leder pak HONIG's VERMICELLI
GRATIS
Het Rijk en de Gemeenten
BINNENLAND.
WOENSDAG 19 DECEMBER 1934
DERDE BLAD PAG. 9
TWEEDE KAMER
Het wetsontwerp tot regeling
der financieele verhouding
wordt behandeld
Eveneens het ontwerp inzake d
Werkloosheidssubsidiefondsen
In de avondvergadering is de
begrooting van Onderwijs
verder behandeld
Overzicht
Drie wetsontwerpen heeft de Kamer in
behandeling genomen, welke wor de ge
meentebesturen van bijzondere beteekenis
zijn. Het zijn:
1. Een wijziging van de wet van 15 Juli
1929. (De wet op de financieele verhouding
tusschcn Rijk en gemeenten).
2. Voorzieningen omtrent de gemeentelij
ke kosten van wurkloosheidszorg.
3. Tijdelijke voorziening tot versterking
van de middelen tot dekking van de uit
gaven des Rijks (wijziging wet 8 Dec. 1933).
Ter toelichting enkele korte opmerkingen.
De wet op de financieele verhouding van
1SD7 werd in 1929 door minister De Gefer
gewijzigd. Nauwelijks werkte de nieuwe wet
of de crisis deed zich gevoelen. Het Ge
meentefonds. waarin de heffingen (Gemeen
tefondsbelasting en 50 opcenten op de Ver
mogensbelasting) vloeiden, die dienen moes
ten om de uitkeeringen aan de gemeenten
te doen, werd niet voldoende gevuld en
moest ui' de gewone rijksmiddelen worden
gesuppleerd met steeds grooter wordende
bedragen. Gevolg was zwaarder heffingen
crj een korting op de uitkeeringen aan de
gemeenten, om toch maar uit te kunnen
komen.
In de formule voor het berekenen der uit
keeringen aan dc gemeenten waren ook de
werkloosheidsuitgaven opgenomen. Aange
zien de uitkeeringen voor vijf jaar werden
vastgesteld, gaf dat tot allerlei onevenredig
heden aanleiding, omdat de groote werk
loosheidsuitgaven na die vaststelling noo
dig werden. Later zou liet omgekeerde zich
kunnen voordoen. De factor werkloosheids
uitgaven zou dan op een te hoog niveau op
de uitkeeringen van invloed zijn.
De Regeering wil nu in de formule, waar
naar de uitkeeringen aan de gemeenten
worden berekend, den factor werkloosheids
uitgaven schrappen en in plaats van een
Vijf-jaarlijksche een jaarlijksche verdeeling
van de middelen van het Fonds instellen.
De risico's verminderen dan. Politie, lager
onderwijs en armenzorg blijven over als fac
toren voor de berekening der uitkeering.
Voor de werkloosheidsuitgaven zal een an
dere voorziening getroffen worden.
Verder wordt een wijziging gebracht in
het tarief van de Gemeentefondsbelasting,
mede in verband met de niet-verlenging van
de crisis-opcenten op die belasting en de
Vermogensbelasting.
Het tweede wetsontwerp raakt de verdee
ling der werkloosheidslasten tusschen Rijk
en gemeenten. Ingesteld wordt een werk-
loosheidssubsidiefonds, waarin ook het Rijk
zal bijdragen en wel voor 40 millioen gul
den, terwijl 44 millioen aan inkomsten uit
anderen hoofde zal worden verkregen, n.l.
door:
25 opcenten op dc Gemeentefondsbelas
ting .volgens de le klasse;
10 opcenten op de Vermogensbelasting;
75 opcenten op de Ptrsnnc-ele belasting en
40 percent van de hoofdsom der Grond
belasting.
De Gemeentebesturen zullen met ingang
van het belastingjaar 1935-'36 worden be
perkt om voor zich niet meer dan 75 opren
ten op de Fondsbelasting en 40 op de Pers.
Belasting te kunnen heffen. Vroeger waren
die cijfers 100 en 50.
Ten slotte het derde wetsontwerp. Het
verhdogt voor drie jaar de opcenten op de
Vermogensbelasting on dc Inkomstenbelas
ting ten bate van do gewone rijksinkomsten,
nadat de Fondsbelasting met de crisis-op
centen zal zijn verminderd. Het geldt hier
dus slechts verplaatsing van druk.
Er kwam in de Kamer maar één toon
naar voren: de gemeenten worden te zeer
beknot in Iiaa.- inkomsten. Dat kunnen ze
niet hebben; laat bet Rijk maar betalen.
Het Werklooslieidssubsidiefonds ontving
wel aller instemming. Maar deze platoni
sche betuiging werd gevolgd door de mede-
deeling: vverkloosheidszorg is in de eerste
plaats rijkszaak en nu gaat de Regeering
cie gemeenten daarvoor zwaarder lasten op
leggen. Dat gaat ook niet. We zijn echter
bereid half om half tc doen en liefst zagen
we voor het fonds meer vaste inkomsten
middag door met weinig variatie.
Wat er van te zeggen?
Betaald moet er toch en kan het Rijk het
v?£Vee' ^eter doen dan de gemeenten?
Waarom dan zoo en niet zoo?
Minister Oud zal dat heden wel komen
vertellen. De materie is zeer ingewikkeld en
we zijn er dan ook nog niet zoo zeker van
oter van al die bedenkingen zoo heel veel
over blijven.
In de Avondvergadering werd voortge
gaan met Onderwijs.
Verslag
Aan de orde waren de wetsontwerpen!
wijziging der wet van 15 Juli 1929.
kr>\,0»°Szlenlngenterzake van gemeentelijke
kosien iin werkloosheidszorg.
aenX de Wet van 8 Dec- 1933- hou-
dende tüddüke voorziening tot versterking van
R^jks t0t dekklnK van de uitgaven des
De heer v. d. TEMPEL (ad.) was de eerste
spreker er over. HU zag In het eerste wets
ontwerp een aantasting van de financieele posi
tie der gemeenten. Haar inkomsten zullen aan
merkelijk worden verminderd door de verlaging
van de uitkeeringen uit het Gemeentefonds.
L>e financieele noodzaak voor dezen maatregel
werd niet aanwezig geacht. De geheven crisis-
opcenten, die naar den gewonen die nat over-
?aa?' Imogen niet worden ontnomen aan he't
fonds. De Regeering annexeert ze, omdat ze
het geld zoo goed gebruiken kan om het werk-
loosheldssubsidiefcnds te financieren.
Met de Instelling van dit fonds gaan de soc.
dem. wel is waar accoord, maar tegen- dc w(jze
waarop het word't Ingerloht. hebben ze bezwaar
Daardoor schuift het Rijk lasten van zich af
en de gemeenten krUgen voor 1935 zwaarder
werkloosheidsuitgaven te dragen. De gemeen
ten met de meeste werkloozen worden op deïe
wUzo het ergst getroffen.
Gevolg zal zijn. dat de gemeenten veel moei
lijker haar financieele zelfstandigheid zullen
herstellen. De bestaande moeilUkheden worden
voor de Regeering opgelost, maar verplaatst
naar de gemeenten.
Aanbevolen werd: behoud van de crisis-op
centen. een andere verdeeling der gelden van
het Gemeentefonds, verruiming van het belas
tinggebied der gemeenten en bijdrage van
60 pet door het Rijk in de werkloosheidsuit
gaven der gemeenten.
De heer PLESKEN'S (r.k.) zag ook in de
wetsontwerpen verschuiving van lasten naar
de gemeenten, die deze vermoedelijk niet alle
zullen kunnen dragen. De middelmatige Inko
mens zullen In doorsnee 30 pet worden ver
hoogd en dat ondanks de verklaring der Regee
ring. dat de belastingdxuk niet kan worden
verhoogd.
De werkloosheidszorg is voor alles rijkstaak.
Er z(jn echter mogelUkheden om het verschil
met de Regeering te overbruggen.
Het is niet zeker of de gemeenten otlch op
de nieuwe financieele grondslagen zullen kun
nen handhaven. Hulp van het RUk kan dan niet
achterwege blijven.
Teleurgesteld had. dat de Regeering niet be
reid was de ei islsopcenten op de Fondsbelas
ting te herstellen. Het Fonds zal nu te zwak
worden, terwijl de gemeenten tot belastingver-
hooging over de heele lUn zullen moeten over
gaan. En dan komt er nog het getal noodlU-
dende gemeenten, det om hulp komt aan
kloppen.
De gemeenten kunnen de groote verminde
ring der uitkeeringen niet dragen. Daarom
werd verzocht de crlslsopcenten geheel of ten
deele te bestendigen
De heer KOOIMAN (v.d.) vreesde van de wets
ontwerpen Ineenstorting van het gemeentewe
zen: enkele honderden gemeenten zullen nood
lijdend worden. Allerlei gemeenten met veel
werkloosheid zullen Bterk in Inkomsten terug
gaan. Deze wijziging deugt niet, tenzü de ge
meenten op andere wUze worden geholpen. Een
amendement is daartoe in overweging De wet
telijke regeling van werkloosheidszorg ver
dient toejuiching, maar noodig Is een wüziglng
van de het zwaarst door werkloosheid setrof-
fen gemeenten.
De heer DREES (s.d.) betoogde, dat de aan
hangige wetsontwerpen van beslissende betee
kenis zijn voer de toekomst der gemeenten.
De gemeenten zUn zwaar getroffen door eco
nomische oorzaken, die onevenredig zwaar
drukken. Daarom behoort het Rijk primair
voor de werkloosheidslasten op te treden, maar
men laat er de gemeenten voor opkomen en
het RUk bepaalt zeer precies de regelingen
voor den steun aan dc gemeenten.
De maatregel van de Regeering met het sub
sidiefonds is In beginsel gced. maar practlsch
werkt ze verkeerd, omdat ook de ongedekte
gemeente-uitgaven hier ingeschoven worden.
Van de gemeenten worden inkomsten afge
nomen, maar zekerheid omtrent wat het Rijlc
jaarlijks zal doen, blijft ontbreken. Elk jaar
wordt dat apart vastgesteld. Het Rlik moet
minstens de helft van de werkloosheidsuitga
ven dragen: de andere helft is dan voor de in
haar belastlngcapacltelt getroffen gezamen
lijke gemeenten.
Dat de werkloosheidsfactor uit de wet op de
financieele verhouding wordt weggenomen
ware niet zoo erg. als piaar bepaald was. dat
dit slechts zal gelden zoolang als liet werkloos-
heidssubsldlefonds functioneert Met de nieuwe
formule komen we op een gevaarleken weg.
Een bezwaar ls ook, dat het fonds eonzodlg
gevoed wordt, wat een gevaar is voor de sta
biliteit. at 4
Gevraagd werd of gemeenten, die het maxi
mum aantal opcenten moeten heffen, gedwon
gen blijven om zich lager dei classlficeeren
De heer RUTGERS v. ROZENBURG (c.h.)
was van oordeel, dat de Financieele Verhou-
dingwet voor deze ci isistiiden volkomen on
bruikbaar is geworden. Maar de fout in de
houding der Regeering is. dat zij de financieele
positie der gemeenten uitermate verzwaart. De
gemeenten zullen gedurende tien jaar elk jaar
10 millioen in inkomsten achteruitgaan. V or
den veie gemeenten noodlUdend. dan is het
waarlijk niet haar schuld.
Met het werkloosheidssubsldlefonds wordt de
zaak nog erger. Het Rijk annexeert daarvoor
inkomsten, die thans aan de gemeenten ten
goede komen en laat de gezamenlijke gemeen
ten bovendien 25 millioen aan uitgestooten uit
gaven betalen. Het fonds geldt voorloopig voor
twee jaar. maar dan beperke zich de wpziglng
der financieele verhouding ook tot twee jaar.
De lieer GOSELING (r.k.) zou niet spreken
van ,,u'tgebeende" en „uitgeknepen" gemeen
ten. geltik de vorige spreker deed. maar wilde
enkele vragen stellen. Gevraagd werd of er bu
Ingrijpende maatregelen als de<ze geen aanlei
ding is tot contact met de gemeenten en tus
schen de gemeenten onderling.
De vraag, wie de zorg voor de werkloozcn-
zorg heeft besprekende, zelde ce heer Goseling
dat de geheele burgerij daarvoor aansprakelijk
Is; bij de uitvoering kunnen de gemeenten be-
11 De'Cinstelling11 van het werkloosheidesubsidie-
fonds Is best. maar als dat twee jaar zal gel
den, moet daarmee correspondeercn de inhoud
van dc financieele verhouding-wet.
Gepleit werd verder voor een vast percentage
als rijksbijdrage in het siihsldlefonds. Dat is
van belang bii stijgende werkloosheid.
He heer WENDELAAR (11b.) ontwikkelde
obeneens allerlei bezwaren. RUksbelastingen zul
len dalen, maar gemeentebelastingen zullen stU
gen. Dat Is zeer bezwaar]pk.
Het werklooslieidssubsidiefonds is goed. maar
onjuist is. dat een zoo groot deel van de werk
loosheidsuitgaven ter laste van de gemeenten
blUft. terwjjl voorts onvoldoende gerekend
wordt met het verschil in draagkracht der ver
schillende gemeenten. Ook kan met weinig
eigen uitgaven eer. groote uitkeering van het
RUk worden verkregen.
De MINISTER: Dat is niets bijzonders, het Is
het systeem van het stPlsei.
De heer WENDELAAR betoogt, dat, als men
dit feit ontdekt, de werkloosheid sterk zal 1
nemen Wie anders nog eens Iemand aan
werk hield, zal dat gaan nalaten, omdat de ge
meente toch zoo wat alles vergoed krijgt van
het RUk.
De heer IJZERMAN (s.d.) besprak de omzet
ting van de crlslsopcenten op de Gemeente
fondsbelasting in 50 opcenten op'de Inkomsten
belasting. Gemeend werd. dat dit zal beteeke-
nen hooger belasting voor de lagere inkomens
en lager belasting voor hooge Inkomens. De
grens zou Jlggen bU f 70.000.
AVONDVERGADERING
In de avondvergadering werd de behandeling
van de
ONDERWIJSBEGROOTING
voortgezet.
BU de afdeellng „Hooger OnderwUs" klaagde
de heer LINGBEEK (h.g.s.), dat confesslonee-
len bU theologische hoogleeraarsbenoemingen
worden gepasseerd; steeds worden „ethisohen"
benoemd.
Mevr. DE VRIES-BRUINS (s.d.) achtte een
georganiseerde bezuiniging op het hooger on-
derwUs mogelijk. Groote voorzichtigheid is
daarbü noodig.
De heer v. d. HEIDE (s.d.) betoogde, dat op
de door don heer Lingbeek gecritlseerde be
noemingen met recht geen aanmerking valt 'to
maken Hoogleeraren moeten ook wetenschap-
pelUk bekwaam zfln. Verder bepleitte hU dc be
langen van afgestudeerden, zonder emplooi,
waaronder velen met M.O. bevoegdheid.
De heer KETELAAR (v.d.) wenschte met
mevr. de Vries-Bruins, vervulling van de Gro-
nlngsche vacature ;n de Kindergeneeskunde.
De heer WENDELAAR (lib.) besprak "t denk
beeld, dat f-én hoogleeraar aan meer dan een
universiteit college geeft.
De heer TILANUS (c.h.) informeerde naar
•s ministers bezuinigingsplannen bü het H. On
derwUs en bepleitte de positie van het Hooger
Handelsonderwijs wettel Uk te regelen. Ge
vraagd werd of de Handelehoogeschool niet
naar Helft kan.
MINISTER MAHCHANT antwoordde den heer
Lingbeek. dat het hem volslagen onverschillig
is of een confessioneel of ethlsoh hoogleeraar
wordt benoemd. De heer Lingbeek zei, dat
ethlschen het knapst waren: voortaan zal de
minister bij den heer Lingbeek zUn licht op
steken. (Gelach). Het gaat hem eohter meer
om wetenschappelijke bekwaamheid dan om
richting. Vermoedelijk zal de heer Lingbeek
nooit een katholiek advlseeren. al is deze de
bekwaamste. De heer Lingbeek beklaagde zich.
dat hti als student b{J prof. Lohman „bü den
duivel te bieoht" kwam. De minister feliciteer
de hem. dat er r.og zooveel van hem terecht
gekomen was. (V r o o 1 U k h e 1 d).
De voorziening in de vacature in de Kinder
geneeskunde te Groningen is in overweging.
Maar de wetenschappelUke menschen achten
niet allen dit vak zoo belangrUk, dat er een
gewoon hoogleeraar voor moet komen.
Vervroegde pensjonneerlng van leeraren om
werklooze bevoegden aan het werk te krUgen,
kan overwogen worden. We beginnen nu met
dc onderwUzers.
Het verbieden aan hoogleeraren om bUwerk
te doen. is niet zoo eenvoudig. Bü verbod krUgt
dc minister de menschen nle't.
Ambulante hoogleeraren verliezen het con
tact met hun studenten.
De huisvesting van de Handelshoogeschool
wil de minister nog wel eens beküken.
Iifcj art. 6 betoogde de heer MOLLER (r.k.),
dat de reorganisatie van het beheer van het
Prentenkabinet de zaak duurder maakt. Men
late de zaak zooals ze is.
De heer WENDELAAR (11b.) sloot er xleh
bU aan.
De heer TILANUS (c.h.) deelde de bezwaren
van dr Moller; zeker moet aan den beheerder-
professor geen 1 600 toeslag worden gegeven.
De MINISTER zeide, dat de tegenwoordige
beheerder eigenlijk niets beheerd heeft. Dc ver
zameling is na zijn 27-jarigen arbeid uog on
bruikbaar.
De heer MOLLER merkte op. dat hier geen
bezuiniging onstaat en het de mag ls. wat de
oorzaak is. dat het werk niet af Is. Dat kan'
men ook van het RUksmuseum zeggen. De mi
nister late den man op zün post en onderzoeke
de zaak nog eens.
In gelijken geest spraken de heeren WEN
DELAAR en TILANUS.
De MINISTER antwoordde, dat als de zaak
niet goedkooper wordt, zü niet wordt door
gezet.
BU „Voorbereidend H. en MO," wees de heer
LINGBEEK (h.g.s.) op het gevaar als door sub
sidleerlng van het Elndhovensohe Lorentz-ly-
eewm het gemeentelük lyceum, dat een vlucht
heuvel is voor Protestanten, zou moeten ver
dwijnen.
Mevr. BAKKER-NORT (v.d.) bepleitte be-
stendlglng van het subsidie voor het Lorentz-
lyceum. nu de strydende partüen elkaar nog
niet gevonden hebber. Men zoeke naar een taak
verdeeling, waarbij de belde inrichtingen kun
nen voortbestaan.
Mevr HE VRIES-BRUINS (s.d.) meende, dat
deze subsidiekwestie thans definitief moet
worden beslist Ook in Eindhoven moet dc
strijd uit zijn. Er moet overlegd en overeen
stemming worden verkregen, wil het subsidie
kunnen worden gehandhaafd. Beide inrichtin
gen mogen blijven, maar dan leder met een
eigen taak. De minister lokke nog geen be
slissing uit over he't subsidie.
Do heer WENDELAAR (lib.) besprak de ge
varen van het drilsysteem bii het onderwijs,
dat de menschen te geleerd en te weinig prac
tlsch mankt. Te Eindhoven ls plaats voor tjvee
inrichtingen. De minister heeft het goed be
keken: Lorentz-gymnasium en gemeente HBS.
He heer TER LAAN (s.d.) deed het genoegen
dat de minister zlin aandacht schenkt aan de
aansluiting van lager en middelbaar onderwijs.
De heer MOLLER (r.k.) ontwikkelde bezwa
ren tegen de uniforme examens voor gymna
sia. Op de gymnasia en middelbare scholen
hebben we veel te veel verplichte vakken. Van
daar drillen. Noodle ztin kernvakken en bij
vakken. He leerlingen moeten opgeleid worden
tot zelfstandig werken.
Zijn er voor de belde lycea te Eindhoven vol
doende leerlingen, dan moeten ze blijven. Ver
zocht werd het subsidie voor het Lorenbz-
lyceym 'te beperken tot den loopenden cursus.
Inmiddels kan dan \oo,- September naar een
redelUke oplossing worden gestreefd. Wordt
die bereikt, dan kan een aanvullend subsidie
worden aangevraagd.
De heer VERVOORN (plattel.) betoogde, dat
bevat ter kennismaking een
HONIG's BOUILLONBLOKJE
De weg langs de Vliet, tusschen Oude Tolbrug en Leidschendam, wordt thans aanzienlijk verbreed en verbeterd (het eerste stuk
van Hoornbrug naar Tolbrug is reeds klaar). De mooie boomenrijen, welke echter stuk voor stuk aan de iepziekte ten offer vielen,
moeten verdwijnen. Aan de Vlietzijde komt naast het wandelpad een nieuwe rij. Links :V liet weg bij de ingang van Leidschendam.
De rijweg is reeds bestraat. Rechts: Westvlietweg, met gezicht op het Spoorwegviaducl bij Voorburg. Ter linkerzijde park Vronesteyn
buitengemeenten teveel moeten mee betalen
aan „streekscholen".
De heer TILANUS (c.h.) slcot zich aan bü
de klachten over overlading bü het onderwüs
aan de middelbare scholen.
Gewenscht werd schrappen van het lyceum
subsidie. omdat do minister zün doel nle't be
reikt heeft.
De heer v. POLL (r.k.) stelde de vraag of
het nog verantwoord is om onder de bestaan
de omstandigheden aan bet Lorentz-lyceum een
niet verplicht subsidie te geven.
De heer KETELAAR (v. d.) meende, dat het
subsidie voor het Lorentz-lyceum minstens tot
het eind van de cursus moet doorloopen (idee-
Moller).
De heer v. DIJKEN (a. r.) vroeg de aandacht
van den minister voor het groote aantal les
uren. dat sommige leeraren hebben, waarte
genover tal van Jonge bevoegde leeraren staan,
die maar niet aan den slag kunnen komen.
Ook worden al.eriei nevenbetrekkingen te hoog
gesalarieerd.
Tegenover het Lorentz-lyceum staat de Ka
mer volkomen vrp. Waarom moet dit lyceum
gesubsidieerd met uitzondering van vele ande
re. waaronder vUf oudere? Door niemand ls de
uitzonderingspositie van het Lorentz-lyceum
aangetoond. Waar schuilt in cle begrooting de
f 45.000 voor het lyceum voor 1935?
MINISTER MARCHANT zeide. dat het cumu
leeren van lesuren niet te vermijden is, zulks
In het belang der schatkist. Over de sala-
rleering der leeraren ls overleg gaande.
Da hiidragenregeling aan „streekscholen" is
in bewerking, de gemaakte opmerkingen nul
len worden overwogen.
De overlading bü he't M. O. I» ook den mi
nister een ergernis. Het onderwU» lüdt onder
de overlading. HU wil trachten er iets tegen
te doen. al is de zaak niet gemakkelUk. Immers
men kan de overbodigheid der vakken niet
aantoonen.
Uniformiteit bü de eindexamens is niet ge
heel te vermijden, maar elke school kan haar
eigen leerlingen beoordeelen.
De M. O.-uitg&ven leggen elgeniyk een te
swaren druk op de gemeenten.
Wat het Lorentz-lyceum betreft. de heer
Tilanus is de geesteltike vader van dit drama.
De zaak dateert al uit 1921, toen de heer
Tilanus bang was. dat het lyceum het niet
honden kon. Minister Terpstra ls toen met
overleg begonnen. De minister heeft geen
voorkeur. HU heeft tevergeefs getracht de
partüen tot elkaar te brengen. Toen ls. over
eenkomstig uitspraak der Kamer, een subsidie
van f 15.000 uitbetaald. Maar men kan er nu
toch niet ineens mee ophouden' In leder geval
behoort men tot aan het eind van de cursus
te gaan. De eerste f 15.000 staan op deze be
grooting. zii loopen tot 1 Januari, wat er in
1935 zal gebouren moet op de begrootlng-1936
komen.
De gemeentoraad van Eindhoven stuurt tel
kens overeenstemming in de war. Nu ls er
weer wat besloten, maar het ls voor de tegen-
partü onaannemelijk. Mevr. de VriesBruins
zegt te beschikken over een el van Columbus.
De minister is bereid nogmaals overeenstem
ming te zoeken; 'aat ze maar zeggen wat ze
bedoelt. Beter is nu desnoods aan de zaak een
eind te maken, dan straks midden ln een cur
sus het leven af te snpden. Tot 1 Sept. zal
opnieuw worden betaald bü voorschot: de Ka-
mfr kan dan later besdissen wat er gebeuren
«hoet, ook als partijen het niet eens worden.
Doorgaan tot 1 Sept. Is redelük.
Replieken.
Mevr. DE VRIES—BRUINS (s.d.) wil tot
Sept. doorgaan, mits de minister als voorwaar
de stelt, dat er een oplossing komt. De minis
ter kan ln Mei een beslissing van de Kamer
vragen over wat na 1 Sept. gebeuren moet.
De heer v. DIJKEN (a. r.) diende een amen
dement in om het voorschotten-artikel met
f 1 tc- verminderen, om uit te spreken, dat he't
Lorentz-lyceum er niet op moet rekenen, dat
het in 1936 nog iets aan subsidie kiiigt.
De heeren TILANUS (c. h.) en v. POLL (r.k.)
verklaarden, dat verscheidene leden inder
tijd niet verder geboden hebben dan tot f 15.000
voor de 4 maanden Sept. '341 Jan. 1935.
Dc heer KETELAAR (v. d.) vond. dat het
geen zin had te zeggen, dat de subsidie maar
voor 4 maanden zou gelden. Men moet aanne
men. dat voor liet heele schooljaar subsidie
bedoel! was. Verzocht werd het amendement
in te trekken.
De MINISTER zegt, dat beter is een motie,
dat aan het lyceum geen subsidie meer moet
worden verleend. Dnt is duideiyker, als men het
lyceum dood wil hebben. De motie van Mevr.
BakkerNort gold niet voor vier maanden
Bubaidie. maar voor een cursusjaar, in het ver
trouwen dat cvereenntonimiiig zou worden ver
kregen.
Ha minister is bereid het overleg voert te
zetten, maar liever zonder voorwaarden.
He heer v. DIJKEN (ar.) trok hot amende
ment in en diende een
Motie
In om de Kamer te doen uitspreken, dat na
1 Jan. 1935 aan liet Lorentz-lyceum geen sub
sidie moet worden uitgekeerd. oor 'tusschen
de gemeente Eindhoven en het lyceumbestuur
•ereehstemmlng verkregen ls.
De MINISTER meende, dat de motie een toe
stand van onzekerheid schept. Het lyceum kan
niet bestaan als het in de lucht komt te
hangen.
De heer v. DT.TKEN merkt op. dat bü com
promis het subsidie kan worden doorgehaald.
Maar daar wordt dan bU de begrooting voor
1936 over beslist.
De stemming over de motie werd bepaald op
Donderdag bij den aanvang der vergadering'.
Te half een kon met de afdeellng „Nijver
heidsonderwijs" begonnen worden. Een tiental
sprekers maakte enkele opmerkingen. Minister
Marchant zegde „överwegtng" toe.
Te 2.10 uur werd de vergadering verdaagd
tot hedenmiddag 1 uur.
Schijnbekeering
01 verandering van overtuiging.
Onze lezers herinneren zich waarschijnlijk,
dat wp onlangs een tweetal artikelen schre
ven over de felle, ongegeneerde criLiek,
welke de heer Albania uitgoot over de bro
chure van Dr. J. C. Cringaard over het on
derwerp: „De schijnbekeering der S.D.A.P.".
Dit artikel van den leider der S.D.A.P. was,
helaas, een aaneenrijging van grofheden,
doch zonder eenige bewijskracht.
De schrijver der brochure, die thans in de
Motorgida op het artikel van de heer
Albarda terug komt, citeert met instemming
wat wij schreven; maar komt ook tot de
conclusie, dat er van polemiek op die wijze
geen sprake kan zijn. Maar hij moet consta-
teeren;
Terwijl dus de „Vooruit"-redactie géén
tijd had om op ons betoog verder in te
gaan, vond de leider der Partij die tijd
wel, welke hij echter niet benutte om onze
beschouwingen met kracht van argumen
ten te weerleggen, noch veel minder om
aan te toonen, dat ons wantrouwen in de
S.D.A.P. volkomen ongerechtvaardigd is.
Mei geen letter en geen woord deelt Ir.
Albarda in zijn toch zeer uitvoerig artikel
mede, wat het Nederlandsche volk in
waarheid van zijn partij te wachten staat,
indien een buitenlandsche vijand al of
niet nationaal-socialistisch de neutrali
teit van ons land mocht schenden en
evenmin geeft hij eenige geruststellende
verklaring ten aanzien van de houding der
S.D.A.P. in de allernaaste toekomst ten
aanzien van onze weermacht. In stede
daarvan gaat Ir. Albarda, dien wij wèl „tot
de staatkundige lichten van de eerste
grootte" rekenen, zich ver te buiten aan
een reeks van persoonlijke grofheden, die
niets bewijzen en ons niet, doch wel hem-
zelven hebben gewond.
Dit is volkomen juist. Intusschcn geeft
Dr. Eringaard Ir. Albarda een aardig lesje.
Deze laatste herinnerde er zonder noodzaak
aan, dat Dr. Eringaard vroeger tot de vrijz.
democraten behoorde; hij vermeldde echter
niet, dat deze uit de partij (rad, toen de
V.D. eenzijdige ontwapening gingen propa-
geeren. Maar de schrijver voegt er ad rem
aan toe;
Dat Ir. Albania's overbodige verwijzing
naar ons „politiek verleden" in de eerste
plaats geschiedde om de V.D. ministers in
bescherming te nomen, kunnen wij maar
niet zoo voetstoots aannemen. Het lijkt er
meer op, dat hij daarmede aan de vast
heid onzer overtuiging en daardoor aan
de waarde onzer woorden twijfel heeft
willen wekken. De heer Ir. Albarda zal
echter zonder veel moeite in zijn eigen
gelederen, onder zijn „officieren en kader
leden" velen kunnen ontdekken, die niet
altijd een cn hetzelfde politiek geloof heli-
hen beleden, zooals bijv. één, die in 1898
als lid der Delftschc Studentenweerbaar-
heidsvereeniging deel uitmaakte van de
Eerewacht voor H. M. do Koningin tijdens
haar inhuldiging te Amsterdam en die
thans een zéér vooraanstaande positie in
de de S.D.A.P. inneemt. Toch is het nim
mer bij ons opgekomen, de ernst der
overtuiging van dat zéér vooraanstaande
lid der S.D.A.P. ook maar eenigszins te
betwijfelen.
Die slag is raak!
Jecovitol levertraan wetenschappelijk
de beste levertraan voor U en Uw kind.
Verkrijgbaar bij apothekers en
drogisten a f 0.75 per fiacoa.
radEOil
DONDERDAG 20 DECEMBER
HUIZEN 1875 M. 8.00 KRO. 10.00 NCRV. 11.00
KRO. 2.00-11.30 NCRV. 8.00—9.15 en 10.00
Gramofoonpl 10.15 Morgendienst o.l.v. Ds. L.
Kraan. 10 45 en 11.00 Gramofoonpl. 11-30—
12.00 Godsd. halfuur. 12.15 Orkestconcert en
Gramofoonpl. 2.00 Cursus Fraaie Handwer
ken. 300—3.45 Gramofoonpl. 4 00 Bijbellezing
Ds. J. L. G. Gregory, mm.v. bariton en orgel.
5.00 Cursus Handenarbeid v. d. jeugd. 5.30
Orgelspel F Kloek. 6.30-7.00 Adj. j. Smael:
„Licht en Schaduw 7.1511.30 Feest. Her
denking 10-jarig bestaan NCRV in de Juliana-
kenk te Den Haag. Mjü.v. Mr. A. v. d. Deure,
Jan Zwart (orgel), het NCRV-KleLnorkest o.l.v,
P v .d. Hurk. H Ludofph—Geysen (sopraan),
Ds. D. A. v. d. Bosch, Ds. L. J. v. Leeuwen
en J. H. de Morrée.
HILVERSUM 301 M. AVRO-ukzending. S.OO
Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. 10.15
Gramofoonpl. 10.30 Pianorecital S. Vos. 11.00
mej. W. G. J. Hoffman: Tafeldekken voor
Kerstfeest en Oude Jaar. 11.30 Vioolrecital
Jan Feiderhof, aan de vleugel E. Veen. 12.00
Omroeporkest oJ.v. N. Treep. 2.00 Halfuur*
voor de vrouw 2.30 Gramofoonpl. 3.00—3.45
Naaicursus 4 00 Voor zieken en ouden van
dagen. 4.30 Uit ..Caland", R'dam: Het Or-
menda-Orkest o.!.v. Nina Dolce, m.m.v. H,
Stuurop (piano). 5.00 Voor groote kinderen,
5 30 AVRO-Aeohan-orkest. 6.30 Sporepraatje
H. Hollander. 7.00 Kerstliedjes voor de kinde
ren 7.15 Gramofoonpl. 7.30 Engelsche les Fred
Fry. 8.00 Vaz Dias. 8.05 Gramofoonpl. 8.15
Concertgebouworkest o.l.v. Dr. W. Mengel
berg m.m.v. H. Cals (sopraan). In de pauze:
Quatre-mains door O .Moskowsky— Elias en
F. Weiss. 10.30 Gramofoonpl. 11.00 Vaz Dias.
11.1012.00 Dansmuziek uit de Tabaris Dan
cing. Den Haag.
DROITWICH 1500 M. 10.35—1050 Morgen
wijding. 11.05 Orgelconcert E. O'Henry. 11.35
Gramofoonpl. 12.10 Rutland Square en New
Victoria-orkest o.l.v. N. Austin. 1.20 Gramo
foonpl. 2.20 Garrick-Theaterorkest o.l.v. Chap
man. 3.20 Vesper. 4.10 Gramofoonpl. 5.05 Or-
gelcoocert E Morgan. 5 35 BBC-dansorkest o.
I. v Hall. 6.20 Berichten. 6.50 Koorzang. 7.10
Duitsche causerie. 7.40 Gramofoonpl. 7.5Ó Cau
serie 8.20 Callenders Band o l.v. T Morgan.
9.05 Soft LtghU aud Sweet Music, gevar. pro
gramma. 9.50 Berichten. 10.20 Korte D'enst.
10.35 Bridgewa erWiotet. II 3") Voo'cracht.
11.35—12.20 Lou Freager en zijn band.
RADIO-PARIS 1648 M. 7.20-8.20 Gramofooo-
platen. 12.50 Pascalorkest. 2.50 Radio'oooeel
520 „Acdroraaque", spel van Racine. 9.05 Nat.
Orkest o.l.v. Inghelbrecht m m.v. Marg. Long
(piano). 10.50 Dansmuziek.
KALUNDBORG 1261 M. 11 20-1.20 Concert uit
rest. „Wivex". 2.05—4.05 L. Preils orkest.
730 Kerstconcert. 8.15 Pianorecital. 8.30 Frag
menten uit Strauss' „Fledermaus" o.l.v. Mah
ler. 9.35 Moderne muziek o.l.v. Mahler. 10.20
11.50 Dansmuziek.
KEULEN. 456 M. 5.20 Gramofoonpl. 655 Orkest
concert. 9,30 Orkest- en koorconcert. 11.20
Emdé-orkesf. 12.35 Gramofoonpl. 3.20 Om-
roeponkest oJ.v, Kühn. Hierna: Zang. 5.05
Zang. 7.35 Gramofoonpl. 9.50—11.20 Omroep
klein-orkest oJ.v. Wilcken en dansorkest o.l.v.
Börschel.
ROME. 421 M. 8,05 Symphonie-concert o. 1. v.
Zanella, m.m.v. C. Buonerba (piano). 9.50
Dansmuziek.
BRUSSEL 322 en 484 M. 322 M.: 12.20 Gramo
foonpl. 1.30250 Omroeporkest oJ.v. Gasoo.
5.20 Kamermuziek. 5.50 Gramofoonpl. 8.20 Vo
caal concert en Gramofoonpl. 9 20 Sympho
nie-concert. 10.3011.20 Gramofoonmuziek.
484 M.: 12.20 Salocorkest o.l.v. Walpot. 1.30
—2.20 Gramofoonpl. 5.20 Omroeporkest o.Iv.
Gason. 6.35 Gramofoonpl. S.20 Omroeporkest
o.l.v. Gason. 955 Salonorkest oJ.v. Walpot.
10.3011.20 Gramofoonmuziek
DEUTSCHLANDSENDER 1571 M. 7.35 Koor
concert door de Hitler-jeugd. 8.10 Bruckners
3de Symphonic o.l.v H. Abendrorh. 9.20 en
10.05 Berichten. 10.20—11.20 Concert uit
Koningsbergen.
EEN GRENSPAAL")
Vermoedelijk zal de schrijver van het boek,
hoven welks bespreking we dit opschrift
plaatsten dit allerminst toejuichen. Het is
immers juist de bedoeling van Prof. Geyl
door zijn Geschiedenis van den Nederland-
schen stam grenspalen te breken? En toch
zien we dit werk als een afscheiding; een
nieuwe geschiedbeschouwing, die voorbe
reid werd in veel stukwerk, is hier gekristal
liseerd.
We hebben vaderlandsche geschiedenis
geleerd; ja maar van welk vaderland? De
oudere geschiedschrijvers onder leiding van
Fruin schreven de geschiedenis van den
Nederlandschen s t a a t en projecteerden de
zen staat terug in 't verleden. Ze zongen den
lof van de hoogst onbelangrijke Dirk-Dirk-
Arnouten, die tollen bouwden bij Vlaardin-
gen en sneuvelden tegen tie Friezen, maal
ais ze den tijd van Prins Willem 1 moesten
behandelen, raakten ze een beetje in de war
(zelf Fruin, de grootmeester kan hierop wor
den betrapt!). Want nu ja, de Boergondische
staat was een samenvoeging van o.m. Neder
land cn België, of zooals men toen zegde:
Naar aanleiding van Prof. Dr. P. G^yl
Geschiedenis van den Nederlandschen stam
deel I en li. Uitgegeven door de Wereld
bibliotheek (Amsterdam).
Zuid-Nederland; maar waarom kwamen nu
net die twee uit dat heele groote rijk in op
stand? Waarom deden de Belgen en dan
vooral de bewoners van Noordwest-Bclgië
mee aan den Nederlandschen opstand?
En vroegen we ons als schoolkinderen mis
schien af: Waarom heette dat gebied eigen
lijk Zuid-Nederland? En later dachten we
wel eens: Waarom praat de groote kunst
historicus Friedlaender van Altnieder-
landische Malerei, als hij schrijft over
Gentenaren en Antwerpers? En: Hoe is het
mogelijk geweest, dat zoo 'n handjevol boe
ren en veengravers „de gouden eeuw"
maakte?
Wie zoo vroeg, stond niet alleen. Lang
zaam aan kwam een tegenstroom van ge-
schiedbestuurders. We noemen enkelen
Alberdingk Thym, Prof. Gerretson, Mr. P. W
de Koning, Prof. van Schelven uit het Noor
den, Jan Frans Willems, Dr. Elias, Dr. van
Roosbroeck, de bekende Prinsenkenner uit
het Zuiden. Zij namen aanknoopend niet aan
Fruin, maar aan Groen van Prinsterer niet
de staat, maar het volk tot voorwerp
van hun studie. De staat is het verander
lijke, het volk het blijvende; immers nog
altijd geldt (we zien het dagelijks in Europa)
De tijd verslindt de steden,
Geen tronen blijven staan,
De legerbenden sneven:
Een volk kan niet vergaan.
En voor hen waren al die vragen geen
vraag. Zuid-Nederland was het zuidelijk ge
bied, waar Nederlanders woonden; Gent,
Brugge, Antwerpen waren Nederland
sche steden. Van Eyck, Memlinc, Rubens
waren Nederlandsche kunstenaars. In
den opstand vochten N e d e r 1 an d e rs (aan
vankelijk met Walen, maar cle Prins heeft
al vastgesteld, dat die er niet bij hoorden),
tegen Spanjaarden en stond de Nederland
sche vrijheidsdrang, die zich al tijdens de
Arteveldes tegen Frankrijk had geuit, tegen
Spaansch absolutisme. En de enorme op
bloei van het gewest Holland in de 17e eeuw
was mogelijk, doordat de groote Vlaamscho
handelaars (veel meer dan bO pet. van de
bekende 17e-eeuwers waren Vlamingen en
Brabanders) hun ervaring meenamen op de
vlucht voor den tiran.
Er is niet uit het slib van Hollands wate
ren om Leiden een nieuw volk gerezen; de
ziel van hot Nederlandsche volk, die tot dan
in Brabant-Vlaanderen had gewoond, uitte
zich nu, natuurlijk veranderd door de wor
steling, in Holland, zoo zeggen zij.
In vele opstellen cn geschriften is deze
opvatting reeds verkondigd. Of er iemand
is, die een complete verzameling heeft,
sinds die van Prof. Speleers, den rector van
de Gentsche Universiteit, in 1919 door de
Franschdollen vernield is, is ons niet be
kend. Wel weten we, dat ze een groote ruim
te zou opeischen. Toch is ze nog geen ge
meen goed; maakte niet onlangs een groot
deel van de Nederlandsche pers van Prof.
van Schelvens aanmaning ens in dienst te
slellen van het Nederlandsche volk van
den Dollard tot Duin kerke een
oproep om te strijden voor het volk van
den Dollard tot de Schelde?
Daarom is het Prof. Geyls verdienste deze
opvatting in een groot opgezette Geschiede
nis van den Nederlandschen stam (waarom
niet: volk?), waarvan onlangs het tweede
deel is verschenen, te hebben neergelegd. Nu
kan niemand meer aan de jonge geschied
schrijving voorbijgaan.
Ongetwijfeld zijn er bezwaren tegen dit
boek in te brengen. Het is een eersteling en
er zal werkelijk nog wel meer dan één ge
schiedenis van het Nederlandsche volk wor
den geschreven, voor „de" geschiedenis er
is, maar als geheel zijn we dankbaar voor
dit op diepgaande bronnenstudie rustend
werk.
Wie het boek doorwerkt heeft en dan b.v.
les moet geven uit een oud schoolboekje,
weet maar één oplossing: „Jongens leg je
boeken weg, vaderlandsche geschiedenis lee-
ren we uit dictaat." Hij neemt Geyls boek
en volgt diens methode. En ook de leerlingen
begrijpen al dra niet meer, waarom die Flo-
rissen zoo belangrijk waren. Ulver-gevoe-
lens komen bij hen op, als ze door het Mid-
deleeuwsche Nederlandsche Brugge en Gent
wereldsteden in de wereld van die dagen
belangrijker dan Londen heden, worden mee
genomen. Nu eindelijk begrijpen ze de wor
ding van jlen Boergondischen staat als een
natuurlijke ontwikkeling.
Voor onze Mmdeleeuwsche geschiedenis
zijn we met Prof. Geyls boek klaar; voor den
lijd van den Opstand is dit niet heelemaal
het geval. Iu dc Geschiedenis komen we
een factor tegen, dien we ook al aanwezen
in „Wilhelmus van Nassouwe" het ver
leden jaar onder Prof. Geyls leiding uitge
geven werk van het Dietsch Studenten Ver
bond. We wezen toen op de juister waar
deering van den geloofsfactor door Prof.
van Schelven dan door Prof. Geyl. De laatste
voelt zich. zooals hij het eens uitdrukte, los
van de Protestantsche traditie zonder Katho
liek te zijn. Juist dit zich los voelen zonder
iets anders te zijn, maakt, dat hij de betee
kenis van dc religie voor ons volk niet aan
voelt. Er zijn geen bepaalde feiten aan te
wijzen hiervoor; het is de geest, waarin hij
de figuur van Prins Willem I behandelt,
waarin hij de twisten tijdens het Bestand
bespreekt.
We hebben geleerd grooten eerbied te
hebben voor Frederik Hendrik, den steden-
bedwinger; Maurits beteekende toch niet
zooveel. Prof. Geyl doet deze illusie grondig
verdwijnen: Maurits had veel geniaals van
zijn vader geëerfd, maar van Frederik Hen
driks grootheid blijft niet veel over. Zeker,
hij was een goede loopgravenvechter, maar
geen enkele tnaal heeft hij van zijn verove
ring het voordeel getrokken, dat er van te
trekken viel. Daarbij, zoo toont Prof. Geyl
ons aan, is Frederik Hendrik schuldig aan
het invoeren van den zeer onnederlandschen
geest aan hel hof. Het hof der Oranjes werd
Fransch en de volksverbondenheid van den
eersten Willem was hem totaal vreemd. On
getwijfeld heeft Frederik Hendrik hierdoor
onberekenbare schade toegebracht aan dc
banden tusschen Oranje eu het volk.
Wat Willem III aangaat, ook die wordt
niet gespaard. We willen nog geen oordeel
uitspreken, omdat de behandeling van zijn
figuur midden in afbreekt, maar we geloo-
ven tot nog toe niet, dat Prof. Geyl hem
volkomen recht laat wedervaren. Dat Geyls
sympathie naar de „vrijheid" der regenten
en niet naar het regeersysteem van een
(kunnen we zeggen?) voorstander van het
landsheerlijk, bewind (d.w.z. medezeggen
schap van de Staten, maar geen heerschap
pij van deze colleges), die Willem III als zijn
overgrootvader was, uitgaat, blijft niet ver
borgen.
O.i. is dit echter geen nadeel van hot aller
prettigst, ook voor den leek leesbare boek
Dergelijke punten zetten de lezers aan het
denken en komen slechts voort uit het feit,
dat Prof. Geyl even als wij overtuigd is, dat
„neutrale" geschiedschrijving onmogelijk is.
De geschiedschrijver is geen seismograaf, die
het gebeurde registreert zonder meer, maar
een levend monsch met een taak. Dit wil
niet zeggen, dat hij naar één doel mag wer
ken met verwaarloozing van alles, wat hier
aan niet dienstbaar te maken is, maar hij
heeft lot plicht, zooals Prof. Geyl het ons
meermalen in particuliere gesprekken zegde:
uit het verleden de les voor het heden te
nekken. En daarom zijn we verheugd over
de twee verschenen deelen, maar zien we
vol spanning uit naar de volgende, naar de
hedendaagsche geschiedenis van en de les
die ze bevat, voor ons volk.
Dra. M. G. SCHENK