JEUGD
YanBOEKEN^WRI
khk en SCHRUVÉRS
VOOR DE
„De Waterman" door Arthur van Schendel.
Rotterdam, Nijglh en VanDitmarN.V., 1933.
Het Verhaal.
Het is uit den mond van vroolijk spelende kin
denen, dat Maarten Rossaart, de hoofdpersoon van
dit boek, zich voor het eerst den bijnaam van
„waterman" hoort toeroepen. Zijn werkbaas neemt
den naam over, de kinderen zingen hem op een
wijsje en van dan af gaat deze naam zijn leven
door, in arbeid en afzondering, met hem mee.
Deze jonge dijkwerker, die op dat oogenblik tot
•verwondering der omstandere, we zijn in het
eerste kwart der vorige eeuw schoenen en
kousen heeft uitgetrokken om met bloote voeten
heler den aard van den grond te kunnen voelen,
krijgt hier den naam die ten diepste samenhangt
met zijn wezen en bestemming.
Als Maarten Rossaart op dien herfstdag met de
voeten tast in de modder, doet hij op ietwat zon
derlinge wijze het gewone werk van iederen wil
lekeurige dijkwerker: zoeken naar oen zwakke
plok aan den voet van den dijk, maar voor hem
is het innerlijk veel meer. Het te levensstrijd in
de eenvoudige taakvervulling van dien dag.
Naar d>cn levensstrijd is hij onafendbaar heen-
gestuwd door den gang der dingen. Maarten te nl.
Gorcum opgegroeid als het wat zonderlinge zoon
tje van een geacht burger.
Van jongs af zit in den kleinen jongen de trek
naar het zwerven op en langs de rier. Alle verbod
en a'le slaag bij zijn thuiskomst kan dat er niet
uit krijgen.
Rn als hij na een straf met betraande oogen
schuldbewust zijn moeder aankijkt, komt er niets
uit zijn mond dan: „Moeder, dat water."
De geheimzinnige aantrekkingskracht van het
water wordt dan versterkt door een bijzonder
voorval.
Op een natten winterdag ziet hij, als hij achter
een stapel hout door den dichten mist verborgen
blijft, boe een douane door oen smokkelaar het
is dan nog de Fransche tijd wordt neergescho
ten en meegesleept naar de rivier. Van dat oogen
blik af verbergt de kleine jongen van een jaar
of tien een geheim dat zijn denken en voelen
hcheenscht. In de kerk ziet hij den dommee in
dezelfde houding staan als de douane.
Vele dingen waar hij vroeger met plezier of
verwonder ng aan heeft gedacht, kijken nu ern-
stic naar hem, koud en verwrongen.
Telkens ziet hij in zijn verbeelding den man
die het lichaam wegsleepte vóór zich met een
zwarten mond en een stckcligen baard, en het
lichaam liobbolt over den grond, zooals hij eens
ccn verdronken paard heeft zien voorttrekken.
Zijn zwerftochten zet hij voort, maar van nu af
is het water voor hem een gehcimz'nnige macht,
die aantrekt, maar ook angst wekt en uitdaagt.
Hij kan niet anders clan zich almeer dwingen
tot vertrouwelijkheid met het water. Hij luistert
naar het klotsen, hij laat het glijden tusschcn zijn
vingers door, maar springt dan op en zoekt stee
non om er in te ..'oo:en. Voor zijn vriendjes wordt
hij een sufferd, en in eenizaamheid win den kant
der rivier werpt hij walletjes op om dan geulen
te graven en het water toegang te geven.
Dan komt na het invallen van de dooi de dijk
breuk. Hij logeert met zijn moeder en zusje aan
den overkant der rivier. Na een Zondag van
angsten in het dorp en van veel vcrgeefsche
pogincron om het gevaar af te wonden, heeft
's nachts de dijkbreuk plaats, waarbij zijn moeder
en zusje omkomen en hij zelf ternauwernood
wordt gered.
Intusschen hebben zijn zwerftochten en zijn een
zelvigheid den kleinen Maarten nog in een ander
conflict gebracht Door de botsing met zijn om
geving. Zijn afwijking van het gewone, zijn terug
getrokkenheid heet in het strong-orthodoxe milieu,
waarin hij opgroeit, zondige koppigheid. De ver
wijten en bedreigingen met den toom Gods wek
ken in den kleinen jongen een stil maar vast
verzet. Eerst heet hij een rare, ongehoorzame jon
gen, omdat hij veel aan hef water speelt en er
dikwijls in valt, dan begint hij lastig te heeten.
Bij een plagerij van zijn zuster ontvalt hem
bijna ondanks hemzelf bet wederwoord: ..Loop
naar den duivel met den dominee en zijn Bijbel."
Voortaan eet Maarten alleen in de keuken.
Dan komt de dood van zijn moeder en zijn zusje.
In zijn omgeving beet dit een gerechte straf.
Herhaaldelijk wordt hij vermaant zioh te buigen
onder den toom Gods. Zoo groeit in hom het besef
van sohuld. Dit besef wordt zoo sterk, dat hij niet
meer om vergeving bidt, maar om gerechte straf
voor zijn zonden.
En als tegen het eind van den Fransehen tijd
de stad wordt gebombardeerd, sluipt hij, terwijl de
hommen neerploffen, naar de kerk en met de han
den tegen den buitenmuur smeekt hij om straf.
Het gruis stort rondom hem neer, maar God
wil hem niet hooren. Thuis vertelt zijn vader, dat
de dijk Is doorgestoken en het ergste niet van het
bombardement, maar van het water te vreczen is.
God en het water komen hier voor den jongen
samen. Eén keer bidt hij, maar dan neemt hij
een steen en werpt dien recht omhoog. Hij wacht,
maar de straf komt niet.
Door deze ervaringen heen verwerft Maarten
zioh een eigen inzicht omtrent wat in zijn om
geving als waar geldt. Hij wordt de rustige be
minnaar en bestrijder van het water die zijn eigen
weg wil gaan. Hij durft voortaan ook anderen
zijn meening te zeggen. Daar hij weinig woorden
gebruikt, recht op het doel, schijnt het dat hij met
te hoogen dunk spreekt..
Maar hij wordt gewaardeerd, omdat hij als dijk
werker intuïtief vakkundig steeds de zwakke
plekken ontdekt en de juiste maatregelen beraamt.
Het voorjaar brengt de door hem verwachte en
gevreesde overstrooming van de Bommelerwaard.
Maarten vecht met het water om mcnschenlevcns.
Dan weet hij dat hij voor de rivier nooit meer
bang hoeft te zijn-
Als de jonge Rossaart zijn angst voor het water
heeft overwonnen, en zijn rustig zelf bewustzijn
tegenover zijn omgeving verwonen, heeft hij daar
mee zijn levensvorm gevonden. Hij kan zioh nu
ook in de kleinere dingen voegen en het lijkt alsof
hij een eerzaam burger zal worden, zij het dan
met enkele zonderlinge gewoonten.
Toch zal hij niet de strijder tegen het water in
de Bommelerwaard blijven. De eenzame wordt een
zwerver. Door een nieuw conflict met zijn om
geving.
Om een Roomsch meisje komen thu»s de verwij
ten los. En bij den pastoor en «Ie oudere van het
meisje ontmoet hij een beminnelijken, maar vasten
tegenstand.
Maarten gaat van buis en besluit te wachten
tot zijn tijd komt. Hii komt in aanraking met een
Arthur van Schendel
groep van de z.g. Nieuwlichters, diie in de eerste
helft van de vorige eeuw een soort van broeder
schap vormden en bij innerlijk licht wilden leven.
Rossaart wordt schipper voor dc broederschap.
Na acht jaar komt Marie bij hem. Daar de papie
ren niet in orde te krijgen zijn, wordt een wettig
huwelijk niet gesloten. De broederschap komt af
en toe in botsing met de overheid. Rossaart krijgt
twee jaar gevangenisstraf. Als hij terugkomt doet
onderlinge verdeeldheid hem afscheid nemen van
de groep.
Met een oude schuit vaart hij met vrouw en
kind voor zichzelf.
Ondanks alle armoe wordt dit de mooiste tijd
van hun leven. Dan verdrinkt de kleine jongen.
Rossaart staat in het water te kijken met een
dwazen lach op het gezicht. In dc roef ligt Marie
geknield met het hoofd in dc armen.
Van nu af zal het water scheiding maken tus-
schen hem en zijn vrouw. Zijn vrouw wordt ziek
en moet aan den wal. Rossaart blijft eenzaam
varen. Hij vaart niet omdat hij varen wil, schip
per is hij bij toeval geworden, maar wat is er op
zijn jren nog voor ander wenk te vinden met het
wafer?
Zijn vrouw tracht weer met hem mee te gaan,
maar durft n-iet te blijven. Dan is verder een hond
zijn eenige metgezel. Nog eeranaal komt Rossaart
im zijn oude kracht, als hij bij een watersnood
weer onvermoeid als redder optreedt.
Dan ziet hij hoe op en langs de rivier door
baggerwerk en dijkversterking het verweer tegen
het water, dat hem als jonge man door liet hoofd
gespeeld heeft, stelselmatig wordt aangepakt.
Maar hijzelf heeft er geen deel an.
Hij blijft de eenzame, gemeden, miskend en
soms belasterd.
Zoo zwerft hij zijn levensdagen door.
Eens in het najaar vindt liij zijn vrouw gestor
ven. Er is geen cnensch aan de kade, ais hij k>s
maakt en het zeil hijscht. In dien nacht verdrinkt
hij bij het redden van zijn hond.
Van Schendel's vernieuwing
Het is enkele jaren geleden dat Arthur van
Schendel de Nederlandsehe literaire wereld in
verbazing bracht door het verschijnen van zijn
book: Het fregatschip Johanna Maria.
Het Zondagsblad
in 1935
Oudergewoonte willen wij bij de aanvang van
een nieuw jaar aan onze lezers mededcelen welke
nieuwe bijdragen wij in portefeuille hebben.
Niet alles willen we noemen, omdat we het ele
ment van verrassing niet onderschatten.
In dit nummer vinden onze lezers het begin van
een boeiend verhaal, geschreven door K. Jonk
heid „Gelijk ook wij vergeven". Het is de .geschie
denis van een vee»e tusschen twee dorpsbewoners.
De heer Jonkheid schreef reeds vroeger in ons
blad boeiende lectuur. Zijn werk is voor alles
levenswaar, hij werkt ook niet, terwille van een
„mooi" slot met geforceerde oplossingen.
Terwille ook van nieuwe abonnees willen we
dit jaar onze vervolgverhalen binnen elk kwar
taal laten afloopen.
Ook voor onze rubriek „Korte verhalen" kun
nen we nieuwe medewerkers aankondigen. In de
eerste plaats als vast medewerker de heer G.
Mulder, wiens romans „Deining" en „Batig Slot"
zulk een verrassing waren. Voorts een serie dorps-
sohetsen „Minsche uit ©enen bloede", door Han
Hulst. Het werk van deze auteur, die hiermee
debuteert, getuigt van diep meeleven met de noo-
den en moeiten der kleine luyden.
Het doet ons voorts genoegen te kunnen mel
den dat Mevr. H. KuyperVan Oordt een serie
Historische schetsen zal piubliceeren in ons Zon
dagsblad.
Aan onze rubriek „Van Boeken en Schrijvers"
zullen geregeld medewerken de heeren D. J. Gallc,
P. J. Risseeuw en A. Wapenaar.
Voor de Jougd-rubriek hebben wij verhalen In
voorraad van D. van der Stoep, Greeth Gilhuis-
Smitskamp, Anne dc Vries c.a.
DE REDACTIE.
Vóór dien was hij in hoofdzaak gekend cn be
mind als de schrijver van: Een zwerver verliefd.
In dit kleine boekje gaf hij in het begin van deze
eeuw. in een tijd ,toen men beu was geworden
van de uiteenrafelendc naturalistische romans,
wat we nu gewoon zijn een modernen hi6torischcn
roman te noemen.
Dit genre duikt in dien tijd op bij eenige jonge
ren, die met een rijke verbeelding weer uit de
harde werkelijkh vid van het heden wegvluchten
in een schoon gedroomd verleden.
Geen van de jongeren is echter in staat geweest
zoo volledig met den naturalistischen schrijftrant
waarbij ze waren opgegroeid, te breken als Van
Sohondel.
Bij hem ook vinden we het zuiverst de tegen
stelling met den vroegeren historischen roman.
Hij vermeed alle gedétai 11 eerde milieubeschrijving,
maar schiep door een zeer persoonlijken stijl de
algomeenc sfeer van die late Middeleeuwen, waar
in de verliefde zwerver, door zijn liefde gedreven,
rond dwaalde.
Het was het wazige en vervloeiende in de be
schrijving, waardoor de dingen en toestanden
meer werden aangeduid dan genoemd, dat voor
ve'en het specifiek bekoorlijke van Van Schendel
uitmaakte.
Wel voelden velen het als een bezwaar, dat do
zwerver in dei\kcn en voelen te veel op een mo
dernen mensoh van dc 20e eeuw geleek, maar ook
dit weid grootendecsl aanvaardl>aar door den
cigènanrdigen zweveiulen stijl van het geheel.
Deze beschrijvingskunst bleef voor velen de bij
zondere bekoring van Van Schendel's proza ook
in zijn latere verhalen.
Tot Van Schendel zijn fregatschip Johanna Ma
ria in een schijnbaar geheel anderen stijl met
concretere beschrijvingskunst het licht deed zien.
Het was voor sommigen een teleurstelling cn do
rritiek uitte zich ook in dien geest, 't Was de oude
Van Schendel niet meer, vond men.
Anderen vonden echter zijn stijl versobering een
verrijking en verdieping. En het wekte bewonde
ring, dat iemand die tegen de zestig liep in staat
was zich zoo te vernieuwen.
In het nieuwe genre verschenen snel na elkaar
drie werken, waarvan de Waterman 't laatste is.*)
Toch mag men betwijfelen of deze boeken wezen
lijk verschillen van zijn vorige. Het motief van de
verliefde zwerver, dat in het vroegere werk tel
kens in allerlei vorm voorkomt, is ook hier niet
verdwenen.
In de Johanna Maria was het dc liefde van don
zeeman voor zijn schip, dat hij als een levend
wozen bemint en waar hij zijn heele leven aan
geeft
En ook in de Waterman Is Maarten Rossaart
ccn verliefde, die terwille van zijn liefde eeu een
zame en een zwerver wordt.
Dc groote kracht van het boek is, dat Van
Schendel mede door dc suggestieve kracht van
zijn stijl in staat blijkt, die liefde voor het water
als ontontkoombaar uit te beelden.
Maaren Rossaart wordt in zijn zonderlinge een
zelvigheid toch geheel aanvaardbaar. De zelfstan
dige zonderling, die zich uiterlijk wel wat vreemd
im dc maatschappij gedraagt, wordt tot een groote
figuur door den strijd om bewust te aanvaarden
en te beheerschen wat hij als onontkoombaar in
zijn leven voelt.
Inmiddels is er weer een nieuw boek van
hem: „Herinneringen van een dommen jongen".
2
Eerst dit lezen
Natuurlijk hebt jullie allemaal wel eens van de
wereldoorlog gehooid. Vraag er anders maar eens
naar. Alle groote mensclion weten er heel wat van
te vertellen.
In zoo'n oorlog gebeuren allerlei vreeselijke din
gen.
Alle landen hadden veel van die wereldoorlog te
lijdon, maar vooral met de landen, die aan de
oorlog hadden deelgenomen, was het treurig ge
steld. Zoo ook in Hongarije! Haast iedereen leed
daar gebrek. En dan in de winter die vreeselijke
kou! Honger en kou! Twee dingen, waar niemand
tegen kan! Kleine kinderen zeker niet
Na vier jaren kwam er gelukkig vrede. Maar,
al was de vrede gesloten, daarmede was de ellen
de nog niet voorbij. Vooral in de eerste jaren na
do oorlog leden de kinderen groot gebrek, waar
door er velen stierven.
Gelukkig was er in de landen, die buiten de
oorlog gebleven waren, zooals in Holland, weer
voedsel in overvloed! Dc menschen hier hoorden
van al dat leed. En weet je, wat ze toen gedaan
hebben?
Duizenden kinderen uit Duitschland, Oostenrijk
en Hongarije lieten ze naar Holland komen. Die
bleven hier dan eenige maanden, tot ze weer flink
geworden waren, en gingen dan als stevige jon
gens en meisjes weer naar huis terug.
Van één van die kinderen vertol ik jullie hier
wat.
Van een klein
Hongaarsch meisje
door
M. M. KaLaMEN
Bij Ilonka thuis.
't Was koud en donker in 't kleine kamertje.
Het was er stil en 't scheen of er niemand was.
Maar toch, als je goed keek, zag je bij de kachel
telkens even iets bewegen.
Daar in dc hoek, op een gioote kist goed in
dekens en doeken gepakt, lagen twee kinderen.
Een klein meisje, Ilonka cn een jongetje Lajos.
Dat hoekje had moeder 's morgens, vóór zij
wegging, klaargemaakt. Daar ko.iden ze, als ze
moe waren van 't spelen in de sneeuw, en het
koud kregen, gaan uitrusten en slapen.
Moeder bleef meestal de heele dag weg; het
brood wisten de kinderen te vinden, cn 's avonds
laat, als moeder thuis kwam, kregen ze wat
warms en moesten dan vlug naar bed.
„Ilonka", fluisterde de kleine Lajos.
„Ja," klonk het even zacht terug.
„Wat blijft Moeder lang weg, hè? Ik wou, dat
zij maar kwam, ik heb het zoo koud en 't is zoo
donker!"
„Ja, cn ik heb zoo'n honger!"
„Nee, ik niet, 'k geef niks om die nare aardap
pelen met azijn. Vroeger was 't eten veel lek
kerder."
„Maar ik heb toch honger, hoor! Wat was er
dan vroeger voor lekkers?" „Nou, salami, en soep,
cn ook wel eens rijst en kip."
„O ja, rijst en kip", herhaalde het jongetje, „dat
heeft moeder ook nog eens naar broertje gebracht,
toen hij bij de Zusters was. Waarom doet Moeder
dat nu niet meer? Waarom gaut zij niet meer
naar broertje toe?"
„Broertje is weg naar de Engeltjes," zei het
kleine meisje ernstig.
„Vader is ook weg. Ook naar de Engeltjes?"
.vroeg liet jongetje weer.
„Ja," zei Ilonka kortal. Over Vader praatte ze
maur liever niet Ze werd angstig, als ze er aan
dacht, hoe Vader gestorven was; dat was zoo naar
geweest! Broertje was in het Ziekenhuis gestor
ven, maai- Vader thuis, 't Was al een jaar
geleden.
Half wakend, half droomend, sufte ze door.
Broertje sliep.
Toon Moeder eindelijk thuis kwam, lagen ze
allebei te droomen.
Moeder streek een lucifer aan, nam snel het
kleirm petroleumlampje van do spijker en stak
het aan. Gelukkig, het brandde goed, zonder wal
men. Nu moest ze nog voor warmte zorgen! Alles
lag klaar in de kachel. Dat deed Moeder altijd
's morgens vóór ze wegging. Dan moest 's avonds
alleen nog maar de vlam cr ini
De kinderen sliepen nog steeds door.
Maar nu moesten ze toch niet langer slapen,
,Vond Moeder.
Voorzichtig maakte ze hen wakker
Ilonka gleed van de kist en ging Moeder dade
lijk helpen. IJverig roerde ze in de pan met soep.
Heerlijk rook ze, echte vlccschsoep!
Lekker, om er zoo dicht bij te staan.
Moeder schepte de borden vol. Maar voor ze
konden beginnen, moest broertje voor de tweede
keer wakker gemaakt worden, want weer was hij
ingedommeld.
Met z'n drietjes zaten ze nu om de tafel. Vóór
ze gingen eten, sloeg moeder een kruisje, kleine
zus ook. Maar bidden deden ze niet.
soep.
Moeder dacht: Zoo iets moesten wij alle dagen
kunnen eten, vooral mijn meiski. Ze ziet zoo
bleek en is zoo mager. En eten doet ze haast niet.
Lajos is anders. Hij heeft het nooit beter gehad,
hij denkt, dat het zoo hoort en eet alles, wat ik
hem geef. Maar wat kan ik er aan doen? Dit
buitenkansje heb ik aan mijn broer te danken;
z'n schoonouders, die boeren zijn, hadden pas een
varken geslacht. Maar dat gebeurde ook niet alle
dagen! En koopenwaar haal ik het geld van
daan? Alles is peperduur en schaarscli."
En toen de kinderen al lang lagen te slapen
in hun bedje, tobde moeder maar jteeds over haar
dochtertje. Zóó kon het niet langer blijven, dat
begreep, ('at wist ze wel. Had de dokter al niet
een paar maanden geleden gewaarschuwd?
Kom, ze zou nog maar eens even de kleeren van
de kinderen nazien. Och, och, wat werden ze toch
slecht! En als de kou ging doorzetten, zouden ze
lang niet dik genoeg zijn. Het jurkje was eigen
lijk te klein geworden en voor dc tijd van het
jaar niet geschikt. Lajos' broekje was al zoovaak
gelapt. En in de kousen was haast geen plekje,
dat niet gestopt was. Het was toch meer dan
noodig, dat de kinderen nieuwe kleeren kregen.
Maar ook daarvoor had Moeder geen geld. Geluk
kig was er toch nog een middel, kleeren te be
komen. Er bestond een Vereeniging, waar je klee
ren en schoenen voor niemendal kon krijgen, als
zc héél erg versleten waren en er geen geld was,
om nieuwe te koopen. Hoe arm de menschen ook
waren, slechts in de hoogste nood gingen zij er
foe over, kleeren te vragen. En dan, jassen, man
tels cn jurken waren allemaal van een groote
maat, voor kinderen moest men dus eerst alles
vermaken. Toch zag zij geen andere weg.
Maar er was nóg iets, waar Moeder dc laatste
tijd steeds over dacht. Kennissen hadden haai- ver
teld, dat er een Comité bestond, dat zorgde voor
zwakke kinderen. Hoe dat eigenlijk precies in
zijn werk ging, wist Moeder niet, maar wat zij
wèl wist, en heel naar vond, wasdat zij
Ilonka voor $en heele tijd zou moeten missen, zou
moeten afstaan aan vreemde menschen. Aan wie?
Ann aardige vriendelijke menschen? Hoe kon zij
dat weten? Die woonden immers in een vèr land,
waar de menschen een vreemde taal spraken. Ja,
het was heel lief en aardig van die menschen, om
arme kinderen, die zij toch ook niet kenden, in
huis te willen nemen, ze te verzorgen, te voeden
en tc kleedcn, alsof het hun eigen zoontjes en
dochtertjes waren. Vriendelijk en hartelijk was het,
ja zeker. Maar ach, voor moeder was het ook zoo
hard, om haar kindje drie maanden lang niet
te hooren en niet te zien!
Maar als het moést, als het noodig was voor
liet kind! In ieder geval kan ik eens gaan hooren,
hoe dat gaat, dacht ze.
Het schoot haar te binnen, dat dc kinderen
eerst door een dokter moesten worden onderzocht
en pas als die het noodig vond, mochten zij weg
gaan. Misschien hoéfde Ilonka niet te gaan, kon
zij wel hiér blijven. Als dót eens waar was! Maar
toch ga ik er naar toe, dacht Moeder, dan kan
ik gerust zijn.
Zij zuchtte, stond op, en keek op de klok: één
uur al, nu maar gauw naar bed, want morgen
was het weer vroeg dag. Werk was er in over
vloed. En als zij dacht aan al die dagen, jaren
misschien, die voor haar nog komen zouden van
voortdurend jachtende arbeid, en aan de kinderen,
d.e zoo goed als onverzorgd thuis achterbleven,
hongerig en koud, werd het haar bang te moede.
i God, bad zij, geef toch redding, geef uitkomst!
C.j alleen kunt die geven!"
Naar Luilekkerland!
October liep ten eindede vroege sneeuw
was weggedooid. Dc felle Oct oberregen striemde de
straten, de flanken der huizen en gutste over de
goten. Dc dikke regendroppels dansten als dui
kelaartjes over het asfalt.
De kinderen stonden voor het raam, dc neusjes
tegen de ruiten gedrukt.
„Kijk eens", juichte Lajos, „wat een dikke, hé?,
O, die is nog veel grooter!"
Al een half uur stonden ze zoo, en het regen
gordijn bleef nog even dicht. Gewoonlijk duurden
dc buien niet zoo lang, wist moeder, en daarom
maakte ze zich al vast klaar. Ook de kinderen
kregen hun jasjes aan en de mutsjes op. Nog
even wachten; de droppels minderden reeds hun
vaart, een lichte streep vertoonde zich aan de
dik-grijze lucht. Grooter werd de lichte plek en
een bleek winterzonnetje kwam te voorschijn en
zette de druipende wereld in lichtende gloed.
„Nu vlug erdoor, kinderen," zei Moeder, en snel
stapten ze de deur uit. Lajos draafde de binnen
plaats van het groote flatgebouw over naar de
poort en verstopte zich achter de deur en toen
moeder en zus voorbijkwamen, riep hij hard:
„Boe!"
(Wordt vervolgd.)
WIST JE DAT^
HET GROOTSTE ONDEELBARE GETAL
wei"d ontdekt ten jare 1877 door den wiskundige
Arthur Lucas. Hij stelde het voor als 21211. Vol»
uit geschreven kom je tot dit onuitsprekelijke
getal:
170.141.183.460.469.231.731.687.303.715.8&1.105.727
Probeer maar eens of je het door eenig ander ge
tal (buiten de eenheid en het getal zelf>, kunt
deelen! Het zal niet gaan!
DE VOGELS IN DE WINTER
Gedurende een strengen winter hehhen de vogels
het hard te verantwoorden. De rijp bedekt de
hoornen met kristallen, zoodat de diertjes geen in
secten kunnen vinden, die zich iri de spleten van
dc schors bevinden. Strenge vjrst maakt het
onmogelijk wormen, larven e&z. uit den grond
tc pikken.
Konijnen hebben véél last van bevroren groen
voer en de hazen lijden erg door de omstandig
heid, dat ze geen holen hebben.
Van welke boom is
dit blad 7
I
Er komen zes van zulke vragen. Na het plaa&
sen van liet laatste plaatje wacht ik aaji mijn
adres, Lombokstraat 9, Den Haag, de oplossingen,
Maar jullie krijgen in elk geval eerst nog
nadere gegevens over hot inzenden enz. Voor-
loopig alle plaatjes veilig bewaren! Wie weet wel»
kc verrassingen er dan nog volgen.
Ontvang allen de hartelijke groeten van
DE JEUGDREDACTEIH