Een bewogen vergadering
Neem 'n "AKKERTJE"
DONDERDAG 17 JANUARI 1935
TWEEDE BLAD PAG. 5
yan de Protestantsch-Christelijke
Schippersbond
Na een verwarde discussie
nemen vijf leden van
het hoofdbestuur
ontslag
In „Krasnapolsky" te Amsterdam heeft gis
teren de Nederlandsche Protestantsch-Chris
telijke Schippersbond zijn jaarvergadering
gehouden, die, als steeds, ook nu weer druk
bezocht was en een bewogen verloop heeft
gehad.
Openingsrede
De voorzitter van den Bond, het Kamer-
1 lid de heer L. F. Duymaer van Twist,
van Den Haag, riep in zijn openingsrede de
vele aanwezigen en inzonderheid Ds. J. L.
Schouten een hartelijk welkom toe. Het
Hoofdbestuur, zei de voorzitter, wil deze
jaarvergadering benutten voor besprekingen
onderling om te trachten de binnenschip
pers voor algeheelen ondergang te bewaren.
Tengevolge van de voortdurende crisis en
de groeiende werkloosheid nomen de zorgen"
toe. De. O. T. vraag „Wachter, wat is er
van den nacht?" moet ook nu worden be
antwoord met de betuiging, dat het nog
nacht is. In dien nacht leven ook onze
schippers, want bij het vorig jaar vergeleken
gingen zij weer een stuk achteruit. Behalve
door de algemeene malaise worden de schip
pers nog getroffen door
de verscherpte concurrentie
der spoorwegen en van de auto-tractie, waar
door de toestanden in de binnenschipper^
nog meer worden verslechterd. De Spoor
wegen wentelen hun schaden af op de
Staatskas, en de auto-tractie betaalt wegen
belasting en kan zich dan verder vrij door
het geheele land bewegen.
Daartegenover moet de binnenschipper
overal scheepvaartrechten betalen, zoodat
i door het Hoofdbestuur het denkbeeld is
geopperd van
een waterbelasting
waardoor alle scheepvaartrechten zouden
Vervallen. Door het H. B. is deze aangelegen
heid aan dc Regecring in overweging ge
geven en het wachten is nu op het rapport-
Datijn. Uit dit rapport zal blijken den om-
Vang van de wantoestanden; waaronder de
schipperij zucht.
Inmiddels, ging de voorzitter verder, moet
krachtige propaganda worden gevoerd om
de lasten die op.de scheepvaart drukken, tot
een minimum terug te brengen. Minister
de Wilde, zei spr., staat hierbij aan onze
zijde, want hij is overtuigd van den nood
der schippers.
De voorzitter zette nu uiteen de nood
zakelijkheid om de vraag te beantwoorden:
boe komt de schipper aan meer .vracht en
hoe moet zijn levenspositie worden ver
beterd?
De wet op de evenredige bevrachting
werkt vrij gunstig, maar een groot nadeel
van deze wet is dat de schipper gedwongen
wordt langer dan noodig is aan den wal
te blijven.
De wachttijden zijn te lang.
Vervolgens wees spr. op de oneerlijke
concurrentie door de spoorwegen en het
autovervoer, die onverbiddelijk aan de kaak
moet worden gesteld. De voorzitter wekte
de aanwezigen op feiten van oneerlijke
concurrentie op te sporen en te signaleeren
De Bond moet alles in het werk stellen
om tot behoorlijke uitvoering van de wet
te geraken. Vele zijn de klachten, toch mo
gen deze er niet toe leiden de beteekenis
van de wet te onderschatten.
Zonder deze wet
zou de toestand van de bmnenschipperij nog
veel ongunstiger zijn geweest, hetgeen ook
wel blijkt uit het verzet tegen deze wet uit
zekere scheepvaartkringen.
Een gezegende uitwerking van de wet is,
dat schippers die overvloed hebben hiervan
moeten afstaan aan hen, die niets hebben.
Hulde bracht de voorzitter aan den Bonds-
secretaris, den heer H. Booy, door wiens
bekwaamheid en toewijding vele wantoe
standen onder de aandacht van de Regee
ring zijn gebracht en daar ook indruk heb
ben gemaakt Ingewikkelder is de situatie
geworden door het arrest van den Hoogen
Raad inzake het internationaal Rijnvaart-
recht. De Hooge Raad heeft beslist, dat de
schipper in ons land
vrije vaart heeft op den Rijn
en alle Rijnmonden. Onhoudbaar is de wet
hierdoor niet geworden, want de Hooge
Raad is van oordeel, dat de wet buiten de
Rijnvaart-acte voortgang kan hebben. Ver
wacht mag worden, dat niet alleen deze
moeilijkheden zullen worden opgelost, maar
ook de klachten over de uitvoering van de
wet onderzocht en waar noodig meer cen
tralisatie zal komen.
De voorzitter besloot zijn openingsrede
met de mededeeling, dat het Hoofdbestuur
de uitgave van het Bondsorgaan heeft moe
ten staken, omdat de contributies niet meer
binnenkomen Spr. wekte op vast te houden
aan het woord der H. Schrift: „Ik heb niet
gezien den rechtvaardige verlaten noch zijn
zaad zoekende brood".
Jaarverslagen.
Hierna bracht de secretaris de heer H.
Booy, van Alphen aan den Rijn, het jaar
verslag uit, waarin uitvoerig werden ge
releveerd de vele bemoeiingen van het
Hoofdbestuur voor de belangen der schip
pers. Met name geschiedde zulks ten aan
zien van de uitvoering van de wet op de
evenredige vrachtvcrdeeling. Een weer-
standskas voor vergoeding aan de leden bij
ziekte en gesloten water kon nog niet
worden opgericht, terwijl ten aanzien van
de steunregeling voor schippers bij de Re-
geering nog geen resultaten konden worden
verkregen.
Naar aanleiding van dit verslag deelde
een afgevaardigde uit Zwolle mede, dat,
tengevolge van haperingen in de samen
werking tusschen Rijk en gemeenten daar
schippers verblijven, die geen eten meer
aan boord hebben, waarop de voorzitter
antwoordde, dat niemand honger behoeft te
lijden. Hadden deze schippers zich tot hem
gewend, dan zouden ze reeds steunbonnen
hebben ontvangen vanwege het betrokken
Departement.
Door een anderen afgevaardigde werd ge
klaagd over dc zeer lage steunuitkeeringen
in sommige gemeenten.
De penningmeester, de heer W. A. de
Ridder, van Amsterdam, deelde in zijn
verslag mede, dat dc uitgaven over het af-
gcloopen jaar bedroegen f 2163.het na-
deelig saldo is f 18.—. Dc penningmeester
rapporteerde dat de financieele toestand
van den Bond ongunstig is.
Beide verslagen werden goedgekeurd,
waarop de voorzitter beide functionarissen
huldigde voor hun werk. Oude schulden,
waarvoor de Bond eigenlijk niet aansprake
lijk is, zijn voor een groot gedeelte in de ver-
loopen jaren door hun beleid terugbetaald.
De vergadering besloot, dat de rekening
en verantwoording van den penningmeester
zal worden nagezien door de afd. Amster
dam en daarna gecontroleerd door de Com
missie van Advies, bestaande uit de heeren
L. Attema, Hilversum; J. Bakker, Menal-
dum; Ds. J. H. F. Remme en Ds. J. L. Schou
ten, beiden te Amsterdam.
De bestuursverkiezing
Alsnu kwam aan de orde de verkiezing
van vier leden van het hoofdbestuur. Aan
de beurt van aftreding waren de heeren:
Booy, Drijfhout, de Vries en de
Ridder. Laatstgenoemde stelde zich niet
meer herkiesbaar.
Aan deze verkiezing ging
een langdurige bespreking
vooraf. In den loop dezer discussie bleken
groote bezwaren bij een deel der leden ie
bestaan tegen den heer Booy, die relatie-
schipper is en deswege, naar sommiger oor
deel, den bloei van den Bond in den weg
staat
Deze kwestie is reeds eenigen tijd in den
Bond aanhangig en met het oog hieroo
bleek verschil van meening te bestaan over
dc wijze van stemmen.
Ds. J. L. Schouten stelde daarom
voor thans niet te stemmen, maar over 2
of 3 maanden in een buitengewone verga
dering, en inmiddels bij een te benoemen
Commissie van onderzoek alle bezwaren,
die in den Bond leven, te berde te. brengen.
Over dit voorstel ontstond een breede dis
cussie. waarbij de heer van der Meu-
1 e n, Sneek. opmerkte dat de bezwaren te
gen den heer Booy zich niet tegen diens
persoon richten, maar alleen betreffen de
quaestie of
Deze spr. zette uiteen het verschil tus
schen gezonde en corruptieve relaties, waar
op de voorzitter opmerkte, dat de laat
ste door niemand in den Bond worden ge-
wenscht Deze ongezonde relaties moeten
verdwijnen. De oude relaties worden door
de wet op de evenredige vrachtverdeeling
toegestaan en zijn dus volkomen geoorloofd
De voorzitter zou het een ramp voor den
"Bond achten, indien een voortreffelijk sec
retaris als de heer Booy, aan wien de Bond
veel te danken heeft en op de betrokken
Departementen zeer gezien is, om deze
reden voor den Bond zou verloren gaan.
Daarom steunde de voorzitter het voorstel
van Ds. Schouten.
Tijdens de discussie kwam vast te staan
dat de heer Booy relatieschipper in den zin
der wet is.
Tegen het voorstel-Ds. Schouten werden
uit de vergadering vele bezwaren aange
voerd, zoodat toen het op stemmen aan
kwam, onderscheidene afgevaardigden wei
gerden aan de stemming deel te nemen,
waarop zij werden geacht blanco te hebben
gestemd.
Het gevolg was, dat het voorstel nu werd
aangenomen, waarop uit de vergadering
tegen dezen loop van zaken werd geprotes
teerd. Temidden van groote verwarring
schorste de voorzitter te kwart voor drie de
vergadering tot drie uur.
Op dat uur werd de vergadering voort
gezet en deelde de voorzitter mede, dat de
zooeven gehouden stemming ongeldig moest
worden geacht, waarna de stemming over
dc vacatures in het hoofdbestuur een aan
vang nam.
De heer Booy niet herkozen.
In de vacature-Booy werd nu gekozen de
heer Cornet uit Rotterdam met 14 stem
men. de heer Booy kreeg 10 stemmen. Na
dat de heer Cornet zijn benoeming had
aangenomen, deelde de Voorzitter mee,
dat de hoofdbestuursleden Bouma, Joustra,
Drijfhout, de Ridder en hij zelf
ontslag als zoodanig namen.
Drie hoofdbestuursleden bedankten niet
Opnieuw ontstond nu een verwarde dis
cussie. Eenige afgevaardigden poogden den
voorzitter op zijn besluit te doen terug
komen, waarop de heer Duymaer van Twist
verklaarde dat niet te zullen doen, aan
gezien alle af deelingen van te voren wisten
dat hij als voorzitter zou aftreden bijaldien
de heer Booy niet als secretaris zou wor
den herkozen.
Ten slotte moest worden voorzien in de
ontstane vijf vacatures. Gekozen zijn de
heeren Lo g j e s, Amsterdam; van Veen,
Rotterdam en Kaper, Amsterdam. De heer
Cornet verklaarde zich bereid voorloopig
als voorzitter op te treden.
De heer Duymaer van Twist verklaarde
zich op veler verzoek bereid de agenda ver
der af te werken en dankte de afgetreden
hoofdbestuursleden voor hun arbeid, inzon
derheid de heeren Booy en de Ridder. De
heeren Logjes en Bouma hebbsn den afge
treden voorzitter gehuldigd voor zijn velen
arbeid, in het belang van den Bond ver-
Hierna zijn onderscheidene huishoudelijke
zaken besproken.
„OP ZICH"
„In" en „op" de eerste plaats
„De taal is gansch het volk"; zegt het
spreekwoord. Maar men moet blijkbaar nog
verder gaan: de taal kan zelfs een gods
dienstige groep karakteriseeren. Men spreekt
b.v van een „Roomsen" taaleigen.
Een roomsch priester, de bekende Dr. P.
Geriacli Royen schreef daarover in de
Nieuwe Taalgids een interessant artikel.
,,'t Is bekend, aldus schrijft hij, dat Ka
tholieken spreken van „op de eerste plaats",
terwijl niet-Katholieken „in de eerste
plaats" zeggen. Volgens een mondeling
mededeeling van collega Van Ginneken, is
„op" verbreid door de Mechelsche Kate-
chismus. Toch geloof ik, dat speciaal Ka
tholieken ook „op gewijde aarde" worden
begraven; „op 'n klas zitten". Mogelijk gaat
eens 'n ander op onderzoek uit naar al die
oppen".
Dat begraven worden „op gewijde aarde"
klinkt wel heel vreemd; zal men zeggen.
Toch kan ik op een analoog geval wijzen.
In mijn oude Statenbijbel vindt men een
soort familie-register; feitelijk: doodenlijSt.
Daarin wordt van een gezegd: „op Rottum"
(een gehucht bij Heerenveen) en van een
ander: „in do bergen bij 't Heereveen" be
graven; en roomsch-katholiek was deze his
torie-schrijver en chronoloog niet, integen
deel.
Prof. Gerlach Royen is het met den heer
C. B. van Haeringen eens, dat het niet-
katholieke „in de eerste plaats" een navol
ging is van het Fransche „en premier lieu"
en zegt, dat dan nog de vraag beantwoord
moet worden, waarom „de" Katholieken in
het Noorden dat gallicisme niet overnamen.
„Zou men, zoo vraagt hij, Van Ginneken's
uitspraak mogelijk zóó moeten wijzigen,
dat niet de verbreiding, maar het behou
den van „op" aan de Mechelsche Katechis
mus is toe te schrijven?"
Dat ware niet onmogelijk in verband met
wat ik citeerde. Van lieverlede gaan we
allemaal „in de eerste plaats" schrijven.
Dat men overigens toch wel van een
Roomsch taaleigen kam spreken, blijkt dui
delijk, wanneer men roomsch-katholieko
sprekers in verschillende deelen des lands
beluistert; vooral in de raadszalen.
Om de haverklap om het maar huise
lijk te zeggen bezigen zij de uitdruk
king „op zich". Ze hebben „op zich" tegen
het voorstel geen bezwaar, enz. Ik weet
niet, of de uitdrukking taal- en letterkun
dig door de beugel kan; doch zelfs al ver
klaren de professoren, dat dit wel het ge
val is, dan nog blijf ik dit taaleigen „op
zich" leelijk vinden.
Overigens vormt een gemeenteraad niet
een college van letterkundigen; doch ook
zonder dat zou men enkele leelijke dingen
toch wel kunnen afwennen, zooals b.y, het
ROFFELRIJMEN.
SOM DES BIJ GELOOFS
Uit Boskoop en uit Delft
Strijkt op mijn tafel neer
Een Vlaamsche kettingbrief,
Waarover ik wéleer
In duidelijke taal
Het mijne heb gezegd.
Ik had de prullen ook
Alreeds terzij gelegd
Toen mijn nieuwsgierigheid
Mij drong de zwarte lijst
Der tachtig teekenaars
Te tellen, die bewijst
Dat ook in onze kring
Nog niet is uitgeroeid
Het heidensch bijgeloof
Dat ketting gangers boeit
Je kent de kettingbrief:
Je schrijft hem driemaal af,
Verzendt er alzoo vier,
Dat brengt geluk! Sta straf!
Maar doe je zooals ik,
Breek je de keten stuk,
Geloof je er niet aan,
Dan treft je ongeluk
Ik laat het bijgeloof
Nu zwemmen deze keer,
Maar neem nu als je wilt
Een potloodje, meneer,
Schrijf i X X i
X U X U X U
X U X U X 6
Eens neer op je papier.
Wat is het resultaat
Bijkans vierduizend pop
Aan porto offert men
Aan deze dwaasheid op!
Nu ben ik slechts gegaan
Tot aan de achtstemacht;
Bij dertien heb je het
Tot vier miljoen gebracht.
De som des bijgdoofs
Kon nuttiger besteed
In onze zwarte tijd
Van armoede en leed.
(Nadruk verboden.) LEO LENS.
uil zoo'n nieuw handig zakdoosja
bij Gevalle kou. Griep, Influenza.
te pas en te onpas als stopwoord gebruiken
van „geworden"; niet zelden geheel ten on
rechte en waar het nagelaten behoorde ga-
worden geweest te zijn.
Maandagmorgen verdrong zich een groote menigte voor hot propaganda-ministerie te Berlijn, waar 'een luid
spreker op het balcon was geplaatst. Zoo werd de uitslag aan Berlijn medegedeeld.
reugde-uitingen in het Saargebied. Links: een oude Saarbrücken aar versiert eigenhandig zijn huisje na den stern-uitslag. Midden: een
va erlanasche betooging voor het huis van het Deutsche Front?'. Rechts: een rijk met bloemen en vlaggen versierde stadswijk,
De laatste palen voor de electrificatie van de lijn Rotterdam-Hoek van
Holland worden geplaatst. Spoedig zal deze lijn gereed zijn.
De overblijfselen van het kasteel te Asten, waarvan men gedeeltelijken herbouw over
weegt. Men wil beginnen met de fundamenten op stevigheid te onderzoeken.
Een steiger voor herstellingswerk
I tegen den bekenden Rotterdamse hen
St. Laurenstoren.