Naar en in Zuid-Afrika
MAANDAG 7 JANUARI 193!
TWEEDE BLAD PAG. 5
BRIEVEN UIT CATALONIE
Naar het vaderland terug
Een bezoek aan Carcassonne
Een stad uit de Middeleeuwen
XII*) (Slot)
Reeds meermalen had, wanneer ik Car
cassonne voorbij spoorde, in de verte op
de rotsen over de stad heen, een complex
van forens on muren miju aandacht getrok
ken. De ruïne van een oude burcht kon 't.
niet zijn, daarvoor za.g alles er nog te com
pleet. uit, en voor een kasteel was de om
vang te groot, ik besloot dus eens op
nadere kondschap uit te gaan en stapte
daarom op een goeden dag te Barcelona
een reisbureau binnen, om eenige inlich
tingen omtrent Carcassonne in te winnen.
Ik ontving een heel stel brochures over dat
deeJ van den Xlidi waarin C. ligt en onder
meer enkele, die alleen over de stad zelf
handelden.
Hieruit bleek mij in de eerste plaats, dat
de stad het centrum is van een druk toe
ristenverkeer, van waaruit naar alle rich
tingen. goed georganiseerde autotochten
worden ondernomen. De stad ligt in de
laagvlakte, de z g. Aquitaansche pooit be
grensd in 't Noorden door de Montagne
noire, een uitlooper van de Cevennes, en in
*t zuiden door de uiüoopers van de Pyre
neeën.
Vervolgens bleek mij, dat het groote
aantrekkingspunt van de stad de door mij
uit den trein waargenomen bouwwerken
waren. Deze liggen op den Zuidelijken
oever van de Aude, een riviertje dat in de
Pyreneeën ontspringt, en vormen de zoo
genaamde „Cité", die '.zonder tegenspraak
©en historisch juweel ie, eenig ter wereld",
rooals 't in een dtier brochures luidt.
Het Juweel
Ik besloot dus dit juweel" op mhi terug
reis eens te gaan bezichtigen en weariijk ik
heb er geen spijt van, mijn reis te Carcas-
1 XI stond in ons blad van 3 Jan. 1935.
sonne te hebben afgebroken. In de middel
eeuwen lag hier op de rotsen een ertad,
„wier oorsprong zich in den nacht der tijden
verliest". Waarschijnlijk door de Romeinen
gesticht, was hot in de 6e eeuw reeds een
zeer sterke stad, wier verdedigingswerken
in de lie en 13e eeuw nog aanzienlijk wer
den uitgebreid en versterkt, en tot op den
huidigen dag in hun geheel zijn bewaard ge
bleven.
De graven van Carcassonne onderhielden
belangrijke Imnrlelsbcl rekkingen met de
Miftiöli'andisohe Zee en don Atlantischen
Oceaan. \Iaar natuurlijk bleef hun gebied
niet onaangevochten en was dit vaak een
twistappel tusschen Spanje en Frankrijk.
In 121? het Lcidewijk de Heilige aan den
noordelijken oever der Aude in de vlakte
een nieuwe stad bouwen, die als concurren
te bedoeld was tegenover Toulouse en Mont
pellier, die nog niet in zhi bezit waren. In
den 100-jarigen oorlog werd de nieuwe stao
den Gen November 1355 door de Bngelechen
ouder den Prins van Wales in de asch ge
legd en na dien op 't zeLfde plan weer op
gebouwd.
Uit dit plan blijkt, dat reeds Lodewljk de
Heilige bij z'u stedebouw hetzelfde systeem
toepaste els thans de Amerikanen, nl. het
rechthoekige bloksysteem. Dit geeft aan de
nieuwe stad een eentonig voorkomen, nog
verergerd den; de nauwe straten en de hoo-
ge huizen. Er is in de geheels stad zelfs
geen behoortijk plein te bekennen. Alleen de
boulevards om de stad heen geven er wat
levendigheid aan.
Maar des te interessanter is de „Cité".
Gaat men Jen Pont Vieux over de Aude
over, dan begint de weg al heel spoedig te
stijgen en staat men onverwacht voor de
zware wallen met hun 52 torens, bastions
en andere verdedigingswerken, die het oude
stadje omgeven.
Alles nog fifiddeleeuwsch
En gaat men bij het grafelijk kasteel de
poort door, dan riet men zich plotseling in
de Middeleeuwen verplaatst en begrijpt men,
waarom Carcassonne zoo'n aantrekkings
kracht voor toeristen beeft. Alles is hier nog
middeleéuwsch: de üoekige, stijgende en
dolende straatjes, de pleintjes, de huisjes,
de heerschende stille, niet. verbroken door
't lawaai der 20ste eeuw. Alleen een paar
reclamewinkeltjes a la Marken en Volendam
verbreken de illusie. Zelfs de beide hotels,
die men in dit stadje van 900 ziefrn vindt,
vallen niet uit den toon en hebben hun
middeleeuwsch karakter bewaard, met hun
donkore vertrekken eu onopgesmukte en
tourage. Natuurlijk staat ook een rondgang
lanes de vestingwerken op 't program. Hier
toe vervoegt men zich in het Chateau Com-
tal, waar ecu gids u wacht om u op uw
tocht te vergezellen. Eerst teekent ge 't
vveemdelingenbookIe livre dor!
Daar ik enkele minuten moest wachten,
alvorens de tocht een aanvang nam, blader
de ik er eens in, maar vond geen enkelen
Hollandschen naam tusschen de vele namen
ook van andere nationaliteiten.
Eerst brengt de gids u in een soort van
museum, waar alles i6 sameugebraaht, wat
men bij herstellingswerken van den Romein
schen tijd af de moeite van het beweren
heeft, waard geacht Dan gaat het verder
langs de wallen, door de t-orene trap op
trap af, waarbij men rioh verwondert over
de booge vlucht, die de vestingbouwkunde
reeds in do Middeleeuwen ber'elkt heelt
Ook het afwisselend uitzicht, dat men van
hier geniet, is schitterend. Nu eens ont
waart men over de vlakte heen de grijze
omtrekken van de Cevennes, dan weer de
reeds met sneeuw bedekte toppen der Py
reneeën, terwijl aan de binnenzijde der waJ-
Ien het stadje rich in aJ z'n schilderachtig
heid uitstrekt en daar buiten de blik over
de benedenstad en Het omliggende vrucht-
ba/re land waart.
Een indrukwekkend kerkgebouw
Wanneer men den tocht om 't stadje heen
langs de vestingwerken volbracht heeft, rest
nog een bezoek aan de basiliek-kerk Saint-
Nazaire, die zich trots verheft boven de ne
derige huisjes van het stadje. Een oogenblik
vraagt ge, u af, hoe t mogelijk is, dat zulk
een stadje, dat, ingesloten door rijn mach
tige verdedigingswerken, nooit meer inwo
ners kan geteld hebben dan tegenwoordig,
op zulk een groot en indrukwekkend kerk
gebouw kan bogen.
Maax bij eenig nadenken kunt ge u dit
Zooals men de Citè vanuit de trein ziet
Be oude middeleeuwsche muren
Set gebouw Wart-
burg te Saar-
brücken waar het
resultaat der stem
mirtg zal blijken.
ook afvragen hij onze eigen groote kerkge
bouwen. Wij kunnen ons in ons groote-stads
beeld den Utreohtschen dom, den St Bavo
te Haarlem, den St Jan te 's-Hertogenhosch
en zooveel andere historische kerkgebou
wen meer, niet. anders voorstellen, dan ze
nu eenmaal zijn, maar denken we ons in
wanneer ze gebouwd werden, dan treft ons
-t- zeLfde verschijnsel als hier in de Cité
van Carcassonne. Wat waren '1 Middeleeuw
sche Utrecht en Haarlem anders dan zulke
kleine stadjes als we nu in de Cité nog voor
oogen hebben. En hoe moeten we dan den
geloofsijver en offervaardigheid van het
voorgeslacht bewonderen, dat klein in aau-
ta.1 en gering m middelen, zulke machtige
bouwwerken tea- eere Gods wist tot stand
te brengen.
Voor een R.K. bedehuis is de kerk van
binnen zeer eenvoudig. ALleen de gekleurde
ramen zijn prachtig. „Tout le monde con-
vient, que les vitreus de l'église St Nazaire
sont len plus beaux du Midi".
Of dit stereotype-zinnetje, dat men aan
treft in iedere reisgids omtrent de ramen
van ieder kerkgebouw in ieder land,
heid bevat, durf ik niet beweren, wel
ik, dat ze inderdaad heel mooi rijn a.ls 't
zonlicht er door heen 6peelt en prachtige
lichteffecten op den vloer der kerk toovert.
Voldaan over m'n uitstapje nam Lk den
trein naar Toulouse, waar ik eenige uren
zou moeten wachten op den nachttrein naar
Begon ik mijn eersten brief met een ver
rast ontweken tusschen Toulouse en Car as
sonne, hij den prachtigpn zonsopgang, "'de
zoo'n schoone belofte inhield ik sluit deze
serie met een andere, minder prettige ver
rassing op hetzelfde baanvak Ik stapte nl.
bii helderen zonnaschijn te Careassomle in
den trein, doch nauwelijks een half uur la
ter, kwam er een dikke mist opzetten, die
als een gordijn afsloot al hét schoone. dat
ik gedurende, mijn zesweeksch verblijf in
het Zuiden had mogen genieten.
P. J. v. d. S.
ROFFELRUM SN.
COUPONS EN COUPONS
Het feest van de vrouw
Is gelukkig begonnen:
Hier knal-uitverkoop,
Daar restanten japonnen,
Wat verder schoon-schip,
Ginder afbraak-reclame,
En overal kalk
En papier op de ramen.
Restanten, coupons,
In katoentjes en klokken,
Karpetten, fluweel,
Camisooltjes en sokken,
Balatum, dressoirs,
Linoleum, vitrages,
't Ligt alles te geef
In de ruim-etalages.
De kranten staan vol
Maar de vrouwtjes zijn voller
De prijzen zijn dol
Maar de vrouwtjes nog doller,
't Kost minder dan niets,
Heusch, het is weggegeven!
Hoe veel „niets" wel is
Zal pa later beleven.
Restanten, coupons,
Prijzen laag en nog lager
Eén doet er niet mee:
Mijn verstandige slager!
Een piekfijne worst
Draait hij van zijn restanten,
En van zijn coupons
Lees je niets in de kranten.
De één knipt coupons
En verkoopt zijn restanten,
Voor hèm is de strop
En de winst voor zijn klanten.
De ander knipt ook
Zijn coupons bij 't vervallen
Maar denkt er niet aan
Ze zoo breed uit te stallen.
(Nadruk verboden.) LEO LENS
Teyler's Godgeleerd Genootschap te Haarlem
maak: bekend, dat op de prijsvraag die vóór 1
Januari 19' 5 beantwoord moest worden, nl. „Hoe
op vrijzinnig Christelijk standpunt te oordeelen
over de zending7", slechts ééD antwoord inkwam,
dat op 3 folio bladzijden meer een dagbladartikel
dan een wctenschappeiijge studie was en niet voor
bekroning in aanmerking komt.
Uitgeschreven blijft de volgende prijsvraag: Om
beantwoord te worden vóór 1 Januari 1936: „Er
wordt gevraagd een historisch-critisch onderzoek
naar den invloed van Sebastian Franck op bet
geestelijk leven in de Nederlanden van de zestien
de en zeventiende eeuw".
Reisbrieven van Prof. Dr. V Hepp
Een stevig menu
Vóór ik in Pot chef stroom kwam had prof. dr. Stoker, ten
onzent, door zijn geschriften in wetenschappelijke kringen wel
bekend, mij een program van actie toegezonden, \yaai*va.n ik
eerlijk gezegd, en be.et.je schrok. Ik voelde, mij als iemand, die
aan een welvoorzienen disch zit en de plicht^ heeft al wat hem
wordt opgediend te verorberen. Doch al dreigde een oogenblik
Indigestie, 't is mij toch goed bekomen.
Het waren niet alleen de spreekbeurten, die het 'm deden, maar
ook de uitnoodigingen. 't Gebeurde, dat ik 's morgens met. de
familie van mijn gastheer ontbeet, in den voormiddag bij iemand
anders thee dronk met wat daaraan onafscheidelijk is verbon
den, 's middags weer bij een ander den hoofdmaaltijd gebruikte,
ijl den middag dc thee met toebehooren weer bij andere vrien
den nuttigde, voor den avondmaaltijd, welke een tweede hoofd
maaltijd bleek te rijn, naar een nieuw adres werd gereden.
Tusschen de bedrijven door had ik tweemaal te spreken. Gemak
kelijk viel het echter de zucht: „het is mij te zwaar" te onder
drukken, wijl ik niet genoeg kon waardeeren de welgemeende
hartelijkheid, welke uit dit alles sprak.
't Begon al met den begroetingsavond. Van 's morgens half
acht tot 's namidags half zeven had ik gereisd. Maar om half
acht ving de samenkomst aan. Een keurcorps van sprekers
rukte aan om mij te verwelkomen. Ik genoot van hun met
Afrikaanschen humor gekruide redevoeringen. Namens het ge
meentebestuur, voerde een dame, die de plaatsvervangster van
den burgemeester was, het woord. Zij prees met gerechten trots
de landelijke schoonheid van Potchefstroóm. In haar toespraak
ylechite zij een opmerking in over het gevaar, dat haar stad
gedreigde, nL dat de Universiteit van Pretoria begeerige- blikken
wierp op dr. F. Postma, den Rector van de P.U.K/ Met echt
«vrouwelijke schalkschheid bewerkte rij het gemoed van den
Rector, wat een geestdriftig applaus uitlokte. Dat mij veel te
veel eer werd toegezwaaid, behoeft niet gezegd. In mijn antwoord
herinnerde ik aan wat ik aan boord gezien had. Iemand kwam
daar aan tafel met breed uitzwaaienden alchimistenmantel. Vlak
onder den kraag was een papier gespeld, waarop met groote
drukletters was aangegeven het thema van de plakkaten, welke
daaronder aan het kleedingstuk waren bevestigd. Het luidde:
dingen, die tot het verleden behooren. Naast den gouden stan
daard bevond zich ook „a blushing girl", een meisje, dat bloost.
Naar aanleiding daarvan verzocht ik er rekening mee te houden,
dat, al mocht zelfs een meisje, dat kan blozen, met geen lantaarn
meer kunnen worden gevonden „a blushing professor", een
professor, dio kan blozen, nog altijd levende werkelijkheid is.
Ook ovorkwam het me hier, wat ik nog nooit in mijn leven
had gedaan, dat ik vóór het ontbijt een toespraak van vijftig
minuten hield. Maar het was het eenige uur in de week, waarop
alle studenten van de P.U.K. in de aula plegen samen te komen,
n.l. het uur, waarop de geloofsbelijdenis wordt gedoceerd. Ik
sprak bij die gelegenheid op verzoek over de Vrije Universiteit.
Ik meende haar idealen ook hier te mogen aanprijzen zonder
copieering ervan aan te bevelen. De P.U.K telt nog niet de helft
van het studenten-tal aan de V. U. en ook is het aantal harer
professoren nog geringer. Van heeler hart© wensohtc ik haar
toe, dat rij spoedig van Universiteitscollege een zelfstandige
universiteit zou worden.
Totius
Men zou het bijna niet gelooven, dat op een plaats 4500 voet
boven den zeespiegel gelegen en in een jaargetijde, dat een
overvloed van bacteriëndoodende zonneschijn schenkt, er nog
griep kan heerschen. Toch was dat het geval. Ook enkele
professoren waren erdoor aangetast Tot mijn spijt, kon ik met
hen niet kennis maken of de kennismaking hernieuwen, want
tijd voor ziekenbezoek bleef er niet over.
Overigens ontmoette ik zooveel vrienden, dat het niet doen
lijk is hen allen afzonderlijk hier mijn dank voor hun wanne
genegenheid te betuigen.
XVIU stond in ons blad van 5 Januari
Maar T zal mij wel toegestaan rijn een uitzondering te maken
voor prof. dr. J. D. du Toit, of gelijk hij in de Zuid-Afrikaansche
wandeling naar den door hemzelf gekozen schuilnaam heet:
Totius.
Ik had het voorrecht zijn gast te rijn.
Wij kenden elkander nog uit onzen studententijd. Als balling
vertoefde hij in ons land en zette hij zijn studie voort aan de
Vrije Universiteit. Hij promoveerde op 23 April 1903 op een
proefschrift over: „Het Methodisme". Nog hoor ik hem een vlotte
speech afsteken aan een corpsdiner. In ruim dertig jaar evenwel
had ik hem niet meer gezien. Ik had hem alleen uit de verte op
rijn gangen door het publieke leven in rijn land gevolgd.
Sinds is hij daar een man van nationale beteekenis geworden.
Welk een erkenning zijn arbeid ook vond, hij is rich dit nog
altijd niet bewust. Zijn overgroote bescheidenheid plaatst een
scherm tusschen zijn zelfkennis en de kennis der werkelijkheid
op dit punt.
Niet alleen droeg hij jaren lang den last van een meer dan
verdubbeld professoraat, maar, zonder het aandeel van anderen
ook maar eenigsrins te willen kleineeren, torste hij ook het
Afrika" bij het Britsch en Buitenlandsch Bijbelgenootschap. Zij
is niet maar een verafrikaansching van onzen Hollandschen
bijbel, maar uit de oorspronkelijke talen „oorgesit". Professor dr.
C. van Gelderen van onze Vrije Universiteit heeft daarbij een
assistentie verleend, waarover men nog steeds vol lof is. Maar
natuurlijk moest het eigenlijke werk worden verricht door de
Zuid-Afrikaansche geleerden, inzonderheid door Totius. Hij heeft
er een stuk leven aan geofferd. Het mooiste in deze vertaling
vind ik, dat daarbij zoo weinig mogelijk van conjecturen ge
bruik is gemaakt. Welk een inspanning dat heeft gevorderd kan
alleen door deskundigen worden beoordeeld. Over één enkel
vers werd soms dagen gestudeerd. Nu bezitten de Afrikaanders
niet slechts den bijbel in hun eigen taal, maar ik verwacht, dat
hij voor het Afrikaansch zal worden, wat de Luther-vertaling
voor het Duitsch en onze Staten-vertaling voor het Nederlandsch
is geworden: een taalmonument van den eersten rang. Wanneer
straks de tweede editie is versohenen, welke meer eenheid in
spelling en uitdrukkingswijze belooft te brengen, zullen onze
Nederlandsche theologen goed doen haar aan te schaffen om
haar hooge exegetische waarde maar kan ook onzen taalkundigen
worden geraden haar te bestudeeren om de ontwikkeling van
het oude Nederlandsch tot het Afrikaansch na te speuren.
Het Hof te Kaapstad, dat de zaak-du Plessis had te behande
len, erkende Totius' verdienste als geleerde door hem als des
kundige te ontbieden. Jammer genoeg kreeg hij niet den noo-
digen tijd om de kwesties grondig uiteen te zetten. Telkens legde
men hem coupures op. Het verslag van zijn verhoor in „Die
Burger" was ver van volledig en ook niet in alle deelen juist.
Zij, die in ons vaderland daarop afgingen, moesten dan ook in
hun critiek den bal dikwijls misslaan. Doch een van de vooraan
staande predikanten uit de Nederduitsohe Gereformeerde Kerk
(dus niet uit de Gereformeerde Kerk, waartoe Totius behoort)
verzekerde mij, dat hij versteld had gestaan over de buiten
gewone helderheid van voorstelling en de diepe dogmatische
kennis, welke Totius aan den dag legde. Indien men hem had
laten uitspreken, zoo bekende hij mij, had het proces denkelijk
een anderen afloop gehad.
Het populairst is hij als dichter. Als zoodanig kent hem een
ieder. Zijn verzen dragen het kenmerk van eenvoud evenals
zijn persoonlijkheid. Daarom worden ze ook door het volk ge
lezen. Liefde tot de natuur, geloovig, sentiment, gehechtheid aan
zijn volk, zijn daarin harmonieus verbonden". Ik zóu hem met
geen "onzer nieuwere dicht eis durven vergelijken. In zijn poëzie
is niets on-echts, niets gewilds. Hoe schoon ringt hij de smart
van zijn volk uit in den bundel, waarmee hij debuteerde: „Bij
die Monument" en waaruit ik reeds een vers citeerde. Hij gaf
hem uit ten voordeele van de oprichting van het Vrouwen
monument te Bloemfontein. President Steyn voorzag hem van
een „Voorwoord". Deze schreef daarin: „Ik weet menige hart sal
door die gediggies getxoffe word. Die digter leg hulle als 'n
lauwerkrans op die grawe van onse dierbare dode". En: „Daar
is daarom nog 'n andere rede. Nou dat Jong Suid Afrika sigself
bewus word en drome droom van een ei'e litteratuur, verwelkom
ik die soort van penne-vmgte van ganser harte. Sommige van
die werke gee die belofte dat onse droom verwesenlik sal worde.
Ver mij is die eersteliuge van onse litteratuur so heerlik als c^Le
geluid van die eerste reendruppels na 'n langdurige droogte".
Totius is dan ook een van de «voortrekkers van de Afrikaansche
taalbeweging geworden. Zijn jongste bundel is getiteld: „Passie-
blomme" en eerst ten vorigen jare verschenen. Daarin klaagt hij
de smart van zichzelf en zijn gezin uit Eerst verloor hij een
jongetje van een jaar, dat aan hersenvliesontsteking leed en een
uiterst pijnlijk sterfbed had. Twee maanden later zijn oudste
dochter, Wilhelmina, die haar broertje met zooveel toewijding
had verpleegd en bij het ophangen van eep gordijn door een
bliksemstraal werd getroffen, waardoor haar lichaam werd door
boord en zij onmiddellijk dood was. Wat zal ik er als proeve
uit overnemen? Ik kan het daarover met mezelf niet eens wor
den. 't Is bijna alles even neen het woord „schoon" durf ik
bijna voor die liederen van de smart niet te gebruiken innig
en teer. Zal het zijn Gee mij maar nét 'n sekonde"? Hoe grijpt
dat begin u reeds aan:
o Gee my maar net 'n sekonde
van voorwetenskap, en sy
was uie daar in die vreeslike stonde
too die onweerstraal van ons dak het gegly.
Of: „Ek wou my ganse digkuns
vangsregels en het slot:
5"? Hier zijn de aan-
Ek wou my ganse digkuns waag
om al my hartpyn uit te klaag.
Nee, 'k sal nie waag om 't uit te sê.
Nee, 'k gaan tot God wat weet, en lê
vas op my hart mv regterhand
en snik: „o God, dit brand!"
Of: „Ag, sy het nie gesterve?" Hier volgt alleen het eerste
couplet:
Ag, sy het nie gesterve,
maar syn was somar dood:
geen siekte en lange lijding,
geen uur van voorbereiding,
geen dokter met die tijding;
net een, een onweerskoot,
en sy was dood.
Ten slotte laat, ik de keus vallen op „Die Godsbesluit". Ter
toelichting diene, dat do „wag-'n-hietje" een' plant, is, dio zeer
snel hoog opschiet. Men kan op zijn groei als 't ware wachten.
Voor die onheilswoning en
tussen die skaars-beblaarde
soetdorings staan, in droë aarde
maar Iowergroen en blink van blad,
die wag-'n-bietje langs die pad.
Wanneer ek naderkora dan sien
ek doring8 krom en reg;
'k sien takke immekaar gedraai
en deurrackaar gevleg.
En wil ek in die blare gryp
of aan die takke breek,
dan tas ek in 'n doringnes
wat vreeslik haak en steek.
Bo al u donker bome, o Heer,
groei my 'n eaikle reusboom uiu
Het „Kruger"-kerkje
dit is die wag-'n-bïetjebos
van u besluit.
Vbn ver so skoon, so groen, so blink
maar hoe verward
wanneer ek dieper kyk en dink
as wat 'n sondaar pas.
En steek ek dan my hande nit
na u besluit,
dan gryp ek in die dorings vas.
In zijn lieflijk gezin, dat aan Befhanic doet denken, is 't of gij
zacht hoort ruiscljen: „zalig zijn de dooden, die in den Heere
ste ïwen".
Maar Totius is ook de berijmer van de psalmen. Qp sommige
plaatsen worden ze vóór den dienst ter oefening gezongen.
Hij heeft met het geloof ook zijn levensblijheid behouden, die
een uitlaat zoekt in fijnen humor, 'k Behoef hiervoor geen ge
heimen te verklappen, 't Staat zwart op wit in het boekje, dat
't verslag van do hoeksteenlegging van het hoofdgebouw van de
P. U. K. bevat. Men leze: ,,'n Baie luimige toespraak is toe gehou
deur Prof, Dr. J. D. du Toit (Totius) bij die instelling van 'n
heildronk op Min. Grobler eu die aanwesigc VolksraadJede. Daar
Min. Grobler weens amptelike werksaamhede niet aanwesig kon
wees nie, moes Prof. du Toit die Minister in die gees toe
spreek. Dit was meesterlik en die gaste het geskater van die lag."
Het was mij een verkwikking na beëindiging van een zware
dagtaak of in spaarzame vrije uren met Totius te spreken over,
ja waarover? Over alles wat in het koninkrijk van Jezus ons
zoo na aan het. hart ligt.
Ik mocht met hom wandelen over do be.idc armen van de
Mooirivier naar het wijde veld, waar zijn meeste gedichten zijn
geboren. Hij hoeft mij gereden naar den „dam", een breede water-
vlakte en in de auto gezeten met dat prachtige landschap vóór
ons hebben wij stille gesprekken gevoerd, totdat de tijd ons
opschrok.
De omgang met Totius is een weldaad.
Verandering op til?
In de schaduw van oen groote kerk staat te Potchefstroom een
heel kleine. Daarin hoeft, vroeger president Kruger dikwijls
gepreekt. J
Potchefstroom bolioort tot dc plaatsen, die nog heel duidelijk
nel krugerstempel vertoonon.
Het was dan ook een handige greep van Dr. Malan, toen hij
in zijn politieke rede de heugenis aan Kruger opriep.
Zal echter binnenkort de Kruger-geest niet moeten wijken voor
een anderen?
De bodem rond Potchefstroom bergt veel goud.
Wanneer zal dat worden aangesproken'
niSS dal «1 dc stad zich on getwijfeld geweldig
uitbreiden. „Die Bult zooals men do wijk noemt, waar d?
P.L.K. is ge\estigd zal niet langer het centrum zijn. Do goud-
koorts zal om mondain gedoe vragen. Ze zal gelijk elders ook
golven van immoraliteit opstuwen
houdT'1^ kaD n0Ch ma® "orten tegenga-
ZaJ het stadsbestuur het probleem kunnen onlossen t™ a„
nadeaUge gevolgen to, een minimum kZ« SSTtoSlS
Jktudvelden brengen rijkdom, maar nog onevenredig zwaaX
HEPB