schik dat ze hadden. De verhuisknechts -- die meestal mopperden lachten. Trouwens, 't was net of alles lachte, 't Huis beefde er van. Zijn huis ook. Wat zou hij nu nog beleven. Neen, t kon heui niet schelen. Het zou wel hetzelfde liedje zijn. Hem mijden, m Niet willen zien. Dan binnen niet al te langen tijd er weer uit. Ja, zoo zou het gaan. Hij ging naar binnen en eten. Het meisje dat 's morgens z'n „hebben en hou wen' wat opknapte, had brood klaargemaakt en was vertrokken. Warm eten kreeg hij Zondags alleen. Hij schonk zich een kop koffie in, luisterde, neen. maar zoo n drukte Braken ze de !>oel af.' Hij was wel niet nieuwsgierig, maar ging toch kijken in 't tuintje achter zijn huis. Wat?. Dansten ze met elkaar in de kamer? Wat een gelach en gezang. Kwamen ze naar buiten hun tuin in? „En nu de tuin inwijden, Vader!"..» „Kom mee!'n Meisjesstem riep het. „Man, ik kan haast niet meer." Dat was de vrouw „Moed houden. Moeder, dat is 't laatste bedrijf' hoort hij een zware jongensstem zeggen. En daar begon het dansen, springen, zingen, al maar in 't rond. Daar rolden ze niet elkaar in het grint en lachten... Opeens, wat ziet hij... twee koppen kijken over de tuinmuur, 'n jongen en een meisje... Ze zien hem staan „Ha opa! Ha opa!"... roepen ze en zwaaien inet één hand, terwijl ze zich vasthouden met de andere. „Jongen hier! Daar af!" roept de Vader. Daar had je 't al weer... nu ja, hij had ook niet anders verwacht en ging naar binnen. De bel „Dag mijnheer! Buurman, zal ik maar zeggen, 'k Ben wel genoodzaakt spoedig kennis met u te maken om mij te verontschuldigen over die jon gelui Och ze zijn wat uitgelaten. We hebben 't huis ingewijd en den tuin, maar dat ze direct op de tuinmuur klimmen 't zal niet weer ge beuren hoor, dat beloof ik u. 'k Hoop dat we het best zullen kunnen vinden als turen... ,,'k Hoop het ook!" zei de oude ijskoud, en hip, vlug. alsof hij haast had, ippelde hij naar ach teren. Toch had hij wat warms geproefd. „Opa" hadden de muurbeklimmers hem gedoopt... die naam hield hij. Enkele weken later kwamen kinderen van „daarnaast en vroegen wanneer hij jarig was. „Ik ben nooit jarig," zei hij. „U nooit jarig? Alle opa's zijn toch wel eens jarig," riepen ze verwonderd. „Ik ben geen opa, hoor je"... ,.Toch wel," protesteerden ze zwakjes en gingen bedroefd weg. Spijt? Had hij epijt? Wel neen, dat verbeeldde hij zich maar. Die lui, psalmen zingen («lat hoorde hij), veel naar do kerk gaan (dat zag hij) en dan zich met hem bemoeien. Geen sprake van, diè tenminste niet(hij «lacht nog aan die dominé). Gekheid. En toch? Ze zaeen hem niet of ze groetten. Die vrouw had zelfs eens iets bij hem gekocht. Direct betaald ook. En ze had gevraagd, of hij eens een avondje kwam buurten. Ze vond dat hij zoo alleen was. „Veel te druk", had hij koud geantwoord. „Wat jammerkunnen onze meisjes u dan niet eens helpen?" had ze daarop vriendelijk ge vraagd. Toen had hij met z'n hoofd geschud en was de winkel ultgeloopen. Iets wonderlijks had hij gevoeld daar in z'n* oogen. Hij zou 'n bril koopen. 1 Vreemde menschen, zei hij tegen zichzelf, wat willen ze met me. 'n Maand of vijf woonden ze naast hem, toen op 'n Zondagmorgen de vader bij hem aanbelde. „Wat is er?" vroeg hij. i „Och niets," antwoordde de ander, „ik kom al leen even vragen of u de laatste Zondag dat we hier zijn, bij ons wilt eten. De kinderen hebben zoo graag dat „opa" komt." „Ga je dan weg?" „Ja. ik ben ontslagen uit m'n betrekking, we moeten kleiner gaan wonenDus u komt?" Mijn eten is klaar en ik slaap 's middags na eten" „Doe ons nu het genoegen en kom." „Neen, dat kan niet," zei hij... ontroerd. Even later hoorde hij ze zingen... hij luisterde: Geloofd zij God, met diepst ontzag, Hij ove-laadt ons dag aan dag Met Zijne gunstbewijzen. Ja, hij hoorde het duidelijk, 't Eten smaakte hem niet... hij kon ook niet slapen die middag, 's Nachts droomde hij van z'n vrouw, en de |on- gens..., hoorde hij psalmzingen, zag verhuiswa gens en kinderen op den muur, die riepen „opa". Den anderen morgen vroeg kwamen ze afscheid nemen: Moeder en de kinderen. Vader bleef bij het inladen van den verhuiswagen. Toen 's middags alles geborgen was, kwam die ook „Nu buurman, 't beste hoor!" ,,'t Beste... hij draaide zich om... weer om... „Wacht eens buurman!" riep hij. Toen. terwijl hij z'n hand greep en drukte, bracht hij met moeite er uit: ,,'k Wou dat je ge bleven was." De Zondag daarop ging hij naar de kerk. Psal* men hooren, want de „nieuwe buren" vloekten. door G. K. A. NONHEBEL, Apotheker te Middelburg Iets over Rotang Er zijn menschen, die om zoo te zeggen, van alles en nog wat verstand hebben en dientenge volge dan ook voor alles bruikbaar zijn. Zoo ken ik iemand, die jarenlang bij de Marine heeft ge diend en me zonder eenige grootspraak op mijn vraag, of hij ook kans zag dit of dat te repuree- ren antwoordde: „Ja. mijnheer, dat zal wel in orde komen, ik ben aan boord op allerlei gebied wel een beetje thuis geraakt, behalve op dat van tuinieren, want ziet uwees: „een tuin aan boord, die hadden we niet."" Hij kookte eten als een kok, herstelde zelf zijn schoenen, kon een gekregen pak vermaken naar zijn eigen model. Was er b.v. bij ongeluk een scheurtje gestooten in het behangsel, dan zei hij: „Weet u, wat de meeste menschen nou doen? Die knippen uit de overgebleven roi een mooi vierkant stuk en plak ken dat op de scheur en als het dan op den duur net eender verschoten is als de rest, dan blijf je het toch net zoo lang zien, tot je er een nieuw behangsel op plakt endat duurt tegenwoordig nog al vrij lang." Dan knipte hij een groot stuk uit de rol, legde dat in de volle zon, scharrelde met een groot vergrootglas om het licht nog feller op het papier te laten vallen, waardoor het flink ging verschieten, knipte dan de zonderlingste bochten en inhammen er in en wreef daarop met een stukje schuurpapier aan de achterkant daar van zooveel wit van den golvenden rand af (ter breedte van ongeveer 1 cM.) tot dit vliesdun ge worden was en plakte dit nu juiet volgens het patroon boven op de scheur. En zooals er nu menschen bestaan, die voor alles en nog wat bruikbaar zijn, zoo groeien er ook enkele planten (en ik herinner u hierbij aan het vlas) die voor velerlei dingen nuttig zijn en daartoe behoort voorzeker ook de Rotang. Rotang is de naam van een geslacht uit do familie (Calamus soorten) der z.g. touwvormige palmen, die een zóó buitengemeene groeikracht vertoonen, dat zo stengels uitzenden, waarbij men gerust zou kunnen uitroepen: „Quo vadis?" (Waar Jieen gaat ge?), daar ze wel 200 M. lang worden en hun steunpunten zoeken bij de booinen des wouds. Dit z.g. Rotangtouw is van de basis tot een hoogte van 5 M. door een dikke schors omgeven en met rechte, naaldvormige stekels bezet. Verder op wordt het kaal en draagt over eiken afstand van ruim 1 M. een blad. Onder die schors ligt nu dal gedeelte, wat in Oost Indië „Rotang" genoemd wordt. De versche Rotang is kleverig op het gevoel en wie er op zijn naakte body mee geslagen wordt, is ook nog niet gelukkig, daar hij dan zijn huid vol blaren zie' komen. Zoodra men echter deze Rotang met zand en water afschuurt, dan verdwijnt dit bran dende slijm. De nog groene Rotang is gemakke lijk buigbaar. Droogt men ze in den rook. dan wordt ze stijver en levert ons dan het bekende „Spaansche riet". Mooie stukken worden ccbruikt om er wandelstokken van te maken. Om deze goed recht te «loon worden, hangt men er maan den lang een zwaar gewicht aan. De Rotang draagt zelden vruchten. Uit den afgesneden stam vloeit helder en drinkbaar water en er blijft een roodachtige gom achter. De Rotang is een in Indië onmisbaar gewas, dat niet alleen voor vlechtwerk dient, maar ook als groente wordt gebeten. Dit is nl. de Calamus petraeus. De Ca'amus rudentus levert de taaiste stukken, die dienen voor vlecht werk. wandelstokken, pijlen, spiesen enz. De Ca lamus viminalis is niet dikker dan een penne- schacht en dient voor de vervaardiging van mat ten, manden, schilden, ankerkabels enz. De Cala mus equestris levert de zweepen. Zoo draagt de Calamus Draco vruchten edekt met ?en harde, bruine hars, die den naam draagt van Drakon- bloed (Sanguis Draconis). De inboorlingen van Sumatra brengen de afgevallen vruchten in man den naar huis en roeren n zóólang in. tot die hars er afvalt. Kleine balletjes ter grootte van een boon vormen het zuivere Drakenbloed, dat gewik keld in de bladen van de Licualapalm, zelfs in Indië duur verkocht wordt Daarna worden de vruchten gestampt en gekoekt en schept 'men de bovendrijvende stof er af, hult ze in palmbladen en brengt dit dan onder den naam van Draken bloed in staven (in baculis) in den handel. Het zuivere Drakenbloed op het vuur geworpen, ver spreidt een aangenomen geur naar Styrax en dient voor reukwerk. De schilders bereiden er een Iraaie roode verfstof uit. die op Florontijnscha lak gelijkt, maar niet met olie te vermengen is. De Chineezen wenden deze kleurstof aan om de bladeren van de Licualapalm te kleuren, die ze dan verder gebruiken als dekbladen voor siga ren. Chineezen en vooral Japanners zijn toch in dubbelen zin de grootste verlakkers van de wereld. BRIEF UIT ZUID AFRIKA Society-tea in Fonteine Fonteine ligt 6 K.M. van Pretoria in een met wilgen begroeid dai, waar naar men zegt vijf fonteinen ontsprin gen. Het is een geliefkoosde picnick- plaats voor Pretorianen en inwoners van Johannesburg. De z.g. kiosk is een restaurant Tachtig dames zijn verzameld. Ze zitten op het groote terras van de kiosk to Fonteine op klapstoelcn, op de tafels op de steenen balustrade. Het is er zoo vol als op een vliegenvanger in een boerderij. Het meest opvallond zijn de hoeden. Tachtig dames met hoeden. Ze fascineeren. die hoeden, uit tijdelooze tijden opgediepte gewaagde dernier cri modellen, met ingezonken bollen, burgerlijke hoeden van goedkoop gazig 6troo en saaie vorm, gekocht bij modistes in zijstraten, scheef opgezette op ingeslagen matelots gelijkende, waar rose gepoederde mevrouwengezichtjes met pruikachtige krullebollen onder uit kijken. Bij mijn buurvrouw hangt de rand niet schuine val als een enorme neerwaaierende struisveer half over 't bleek ovaal van haar gezicht, dat er iets gewild pervers door krijgt. Blondgcbleekte krullen zwieren er aan do opgesiagen kant onder uit. Oppervlakkig en critisch bezien zijn de poppe- hoofdjes onder de hoeden hoewel mooi, eentonig en oninteressant. Verlangen naar nadere kennis making wekken zij nog niet. Trouwens van hun kant bestaat een dergelijke behoefte nog minder dan van de mijne. Voor de buitenlandsche in teresseert men zich niet. Pa6 voor wat zich op gelost heeft in 't Afrikaansche leven, niet alleen hun taai spreekt, maar ook hun conversatie, die luchtige stoeiende omgangstoon beheerscht, hun huiselijke en sociale interessen deelt. Men stelt mij zeker voor de zesde maal aan iemand voor, nu aan mijn buurvrouw. Geen reac tie, het gezicht blijft uitdrukkingloos, de porce- leincn oogen dood. Een aanhoudend onuitgesproken „U interesseert mij niet", naast zich te weten is onaangenaam. Ik sta maar liever eens van mijn klapstoeltje op en gn een oogenblikje kijken naar lentetijk Fonteine, het gazon van groen fluweel, het parkachtige bosch met zijn sluierende wilgen in teer blad, het spiegelende water met roeibootjes, dat aan een oud-Hollandsch buiten herinnert. Op het terras gonst het als in een bijenkorf. Ik voel mij als een kat in een vreemd pakhuis, nieuwsgierig en tegelijk onbehagelijk. Af en toe krijgt men een glimp van de rond dwalende gastvrouwen, die met hun drieën deze thee als een afscheidsthee bij hun vertrek naar elders aan hun bekenden aanbieden. Zij onder houden zich met hun respekticvelljkc gasten. Eindelijk is het wachten voorbij. Wij staan op en gaan de zaal binnen. Drie tafels van groote lengte staan gedekt en bedekt. Thee, sandwiches, gebakjes, rijksdaalder* groote wittebroodjes, jam, room rolletjes, bonbons, noten. De Afrikaansche verstaat het gastvrouw zijn zoo goed, dat bij een gelegenheid als deze, ieder vanzelfsprekend zijn buren bedient. „Sal u niet wat van die sandwiches neem." Constructie voor een wolkenkrabber. Foto: Ira W. Martin» 76 „Het u die suiker al?" „Vat nog 'n swect." „Nog een roomrollctje? Hulle is regtig lekker." Het is een uitmuntende thé complet, een maal tijd in miniatuur. Ik tref het beter dan straks. Mijn buren nemen lieftallige bemoeiingen met mij. Zij verstaan het kenmerk van beschaving kleine geïnteresseerde vragen te doen. Zij verzoe nen mij met de tachtig dames, met dc theeonder- neming, met 'Afrika. Er worden goede afscheidsspeeches gehouden, kort en gevoelig. Een met zangtalent begiftigde zingt een Afrikannsch liedje en geeft ongevruagd nog twee toegiften. Een gevoel van voldaanheid maakt zich van de aanwezigen meester. „Ek is nie lief vir die groot gesclskappc nie. Maar hierdie thee was darem*) baie gesellig." „Sal u nie nog 'n chocolate vat nie?" Wij staan op, bewegen ons langzaam in troepen naar buiten Op het terras is het al koeler nu. Er wordt een foto genomen. Waarbij niemand vooraan wil staan en iedereen graag ten voeten uit op portret en in de courant wil komen. Dan het échte afscheid. Verheimelijkte tranen. Achter dit oppervlakkig gepraat, getea, blijkt onvermoed een weldadige warmte verborgen. Men stapt in. Achter elkaar rijden de auto's weg, terug naar Pretoria. ROELIEN MÜLDER-STAGGER. Toch. Ek is lief vir... ik houd van... Kinderspel en Kinderspeelgoed In „Leven en Werken" het orgaan der Nedorl. Volksuniversiteiten (uitg. Wereldbibliotheek) schreef Otto van Tussenbroek oen behartenswaar- d.g woord over dit onderwerp, waaraan wij het volgende on tl oenen: Laat ons vooral erkennen en beseffen, dat er wonderlijke waarden in hot kinderspel levend zijn en dat wij goed zullen doen de heiligheid van het kinderspel te eerbiedigen. Wij ouderen denken zoo vaak dat we liet woten maar we weten nog maar zoo weinig van de kinderziel af, en or is trouwens zooveel dat ons van de teerste dingen van hot leven afgewend houdt. Het is soms net alsof aller lei dingen, die wij bij dc lichamelijke en geestelijke ontwikkeling van het kind opmerken, vervagen onder den voortdurenden druk van de beslomme ringen van liet alledaagschc bestaan, alsof men, Iaat ik maar zeggen: geen tijd meer hee/t om. mee te spelen! Trouwens het loven ontvlucht ons soms zoo, een mensch heeft zooveel te doen en je kunt zoo wel- U'g vasthouden, ook kinderen niet, want ze zijn als zilverzand dat je door je vingers glipt ook al knijp je de handen nog zoo dicht! En wat het Spel betreft: laat ons toch beseffen, dat Cr heel wat meer in zit dan menigeen denkt, en dat het waarlijk niet onverschillig is hoe het speelgoed zal zijn dat men het kind in handen geeft Er is een tijd geweest, waarin bij de vervaardi ging van kinderspeeltuig het leidend beginsel over- heerschte, op verkleinde schaal, de natuurgetrouwo nabootsing te bereiken van wat volwassenen zooal (benutten. Dat waren dan uit groot- of overgroot moeders tijd de poppenmeubeltjes en ander huis raad; de poppenserviezen of wel de op grooter for maat gevormde serviezen voor kinderen; do pop penhuizen en pakhuizen, stallen, of winkeltjes en natuurlijk ook de poppen zelf in allerhande vor men en klcedij; daar waren ook de beesten, de koeien, paarden en schapen; de wagens en rijtui gen van diverse makelij, het één al volmaakter en echter dan het ander, doch het kind greep het gretigst naar wat dikwijls het eenvoudigst en minst kostbaar was... Zoo zijn kinderen nu eenmaal! Dit verklaart tevens den bijval, welken de Aar dige spanen doozen hadden met allerlei dieren, boompjes, gekke mannetjes en vrouwtjes, keurig geverfd in frissche kleuren (zooals het befaamde Neurenbergcr speelgoed) om de grappigo Noachs arken niet te vergeten in oenzelfde soort doozen geborgen met houten dieren, telkens twee aan tweo Later is het kinderspeelgoed meer verfijnd ge worden en meer volmaakt, zoodat het ook veelal duurder werd bij aanschaffing ,maar hoeveel mooi en duur speelgoed is door kinderen niet terzijde geschoven voor een enkel onbeholpen, ja onoog lijk ding, omdut het, vrij van alledaagsche vor men, in het kinderoog iets aantrekkelijks en eigens verkrijgt dat dan ons oudere en ouderen ontgaat! De duurste pop wordt vaak achteloos ergens ver geten, terwijl een voddepop van katoen, met zaag sel opgestopt, liet kinderhart gewonnen heeft! U moet eens opletten wat voor rare dingen door kinderen worden uitverkoren om het voorwerp van durende voorkeur en genegenheid te zijn. Ik zag eens een kast vol met poppen in een kinderkamer, allemaal even netjes en allemaal even kostbaar, maar 't moisje, dat zo bezat, keek er niet naar om en nam een houten Lijs mee naar bed, zonder armen en beenen, niets dan een romp en u had ze moeten hooren. met hoeveel innigheid hot vod werd behandeld en toegesproken. Ik ken oen jonge tje, wiens grootste heerlijkheid was aan het strand Niet duizelig worden. Foto: William M. llittase, Philadelphia. te mogen spelen en forten te bouwen en rivieren te graven ,door zanddijken beschermd! Maar op een middag wilde hij plotseling niet mee. Hij had het te druk, zei hij. Een andere keer ging hij graag mee en wat was er aan de hand: hij had van een paar kurken met een luciifersstokje als mast en een papiertje als zeil scheepjes gemaakt, die hij in het bad liet varen. Daar was dat jon getje heel den Zaterdagmiddag en daarop volgen den Zondag zoet mee. Hij zou stellig het duurste en mooiste speelgoed gegeven hebben voor zijn kurken scheepjes. En zooiets nu komt vaak voor, maar dikwijls verzuimt men zich rekenschap te geven van hetgeen daaraan ten grondslag ligt. Maar zij, die dit wel deden, zijn speelgoed gaan maken waaraan de fantasie van het kind gelegenheid had zich vrijelijk te ontplooien. Men heeft ook speel goed vervaardigd waarmede het kind zelf iets doen kon, of maken kon, zooals de bouw- en mec- cano-doozen en andere producten, waarbij aan het kind het materiaal verschaft wordt voor nuttige en leerzame bezighoid. Want een kind wil bezig zijn, wil zich oefenen en zijn spelen is inspanning cn ontspanning tegelijk. Mij komt het voor, dat men goed zal doen" aan dacht te hebben voor wat het kind zelf mooi of prettig vindt. Men zal bij onderzoek van de mo tieven welke tot deze voorkeur geleid hebben, vaak verwonderd staan te kijken, maar dat doet er niet toe, wij ouderen kunnen veel leercn van het kind. Hoeveel geld wordt er nog steeds niet wegge smeten voor veel speelgoed, dat, voor kinderen bestemd, volkomen onkinderlijk kan heeten, omdat het zoo orbarmelijk fantasieloos isl Want hierin schuilt het criterium: een kind voelt op den duur veel meer voor een pop, waar het desnoods mee kan smijten dan voor een broos ding, dat de oogen kan openen en sluiten en met een allerakeligst piepstemmetje „papa" cn „mama" kan zeggen; een jongetje zal met zijn onbreekbaren Teddybeer langer spelen dan met een net-echte koe, met echt haarleder overtrokken, cn glazen oogen en waar van de kop omlaag gedrukt wordt als het „boeh!" moet bulken. Och, die dingen vervelen zoo .gauw. We zijn het er geloof ik allen mee eens, maar steeds krijgen de nieuwe geslachten van kinderen ze weer cadeau. Wel kon Dr Berlage destijds getuigen in een publicatie over kinderspeelgoed: „...het is juist de fout van het gewone, gebruikelijke speelgoed te veel „af" te zijn, te klein en te sierlijk, vooral het van blik vervaardigde, cn daarbij te saai en te vervelend. Dat speelgoed stevig moet zijn spreekt vanzelf; ook daardoor reeds is de eenvoudige vorm behandeling eisch; te natuurlijk speelgoed kan slechts zeer moeilijk aan die eisch van stevigheid voldoen." „Maar." zoo vervolgt hij, „die vormen moeu-n 200 zuiver mogelijk het karakter van het voor te Btellen voorwerp geven, het eigenaardige type goed doen uitkomen, zoodat de maker blijk geeft de natuur te hebben bestudeerd; de kleuren moeten, ofschoon sterk sprekend, toch harmonisch zijn. in eenvoudige vlakken tegen elkaar gozet cn evenmin samengesteld zijn! Dr Berlage belichtte tevens terecht het gevoel voor humor, dat kinderen bezitten en hij gaf mode aan, dat een waarlijk goed en bruikbaar si uk kinderspeelgoed er liefst vroolijk en grappig uit zal moeten zien om het kind blijvend te kunnen boeien en vermaken. De bouwer van den eersten wolkenkrabber overleden Een Amcrikaansch correspondent van het Va derland meldde: „Ongeveer gelijktijdig met de spoedig door in williging der eischen bijgelegde staking van de liftjongens in de wolkenkrabbers te Nieuw York, waardoor aller aandacht op deze hooge bouwwer ken word gevestigd, is uit Chicago bericht geko men, dat de man, die nauwelijks veertig jaren geleden den eersten wolkenkrabber bouwde, nu door allen verlaten en vergeten, in armoe en ellende is gestorven. Deze man heette Frederick Philips Dinkelbcrg. Hij was een te Chicago geboren Amerikaan, maar, zooals uit zijn naam valt op te maken ,van Duit- schen oorsprong. In 18!>l kreeg Frederick Dinkelberg, toen een vrij onbekend architect, van een Nieuw Yorksche fir ma opdracht, om op een voor oen zaak gunstig gelegen maar zeer klein bouwterrein, waar de Broadway in schuine richting dc Vijfde Avenue en de 23ste straat kruist, een zoo productief en hoog mogelijk gebouw te plaatsen. Het terrein vormde een in de lengte gerekten driehoek, die min of meer aan den vorm van een strijkijzer (in het Engelsch „flat iron") deed denken. Daardoor kwamen de ondernemers op 't denkbeeld 't huis „Flatiron Building" te noemen Het wae 20 ver diepingen hoog en werd m* zijn voltooiing als een wereldwonder aangegaapt. Dinkelberg was met één slag beroemd en rijk geworden. Hij bleef ook de volgende tientallen jaren, toen andere architecten wolkenkrabbers bouwden, een welgesteld man. Eerst na den oorlog, toen hij reeds de 70 nader de, kreeg hij geen opdrachten meer. Hij trok zich uit |ie zaken terug en voerde het kalme leven van een rentenier. Maar de groote crisis aan de beurs in 1929 beroofde hem van zijn spaardulten. Ten slotte waren zijn vrouw en hij genoodzaakt een paar kamers in een klein huurhuis te Chicago te betrekken. Hier vierde hij op 10 Februari, al leen met zijn vrouw, zijn gouden bruiloft. Zijn eenige wcnsch was, dat zijn vrouw een brui lof ts- koek zou bakken, die hij dan samen met haar den volgenden morgen zou opeten. Zijn vrouw voMeed aan zijn verlangen, zette 's morgens alles met liefde klaar. Maar toen zij in de slaapkamer kwam om haar man te wekken, was hij dood. De weduwe had geen geld voor een passende begrafenis. Hij werd op kosten van het gemeente bestuur van Chicago ter aarde besteld. 77

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1935 | | pagina 14