De verrassing van ouderling Leedsman door S. WILLIAMS Müller en zijn vrouw spreken weer over het zelfde. „Je moet er niet over tobben, Kathe", zegt hij. ,,'t Is toch niet onze schuld. We wilden graag kerkelijk trouwen, maar het kon niet". Zij zwijgt een poosje. Hermann heeft gelijk. Hij werkt al jaren hier. In Saksen leerden ze elkan der kennen. Trouwen in de Heimat stuitte op zoo veel bezwaren. Ze moesten heel zuinig zijn, en be sloten, als de papieren in orde waren, stilletjes in Holland te trouwen. Hermann heeft geen ouders meer. Zij alleen nog een zwakke moeder. Die wilde ze mee hebben naar Limburg. Dan was er tenminste één die deelen kon in de groote blijd schap. Hermann wilde graag ook voor moeder werken. •«Moeder kon niet besluiten naar Holland te gaan. Dicht bij andere getrouwde kinderen, en dicht bij het graf van vader, wil ze sterven. Juffrouw Müller zucht Ze schrijven geregeld, en kunnen ook nu en dan wat geld zenden, maar de afstand tusschen Limburg en Saksen is zoo groot Kon ze met moeder maar eens rustig praten Met Hermann is zo heel gelukkig, en toch Dat de kerkelijke wijding ontbrak op den trouw dag, blijft ze voelen als een groot gemis. Ook voor Hermann is dit een tekort, maar hij piekert er minder over. „We zijn niet echt getrouwd!" Zoo zei ze 't En, het is waar. Wel op bet gemeentehuis, wel voor de wereld, maar dat andere Müller gaat nu en dan naar de kerk van do minee Long. Een groot deel van de preek is voor hern onverstaanbaar, maar hij wordt toch gesticht. De laatste keer maakte dominee bekend, dat er kerkelijke huwelijksinzegening was aangevraagd. Toevallig had de bruid een duitsche naam. Erna Groszmüller heette ze. Müller vertelde het zijn yrouw, en opnieuw was het groot verlangen geuit. Vandaag is het Kathe niet uit de gedachten. Een buurvrouw vertelde dat dominee Long heel vrien delijk was, en misschien in de huiskamer het hu welijk wel wilde wijden. Zou de Hollandsche do minee kunnen begrijpen wat het voor hen betee- kent? Zou hij het nu nog willen doen? Vijf maanden na den trouwdag? Hadden ze maar eerder ge- yraagd! „Hermann", zegt Kathe, „zou jij naar de pastorie durven gaan?" Hij- ontwijkt 'n rechtstrceksch antwoord: „Als de 'dominee spreekuur heeft, zit ik in de mijn. Ga jij, Kathe. Dan hoor je zelf hoe een Hollandsche do minee er over denkt." „Ik doe 't", zegt ze zacht. Het is heel moeilijk, maar, o, als het kon... Wat 'zou moeder ook blij zijn. Dominee Long is als predikant in de mijnstreek gewend aan wonderlijke vragen. Tijdens het spreekuur komen er geregeld menschen die niets weten van de kerkelijke gewoonten in Holland. Meer dan eens voldeed hij aan speciaal Duitsche verlangens. Indien door afwijking van Hollandsche gewoonten mot buitenlanders geestelijk contact wordt verkregen, toont hij groote soepelheid. Tegenover hem zit nu juffrouw Müller. Een tenger figuurtje. In haar handen verfrommelt ze zenuwachtig een zakdoekje. Als zij, heel verlegen, het verzoek doet, knikt dominee begrijpend. Toch geeft hij niet direct het begeerde antwoord. Hij moet weten of het jonge paar werkelijk Gods zegen begeert. Daarom stelt hij ernstige vragen. Juffrouw Müller, aangemoe digd door 't rustig, vriendelijk spreken van den Hollandschen pastor, vertelt uitvoerig van haar vurig begeeren. Op kinderlijke wijze vertolkt ze haar gevoelens, en daaruit spreekt meer dan ge hechtheid aan een bepaalden vorm. Dominee belooft den kerkeraad te zullen raad- Stervende jonge Gorilla. 378 Foto van Theo Exler. plegen, en als deze toestemming geeft, zal hij met een ouderling komen. Opgewekt en hoopvol komt juffrouw Müller thuis. Kerkeraadsvergaderlng. Allerlei zaken zijn be sproken, voor de praeses het verzoek van de Mül- lers ter tafel brengt. Ouderling Leedsrna heeft weer fel gecritiseerd. Hij is een stoere Fries, met een degelijk karakter, een der wachters op Sions muren, die hartstochte lijk ijveren voor handhaving van goede oudvader- lijke gewoonten. Broeder Leedsrna uit ernstige bezwaren. Vijf maanden getrouwd... Welke kerke lijke ambtsdrager zal dit wonderlijk verlangen op deugdelijke gronden kunnen verdedigen! Die Mül ler woont al lang hier. Hoe dikwijls kwam hij ter kerk? Is het niet vreemd, dat de menschen nu pas voor den dag komen? Dat de man in de laatste maanden een keertje meer luisterde naar een preek, is natuurlijk alleen om dominee over te halen. Werd besloten de lui ter wille te zijn, tien tegen één, dat men ze nooit weerzag. Waarom kerkt de vrouw nooit? De pastorie kan ze vinden, de kerk niet. De kerkeraad moet weigeren. Ver flauwing der grenzen, wegdoezeling van lijnen, heeft nooit een gemeente opgebouwd. Sommige broeders knikken. Anderen zien be sluiteloos voor zich. Dominee wijdt uit over de motieven die de Müllcrs drijven. De jonge vrouw is serieus, en Hollanders moeten probeeren de Sak sische mentaliteit te begrijpen. Het geldt hier een bijzonder gevai. Weigeren zou onkerkelijkheid tol gevolg kunnen hebben. Waar zoo ernstig wordt gevraagd, is een tegemoetkomende houding de meest christelijke. Broeder Leedsrna is niet overtuigd. Dominee's te groote gevoeligheid leidt tot excessen. Er wordt gestemd. De meerderheid steunt het .Voorstel van den praeses. Leedsrna schudt zijn hoofd ,cn zucht. „Wie van de ouderlingen kan Donderdagmiddag drie uur met mij mee?" Dominee vraagt het een beetje triomfantelijk. De broeders beraadslagen. Tenslotte blijkt, dat alleen ouderling Leedsrna niet door dienst is ver hinderd. Dominee gelooft, dat de plechtigheid moet wor den uitgesteld: Leedsrna zal zeker weigeren door zijn tegenwoordigheid een daad te sanctionceren, die hij in strijd acht met kerkelijke wetten. Reeds wil hij voorstellen een week later te gaan, al3 Leedsrna, een beetje heftig, zegt: „Als ouderling gevoel ik me geroepen, besluiten op deze wettige vergadering genomen, mee uit te voeren. Donder dagmiddag, drie uur, ben Ik aan de pastorie." Dominee schaamt zich over zijn verkeerd oor deel. De ouderling heeft een hoekig karakter, maar bij wien is meer trouw, en bij wien deze conse quentie? In Müllers huis is het feest. Als dominee en de ouderling plaats hebben genomen aan een tafel waarop een groot bloemstuk staat, gaat Müller, gekleed als een geboren heer, naar boven. Eenige minuten later kraakt weer de trap, de kamerdeur wordt door een gedienstige geopend, en hand in hand komt het bruidspaar binnen. Zij getooid met langen witten sluier in wit crêpe georgette, past bij den gedistingeerden echtgenoot* Diep ernstig luisteren ze als dominee het for mulier langzaam leest In Duitsche bewoordingen wordt alles toegelicht. „Geeft elkander de rechterhand". Kaarsrecht staan ze in de houding van men schen die voor hun geheele leven een verbond sluiten. Plechtig klinkt hun antwoord. Als ze opgestaan zijn uit de knielende houding, waarin zij den zegen ontvingen, worden de ringen .verwisseld. Ouderling Leedsrna worstelt met zijn gevoelens. Hij wil nuchter blijven. Nooit mag een mensch zich laten verleiden door opschik en mooidoenerij. Maar, is er bij deze menschen niet iets meer? Was er ooit in een kerkgebouw meer ernst bij een in zegening? Wat een overgave, en eerbied! De oogen zijn omflocrsd door blijde ontroering. Is dit maar alleen een mooie buitenkant? Leedsrna ver zamelt al zijn bezwaren. Zijn scherp ontledend ver stand vindt er vele. E11 toch... Ook hij feliciteert met een warmen handdruk, en met woorden die nooit uit den mond van een onbewogen mcnsch komen. Als dominee en ouderling weer buiten komen, zien ze voor de deur een luxe auto. Müller, die uitliet, en op straat nog eens woor den van dank stamelt, geeft de verklaring. „Nu zijn we echt getrouwd; nu gaar. we naar de foto graaf." Twee weken later zit juffrouw Müller weer in de pastorie. Uit haar taschje komen twee foto's. Ze overhandigt ze met het verzoek: „Wilt U den ouderling er één geven?" Blozend vertelt ze, dat Hermann en zij zoo graag iets wilden doen. En aarzelend komt de vraag of dominee het goed vindt. Dominee Long is verrast. Zijn oogen tintelen. Een stralend bruidspaar! Alweer iets unieks uit de mijnstreek! Wat zal Leedsrna zeggen? Zal hij deze foto wegstoppen in een diepe kast? Of De ouderling had na de plechtigheid, op weg naar huis, bijna niets gezegd, 't Was alsof hem iets" hinderde. Spijt over deelname aan onwettige handeling? OfLeedsrna zal vandaag nog de foto hebben. Als juffrouw Müller naar huis gaat, weet ze dat het cadeautje dankbaar is aanvaard. De Hollandsche dominee zal hen in een lijstje zetten, en boven de schrijftafel hangen. Ze komt voorbij een houten kerk. Voortaan gaat ze met Hermann mee. Eiken zondag. Samen zul len ze de schwere liolliindischo Sprache lemen. Ouderling Leedsrna aanvaardt de foto stilzwij gend. Dominee plaagt: „Daar moet een lijstje om, en zoek een mooi plaatsje. Ze zijn het waard". „Als ze voldoen aan één voorwaarde", zegt Leedsrna. „Komen ze trouw in de kerk, dan komen ze ook aan de muur." Reeds maanden hangt op een in 't oog vallend plaatsje de foto in Leedsma's' huiskamer. „Ik ben niet voor die aparte dingen," zegt de ouderling, „maar deze menschen verdienen een eere-plaatsje." Voortaan was op kcrkeraads-vcrgadcringen bij het bespreken van dubieuse kwesties minde* snijdende critiek. KORT VERHAAL „Zooals Vader"... G. MULDER „De morgenstond heeft goud in den mond, en... vroeg opstaan is óók lekker." Daar gaan de dekens en Pieter Sonnlnga wipte rich zelf uit bod. Wat ga jij doen?, vraagt z'n vrouw, die zich even omhoog tilt... gaat liggen, zich dan om draait en één ding zeker weet, namelijk: dat het nog vroeg... tè vroeg is. Blijf jij maar liggen; ik ga er uit! Pieter weet wat hij dooL Waarom?vraagt zijn vrouw nog, maar dat doet ze in haar slaap wel eens meer. Nergens om! Zondagsmorgens kon hij anders zoo fijn uitsla pen en deed dat ook. Maar de Zondagmorgen er vóór... was hij tot een besluit gekomen niet weer de prachtige Zondagmorgen te verslapen. Want hij had gedacht aan zijn vader. Tjonge! als die nu nog eens leefde. Dan zou hij er heen kunnen gaam en nog eens praten met hem. Maar vader was dooddrie jaren geleden gestorven. Vroeger gaf Pieter Sonninga niet zooveel om zijn vader... maar nu moest hij veel aan hem denken. Die man had gelééfd. Zélf geleefd. En Pieter had soms een gevoel dat hij niét leefde, tenminste niet zoo als zijn vader... dat hij wérd geleefd.... Eten, drinken, slapen en werken. Zes dagen harde arbeid en Zondags rustenja, en dat deed zijn vader ook. Maar het was net of die het Anders deed. Zijn vader deed alles zoozoo bewusteigenlijk kon hij er geen naam aan geven. Het wAs iemand, die vader van hem, en 7xx»als vader deed kon geen ander het doen. Het had iets eigens Zondagsmorgens bijvoorbeeld En toen zag hij zioh als kleine jongen uit het bed komen. Dan was vader al op en kleedde moeder zich. Altijd brandde het fornuis dan al en stond do thee te trekken enen volvól rook was de keui.cn. Zóóveel rook uit één pijp tabak. Dat kreeg hij ook oen kop thee en blies vader een teug rook hem naar de oogen, terwijl nij plagende vroeg: Zóó, ben je nu al wakker? „£o® 'de ouden zongenS' Terwijl hij daar aan dacht, genoot Pieter er van. Wat rustig, wat warm, wat... Ja, hij moest als vader! Maar dat kon hij toch niet tegen zijn vrouw zeggen! Die zou daarom lachen en het wat fijn vinden als ze haar eerste kopje thee op bed kreeg. Neen, hij kon dat niet zeggen. Vlug trekt Pieter Sonninga de kousen aan en Van U.M. Holland, Amsterdam: Kostgangers Gods, door C. Rijnsdorp (een eerste bundel novellen na de roman Koningskinderen). Opstanding, door Wilma (een belangwekkende roman, verwant aan Möttlingen). Geuzen, door Jan H. Eekhout. (Een bundel Pro- testansch-Vlaamsche vertellingen). Van J. H. Kok te Kampen: Kort Oponthoud, door P. J. Risseeuw (filmisch beeld van het leven in een herstellingsoord). Batig slot, door G. Mulder (een boeiende boe- ren-roman). Hoe tem ik de schrijftafel Over dit netelig onderwerp schreef F. M. Hueb- ner oen geestig stukje in Het Vaderland, dat wij hier laten volgen: „Er is onder de stukken van ons meubilair, die ons dagelijks met de verraderlijkheid van het ob ject bejegenen, niet een, dat moeilijker te temmen is dan de schrijftafel. Ik bedoel hiermee niet enkel die van den heer des huizes of de werktafel, maar evengoed die van de vrouw of van vreemden. Alle soorten schrijftafels behooren tot dezelfde klasse van weerbarstige en koppige schepselen. Ik heb schrijftafels gezien, die zich van de heer schappij over de kamer en diens bezitter volkomen hadden meester gemaakt Een dergelijke schrijf tafel was die van den Fraanechen schrijver Rémy de Gourmont Wanneer men het slecht verlichte, monnikencelachtig vertrek betrad, dat hij in Parijs bewoonde, merkte men allereerst de schrijftafel op, eerst veel later de schrijver zelf. De schrijf tafel had alles naar zich toe getrokken, wat maar ergens in de kamer aan papieren, boeken, bron zen beeldjes, documenten, penhouders en presse- papiers in beslag te nemen viel. En zij had zich dezen chaos van gebruiksartikelen op zoo'n alge- heele hcerschzuchtigo manier toegeëigend, dat er geen denken aan was, haar dit weer te ontnemen. Do Gourmont zocht in mijn bijzijn naar een brief, die zich vast onder den berg van andere opgesta pelde brieven bevond, het stond echter even vast, dat de schrijftafel dien eenvoudig niet terug geven zou. De brief was en bleef zoek. Er was misschien, slechts één beweging noodig geweest om meester van de schrijftafel te worden; en wel met een snellen en plotselingen zwaai alles op den grond te vegen en daar onder den verspreiden stapel verder te zoeken. Men kon zien dat de wanhopige de Gourmont zeer gaarne bereid was tot dit ge biedend gebaar maar hij kwam er niet toe, hij was bang, de schrijftafel was machtiger dan hij. Alles op den grond gooien, dat is één manier fcm de schrijftafel te benaderen en onder den duim te krijgen. Een andere manier is: niet plot seling ingrijpen, maar een geduldige en stclma- tige behandeling. Dit schoone geduld kan men eens in de week of dagelijks oefenen. Het is geen kleinigheid zich eens in de week van alles te ontdoen, wat zich op de schrijftafel heeft opgehoopt, en aan dit alles de plaats en om zoo te zeggen het geheele be staansrecht te ontnemen. Dit groote besluit ver- eischt reuzencnergie. De geduldige behandeling bestaat namelijk juist daarin, den warboel stuk voor stuk te schiften, dus stuk voor stuk het be- Btaan van al deze onbeantwoorde brieven, begon nen boeken, half begonnen werk overbodig te maken. Schijnmanoeuvres zijn niet geoorloofd; zij wreken zich ontzettend. Hij, die doet alsof hij op ruimt, dat wil zeggen slechts de onbeantwoorde brieven van den linker naar den rechterkant van de schrijftafel verhuist, de halfbegonnen brieven in de bladen van de schrijfmap verstopt, het be gonnen opengeslagen bock slechts dichtklapt, maar niet op zijn plaats in het boekenrek terug zet, die komt, al is het niet deze week, dan toch de vol gende week weer onder de plak. De andere behandeling met groot geduld be staat hierin, de schrijftafel dagelijks te temmen, het dus niet eerst zoover laten komen dat de ge vreesde puinhoopen de overhand krijgen. Ik ken de schrijftafel van den hoofdredacteur van het meest gelezen Duitsche dagblad. Wat heeft die man het schrijftafelmonster benijdenswaard goed in bedwang! Op het reusachtige meubel bevindt zich in het geheel niets als een inktkoker en een glazen bak voor den penhouder. Wat voortdurend de kamer binnen komt, om op de schrijftafel neer te strijken en in deze kamer heerscht een on ophoudelijk aansnorren van zulke dingen als druk proeven, brieven, couranten, boeken dat wordt om zoo te zeggen op het oogenblik dat de schrijf tafel daarnaar grijpt, afgeweerd. Dit vordert begrij pelijkcrwijzc een ongemeene veerkracht, een ver bazend goed vermogen om een snel zakelijk en de finitief besluit te kunnen nemen. Maar deze re dacteur smaakt dan ook de voldoening, dat hij niet, als hij 's avonds opstaat om naar huis te gaan, in zeker opzicht op de vlucht gejaagd wordt, en dat het meubel, als hij 's morgens bin nentreedt, hem niet als een onoverwinnelijk mon ster tegengrijnst. Van mijn schrijftafel, dus van mijn kunst om te temmen, kan ik niet hetzelfde zeggen. Ik wil niet in details beschrijven, hoe het er op mijn schrijftafel uitziet. Toch wil ik bekennen, dat ik me juist heden heb aangespoord, om mijzelf weer tot meester van mijn schrijftafel te maken. De eerste aanval mislukte. Daarom heb ik te midden van den helschen warboel om mezelf aan te moe digen en tijd te winnen dit opstel vol buitenge woon nuttige raadgevingen geschreven. slaat dan de dekens warm om z'n vrouw, die misschien wel droomt dat zij er ook uit gaat en thee voor haar man zet Eren kijkt Pieter naar de twee kinderenge lukkig, die slapen rustig. Dan, zacht, héél zacht, de deur van de slaapkamer open en dicht en... even denken eerst de ketel, dan theewater? O ja, thuis hadden ze geen gas, dus de kachel eerst Hij springt in z'n onderbroek naar beneden om houtjes en aanmaakturfkomt er mee boven en vind de asc-hla vol. De aschla gaat vicc-versa naar de aschbak beneden... maar dan weet hij niet meer of zijn vader de kaohel met papier of petroleum aanmaakte, 't Zal wel met papier ge weest zijn, want ze waren zuinig, denkt Pieter dus doen met papier. En hij zoekt oude kranten. Even later brandt de kachel en Pieter zet thee water op. En nu de pijpdenkt Pieter, want zijn vader rookte, voor hij de bovenbroek aantrok. Een pijp... waar is zijn pijp? Pieter rookte do laatste jaren alleen cigarctten en soms een sigaar tje. Maar hij moet nog een pijp hebbenergens zal die wel zijn. Pieter zookt en vindt. Tabak heeft hij genoog... want zijn oom, dio dikwijls komt, rookt alleen Friesche heerebaai. Pieter stopt de pijp en zuigt het vroolijko vlam metje in de tabak. Daar gaan de blauwe rookwol ken waarmee zijn vader dc keuken vulde. Lokker, gezellig, rustig... hij voelt zich een Ander mensch. Nu moest zijn vrouw komen... de kinderen wakker worden! O néé; eerst théé! En daar kookte het water... Hij wil do pijp neerleggen, maar dat deed zijn vader nooit... dus róóken. En dan probeert hij thee te schenkenmaar hij ziet dat het nog geen thee is zooals zijn vader zc vroeger aan moeder bracht: sterk en zoet. Nog oven trekken, 'n klein schepje er bijen terwijl rookon; want als zijn vrouw straks de thee drinkt, moet ze niets dan rook in de kamer zien. Nu zal het zetsel wel goed zijn... en Pieter schenkt thee in de kopjes. Dan laat hij voor zichtig één druppeltje melk er in vallen thee met een dondcnvolkje, zei vader altijd en loopt, met twee handen kop en schotel vasthouden J, naar de slaapkamer. Daar roept hij: Vrouw... théé!, en zet het kopje neer. Dan loopt hij terug, als zijn vader liep, en gaat aan dc tafel zitten: blaast, dampt en slorpt van dat bruine... Ja, daar mept zijn vrouw. Pieter, wat doe je! Wat een mok! Zot hot raam open, jö! Maar lvij antwoordt haar niet met één woord z'n pijp is leeg. Vader 6topte direct een tweede, logde die op tafel en .ging zich buiten onder de pomp wasschen. Hij hoort 't kraken van de pomp stok... en klopt de pijp leeg boven de aschla om een tweede te kunnen stoppen. Dan grijpt hij de tabakszak, neomt die tusschen zijn knieën, en Man!gociemorgen! Wat doé je?! Rookte de kaohel of jij? Wat., wat zie je er uit; je bent als kalk; ben je niet goed? Ik... ikga me wasschen gaga nog even naar bod... ja, ik ben... nAAr! Pieter legt de gestopte tweede pijp tabak voor zich op tafel en gaatals een jongen, die wat kwaads uitgevoerd heeft, naar bed Néé, hij kan toch niet zooals zijn vader zijn. Hij is „Pieter" cn zijn vader was „Sonninga". 375

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 13