om het aardig te doen zijn. Daar
van hangt, zooals bij de meeste kunstjes, heel
EEN KRACHTPROEF
Een aardig kunstje waarbij verschillende per
sonen achtereenvolgens kunnen toonen of ze heel
sterk zijn, is het volgende. Je plaatst een van je
vrinden op oen plekje in de kamer waar hij wat
ruimte heeft en gaat dan met den rug naar hem
toegekeerd vlak voor hem staan. Vervolgens
vraag je hom zijn armen onder de oksels van
je eigen armen door te steken en je dan op te
tillen. Dat gaat vrij gemakkelijk. Vooral als je
vrind iets grooter is dan je zelf bent. Als dat
gelukt is vertel je hem, dat je door een klein
kunstje kunt maken, dat hij je met geen moge
lijkheid van don grond krijgen kan. Als hij 't niet
gelooft laat je 't hom nog eens probcercn. Maar
zoodra hij je weer optillen wil, duw je met je
rechterhand zijn linkerpols krachtig naar boven.
Dan zul 't hom onmogelijk zijn je van den grond
te krijgon of hij moet al buitengewoon sterk zijn.
Met dit kunstje kun je een heelen tijd bezig zijn
omdat er wat oefening voor noodig is en je 't ook
anderen kunt laten probeeren.
1U
behoorende bij
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
ZATERDAG 6 APRIL - NO. 14
JAARGANG 1
Loslating
hun los dengonc, die oi
doodslas in do gevungoni
.8, weikon rU gotSlscht liad
kus gof hu over tot hunne
Lu kas 23 2
Op of omstreeks het joodse he Paasoh feest was
het een vaste gewoonte dat een of andere ge
vangene gratie verkreeg cn losgelaten werd. Men
heeft deze zede in verband gebracht met den aard
van het feest, 't Werd voor 't eeret gevierd in den
nacht van Israels uittocht uit het diensthuis van
Egypte: het pascha beteekende de loslating van
een onderdrukt volk uit de tirannieke macht van
den wreeden pharaö. En de heugenis aan deze
groote verlossing zou levendig bij bet nageslacht
gehouden zijn door bij de jaarlijk9Che herdenking
de kerkerdeur voor één gebondenc te openen en
hem in vrijheid te stollen Of dit do juiste ver
klaring is, blijve in 't midden. Maar zooveel 13
zeker, dat de gewoonte langen tijd in het Christen
dom nagewerkt heeft. In de zoogenaamde stille
week werden niet slechts de publieke vermakelijk
heden verboden, maar ook werden er geen rechts
zittingen gehouden, terwijl de Overheid gratie
aan een veroordeelde verleende,zij wilde er
door te kennen geven, dat het oen week van
genade voor schuldigen was.
Pontius Pilatus, van Jezus' onschuld overtuigd,
maar bevreesd voor de Joden, die bcdoktelijk
dreigden hem bij den Keizer wegens wanbestuur
te zullen aanklagen, indien hij hun niet ter wille
was, heeft het gebruik der loslating op 't feest
willen aanwenden om Jezus to redden zonder
zich zelf in zijn hoogc positie te schaden. Dc
rechter gaf het recht uit eigen handen over in
die der Joden, toen hij Jezus naast Barabbns
plaatste en aan het volk de keus gaf welken van
die twee hij zou loslaten, den onschuldigen Jezus
of den schuldigen oproermaker, die in een hand
gemeen een mensch doodgeslagen had. 't Was
een bittere eerekrenking voor den Heiland op één
lijn met oen moordenaar gestold te worden. Maar
ook dit was in Gods Raad bepaald en door den
profeet voorzegd: niet enkel aan het kruis, maar
reeds op Gabbatha is Hij met de misdadigers ge
rekend. Pilatus meende het op zijn manier echter
goed met Jezus; hij heeft er zijn vrijlating noch
tans niet door kunnen bewerken. Opgehitst door
de overpricsters eischt het volk de loslating van
Barabbas en de kruisiging van Jezus; het ver
werpt hiermede den Koning van het rijk dor ge
nade en des vredes, den Redder, Trooster en Zege
naar der zijnen, om te kiezen vóór den opstan
deling den man met het zwaard in de vuist, die
voor geen geweld terugdeinsde en geen flauw be
grip eener geestelijke heerschappij, gelijk die van
Christus had. Pontius Pilatus geeft zich uit eigen
belang aan de Joden gewonnen; de tekst zegt het
sober: „En hij liet hun los dengeno, die om op
roer en doodslag In de gevangenis geworpen was,
welken zij geëischt hadden; maar Jezus gaf hij
over tot hunnen wil,"... tot den dood des kruises.
Ziedaar dan de loslating op 't feest!
't Was voor de verblinde Joden inderdaad een
feest, dat Jozus naar zij meenden, voor goed ter
zijde geschoven was, en straks aan 't kruis ge
slagen zou worden, waarvan nog nooit iemand
weder afgeklommen was, zij zullen er Hom
op Golgotha rncdc hor>nnn door hot schimpwoord
tegen Hom op te slingeren: „Andoren hooft Hij
verlost, Hij kan zich zeiven niet verlossen. Indien
Hij de Koning Israels is, dat Hij nu afkomc van
bet kruis, en wij zullen In Hem geloovcn!" Nu,
Hij is inderdaad afgekomen van het kruis in veel
rijker zin dan de verharde Joden het bedoelden.
Niet bij wijze van een mirakel op Golgotha, maar
wél door den dood en het graf heen naar de op
standing, waaruit bleek, dat zij Hem niet voor
goed opgeruimd hadden, iets wat alle helsche
machten nooit zullen bereiken, en nochtans heb
ben zij als volk niet in Hem willen gelooven.
Hun Christusverwerping heeft bittere gevolgen
voor hen gehad. Gods oordeel heeft hen zwaar
getroffen. Hun heilige stad werd verwoest, hun
tempel, het geestelijke middelpunt des volks, werd
platgebrand het volk is naar alle windstreken
verstrooid, zij worden tot op den huidigen dag
gesmaad en vervolgd. De Joden vinden hun beeld
in de mythe van den wandelenden Jood, die ner
gens rust kan vinden. Wat zij Christus aangedaan
hebben, is op hun eigen hoofd teruggevallen,...
zij worden veracht en voor de onwaardigstcn
der menschen geacht, zij zijn een man van smar
ten onder de volken der aarde.
Ook óns volk moge er zich aan spiegelen.
De Christusverwerping roept niets dan onheil
en rampspoed voor het nationale leven op. 't Is
een bedenkelijk verschijnsel, dat vele groepen met
Christus gebroken hebben: een groot deel van den
arbeidersstand, ook van de aanzienlijke en weten
schappelijke kringen, terwijl het in do wereld
krioelt van oppervlakkige vlinder-zieltjes, die na
genoeg niets meer van den geweldigen ernst dos
levens beseffen, maar de jaren doorhuppelen, als
of het leven een dansvloer was.
Zonder schade kan deze verloochening van den
Christus niet blijven. In dit opzicht is de keuze
der Joden tegen Christus en vóór Barabbas van
aangrijpende beteokenis. Toen zij Jezus verwier
pen, bewerkten zij daarmede automatisch de los
lating van Barabbas, den man der lage instincten
en van het brute geweld. Zóó is het nog. Een volk,
dat Christus cn zijn evangelie prijs geeft, laat
daarmede den onheiligen, verwoestenden Barab-
bas-geest in zijn midden los. Onbedoeld misschien,
maar met onontwijkbare zekerheid. De ontbinden
de macht van dien Barabbas-gcest doet zich on
middellijk gelden, wanneer een volk zich aan de
geestelijke heerschappij van Christus onttrekt: de
revolutionaire machten komen los; ontevreden
heid, bitterheid, wrok; klassenstrijd en ophitsing;
do .geweldenarij, die alles neerslaat; de lagere
hartstochten en driften nomen de overhand, zoo
dra men zich aan de samenbindende en heiligende
macht van Christus ontworsteld heeft,'t loopt
op oen algemcene instorting uit!
Gij weet het allicht uit eigen ervaring.
Uw eigen hart is van nature vol van booze be
denkingen en doodslagen. Doze Barabbas-geest
blijft gebonden, gekerkerd cn tot onmacht ge
doemd zoolang Jezus in volle vrijheid over u
hccrscht en zijn genade uw zieleloven heiligt
Maar geeft gij dien Jozus prijs en verloochent gij
Hom, dan komt Barabbas automatisch in u los
en wordt uw leven één samenknooping van onge
rechtigheden, vol van ellcndo cn vernieling. Dc
zonde is slechts door de genade in de boeien te
houden. Christus is machtiger dan Barabbas. En
op do vraag, welke dier twee losgelaten moet
worden geve Gods genade u te antwoorden tot
Christus: „Ja, U kiest mijn hart, eeuwig tot zijn
Koning!"
De loslating van Barabbas heeft echter ook nog
een andor aspect Gij moogt en moet er een voor
stolling in zien van Gods genadewerk, waardoor
booze en goddclooze zondaren uit hun banden
verlost kunnen worden, om tot de volle vrijheid
«der kinderen Gods te komen.
Wat ziet gij in het rechthuis gebeuren?
Dóór staat de onschuldige Jezus, heilig, onnoo-
acl, onbesmet, afgescheiden van de zondaren.
Da Ar staat aan zijn zijde een doodslager cn
oproerkraaier, een opstandeling, een mensch, dio
des doods schuldig was, cn niet meer op loslating
kan hopen.
En hoe valt de keuze des volks nu uit?
Dc onschuldige Jezus wordt ter kruisiging over
geleverd en als noodwendig gevolg daarvan wordt
de waarlijk schuldige Barabbas in vrijheid gesteld.
Ziedaar een beeld van Gods genadeweg.
De onschuldige Je>zus en de schuldige Barabbas
verwisselen van plaats. Jezus neemt de plaats van
den schuldige in. Barabbas, ofschoon schuldig,
komt op de plaats van den Onschuldige te staan.
Dank zij die ruil wordt de Heilige aan den dood
des kruises overgeleverd, en ontvangt de zondaar
dc boodschap der genade: „Barabbas, gij zijt vrij!"
Hier spreidt zich Gods genade ten toon.
Zij geldt alleen de strafwaardige zondaren, die
klein genoeg zijn om voor zioh zelf de plaats van
Barabbas te kiezen, en het vonnis, dat hen toe
komt, voor ziclizclf aanvaarden. Dezen erkennen,
dat, al zijn hun handen niet met bloed bevlekt, zij
des doods schuldig zijn voor Gods gezioht, omdat
de kiemen van alle kwaad in hun hart sluimeren,
en het alleen aan Gods weerhoudende genade te
danken is, als hot niet naar buiten uitbreekt.
Zijt gij zóó over u zelf beschaamd, en richt gij
(daarbij den geloofsblik op den Man van smarten,
dan wordt ook gij losgelaten op grond van
Christus' overgaan tot den dood des kruises, cn
klinkt het woord u bevrijdend door dc ziel: „Bar
abbas gij zijt vrij!" Zeg niet, dat uw misdaad te
groot is om vergeven te worden. Barabbas was
een doodslageren zou uw zonde dan onvergeeflijk
zijn? Barabbas, gij zijt vrij, zoo gij op Christus
hoopt! Schrijf dit woord in uw ziel. Gebruik uw
loslating echter niet om dc zonde weder te gaan
dienen, maar wandel als een vrijgekochte des
Heeren, en zeg eliken morgen met het oog op den
Man van smarten: „Hij stierf voor mij,... ik
leef voor Hém!"
Jezus, ik leef in U
ALBERT KNAPP (17881864)
Hadt Gij geen licht cn vrede
O Jezus mij gegeven.
Geen ander duurzaam deel
In heel mijn smartlijk leven.
Waart Gij niet geslacht, Gods Lam,
Ter bloedige stede,
In mijne ziele kwam
Voor eeuwig geen vrede.
Maar Gij leeft
Alles in allen.
Zie mijn lot, het is
Heilrijk gevallen.
Jezus, ik leef in U,
Schoon mij do dood omvaan
Roept Gij mij herwaarts nu,
Ik ben Uw erfgonaum.
Vertaling van J. J. MAK
105