schik dat ze hadden. De verhuisknechts -- die
meestal mopperden lachten. Trouwens, 't was
net of alles lachte, 't Huis beefde er van. Zijn
huis ook. Wat zou hij nu nog beleven. Neen,
t kon heui niet schelen. Het zou wel hetzelfde
liedje zijn. Hem mijden, m Niet willen zien. Dan
binnen niet al te langen tijd er weer uit. Ja, zoo
zou het gaan. Hij ging naar binnen en eten.
Het meisje dat 's morgens z'n „hebben en hou
wen' wat opknapte, had brood klaargemaakt en
was vertrokken. Warm eten kreeg hij Zondags
alleen. Hij schonk zich een kop koffie in, luisterde,
neen. maar zoo n drukte Braken ze de !>oel
af.' Hij was wel niet nieuwsgierig, maar ging
toch kijken in 't tuintje achter zijn huis. Wat?.
Dansten ze met elkaar in de kamer? Wat een
gelach en gezang. Kwamen ze naar buiten hun
tuin in?
„En nu de tuin inwijden, Vader!"..» „Kom
mee!'n Meisjesstem riep het.
„Man, ik kan haast niet meer." Dat was de
vrouw
„Moed houden. Moeder, dat is 't laatste bedrijf'
hoort hij een zware jongensstem zeggen.
En daar begon het dansen, springen, zingen,
al maar in 't rond. Daar rolden ze niet elkaar
in het grint en lachten...
Opeens, wat ziet hij... twee koppen kijken
over de tuinmuur, 'n jongen en een meisje... Ze
zien hem staan
„Ha opa! Ha opa!"... roepen ze en zwaaien
inet één hand, terwijl ze zich vasthouden met de
andere.
„Jongen hier! Daar af!" roept de Vader.
Daar had je 't al weer... nu ja, hij had ook
niet anders verwacht en ging naar binnen.
De bel
„Dag mijnheer! Buurman, zal ik maar zeggen,
'k Ben wel genoodzaakt spoedig kennis met u te
maken om mij te verontschuldigen over die jon
gelui Och ze zijn wat uitgelaten. We hebben
't huis ingewijd en den tuin, maar dat ze direct
op de tuinmuur klimmen 't zal niet weer ge
beuren hoor, dat beloof ik u. 'k Hoop dat we het
best zullen kunnen vinden als turen...
,,'k Hoop het ook!" zei de oude ijskoud, en hip,
vlug. alsof hij haast had, ippelde hij naar ach
teren. Toch had hij wat warms geproefd. „Opa"
hadden de muurbeklimmers hem gedoopt... die
naam hield hij.
Enkele weken later kwamen kinderen van
„daarnaast en vroegen wanneer hij jarig was.
„Ik ben nooit jarig," zei hij.
„U nooit jarig? Alle opa's zijn toch wel eens
jarig," riepen ze verwonderd.
„Ik ben geen opa, hoor je"...
,.Toch wel," protesteerden ze zwakjes en gingen
bedroefd weg.
Spijt? Had hij epijt? Wel neen, dat verbeeldde
hij zich maar. Die lui, psalmen zingen («lat hoorde
hij), veel naar do kerk gaan (dat zag hij) en dan
zich met hem bemoeien.
Geen sprake van, diè tenminste niet(hij
«lacht nog aan die dominé). Gekheid. En toch? Ze
zaeen hem niet of ze groetten. Die vrouw had
zelfs eens iets bij hem gekocht. Direct betaald
ook. En ze had gevraagd, of hij eens een avondje
kwam buurten. Ze vond dat hij zoo alleen was.
„Veel te druk", had hij koud geantwoord.
„Wat jammerkunnen onze meisjes u dan
niet eens helpen?" had ze daarop vriendelijk ge
vraagd. Toen had hij met z'n hoofd geschud en
was de winkel ultgeloopen. Iets wonderlijks had
hij gevoeld daar in z'n* oogen. Hij zou 'n bril
koopen.
1 Vreemde menschen, zei hij tegen zichzelf, wat
willen ze met me.
'n Maand of vijf woonden ze naast hem, toen
op 'n Zondagmorgen de vader bij hem aanbelde.
„Wat is er?" vroeg hij.
i „Och niets," antwoordde de ander, „ik kom al
leen even vragen of u de laatste Zondag dat we
hier zijn, bij ons wilt eten. De kinderen hebben
zoo graag dat „opa" komt."
„Ga je dan weg?"
„Ja. ik ben ontslagen uit m'n betrekking, we
moeten kleiner gaan wonenDus u komt?"
Mijn eten is klaar en ik slaap 's middags na
eten"
„Doe ons nu het genoegen en kom."
„Neen, dat kan niet," zei hij... ontroerd.
Even later hoorde hij ze zingen... hij luisterde:
Geloofd zij God, met diepst ontzag,
Hij ove-laadt ons dag aan dag
Met Zijne gunstbewijzen.
Ja, hij hoorde het duidelijk, 't Eten smaakte
hem niet... hij kon ook niet slapen die middag,
's Nachts droomde hij van z'n vrouw, en de |on-
gens..., hoorde hij psalmzingen, zag verhuiswa
gens en kinderen op den muur, die riepen „opa".
Den anderen morgen vroeg kwamen ze afscheid
nemen: Moeder en de kinderen. Vader bleef bij
het inladen van den verhuiswagen.
Toen 's middags alles geborgen was, kwam die
ook
„Nu buurman, 't beste hoor!"
,,'t Beste... hij draaide zich om... weer om...
„Wacht eens buurman!" riep hij.
Toen. terwijl hij z'n hand greep en drukte,
bracht hij met moeite er uit: ,,'k Wou dat je ge
bleven was."
De Zondag daarop ging hij naar de kerk. Psal*
men hooren, want de „nieuwe buren" vloekten.
door
G. K. A. NONHEBEL,
Apotheker te Middelburg
Iets over Rotang
Er zijn menschen, die om zoo te zeggen, van
alles en nog wat verstand hebben en dientenge
volge dan ook voor alles bruikbaar zijn. Zoo ken
ik iemand, die jarenlang bij de Marine heeft ge
diend en me zonder eenige grootspraak op mijn
vraag, of hij ook kans zag dit of dat te repuree-
ren antwoordde: „Ja. mijnheer, dat zal wel in
orde komen, ik ben aan boord op allerlei gebied
wel een beetje thuis geraakt, behalve op dat van
tuinieren, want ziet uwees: „een tuin aan boord,
die hadden we niet."" Hij kookte eten als een kok,
herstelde zelf zijn schoenen, kon een gekregen
pak vermaken naar zijn eigen model.
Was er b.v. bij ongeluk een scheurtje gestooten
in het behangsel, dan zei hij: „Weet u, wat de
meeste menschen nou doen? Die knippen uit de
overgebleven roi een mooi vierkant stuk en plak
ken dat op de scheur en als het dan op den duur
net eender verschoten is als de rest, dan blijf je
het toch net zoo lang zien, tot je er een nieuw
behangsel op plakt endat duurt tegenwoordig
nog al vrij lang." Dan knipte hij een groot stuk
uit de rol, legde dat in de volle zon, scharrelde
met een groot vergrootglas om het licht nog feller
op het papier te laten vallen, waardoor het flink
ging verschieten, knipte dan de zonderlingste
bochten en inhammen er in en wreef daarop met
een stukje schuurpapier aan de achterkant daar
van zooveel wit van den golvenden rand af (ter
breedte van ongeveer 1 cM.) tot dit vliesdun ge
worden was en plakte dit nu juiet volgens het
patroon boven op de scheur. En zooals er nu
menschen bestaan, die voor alles en nog wat
bruikbaar zijn, zoo groeien er ook enkele planten
(en ik herinner u hierbij aan het vlas) die voor
velerlei dingen nuttig zijn en daartoe behoort
voorzeker ook de Rotang.
Rotang is de naam van een geslacht uit do
familie (Calamus soorten) der z.g. touwvormige
palmen, die een zóó buitengemeene groeikracht
vertoonen, dat zo stengels uitzenden, waarbij men
gerust zou kunnen uitroepen: „Quo vadis?" (Waar
Jieen gaat ge?), daar ze wel 200 M. lang worden
en hun steunpunten zoeken bij de booinen des
wouds.
Dit z.g. Rotangtouw is van de basis tot een
hoogte van 5 M. door een dikke schors omgeven
en met rechte, naaldvormige stekels bezet. Verder
op wordt het kaal en draagt over eiken afstand
van ruim 1 M. een blad.
Onder die schors ligt nu dal gedeelte, wat in
Oost Indië „Rotang" genoemd wordt. De versche
Rotang is kleverig op het gevoel en wie er op
zijn naakte body mee geslagen wordt, is ook nog
niet gelukkig, daar hij dan zijn huid vol blaren
zie' komen. Zoodra men echter deze Rotang met
zand en water afschuurt, dan verdwijnt dit bran
dende slijm. De nog groene Rotang is gemakke
lijk buigbaar. Droogt men ze in den rook. dan
wordt ze stijver en levert ons dan het bekende
„Spaansche riet". Mooie stukken worden ccbruikt
om er wandelstokken van te maken. Om deze
goed recht te «loon worden, hangt men er maan
den lang een zwaar gewicht aan. De Rotang
draagt zelden vruchten. Uit den afgesneden stam
vloeit helder en drinkbaar water en er blijft een
roodachtige gom achter. De Rotang is een in Indië
onmisbaar gewas, dat niet alleen voor vlechtwerk
dient, maar ook als groente wordt gebeten. Dit
is nl. de Calamus petraeus. De Ca'amus rudentus
levert de taaiste stukken, die dienen voor vlecht
werk. wandelstokken, pijlen, spiesen enz. De Ca
lamus viminalis is niet dikker dan een penne-
schacht en dient voor de vervaardiging van mat
ten, manden, schilden, ankerkabels enz. De Cala
mus equestris levert de zweepen. Zoo draagt de
Calamus Draco vruchten edekt met ?en harde,
bruine hars, die den naam draagt van Drakon-
bloed (Sanguis Draconis). De inboorlingen van
Sumatra brengen de afgevallen vruchten in man
den naar huis en roeren n zóólang in. tot die
hars er afvalt. Kleine balletjes ter grootte van een
boon vormen het zuivere Drakenbloed, dat gewik
keld in de bladen van de Licualapalm, zelfs in
Indië duur verkocht wordt Daarna worden de
vruchten gestampt en gekoekt en schept 'men de
bovendrijvende stof er af, hult ze in palmbladen
en brengt dit dan onder den naam van Draken
bloed in staven (in baculis) in den handel. Het
zuivere Drakenbloed op het vuur geworpen, ver
spreidt een aangenomen geur naar Styrax en
dient voor reukwerk. De schilders bereiden er
een Iraaie roode verfstof uit. die op Florontijnscha
lak gelijkt, maar niet met olie te vermengen is.
De Chineezen wenden deze kleurstof aan om de
bladeren van de Licualapalm te kleuren, die ze
dan verder gebruiken als dekbladen voor siga
ren. Chineezen en vooral Japanners zijn toch in
dubbelen zin de grootste verlakkers van de wereld.
BRIEF UIT ZUID AFRIKA
Society-tea in Fonteine
Fonteine ligt 6 K.M. van Pretoria in
een met wilgen begroeid dai, waar
naar men zegt vijf fonteinen ontsprin
gen. Het is een geliefkoosde picnick-
plaats voor Pretorianen en inwoners
van Johannesburg.
De z.g. kiosk is een restaurant
Tachtig dames zijn verzameld.
Ze zitten op het groote terras van de kiosk to
Fonteine op klapstoelcn, op de tafels op de
steenen balustrade.
Het is er zoo vol als op een vliegenvanger in
een boerderij.
Het meest opvallond zijn de hoeden. Tachtig
dames met hoeden. Ze fascineeren. die hoeden,
uit tijdelooze tijden opgediepte gewaagde dernier
cri modellen, met ingezonken bollen, burgerlijke
hoeden van goedkoop gazig 6troo en saaie vorm,
gekocht bij modistes in zijstraten, scheef opgezette
op ingeslagen matelots gelijkende, waar rose
gepoederde mevrouwengezichtjes met pruikachtige
krullebollen onder uit kijken. Bij mijn buurvrouw
hangt de rand niet schuine val als een enorme
neerwaaierende struisveer half over 't bleek ovaal
van haar gezicht, dat er iets gewild pervers door
krijgt. Blondgcbleekte krullen zwieren er aan do
opgesiagen kant onder uit.
Oppervlakkig en critisch bezien zijn de poppe-
hoofdjes onder de hoeden hoewel mooi, eentonig
en oninteressant. Verlangen naar nadere kennis
making wekken zij nog niet. Trouwens van hun
kant bestaat een dergelijke behoefte nog minder
dan van de mijne. Voor de buitenlandsche in
teresseert men zich niet. Pa6 voor wat zich op
gelost heeft in 't Afrikaansche leven, niet alleen
hun taai spreekt, maar ook hun conversatie, die
luchtige stoeiende omgangstoon beheerscht, hun
huiselijke en sociale interessen deelt.
Men stelt mij zeker voor de zesde maal aan
iemand voor, nu aan mijn buurvrouw. Geen reac
tie, het gezicht blijft uitdrukkingloos, de porce-
leincn oogen dood. Een aanhoudend onuitgesproken
„U interesseert mij niet", naast zich te weten is
onaangenaam. Ik sta maar liever eens van mijn
klapstoeltje op en gn een oogenblikje kijken naar
lentetijk Fonteine, het gazon van groen fluweel,
het parkachtige bosch met zijn sluierende wilgen
in teer blad, het spiegelende water met roeibootjes,
dat aan een oud-Hollandsch buiten herinnert.
Op het terras gonst het als in een bijenkorf.
Ik voel mij als een kat in een vreemd pakhuis,
nieuwsgierig en tegelijk onbehagelijk.
Af en toe krijgt men een glimp van de rond
dwalende gastvrouwen, die met hun drieën deze
thee als een afscheidsthee bij hun vertrek naar
elders aan hun bekenden aanbieden. Zij onder
houden zich met hun respekticvelljkc gasten.
Eindelijk is het wachten voorbij. Wij staan op
en gaan de zaal binnen.
Drie tafels van groote lengte staan gedekt en
bedekt. Thee, sandwiches, gebakjes, rijksdaalder*
groote wittebroodjes, jam, room rolletjes, bonbons,
noten. De Afrikaansche verstaat het gastvrouw
zijn zoo goed, dat bij een gelegenheid als deze,
ieder vanzelfsprekend zijn buren bedient.
„Sal u niet wat van die sandwiches neem."
Constructie voor een wolkenkrabber.
Foto: Ira W. Martin»
76
„Het u die suiker al?"
„Vat nog 'n swect."
„Nog een roomrollctje? Hulle is regtig lekker."
Het is een uitmuntende thé complet, een maal
tijd in miniatuur. Ik tref het beter dan straks.
Mijn buren nemen lieftallige bemoeiingen met mij.
Zij verstaan het kenmerk van beschaving
kleine geïnteresseerde vragen te doen. Zij verzoe
nen mij met de tachtig dames, met dc theeonder-
neming, met 'Afrika.
Er worden goede afscheidsspeeches gehouden,
kort en gevoelig. Een met zangtalent begiftigde
zingt een Afrikannsch liedje en geeft ongevruagd
nog twee toegiften.
Een gevoel van voldaanheid maakt zich van
de aanwezigen meester.
„Ek is nie lief vir die groot gesclskappc nie.
Maar hierdie thee was darem*) baie gesellig."
„Sal u nie nog 'n chocolate vat nie?"
Wij staan op, bewegen ons langzaam in troepen
naar buiten Op het terras is het al koeler nu.
Er wordt een foto genomen. Waarbij niemand
vooraan wil staan en iedereen graag ten voeten
uit op portret en in de courant wil komen.
Dan het échte afscheid. Verheimelijkte tranen.
Achter dit oppervlakkig gepraat, getea, blijkt
onvermoed een weldadige warmte verborgen.
Men stapt in. Achter elkaar rijden de auto's weg,
terug naar Pretoria.
ROELIEN MÜLDER-STAGGER.
Toch. Ek is lief vir... ik houd van...
Kinderspel en
Kinderspeelgoed
In „Leven en Werken" het orgaan der Nedorl.
Volksuniversiteiten (uitg. Wereldbibliotheek)
schreef Otto van Tussenbroek oen behartenswaar-
d.g woord over dit onderwerp, waaraan wij het
volgende on tl oenen:
Laat ons vooral erkennen en beseffen, dat er
wonderlijke waarden in hot kinderspel levend zijn
en dat wij goed zullen doen de heiligheid van het
kinderspel te eerbiedigen. Wij ouderen denken zoo
vaak dat we liet woten maar we weten nog maar
zoo weinig van de kinderziel af, en or is trouwens
zooveel dat ons van de teerste dingen van hot
leven afgewend houdt. Het is soms net alsof aller
lei dingen, die wij bij dc lichamelijke en geestelijke
ontwikkeling van het kind opmerken, vervagen
onder den voortdurenden druk van de beslomme
ringen van liet alledaagschc bestaan, alsof men,
Iaat ik maar zeggen: geen tijd meer hee/t om. mee
te spelen!
Trouwens het loven ontvlucht ons soms zoo, een
mensch heeft zooveel te doen en je kunt zoo wel-
U'g vasthouden, ook kinderen niet, want ze zijn
als zilverzand dat je door je vingers glipt ook
al knijp je de handen nog zoo dicht! En wat het
Spel betreft: laat ons toch beseffen, dat Cr heel
wat meer in zit dan menigeen denkt, en dat het
waarlijk niet onverschillig is hoe het speelgoed
zal zijn dat men het kind in handen geeft
Er is een tijd geweest, waarin bij de vervaardi
ging van kinderspeeltuig het leidend beginsel over-
heerschte, op verkleinde schaal, de natuurgetrouwo
nabootsing te bereiken van wat volwassenen zooal
(benutten. Dat waren dan uit groot- of overgroot
moeders tijd de poppenmeubeltjes en ander huis
raad; de poppenserviezen of wel de op grooter for
maat gevormde serviezen voor kinderen; do pop
penhuizen en pakhuizen, stallen, of winkeltjes en
natuurlijk ook de poppen zelf in allerhande vor
men en klcedij; daar waren ook de beesten, de
koeien, paarden en schapen; de wagens en rijtui
gen van diverse makelij, het één al volmaakter
en echter dan het ander, doch het kind greep het
gretigst naar wat dikwijls het eenvoudigst en
minst kostbaar was... Zoo zijn kinderen nu
eenmaal!
Dit verklaart tevens den bijval, welken de Aar
dige spanen doozen hadden met allerlei dieren,
boompjes, gekke mannetjes en vrouwtjes, keurig
geverfd in frissche kleuren (zooals het befaamde
Neurenbergcr speelgoed) om de grappigo Noachs
arken niet te vergeten in oenzelfde soort doozen
geborgen met houten dieren, telkens twee aan tweo
Later is het kinderspeelgoed meer verfijnd ge
worden en meer volmaakt, zoodat het ook veelal
duurder werd bij aanschaffing ,maar hoeveel mooi
en duur speelgoed is door kinderen niet terzijde
geschoven voor een enkel onbeholpen, ja onoog
lijk ding, omdut het, vrij van alledaagsche vor
men, in het kinderoog iets aantrekkelijks en
eigens verkrijgt dat dan ons oudere en ouderen
ontgaat!
De duurste pop wordt vaak achteloos ergens ver
geten, terwijl een voddepop van katoen, met zaag
sel opgestopt, liet kinderhart gewonnen heeft! U
moet eens opletten wat voor rare dingen door
kinderen worden uitverkoren om het voorwerp van
durende voorkeur en genegenheid te zijn. Ik zag
eens een kast vol met poppen in een kinderkamer,
allemaal even netjes en allemaal even kostbaar,
maar 't moisje, dat zo bezat, keek er niet naar
om en nam een houten Lijs mee naar bed, zonder
armen en beenen, niets dan een romp en u had ze
moeten hooren. met hoeveel innigheid hot vod
werd behandeld en toegesproken. Ik ken oen jonge
tje, wiens grootste heerlijkheid was aan het strand
Niet duizelig worden.
Foto: William M. llittase,
Philadelphia.
te mogen spelen en forten te bouwen en rivieren
te graven ,door zanddijken beschermd! Maar op
een middag wilde hij plotseling niet mee. Hij had
het te druk, zei hij. Een andere keer ging hij
graag mee en wat was er aan de hand: hij had
van een paar kurken met een luciifersstokje als
mast en een papiertje als zeil scheepjes gemaakt,
die hij in het bad liet varen. Daar was dat jon
getje heel den Zaterdagmiddag en daarop volgen
den Zondag zoet mee. Hij zou stellig het duurste
en mooiste speelgoed gegeven hebben voor zijn
kurken scheepjes. En zooiets nu komt vaak voor,
maar dikwijls verzuimt men zich rekenschap te
geven van hetgeen daaraan ten grondslag ligt. Maar
zij, die dit wel deden, zijn speelgoed gaan maken
waaraan de fantasie van het kind gelegenheid had
zich vrijelijk te ontplooien. Men heeft ook speel
goed vervaardigd waarmede het kind zelf iets
doen kon, of maken kon, zooals de bouw- en mec-
cano-doozen en andere producten, waarbij aan het
kind het materiaal verschaft wordt voor nuttige
en leerzame bezighoid. Want een kind wil bezig
zijn, wil zich oefenen en zijn spelen is inspanning
cn ontspanning tegelijk.
Mij komt het voor, dat men goed zal doen" aan
dacht te hebben voor wat het kind zelf mooi of
prettig vindt. Men zal bij onderzoek van de mo
tieven welke tot deze voorkeur geleid hebben, vaak
verwonderd staan te kijken, maar dat doet er niet
toe, wij ouderen kunnen veel leercn van het kind.
Hoeveel geld wordt er nog steeds niet wegge
smeten voor veel speelgoed, dat, voor kinderen
bestemd, volkomen onkinderlijk kan heeten, omdat
het zoo orbarmelijk fantasieloos isl Want hierin
schuilt het criterium: een kind voelt op den duur
veel meer voor een pop, waar het desnoods mee
kan smijten dan voor een broos ding, dat de oogen
kan openen en sluiten en met een allerakeligst
piepstemmetje „papa" cn „mama" kan zeggen; een
jongetje zal met zijn onbreekbaren Teddybeer
langer spelen dan met een net-echte koe, met echt
haarleder overtrokken, cn glazen oogen en waar
van de kop omlaag gedrukt wordt als het „boeh!"
moet bulken. Och, die dingen vervelen zoo .gauw.
We zijn het er geloof ik allen mee eens, maar
steeds krijgen de nieuwe geslachten van kinderen
ze weer cadeau.
Wel kon Dr Berlage destijds getuigen in een
publicatie over kinderspeelgoed: „...het is juist
de fout van het gewone, gebruikelijke speelgoed
te veel „af" te zijn, te klein en te sierlijk, vooral
het van blik vervaardigde, cn daarbij te saai en te
vervelend. Dat speelgoed stevig moet zijn spreekt
vanzelf; ook daardoor reeds is de eenvoudige vorm
behandeling eisch; te natuurlijk speelgoed kan
slechts zeer moeilijk aan die eisch van stevigheid
voldoen."
„Maar." zoo vervolgt hij, „die vormen moeu-n
200 zuiver mogelijk het karakter van het voor te
Btellen voorwerp geven, het eigenaardige type goed
doen uitkomen, zoodat de maker blijk geeft de
natuur te hebben bestudeerd; de kleuren moeten,
ofschoon sterk sprekend, toch harmonisch zijn. in
eenvoudige vlakken tegen elkaar gozet cn evenmin
samengesteld zijn!
Dr Berlage belichtte tevens terecht het gevoel
voor humor, dat kinderen bezitten en hij gaf mode
aan, dat een waarlijk goed en bruikbaar si uk
kinderspeelgoed er liefst vroolijk en grappig uit
zal moeten zien om het kind blijvend te kunnen
boeien en vermaken.
De bouwer van den
eersten wolkenkrabber
overleden
Een Amcrikaansch correspondent van het Va
derland meldde:
„Ongeveer gelijktijdig met de spoedig door in
williging der eischen bijgelegde staking van de
liftjongens in de wolkenkrabbers te Nieuw York,
waardoor aller aandacht op deze hooge bouwwer
ken word gevestigd, is uit Chicago bericht geko
men, dat de man, die nauwelijks veertig jaren
geleden den eersten wolkenkrabber bouwde, nu
door allen verlaten en vergeten, in armoe en
ellende is gestorven.
Deze man heette Frederick Philips Dinkelbcrg.
Hij was een te Chicago geboren Amerikaan, maar,
zooals uit zijn naam valt op te maken ,van Duit-
schen oorsprong.
In 18!>l kreeg Frederick Dinkelberg, toen een vrij
onbekend architect, van een Nieuw Yorksche fir
ma opdracht, om op een voor oen zaak gunstig
gelegen maar zeer klein bouwterrein, waar de
Broadway in schuine richting dc Vijfde Avenue
en de 23ste straat kruist, een zoo productief en
hoog mogelijk gebouw te plaatsen. Het terrein
vormde een in de lengte gerekten driehoek, die
min of meer aan den vorm van een strijkijzer (in
het Engelsch „flat iron") deed denken. Daardoor
kwamen de ondernemers op 't denkbeeld 't huis
„Flatiron Building" te noemen Het wae 20 ver
diepingen hoog en werd m* zijn voltooiing als een
wereldwonder aangegaapt.
Dinkelberg was met één slag beroemd en rijk
geworden. Hij bleef ook de volgende tientallen
jaren, toen andere architecten wolkenkrabbers
bouwden, een welgesteld man.
Eerst na den oorlog, toen hij reeds de 70 nader
de, kreeg hij geen opdrachten meer. Hij trok zich
uit |ie zaken terug en voerde het kalme leven van
een rentenier. Maar de groote crisis aan de beurs
in 1929 beroofde hem van zijn spaardulten.
Ten slotte waren zijn vrouw en hij genoodzaakt
een paar kamers in een klein huurhuis te Chicago
te betrekken. Hier vierde hij op 10 Februari, al
leen met zijn vrouw, zijn gouden bruiloft. Zijn
eenige wcnsch was, dat zijn vrouw een brui lof ts-
koek zou bakken, die hij dan samen met haar
den volgenden morgen zou opeten. Zijn vrouw
voMeed aan zijn verlangen, zette 's morgens alles
met liefde klaar. Maar toen zij in de slaapkamer
kwam om haar man te wekken, was hij dood.
De weduwe had geen geld voor een passende
begrafenis. Hij werd op kosten van het gemeente
bestuur van Chicago ter aarde besteld.
77