leder pak HONIG's VERMICELLI GRATIS Het Rijk en de Gemeenten BINNENLAND. WOENSDAG 19 DECEMBER 1934 DERDE BLAD PAG. 9 TWEEDE KAMER Het wetsontwerp tot regeling der financieele verhouding wordt behandeld Eveneens het ontwerp inzake d Werkloosheidssubsidiefondsen In de avondvergadering is de begrooting van Onderwijs verder behandeld Overzicht Drie wetsontwerpen heeft de Kamer in behandeling genomen, welke wor de ge meentebesturen van bijzondere beteekenis zijn. Het zijn: 1. Een wijziging van de wet van 15 Juli 1929. (De wet op de financieele verhouding tusschcn Rijk en gemeenten). 2. Voorzieningen omtrent de gemeentelij ke kosten van wurkloosheidszorg. 3. Tijdelijke voorziening tot versterking van de middelen tot dekking van de uit gaven des Rijks (wijziging wet 8 Dec. 1933). Ter toelichting enkele korte opmerkingen. De wet op de financieele verhouding van 1SD7 werd in 1929 door minister De Gefer gewijzigd. Nauwelijks werkte de nieuwe wet of de crisis deed zich gevoelen. Het Ge meentefonds. waarin de heffingen (Gemeen tefondsbelasting en 50 opcenten op de Ver mogensbelasting) vloeiden, die dienen moes ten om de uitkeeringen aan de gemeenten te doen, werd niet voldoende gevuld en moest ui' de gewone rijksmiddelen worden gesuppleerd met steeds grooter wordende bedragen. Gevolg was zwaarder heffingen crj een korting op de uitkeeringen aan de gemeenten, om toch maar uit te kunnen komen. In de formule voor het berekenen der uit keeringen aan dc gemeenten waren ook de werkloosheidsuitgaven opgenomen. Aange zien de uitkeeringen voor vijf jaar werden vastgesteld, gaf dat tot allerlei onevenredig heden aanleiding, omdat de groote werk loosheidsuitgaven na die vaststelling noo dig werden. Later zou liet omgekeerde zich kunnen voordoen. De factor werkloosheids uitgaven zou dan op een te hoog niveau op de uitkeeringen van invloed zijn. De Regeering wil nu in de formule, waar naar de uitkeeringen aan de gemeenten worden berekend, den factor werkloosheids uitgaven schrappen en in plaats van een Vijf-jaarlijksche een jaarlijksche verdeeling van de middelen van het Fonds instellen. De risico's verminderen dan. Politie, lager onderwijs en armenzorg blijven over als fac toren voor de berekening der uitkeering. Voor de werkloosheidsuitgaven zal een an dere voorziening getroffen worden. Verder wordt een wijziging gebracht in het tarief van de Gemeentefondsbelasting, mede in verband met de niet-verlenging van de crisis-opcenten op die belasting en de Vermogensbelasting. Het tweede wetsontwerp raakt de verdee ling der werkloosheidslasten tusschen Rijk en gemeenten. Ingesteld wordt een werk- loosheidssubsidiefonds, waarin ook het Rijk zal bijdragen en wel voor 40 millioen gul den, terwijl 44 millioen aan inkomsten uit anderen hoofde zal worden verkregen, n.l. door: 25 opcenten op dc Gemeentefondsbelas ting .volgens de le klasse; 10 opcenten op de Vermogensbelasting; 75 opcenten op de Ptrsnnc-ele belasting en 40 percent van de hoofdsom der Grond belasting. De Gemeentebesturen zullen met ingang van het belastingjaar 1935-'36 worden be perkt om voor zich niet meer dan 75 opren ten op de Fondsbelasting en 40 op de Pers. Belasting te kunnen heffen. Vroeger waren die cijfers 100 en 50. Ten slotte het derde wetsontwerp. Het verhdogt voor drie jaar de opcenten op de Vermogensbelasting on dc Inkomstenbelas ting ten bate van do gewone rijksinkomsten, nadat de Fondsbelasting met de crisis-op centen zal zijn verminderd. Het geldt hier dus slechts verplaatsing van druk. Er kwam in de Kamer maar één toon naar voren: de gemeenten worden te zeer beknot in Iiaa.- inkomsten. Dat kunnen ze niet hebben; laat bet Rijk maar betalen. Het Werklooslieidssubsidiefonds ontving wel aller instemming. Maar deze platoni sche betuiging werd gevolgd door de mede- deeling: vverkloosheidszorg is in de eerste plaats rijkszaak en nu gaat de Regeering cie gemeenten daarvoor zwaarder lasten op leggen. Dat gaat ook niet. We zijn echter bereid half om half tc doen en liefst zagen we voor het fonds meer vaste inkomsten middag door met weinig variatie. Wat er van te zeggen? Betaald moet er toch en kan het Rijk het v?£Vee' ^eter doen dan de gemeenten? Waarom dan zoo en niet zoo? Minister Oud zal dat heden wel komen vertellen. De materie is zeer ingewikkeld en we zijn er dan ook nog niet zoo zeker van oter van al die bedenkingen zoo heel veel over blijven. In de Avondvergadering werd voortge gaan met Onderwijs. Verslag Aan de orde waren de wetsontwerpen! wijziging der wet van 15 Juli 1929. kr>\,0»°Szlenlngenterzake van gemeentelijke kosien iin werkloosheidszorg. aenX de Wet van 8 Dec- 1933- hou- dende tüddüke voorziening tot versterking van R^jks t0t dekklnK van de uitgaven des De heer v. d. TEMPEL (ad.) was de eerste spreker er over. HU zag In het eerste wets ontwerp een aantasting van de financieele posi tie der gemeenten. Haar inkomsten zullen aan merkelijk worden verminderd door de verlaging van de uitkeeringen uit het Gemeentefonds. L>e financieele noodzaak voor dezen maatregel werd niet aanwezig geacht. De geheven crisis- opcenten, die naar den gewonen die nat over- ?aa?' Imogen niet worden ontnomen aan he't fonds. De Regeering annexeert ze, omdat ze het geld zoo goed gebruiken kan om het werk- loosheldssubsidiefcnds te financieren. Met de Instelling van dit fonds gaan de soc. dem. wel is waar accoord, maar tegen- dc w(jze waarop het word't Ingerloht. hebben ze bezwaar Daardoor schuift het Rijk lasten van zich af en de gemeenten krUgen voor 1935 zwaarder werkloosheidsuitgaven te dragen. De gemeen ten met de meeste werkloozen worden op deïe wUzo het ergst getroffen. Gevolg zal zijn. dat de gemeenten veel moei lijker haar financieele zelfstandigheid zullen herstellen. De bestaande moeilUkheden worden voor de Regeering opgelost, maar verplaatst naar de gemeenten. Aanbevolen werd: behoud van de crisis-op centen. een andere verdeeling der gelden van het Gemeentefonds, verruiming van het belas tinggebied der gemeenten en bijdrage van 60 pet door het Rijk in de werkloosheidsuit gaven der gemeenten. De heer PLESKEN'S (r.k.) zag ook in de wetsontwerpen verschuiving van lasten naar de gemeenten, die deze vermoedelijk niet alle zullen kunnen dragen. De middelmatige Inko mens zullen In doorsnee 30 pet worden ver hoogd en dat ondanks de verklaring der Regee ring. dat de belastingdxuk niet kan worden verhoogd. De werkloosheidszorg is voor alles rijkstaak. Er z(jn echter mogelUkheden om het verschil met de Regeering te overbruggen. Het is niet zeker of de gemeenten otlch op de nieuwe financieele grondslagen zullen kun nen handhaven. Hulp van het RUk kan dan niet achterwege blijven. Teleurgesteld had. dat de Regeering niet be reid was de ei islsopcenten op de Fondsbelas ting te herstellen. Het Fonds zal nu te zwak worden, terwijl de gemeenten tot belastingver- hooging over de heele lUn zullen moeten over gaan. En dan komt er nog het getal noodlU- dende gemeenten, det om hulp komt aan kloppen. De gemeenten kunnen de groote verminde ring der uitkeeringen niet dragen. Daarom werd verzocht de crlslsopcenten geheel of ten deele te bestendigen De heer KOOIMAN (v.d.) vreesde van de wets ontwerpen Ineenstorting van het gemeentewe zen: enkele honderden gemeenten zullen nood lijdend worden. Allerlei gemeenten met veel werkloosheid zullen Bterk in Inkomsten terug gaan. Deze wijziging deugt niet, tenzü de ge meenten op andere wUze worden geholpen. Een amendement is daartoe in overweging De wet telijke regeling van werkloosheidszorg ver dient toejuiching, maar noodig Is een wüziglng van de het zwaarst door werkloosheid setrof- fen gemeenten. De heer DREES (s.d.) betoogde, dat de aan hangige wetsontwerpen van beslissende betee kenis zijn voer de toekomst der gemeenten. De gemeenten zUn zwaar getroffen door eco nomische oorzaken, die onevenredig zwaar drukken. Daarom behoort het Rijk primair voor de werkloosheidslasten op te treden, maar men laat er de gemeenten voor opkomen en het RUk bepaalt zeer precies de regelingen voor den steun aan dc gemeenten. De maatregel van de Regeering met het sub sidiefonds is In beginsel gced. maar practlsch werkt ze verkeerd, omdat ook de ongedekte gemeente-uitgaven hier ingeschoven worden. Van de gemeenten worden inkomsten afge nomen, maar zekerheid omtrent wat het Rijlc jaarlijks zal doen, blijft ontbreken. Elk jaar wordt dat apart vastgesteld. Het Rlik moet minstens de helft van de werkloosheidsuitga ven dragen: de andere helft is dan voor de in haar belastlngcapacltelt getroffen gezamen lijke gemeenten. Dat de werkloosheidsfactor uit de wet op de financieele verhouding wordt weggenomen ware niet zoo erg. als piaar bepaald was. dat dit slechts zal gelden zoolang als liet werkloos- heidssubsldlefonds functioneert Met de nieuwe formule komen we op een gevaarleken weg. Een bezwaar ls ook, dat het fonds eonzodlg gevoed wordt, wat een gevaar is voor de sta biliteit. at 4 Gevraagd werd of gemeenten, die het maxi mum aantal opcenten moeten heffen, gedwon gen blijven om zich lager dei classlficeeren De heer RUTGERS v. ROZENBURG (c.h.) was van oordeel, dat de Financieele Verhou- dingwet voor deze ci isistiiden volkomen on bruikbaar is geworden. Maar de fout in de houding der Regeering is. dat zij de financieele positie der gemeenten uitermate verzwaart. De gemeenten zullen gedurende tien jaar elk jaar 10 millioen in inkomsten achteruitgaan. V or den veie gemeenten noodlUdend. dan is het waarlijk niet haar schuld. Met het werkloosheidssubsldlefonds wordt de zaak nog erger. Het Rijk annexeert daarvoor inkomsten, die thans aan de gemeenten ten goede komen en laat de gezamenlijke gemeen ten bovendien 25 millioen aan uitgestooten uit gaven betalen. Het fonds geldt voorloopig voor twee jaar. maar dan beperke zich de wpziglng der financieele verhouding ook tot twee jaar. De lieer GOSELING (r.k.) zou niet spreken van ,,u'tgebeende" en „uitgeknepen" gemeen ten. geltik de vorige spreker deed. maar wilde enkele vragen stellen. Gevraagd werd of er bu Ingrijpende maatregelen als de<ze geen aanlei ding is tot contact met de gemeenten en tus schen de gemeenten onderling. De vraag, wie de zorg voor de werkloozcn- zorg heeft besprekende, zelde ce heer Goseling dat de geheele burgerij daarvoor aansprakelijk Is; bij de uitvoering kunnen de gemeenten be- 11 De'Cinstelling11 van het werkloosheidesubsidie- fonds Is best. maar als dat twee jaar zal gel den, moet daarmee correspondeercn de inhoud van dc financieele verhouding-wet. Gepleit werd verder voor een vast percentage als rijksbijdrage in het siihsldlefonds. Dat is van belang bii stijgende werkloosheid. He heer WENDELAAR (11b.) ontwikkelde obeneens allerlei bezwaren. RUksbelastingen zul len dalen, maar gemeentebelastingen zullen stU gen. Dat Is zeer bezwaar]pk. Het werklooslieidssubsidiefonds is goed. maar onjuist is. dat een zoo groot deel van de werk loosheidsuitgaven ter laste van de gemeenten blUft. terwjjl voorts onvoldoende gerekend wordt met het verschil in draagkracht der ver schillende gemeenten. Ook kan met weinig eigen uitgaven eer. groote uitkeering van het RUk worden verkregen. De MINISTER: Dat is niets bijzonders, het Is het systeem van het stPlsei. De heer WENDELAAR betoogt, dat, als men dit feit ontdekt, de werkloosheid sterk zal 1 nemen Wie anders nog eens Iemand aan werk hield, zal dat gaan nalaten, omdat de ge meente toch zoo wat alles vergoed krijgt van het RUk. De heer IJZERMAN (s.d.) besprak de omzet ting van de crlslsopcenten op de Gemeente fondsbelasting in 50 opcenten op'de Inkomsten belasting. Gemeend werd. dat dit zal beteeke- nen hooger belasting voor de lagere inkomens en lager belasting voor hooge Inkomens. De grens zou Jlggen bU f 70.000. AVONDVERGADERING In de avondvergadering werd de behandeling van de ONDERWIJSBEGROOTING voortgezet. BU de afdeellng „Hooger OnderwUs" klaagde de heer LINGBEEK (h.g.s.), dat confesslonee- len bU theologische hoogleeraarsbenoemingen worden gepasseerd; steeds worden „ethisohen" benoemd. Mevr. DE VRIES-BRUINS (s.d.) achtte een georganiseerde bezuiniging op het hooger on- derwUs mogelijk. Groote voorzichtigheid is daarbü noodig. De heer v. d. HEIDE (s.d.) betoogde, dat op de door don heer Lingbeek gecritlseerde be noemingen met recht geen aanmerking valt 'to maken Hoogleeraren moeten ook wetenschap- pelUk bekwaam zfln. Verder bepleitte hU dc be langen van afgestudeerden, zonder emplooi, waaronder velen met M.O. bevoegdheid. De heer KETELAAR (v.d.) wenschte met mevr. de Vries-Bruins, vervulling van de Gro- nlngsche vacature ;n de Kindergeneeskunde. De heer WENDELAAR (lib.) besprak "t denk beeld, dat f-én hoogleeraar aan meer dan een universiteit college geeft. De heer TILANUS (c.h.) informeerde naar •s ministers bezuinigingsplannen bü het H. On derwUs en bepleitte de positie van het Hooger Handelsonderwijs wettel Uk te regelen. Ge vraagd werd of de Handelehoogeschool niet naar Helft kan. MINISTER MAHCHANT antwoordde den heer Lingbeek. dat het hem volslagen onverschillig is of een confessioneel of ethlsoh hoogleeraar wordt benoemd. De heer Lingbeek zei, dat ethlschen het knapst waren: voortaan zal de minister bij den heer Lingbeek zUn licht op steken. (Gelach). Het gaat hem eohter meer om wetenschappelijke bekwaamheid dan om richting. Vermoedelijk zal de heer Lingbeek nooit een katholiek advlseeren. al is deze de bekwaamste. De heer Lingbeek beklaagde zich. dat hti als student b{J prof. Lohman „bü den duivel te bieoht" kwam. De minister feliciteer de hem. dat er r.og zooveel van hem terecht gekomen was. (V r o o 1 U k h e 1 d). De voorziening in de vacature in de Kinder geneeskunde te Groningen is in overweging. Maar de wetenschappelUke menschen achten niet allen dit vak zoo belangrUk, dat er een gewoon hoogleeraar voor moet komen. Vervroegde pensjonneerlng van leeraren om werklooze bevoegden aan het werk te krUgen, kan overwogen worden. We beginnen nu met dc onderwUzers. Het verbieden aan hoogleeraren om bUwerk te doen. is niet zoo eenvoudig. Bü verbod krUgt dc minister de menschen nle't. Ambulante hoogleeraren verliezen het con tact met hun studenten. De huisvesting van de Handelshoogeschool wil de minister nog wel eens beküken. Iifcj art. 6 betoogde de heer MOLLER (r.k.), dat de reorganisatie van het beheer van het Prentenkabinet de zaak duurder maakt. Men late de zaak zooals ze is. De heer WENDELAAR (11b.) sloot er xleh bU aan. De heer TILANUS (c.h.) deelde de bezwaren van dr Moller; zeker moet aan den beheerder- professor geen 1 600 toeslag worden gegeven. De MINISTER zeide, dat de tegenwoordige beheerder eigenlijk niets beheerd heeft. Dc ver zameling is na zijn 27-jarigen arbeid uog on bruikbaar. De heer MOLLER merkte op. dat hier geen bezuiniging onstaat en het de mag ls. wat de oorzaak is. dat het werk niet af Is. Dat kan' men ook van het RUksmuseum zeggen. De mi nister late den man op zün post en onderzoeke de zaak nog eens. In gelijken geest spraken de heeren WEN DELAAR en TILANUS. De MINISTER antwoordde, dat als de zaak niet goedkooper wordt, zü niet wordt door gezet. BU „Voorbereidend H. en MO," wees de heer LINGBEEK (h.g.s.) op het gevaar als door sub sidleerlng van het Elndhovensohe Lorentz-ly- eewm het gemeentelük lyceum, dat een vlucht heuvel is voor Protestanten, zou moeten ver dwijnen. Mevr. BAKKER-NORT (v.d.) bepleitte be- stendlglng van het subsidie voor het Lorentz- lyceum. nu de strydende partüen elkaar nog niet gevonden hebber. Men zoeke naar een taak verdeeling, waarbij de belde inrichtingen kun nen voortbestaan. Mevr HE VRIES-BRUINS (s.d.) meende, dat deze subsidiekwestie thans definitief moet worden beslist Ook in Eindhoven moet dc strijd uit zijn. Er moet overlegd en overeen stemming worden verkregen, wil het subsidie kunnen worden gehandhaafd. Beide inrichtin gen mogen blijven, maar dan leder met een eigen taak. De minister lokke nog geen be slissing uit over he't subsidie. Do heer WENDELAAR (lib.) besprak de ge varen van het drilsysteem bii het onderwijs, dat de menschen te geleerd en te weinig prac tlsch mankt. Te Eindhoven ls plaats voor tjvee inrichtingen. De minister heeft het goed be keken: Lorentz-gymnasium en gemeente HBS. He heer TER LAAN (s.d.) deed het genoegen dat de minister zlin aandacht schenkt aan de aansluiting van lager en middelbaar onderwijs. De heer MOLLER (r.k.) ontwikkelde bezwa ren tegen de uniforme examens voor gymna sia. Op de gymnasia en middelbare scholen hebben we veel te veel verplichte vakken. Van daar drillen. Noodle ztin kernvakken en bij vakken. He leerlingen moeten opgeleid worden tot zelfstandig werken. Zijn er voor de belde lycea te Eindhoven vol doende leerlingen, dan moeten ze blijven. Ver zocht werd het subsidie voor het Lorenbz- lyceym 'te beperken tot den loopenden cursus. Inmiddels kan dan \oo,- September naar een redelUke oplossing worden gestreefd. Wordt die bereikt, dan kan een aanvullend subsidie worden aangevraagd. De heer VERVOORN (plattel.) betoogde, dat bevat ter kennismaking een HONIG's BOUILLONBLOKJE De weg langs de Vliet, tusschen Oude Tolbrug en Leidschendam, wordt thans aanzienlijk verbreed en verbeterd (het eerste stuk van Hoornbrug naar Tolbrug is reeds klaar). De mooie boomenrijen, welke echter stuk voor stuk aan de iepziekte ten offer vielen, moeten verdwijnen. Aan de Vlietzijde komt naast het wandelpad een nieuwe rij. Links :V liet weg bij de ingang van Leidschendam. De rijweg is reeds bestraat. Rechts: Westvlietweg, met gezicht op het Spoorwegviaducl bij Voorburg. Ter linkerzijde park Vronesteyn buitengemeenten teveel moeten mee betalen aan „streekscholen". De heer TILANUS (c.h.) slcot zich aan bü de klachten over overlading bü het onderwüs aan de middelbare scholen. Gewenscht werd schrappen van het lyceum subsidie. omdat do minister zün doel nle't be reikt heeft. De heer v. POLL (r.k.) stelde de vraag of het nog verantwoord is om onder de bestaan de omstandigheden aan bet Lorentz-lyceum een niet verplicht subsidie te geven. De heer KETELAAR (v. d.) meende, dat het subsidie voor het Lorentz-lyceum minstens tot het eind van de cursus moet doorloopen (idee- Moller). De heer v. DIJKEN (a. r.) vroeg de aandacht van den minister voor het groote aantal les uren. dat sommige leeraren hebben, waarte genover tal van Jonge bevoegde leeraren staan, die maar niet aan den slag kunnen komen. Ook worden al.eriei nevenbetrekkingen te hoog gesalarieerd. Tegenover het Lorentz-lyceum staat de Ka mer volkomen vrp. Waarom moet dit lyceum gesubsidieerd met uitzondering van vele ande re. waaronder vUf oudere? Door niemand ls de uitzonderingspositie van het Lorentz-lyceum aangetoond. Waar schuilt in cle begrooting de f 45.000 voor het lyceum voor 1935? MINISTER MARCHANT zeide. dat het cumu leeren van lesuren niet te vermijden is, zulks In het belang der schatkist. Over de sala- rleering der leeraren ls overleg gaande. Da hiidragenregeling aan „streekscholen" is in bewerking, de gemaakte opmerkingen nul len worden overwogen. De overlading bü he't M. O. I» ook den mi nister een ergernis. Het onderwU» lüdt onder de overlading. HU wil trachten er iets tegen te doen. al is de zaak niet gemakkelUk. Immers men kan de overbodigheid der vakken niet aantoonen. Uniformiteit bü de eindexamens is niet ge heel te vermijden, maar elke school kan haar eigen leerlingen beoordeelen. De M. O.-uitg&ven leggen elgeniyk een te swaren druk op de gemeenten. Wat het Lorentz-lyceum betreft. de heer Tilanus is de geesteltike vader van dit drama. De zaak dateert al uit 1921, toen de heer Tilanus bang was. dat het lyceum het niet honden kon. Minister Terpstra ls toen met overleg begonnen. De minister heeft geen voorkeur. HU heeft tevergeefs getracht de partüen tot elkaar te brengen. Toen ls. over eenkomstig uitspraak der Kamer, een subsidie van f 15.000 uitbetaald. Maar men kan er nu toch niet ineens mee ophouden' In leder geval behoort men tot aan het eind van de cursus te gaan. De eerste f 15.000 staan op deze be grooting. zii loopen tot 1 Januari, wat er in 1935 zal gebouren moet op de begrootlng-1936 komen. De gemeentoraad van Eindhoven stuurt tel kens overeenstemming in de war. Nu ls er weer wat besloten, maar het ls voor de tegen- partü onaannemelijk. Mevr. de VriesBruins zegt te beschikken over een el van Columbus. De minister is bereid nogmaals overeenstem ming te zoeken; 'aat ze maar zeggen wat ze bedoelt. Beter is nu desnoods aan de zaak een eind te maken, dan straks midden ln een cur sus het leven af te snpden. Tot 1 Sept. zal opnieuw worden betaald bü voorschot: de Ka- mfr kan dan later besdissen wat er gebeuren «hoet, ook als partijen het niet eens worden. Doorgaan tot 1 Sept. Is redelük. Replieken. Mevr. DE VRIES—BRUINS (s.d.) wil tot Sept. doorgaan, mits de minister als voorwaar de stelt, dat er een oplossing komt. De minis ter kan ln Mei een beslissing van de Kamer vragen over wat na 1 Sept. gebeuren moet. De heer v. DIJKEN (a. r.) diende een amen dement in om het voorschotten-artikel met f 1 tc- verminderen, om uit te spreken, dat he't Lorentz-lyceum er niet op moet rekenen, dat het in 1936 nog iets aan subsidie kiiigt. De heeren TILANUS (c. h.) en v. POLL (r.k.) verklaarden, dat verscheidene leden inder tijd niet verder geboden hebben dan tot f 15.000 voor de 4 maanden Sept. '341 Jan. 1935. Dc heer KETELAAR (v. d.) vond. dat het geen zin had te zeggen, dat de subsidie maar voor 4 maanden zou gelden. Men moet aanne men. dat voor liet heele schooljaar subsidie bedoel! was. Verzocht werd het amendement in te trekken. De MINISTER zegt, dat beter is een motie, dat aan het lyceum geen subsidie meer moet worden verleend. Dnt is duideiyker, als men het lyceum dood wil hebben. De motie van Mevr. BakkerNort gold niet voor vier maanden Bubaidie. maar voor een cursusjaar, in het ver trouwen dat cvereenntonimiiig zou worden ver kregen. Ha minister is bereid het overleg voert te zetten, maar liever zonder voorwaarden. He heer v. DIJKEN (ar.) trok hot amende ment in en diende een Motie In om de Kamer te doen uitspreken, dat na 1 Jan. 1935 aan liet Lorentz-lyceum geen sub sidie moet worden uitgekeerd. oor 'tusschen de gemeente Eindhoven en het lyceumbestuur •ereehstemmlng verkregen ls. De MINISTER meende, dat de motie een toe stand van onzekerheid schept. Het lyceum kan niet bestaan als het in de lucht komt te hangen. De heer v. DT.TKEN merkt op. dat bü com promis het subsidie kan worden doorgehaald. Maar daar wordt dan bU de begrooting voor 1936 over beslist. De stemming over de motie werd bepaald op Donderdag bij den aanvang der vergadering'. Te half een kon met de afdeellng „Nijver heidsonderwijs" begonnen worden. Een tiental sprekers maakte enkele opmerkingen. Minister Marchant zegde „överwegtng" toe. Te 2.10 uur werd de vergadering verdaagd tot hedenmiddag 1 uur. Schijnbekeering 01 verandering van overtuiging. Onze lezers herinneren zich waarschijnlijk, dat wp onlangs een tweetal artikelen schre ven over de felle, ongegeneerde criLiek, welke de heer Albania uitgoot over de bro chure van Dr. J. C. Cringaard over het on derwerp: „De schijnbekeering der S.D.A.P.". Dit artikel van den leider der S.D.A.P. was, helaas, een aaneenrijging van grofheden, doch zonder eenige bewijskracht. De schrijver der brochure, die thans in de Motorgida op het artikel van de heer Albarda terug komt, citeert met instemming wat wij schreven; maar komt ook tot de conclusie, dat er van polemiek op die wijze geen sprake kan zijn. Maar hij moet consta- teeren; Terwijl dus de „Vooruit"-redactie géén tijd had om op ons betoog verder in te gaan, vond de leider der Partij die tijd wel, welke hij echter niet benutte om onze beschouwingen met kracht van argumen ten te weerleggen, noch veel minder om aan te toonen, dat ons wantrouwen in de S.D.A.P. volkomen ongerechtvaardigd is. Mei geen letter en geen woord deelt Ir. Albarda in zijn toch zeer uitvoerig artikel mede, wat het Nederlandsche volk in waarheid van zijn partij te wachten staat, indien een buitenlandsche vijand al of niet nationaal-socialistisch de neutrali teit van ons land mocht schenden en evenmin geeft hij eenige geruststellende verklaring ten aanzien van de houding der S.D.A.P. in de allernaaste toekomst ten aanzien van onze weermacht. In stede daarvan gaat Ir. Albarda, dien wij wèl „tot de staatkundige lichten van de eerste grootte" rekenen, zich ver te buiten aan een reeks van persoonlijke grofheden, die niets bewijzen en ons niet, doch wel hem- zelven hebben gewond. Dit is volkomen juist. Intusschcn geeft Dr. Eringaard Ir. Albarda een aardig lesje. Deze laatste herinnerde er zonder noodzaak aan, dat Dr. Eringaard vroeger tot de vrijz. democraten behoorde; hij vermeldde echter niet, dat deze uit de partij (rad, toen de V.D. eenzijdige ontwapening gingen propa- geeren. Maar de schrijver voegt er ad rem aan toe; Dat Ir. Albania's overbodige verwijzing naar ons „politiek verleden" in de eerste plaats geschiedde om de V.D. ministers in bescherming te nomen, kunnen wij maar niet zoo voetstoots aannemen. Het lijkt er meer op, dat hij daarmede aan de vast heid onzer overtuiging en daardoor aan de waarde onzer woorden twijfel heeft willen wekken. De heer Ir. Albarda zal echter zonder veel moeite in zijn eigen gelederen, onder zijn „officieren en kader leden" velen kunnen ontdekken, die niet altijd een cn hetzelfde politiek geloof heli- hen beleden, zooals bijv. één, die in 1898 als lid der Delftschc Studentenweerbaar- heidsvereeniging deel uitmaakte van de Eerewacht voor H. M. do Koningin tijdens haar inhuldiging te Amsterdam en die thans een zéér vooraanstaande positie in de de S.D.A.P. inneemt. Toch is het nim mer bij ons opgekomen, de ernst der overtuiging van dat zéér vooraanstaande lid der S.D.A.P. ook maar eenigszins te betwijfelen. Die slag is raak! Jecovitol levertraan wetenschappelijk de beste levertraan voor U en Uw kind. Verkrijgbaar bij apothekers en drogisten a f 0.75 per fiacoa. radEOil DONDERDAG 20 DECEMBER HUIZEN 1875 M. 8.00 KRO. 10.00 NCRV. 11.00 KRO. 2.00-11.30 NCRV. 8.00—9.15 en 10.00 Gramofoonpl 10.15 Morgendienst o.l.v. Ds. L. Kraan. 10 45 en 11.00 Gramofoonpl. 11-30— 12.00 Godsd. halfuur. 12.15 Orkestconcert en Gramofoonpl. 2.00 Cursus Fraaie Handwer ken. 300—3.45 Gramofoonpl. 4 00 Bijbellezing Ds. J. L. G. Gregory, mm.v. bariton en orgel. 5.00 Cursus Handenarbeid v. d. jeugd. 5.30 Orgelspel F Kloek. 6.30-7.00 Adj. j. Smael: „Licht en Schaduw 7.1511.30 Feest. Her denking 10-jarig bestaan NCRV in de Juliana- kenk te Den Haag. Mjü.v. Mr. A. v. d. Deure, Jan Zwart (orgel), het NCRV-KleLnorkest o.l.v, P v .d. Hurk. H Ludofph—Geysen (sopraan), Ds. D. A. v. d. Bosch, Ds. L. J. v. Leeuwen en J. H. de Morrée. HILVERSUM 301 M. AVRO-ukzending. S.OO Gramofoonplaten. 10.00 Morgenwijding. 10.15 Gramofoonpl. 10.30 Pianorecital S. Vos. 11.00 mej. W. G. J. Hoffman: Tafeldekken voor Kerstfeest en Oude Jaar. 11.30 Vioolrecital Jan Feiderhof, aan de vleugel E. Veen. 12.00 Omroeporkest oJ.v. N. Treep. 2.00 Halfuur* voor de vrouw 2.30 Gramofoonpl. 3.00—3.45 Naaicursus 4 00 Voor zieken en ouden van dagen. 4.30 Uit ..Caland", R'dam: Het Or- menda-Orkest o.!.v. Nina Dolce, m.m.v. H, Stuurop (piano). 5.00 Voor groote kinderen, 5 30 AVRO-Aeohan-orkest. 6.30 Sporepraatje H. Hollander. 7.00 Kerstliedjes voor de kinde ren 7.15 Gramofoonpl. 7.30 Engelsche les Fred Fry. 8.00 Vaz Dias. 8.05 Gramofoonpl. 8.15 Concertgebouworkest o.l.v. Dr. W. Mengel berg m.m.v. H. Cals (sopraan). In de pauze: Quatre-mains door O .Moskowsky— Elias en F. Weiss. 10.30 Gramofoonpl. 11.00 Vaz Dias. 11.1012.00 Dansmuziek uit de Tabaris Dan cing. Den Haag. DROITWICH 1500 M. 10.35—1050 Morgen wijding. 11.05 Orgelconcert E. O'Henry. 11.35 Gramofoonpl. 12.10 Rutland Square en New Victoria-orkest o.l.v. N. Austin. 1.20 Gramo foonpl. 2.20 Garrick-Theaterorkest o.l.v. Chap man. 3.20 Vesper. 4.10 Gramofoonpl. 5.05 Or- gelcoocert E Morgan. 5 35 BBC-dansorkest o. I. v Hall. 6.20 Berichten. 6.50 Koorzang. 7.10 Duitsche causerie. 7.40 Gramofoonpl. 7.5Ó Cau serie 8.20 Callenders Band o l.v. T Morgan. 9.05 Soft LtghU aud Sweet Music, gevar. pro gramma. 9.50 Berichten. 10.20 Korte D'enst. 10.35 Bridgewa erWiotet. II 3") Voo'cracht. 11.35—12.20 Lou Freager en zijn band. RADIO-PARIS 1648 M. 7.20-8.20 Gramofooo- platen. 12.50 Pascalorkest. 2.50 Radio'oooeel 520 „Acdroraaque", spel van Racine. 9.05 Nat. Orkest o.l.v. Inghelbrecht m m.v. Marg. Long (piano). 10.50 Dansmuziek. KALUNDBORG 1261 M. 11 20-1.20 Concert uit rest. „Wivex". 2.05—4.05 L. Preils orkest. 730 Kerstconcert. 8.15 Pianorecital. 8.30 Frag menten uit Strauss' „Fledermaus" o.l.v. Mah ler. 9.35 Moderne muziek o.l.v. Mahler. 10.20 11.50 Dansmuziek. KEULEN. 456 M. 5.20 Gramofoonpl. 655 Orkest concert. 9,30 Orkest- en koorconcert. 11.20 Emdé-orkesf. 12.35 Gramofoonpl. 3.20 Om- roeponkest oJ.v, Kühn. Hierna: Zang. 5.05 Zang. 7.35 Gramofoonpl. 9.50—11.20 Omroep klein-orkest oJ.v. Wilcken en dansorkest o.l.v. Börschel. ROME. 421 M. 8,05 Symphonie-concert o. 1. v. Zanella, m.m.v. C. Buonerba (piano). 9.50 Dansmuziek. BRUSSEL 322 en 484 M. 322 M.: 12.20 Gramo foonpl. 1.30250 Omroeporkest oJ.v. Gasoo. 5.20 Kamermuziek. 5.50 Gramofoonpl. 8.20 Vo caal concert en Gramofoonpl. 9 20 Sympho nie-concert. 10.3011.20 Gramofoonmuziek. 484 M.: 12.20 Salocorkest o.l.v. Walpot. 1.30 —2.20 Gramofoonpl. 5.20 Omroeporkest o.Iv. Gason. 6.35 Gramofoonpl. S.20 Omroeporkest o.l.v. Gason. 955 Salonorkest oJ.v. Walpot. 10.3011.20 Gramofoonmuziek DEUTSCHLANDSENDER 1571 M. 7.35 Koor concert door de Hitler-jeugd. 8.10 Bruckners 3de Symphonic o.l.v H. Abendrorh. 9.20 en 10.05 Berichten. 10.20—11.20 Concert uit Koningsbergen. EEN GRENSPAAL") Vermoedelijk zal de schrijver van het boek, hoven welks bespreking we dit opschrift plaatsten dit allerminst toejuichen. Het is immers juist de bedoeling van Prof. Geyl door zijn Geschiedenis van den Nederland- schen stam grenspalen te breken? En toch zien we dit werk als een afscheiding; een nieuwe geschiedbeschouwing, die voorbe reid werd in veel stukwerk, is hier gekristal liseerd. We hebben vaderlandsche geschiedenis geleerd; ja maar van welk vaderland? De oudere geschiedschrijvers onder leiding van Fruin schreven de geschiedenis van den Nederlandschen s t a a t en projecteerden de zen staat terug in 't verleden. Ze zongen den lof van de hoogst onbelangrijke Dirk-Dirk- Arnouten, die tollen bouwden bij Vlaardin- gen en sneuvelden tegen tie Friezen, maal ais ze den tijd van Prins Willem 1 moesten behandelen, raakten ze een beetje in de war (zelf Fruin, de grootmeester kan hierop wor den betrapt!). Want nu ja, de Boergondische staat was een samenvoeging van o.m. Neder land cn België, of zooals men toen zegde: Naar aanleiding van Prof. Dr. P. G^yl Geschiedenis van den Nederlandschen stam deel I en li. Uitgegeven door de Wereld bibliotheek (Amsterdam). Zuid-Nederland; maar waarom kwamen nu net die twee uit dat heele groote rijk in op stand? Waarom deden de Belgen en dan vooral de bewoners van Noordwest-Bclgië mee aan den Nederlandschen opstand? En vroegen we ons als schoolkinderen mis schien af: Waarom heette dat gebied eigen lijk Zuid-Nederland? En later dachten we wel eens: Waarom praat de groote kunst historicus Friedlaender van Altnieder- landische Malerei, als hij schrijft over Gentenaren en Antwerpers? En: Hoe is het mogelijk geweest, dat zoo 'n handjevol boe ren en veengravers „de gouden eeuw" maakte? Wie zoo vroeg, stond niet alleen. Lang zaam aan kwam een tegenstroom van ge- schiedbestuurders. We noemen enkelen Alberdingk Thym, Prof. Gerretson, Mr. P. W de Koning, Prof. van Schelven uit het Noor den, Jan Frans Willems, Dr. Elias, Dr. van Roosbroeck, de bekende Prinsenkenner uit het Zuiden. Zij namen aanknoopend niet aan Fruin, maar aan Groen van Prinsterer niet de staat, maar het volk tot voorwerp van hun studie. De staat is het verander lijke, het volk het blijvende; immers nog altijd geldt (we zien het dagelijks in Europa) De tijd verslindt de steden, Geen tronen blijven staan, De legerbenden sneven: Een volk kan niet vergaan. En voor hen waren al die vragen geen vraag. Zuid-Nederland was het zuidelijk ge bied, waar Nederlanders woonden; Gent, Brugge, Antwerpen waren Nederland sche steden. Van Eyck, Memlinc, Rubens waren Nederlandsche kunstenaars. In den opstand vochten N e d e r 1 an d e rs (aan vankelijk met Walen, maar cle Prins heeft al vastgesteld, dat die er niet bij hoorden), tegen Spanjaarden en stond de Nederland sche vrijheidsdrang, die zich al tijdens de Arteveldes tegen Frankrijk had geuit, tegen Spaansch absolutisme. En de enorme op bloei van het gewest Holland in de 17e eeuw was mogelijk, doordat de groote Vlaamscho handelaars (veel meer dan bO pet. van de bekende 17e-eeuwers waren Vlamingen en Brabanders) hun ervaring meenamen op de vlucht voor den tiran. Er is niet uit het slib van Hollands wate ren om Leiden een nieuw volk gerezen; de ziel van hot Nederlandsche volk, die tot dan in Brabant-Vlaanderen had gewoond, uitte zich nu, natuurlijk veranderd door de wor steling, in Holland, zoo zeggen zij. In vele opstellen cn geschriften is deze opvatting reeds verkondigd. Of er iemand is, die een complete verzameling heeft, sinds die van Prof. Speleers, den rector van de Gentsche Universiteit, in 1919 door de Franschdollen vernield is, is ons niet be kend. Wel weten we, dat ze een groote ruim te zou opeischen. Toch is ze nog geen ge meen goed; maakte niet onlangs een groot deel van de Nederlandsche pers van Prof. van Schelvens aanmaning ens in dienst te slellen van het Nederlandsche volk van den Dollard tot Duin kerke een oproep om te strijden voor het volk van den Dollard tot de Schelde? Daarom is het Prof. Geyls verdienste deze opvatting in een groot opgezette Geschiede nis van den Nederlandschen stam (waarom niet: volk?), waarvan onlangs het tweede deel is verschenen, te hebben neergelegd. Nu kan niemand meer aan de jonge geschied schrijving voorbijgaan. Ongetwijfeld zijn er bezwaren tegen dit boek in te brengen. Het is een eersteling en er zal werkelijk nog wel meer dan één ge schiedenis van het Nederlandsche volk wor den geschreven, voor „de" geschiedenis er is, maar als geheel zijn we dankbaar voor dit op diepgaande bronnenstudie rustend werk. Wie het boek doorwerkt heeft en dan b.v. les moet geven uit een oud schoolboekje, weet maar één oplossing: „Jongens leg je boeken weg, vaderlandsche geschiedenis lee- ren we uit dictaat." Hij neemt Geyls boek en volgt diens methode. En ook de leerlingen begrijpen al dra niet meer, waarom die Flo- rissen zoo belangrijk waren. Ulver-gevoe- lens komen bij hen op, als ze door het Mid- deleeuwsche Nederlandsche Brugge en Gent wereldsteden in de wereld van die dagen belangrijker dan Londen heden, worden mee genomen. Nu eindelijk begrijpen ze de wor ding van jlen Boergondischen staat als een natuurlijke ontwikkeling. Voor onze Mmdeleeuwsche geschiedenis zijn we met Prof. Geyls boek klaar; voor den lijd van den Opstand is dit niet heelemaal het geval. Iu dc Geschiedenis komen we een factor tegen, dien we ook al aanwezen in „Wilhelmus van Nassouwe" het ver leden jaar onder Prof. Geyls leiding uitge geven werk van het Dietsch Studenten Ver bond. We wezen toen op de juister waar deering van den geloofsfactor door Prof. van Schelven dan door Prof. Geyl. De laatste voelt zich. zooals hij het eens uitdrukte, los van de Protestantsche traditie zonder Katho liek te zijn. Juist dit zich los voelen zonder iets anders te zijn, maakt, dat hij de betee kenis van dc religie voor ons volk niet aan voelt. Er zijn geen bepaalde feiten aan te wijzen hiervoor; het is de geest, waarin hij de figuur van Prins Willem I behandelt, waarin hij de twisten tijdens het Bestand bespreekt. We hebben geleerd grooten eerbied te hebben voor Frederik Hendrik, den steden- bedwinger; Maurits beteekende toch niet zooveel. Prof. Geyl doet deze illusie grondig verdwijnen: Maurits had veel geniaals van zijn vader geëerfd, maar van Frederik Hen driks grootheid blijft niet veel over. Zeker, hij was een goede loopgravenvechter, maar geen enkele tnaal heeft hij van zijn verove ring het voordeel getrokken, dat er van te trekken viel. Daarbij, zoo toont Prof. Geyl ons aan, is Frederik Hendrik schuldig aan het invoeren van den zeer onnederlandschen geest aan hel hof. Het hof der Oranjes werd Fransch en de volksverbondenheid van den eersten Willem was hem totaal vreemd. On getwijfeld heeft Frederik Hendrik hierdoor onberekenbare schade toegebracht aan dc banden tusschen Oranje eu het volk. Wat Willem III aangaat, ook die wordt niet gespaard. We willen nog geen oordeel uitspreken, omdat de behandeling van zijn figuur midden in afbreekt, maar we geloo- ven tot nog toe niet, dat Prof. Geyl hem volkomen recht laat wedervaren. Dat Geyls sympathie naar de „vrijheid" der regenten en niet naar het regeersysteem van een (kunnen we zeggen?) voorstander van het landsheerlijk, bewind (d.w.z. medezeggen schap van de Staten, maar geen heerschap pij van deze colleges), die Willem III als zijn overgrootvader was, uitgaat, blijft niet ver borgen. O.i. is dit echter geen nadeel van hot aller prettigst, ook voor den leek leesbare boek Dergelijke punten zetten de lezers aan het denken en komen slechts voort uit het feit, dat Prof. Geyl even als wij overtuigd is, dat „neutrale" geschiedschrijving onmogelijk is. De geschiedschrijver is geen seismograaf, die het gebeurde registreert zonder meer, maar een levend monsch met een taak. Dit wil niet zeggen, dat hij naar één doel mag wer ken met verwaarloozing van alles, wat hier aan niet dienstbaar te maken is, maar hij heeft lot plicht, zooals Prof. Geyl het ons meermalen in particuliere gesprekken zegde: uit het verleden de les voor het heden te nekken. En daarom zijn we verheugd over de twee verschenen deelen, maar zien we vol spanning uit naar de volgende, naar de hedendaagsche geschiedenis van en de les die ze bevat, voor ons volk. Dra. M. G. SCHENK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 9