VAN SCHEPEN,
VISSCHERS EN NETTEN
■I
Een van de oudste beroepen der menschheid
„Visschersman van buiten
Wat heb je in je net
Op het grensvlak van twee werelden, van
de oneindige lucht en het immer bewegen
de water, zich bij nacht en onijj toevertrou
wend aan een in den regel slechts licht
gebouwd vaartuig, zoo verricht de visscher-
man, door de eeuwen heen, zijn eigenaardig
handwerk. Reeds in de schemerige over
gang von préhistorie en geschiedenis zien
wij hem aan den arbeid, weliswaar met
hulpmiddelen \an veel primitiever aard,
«den uitgeholden boomstam, de speer en de
uit hout öf been gesneden vischhock, maar
toch, hij vischt. Hij is, tezamen met den
jager, de groote voedselzoeker der oudheid.
En in alle tijden, onder alle hemelstrekeu
heeft zijn gevaarvol, aan ontberingen zoo
rijk beroep zijn stempel gezet op zijn geest,
op zijn karakter. Zelf is hij er zich wellicht
niet van bewust, want de visscher is van
een oerkracht ige, ongecompliceerde natuur
welk een eigenaardige wezentrekken zijn
beroep draagt. Men moet een dichter
wijsgeer zijn, als Th or eau, om dit in
diepe, prachtige woorden te kunnen samen
vatten. Thoreau was ook een man, midden
in de natuur, die vaak op de vijvers van
Walden in Massachusetts heele nachte'
vissehende doorbracht, temidden van de
groote eenzaamheid.
„Geankerd in veertig voet water, zoo zegt
hij, een honderd of honderd\ ijftig meter uil
de kust, somtijds omringd door duizenden
kleine baarsjes en witvischjc-, die het op
pervlak met hun staart doen rimpelen in
het- maanlicht, en door een lange lijn in
contact met de mysterieuse nachtvisschcn
die hun woning hebben veertig voet diep,
of somtijds zestig voet lijn door den vi
trekkende, als ik voortdreef in de zachte
bries, voelde ik nu en dan een lichte
trilling daarlangs loopen, die aanduidde
dat het een of ander levends aan het uil
einde aasde, onzeker van bedoeling en lang
zaam van besluit Eindelijk trok je, lang
De steiger te Tiberias.
zaam, hand over hand, soms een spartelend
djer in" de bovenlucht. Het was heel eigen
aardig, vooral in de donkere nachten, als
somtijds de gedachten waren afgezworven
naar cosmogenische onderwerpen, om zulk
een zwak rukje te voelen, dat de droomen
kwam onderbreken, en je opnieuw verbond
met de Natuur. Het leek, of je een volgend
maal evengoed je lijn zou kunnen opgooien
in de lucht, als neerwaarts in dit element,
dat nauwlijks dichter is
Vele en eigenaardige gewoonten zijn over
al op de wereld verbonden aan het dage-
lijksche leven van den visschersman. Zij
beginnen bij de geboorte en eindigen met
den dood. In zijn boek „De Visscherman en
zijn werk", dat dezer dagen in Hollandsche
vertaling bij K i r b e r g c r K c s p e r te
Amsterdam verscheen, heeft Peter F.
An son veel van deze gebruiken verza
meld. Als bij de Bretonsche vissohers, zoo
verhaalt hij o.a., een jongen wordt geboren,
terwijl de vader op zee is en het water is
wassende, dan zal hij opgroeien tot een be
kwaam visscherman. Daarentegen zal hij
het leven verliezen bij een schipbreuk, als
het water vallende is tijdens zijn geboorte.
In Brctagne worden de zuigelingen in vis-
schersgezinnen dikwijls invischmanden ge
legd in plaats van in een wieg, omdat men
gelooft dat dit hun in het latere leven ge
luk zal brengen wanneer zij naar zee gaan.
Men doet ze banden van schelpen om den
hals om dezelfde reden.
Visschers van Groenland gelooven, dat
het om een goed zeeman van een kleinen
jongen te maken, noodig is, dat de vader
een laars uittrekt en dien onder de kom
legt waaruit het kind zijn voedsel kr.>t
Te Rosehearty in Schotland geloofde men
dat na het huwelijk van een visschermai»
een storm opsteekt.. In vele visschersdorpen
aan de oostkust van Schotland had de brui
degom de gewoonte een zilveren munt in
zijn laats te steken als voorbehoedscl tegen
ongeluk.
Te Boulogne worden booten, huizen eu
dikwijls geheele straten versierd ter eere
van het huwelijk van een visscherman. De
vrouw heeft hier grooten invloed op hem
en gaat zijn gangen na. Zij beheert de kas
van het huishouden. Als een visschers-
vrouw bijzonder tevreden was op haar echt
genoot ging ze met hem naar den koeke
bakker en trakteerde hem, of ze SGhonk
hem een glaasje. Als daarentegen de vrou
wen van Boulogne ontevreden waren op
hun mansvolk dan legden ze hun n
mutsen af; dit ziende bleef de visscherman
op veiligen afstand, wetend dat zijn vrouw
iets op hem te zeggen had.
Men kan, zoo zegt de schrijver, op
gelukkige of op een ongelukkige manier
visch eten, ofschoon weinigen er zich
bewust zijn. In Cornwall is het niet goed
„pilchard" te eten, beginnende met den
kop, want daardoor wordt andere visch
jaagd. Men moet altijd bij den staart begin
nen. En de voorheelden van bijgeloof, die
hij verder nog opsomt, zijn zoo talrijk, dat
wij het bij deze greep moeten laten.
Echter stelt de visscherman, tot welke
kerk of secte hij ook behoort, in het alge
meen meer belang in den godsdienst dan
de landman. Deze neiging tot vroomheid
uit zich op verschillende wijzen. In Katho
lieke landen is een van de meest voorko
mende het regelen van bedevaarten naar
zekere heilige plaatsen en het deelnemen
a an die tochten. In protestantsche landen
heeft men plotselinge, voorbijgaande en
der verschijnende „réveils", tijden van her
nieuwd oplevend godsdienstig leven.
De heer A n s o n, die van zijn jeugd a
veel heeft gevaren en gereisd, heeft ons
zijn boek ook interessante bijzonderheden
gegeven over de Zee van Galilea, aan
;er oever hij een tijdlang, ter bestudeering
'an de gewoonten der visschers heeft door
gebracht. Deze passage, die wel in het bij
zonder interessant is, laten wij hier volgen
Ziet men de visscherlieden van Galilea
an de 20ste eeuw bezig aan hun werk, dan
ziet men de Apostelen van wie men leest
in het Evangelie. Ik had tijdens een verblijf
te Tiberias eenige jaren geleden elk 1
al in het Nieuwe Testament, dat betrek
king heeft op vischvangst en visschers
mijn verbeelding trachten te reconstrueereu.
Ik had de mannen gezien zooals zij uit hun
scheepjes aan wal waren gekomen, „en
poelden de netten". Ik had ze zien terug
komen na „den geheelen nacht over gear
beid te hebben", en niets te hebben gevan
gen. Ik had ook de mannen bezig gezien
„hunne netten vermakende", en tot mijn
groote vreugde had ik een aantal visschers
bezig gezien aan den maaltijd aan het
strand, en zij hadden „een kolenvuur
en visch daarop en brood" (Joh. XXI
9). Maar ik had nog geen storm gezien,
lederen dag zond de zon haai* heete stralen
meedoogenloos omlaag, zee en lucht waren
van een hard blauw. De hitte, het stof ee
Ie Oostersche geuren waren een beproeving.
Eindelijk, op mijn laatste morgen, „daar
werd een groote storm van wind", en „do
ïn bedekten de schepen" die ten anker
lagen bij den landingssteiger. Nagenoeg alle
isschers waren thuis. Maar even na den
eersten windstoot kwamen ze al hard aan
loopen, ongerust over hun booten. Nu was
de oppervlakte van het meer geheel bedekt
met witte golfkoppen; de wind was aange
wakkerd tot een zwaren storm en de klem-
van de lucht was van licht blauw tot de
kleur van.inkt geworden. De visschers, geen
uitgezonderd, hun kleeren haastig uittrek
kende, waadden de zee in, zwommen naar
hun booten en haalden de ankers op. Met
een stonden zij te roeien, met veel kracht,
het water kwam over den boeg, „want
de wind was hun tegen". Ze roeiden in de
richting van een kleine haven, die onge
veer een halve mijl ten noorden van Tibe-
nals is gemaakt. Vol spanning sloeg ik hen
Zelden heb ik zulke goede zeeman
schap gezien en ik gebruik het woord zee
manschap nu met opzet, want niets duidde
aan, dat die onstuimige, grijsgroene water
massa slechts een meer was van een leng
te van 20 K.M.
Tegen den tijd dat de laatste der booten
b beschutte haven had bereikt „stilde de
wind" en in minder dan een half uur was
de storm voorbij.
Zulke voorvallen moeten dikwijls hebben
aats gehad tijdens bet leven der Aposte
len, die 't beroep van visscher uitoefenden."
Uit dit zoo interressante boek, een boek
tar het hart van den echten Hollander,
willen wij ten slotte nog een gedeelte ont-
drifter van Lossiemouth
leenen van het avontuur, dat de schrijver
meemaakte aan boord van een visscher, die
werkte in verboden wateren. Dus een „visch -
strooper", maar die niet veel succes had.
De schipper is moe en uit zijn humeur, de
bemanning ongeduldig en zenuwachtig door
weinig slaap en het voortdurende uitkijken
naar dat schip van het Politietoezicht op
de zeevisscherij.
„Ik jaag heel wat liever op onderzeeboo
ten", zegt er een tegen mij.
Een visschersdorp in Nova Scotia.
De zon is al een paar uur onder, achter
Caithness. Er waren kleine scheepjes bezig
schelvisch te vangen met lijnen. We bedek
ten onsen boeg en onze merken achteruit
met oude zakken, zoodat de merken niet
zouden zichbaar zijn als ze ons zouden wil
len bekeuren. De schipper had reeds de
voorzorg genomen schoorsteen en lucht
kokers zwart te schilderen in plaats van
geel om zijn schip een ander aanzien te ge
ven. Je wil zoo weinig mogelijk kans loo
pen om de boete te betalen die minimum
60 pond is. Maar wij waren dien nacht niet
de eenige strooper in de Moray Firth. Aan
den horizon telden wij niet minder dan 11
of 15 drifter-trawlers, die op het verboden
terrein aan het vieschen waren.
Nog eenmaal gingen wij aan den trawl.
We stoomden dwars over den ingang van
Spey Bay. Geen der bemanning had het de
moeite waard gevonden om naar beneden
te gaan voor de drie of vier uur slaap, voor
dat er weer zou worden gehaald. Onder
deze omstandigheden verkozen zij klaar te
zijn voor elke gebeurlijkheid. Dus lagen
languit op het dek of kropen op een warm
plaatsje in den hoek tusschen schoorsteen
en stuurhuis. Een paar kleine beugvis-
schers komen voorbij zeilen. Hebben ze ons
nummer genoteerd en zullen ze ons rap
porteeren? Best mogelijk.
Drie dagen later zijn wij weder bij Wiek
na den heelen dag tusschen Duncansby en
Ness Head te hebben gevisdht in het gezel
schap van twee groote stoomtrawlers van
Aberdeen. Ongeveer vijf uur namiddags,
onmiddellijk na aan den trawl te zijn ge
gaan, kwam een vreemd grijs vaartuig plot
seling uit de haven van Wiek, recht op ons
af. Ditmaal was geen twijfel mogelijk: het
was het politieschip. Mogelijk waren wij
even over de grens van drie mijlen, maar
we wilden niets wagen. Dus kwam de trawl
aan dek, vlugger dan ooit, gelukkig zonder
schade. In een paar minuten was alles aan
Doord en stoomden wij met volle kracht
naar zee. Zoo werd ik ingewijd in hot
stroopen.
Wie ingewijd wil worden in het bedrijf
en het bestaan van den visscher, vindt in
dezen schrijver een prettigen gids. Zijn ver
taler, de oud-zeeofficier H. de B o o y,
breidde het werk uit met twee hoofdstuk
ken over het Nederlandsche visschersbedrijf
die voor den Nederlandschen lezer een
waardevolle aanvulling vormen.
DICTATORS IN ITALIË
De Held der Roodhemden
Garibaldi's avoti-
tuurlijke levetisloop
Dezer dagen is de laatste man overleden,
die als soldaat van Garibaldi deel
genomen heeft aan de befaamde Expeditie
van Duizend, die in 1860 plaats greep, en die
destijds wellicht evenzeer als in later jaren
Mussolini's Marsch naar Rome de aan
dacht van Europa gevangen hield. Toen
waren het de Roodhemden, die Italië's
staatkundige eenheid bevochten, zooals hei
thans de Zwarthemden zijn, die een soort
an politieke eenheid hebben bewerkstel
ligd. Spreekt in Italië thans iedereen over
den „Duce", toen hoorde men niet anders
dan over den „Eroe", en den „Cavaliere
dell' Umanita".
Met Garibaldi zijn wij aangeland in de
periode van den Italiaanschen vrijheids-
De eerste ontmoeting met Anita Riberas.
strijd tegen den invloed der Oostenrijkei's,
der Franschen en van den Kerkelijken
Staat. De Italianen werden er zich van be
wust, dat ook zij behoorden een zelfstan
dig volk te zijn, dat in eigen huis de la
kens uitdeelde, onafhankelijk van het in
zicht van vreemden. Vergeefs werd van
verschillende zijden getracht, deze gedach
ten van vrijheid en onafhankelijkheid te
onderdrukken. Geheime genootschappen on
derhielden de revolutionaire stemming. Op
roeren in 1821 te Napels, in Sicilië en in
Piëmont, m 1831 in Modena, Parma en de
agna mislukten, en brachten een reac
tie teweeg, die weder nieuw voedesl gaf
aan den tegenstand.
In dien tijd van woeling en onrust werd
Giuseppe Garibaldi geboren; op 4
Juli 1807. Hij was de zoon van een zee-
kapitein, die te Nizza woonde. Zijn jeugd
geleek niet op die van eenig ander. Acht
jaar oud zag hij in een met water gevulde
gracht een vrouw vallen, die bezig
waschgoed uit te spoelen, hij schoot haar
na en redde haar het leven.
Tegen het einde van zijn jongelingsjaren
toonde hij zich een liefhebber van de jacht
an de zee, veel meer dan van de lessen
van don Giaccone, den huispriester.
useppe, die gewaar werd, dat zijn
moeder van hem een geestelijke wilde ma
ken, nam een bark, vulde die met voor
raden, en zeilde met drie kameraden naar
Genua, op zoek naar fortuin. Giaccone
haalde hem in en bracht hem naar Nizza
terug. Zijn vader nam toen den onbuig-
zamen zoon maar op zijn eigen schip.
Op zijn yerschillende reizen ontmoette
Giuseppe verscheiden leden van de „Giovi-
ne Italia", een geheim genootschap, dat
werkte voor italië's onafhankelijkheid. Hij
ontbrandde daardoor voor het ideaal, het
vaderland één en vrij te maken, in Mar
seille trof hij M a z z i n i, den stichter van
dit genootschap: die ontmoeting was b*
slissend voor het lot van Italië. Garibaldi
stemde erin toe, deel uit te maken van
een expeditie, welke Piëmont zou binnen
vallen, maar toen de revolutie ontdekt en
onderdrukt was, moest hij uitwijken naa:
Amerika (1834), daar hij als rebel en ue
serteur tot den kogel was veroordeeld.
In Rio Grande sloot Garibaldi vriend
schap met Livio Zambeccari, die 111
1821 uitgeweken, thans secretaris was van
den president der Republiek. Hier begun
het meest avontuurlijke deel van zijn Ie
ven. Daar de provincie Rio Grande tegen
Brazilië in opstand kwam, aanvaardde Ga
ribaldi dadelijk het commando over de op
standelingen, en slaagde erin, een Brazi-
liaansch schip buit te ma/ken. Alles in die
krijgstochten is wonderlijk! Schipbreuken,
inlkerkeringen, verschrikkelijke ontberingen
volgden elkander op maar Garibaldi kwam
eruit te voorschijn, levend en ongedeerd.
Een orkaan dwong hem, een toevlucht te
zoeken nabij het District Laguna. Daar in
een stadje, bij een fontein, ontmoette hij
voor de eerste maal Anita R i b e r a s, het
vrouwelijk ideaal zooals hij zich dat had
voorgesteld.
„Meisje, jij zult van mij zijn", fluisterde
de jonge avonturier de schoone in het oor,
en zij werd inderdaad de zijne.
Tusschen de jaren 1836 en 1842 nam Ga
ribaldi deel aan alle verschillende fasen
van den Braziliaanschen oorlog en voort
durend onderscheidde hij zich daarbij door
zijn dapperheid.
Toen in 1842 in Uruguay een opstand
uitbrak tegen Rosas, den dictator van
Buenos-Aires .streed hij hardnekkig aan de
zijde van de opstandelingen, en stak hij
zelfs zijn eigen schip in brand, liever dan
zich over te geven. Later dook hij op in
Montevideo, waar hij het Italiaansche Le
gioen bijeenbracht, dat uit SÖ0 man bestond
en als onderscheidingsteeken het legendaire
roode hemd droek. De Roodhemden joegen
den vijand bij verschillende ontmoetingen
op de vlucht, en overdekten zich, op 8 Fe
bruari 1846, met roem, bij gelegenheid van
den befaamden veldslag van St. Antonio
al Salto.
Te Montivideo bereikten Garibaldi inmid
dels berichten uit Italië, het land
(Naar een opname
In April 1848 vertrok Garibaldi met Anita
en zeventig Italiaansche legionnairen, bene
vens twee kanonnen en 800 geweren, hem
ten geschenke gegeven door de Argentijn-
sche Republiek. Op 24 Juni kwam hij te
Nizza aan, temidden van het hoera-geroep
van de opgetogen bevolking.
Hij begaf zich daarop naar de provisoire
regeering te Milaan, die hem tot generaal
benoemde. Garibaldi vormde een bataljon,
waarmee hij te Luino, toen hij door 7000
OoS'enrijkers werd omringd, een prachtige
overwinning behaalde. Op de tijding, dat
ook te Rome de opstand was uitgebroken, en
dat de Paus naar Gaeta was gevlucht,
stortte Garibaldi zich met zijn getrouwen op
de eeuwige stad. De Europeesche gezanten
echter beraadslaagden er over, om den Paus
in zijn domein te herstellen; Fran kin jk a
namelijk zou de troepen leveren. Daarop
vielen, op 30 April 1849, de Franschen Rome
aan; Garibaldi verdedigde de stad met
groote dapperheid en voorloopig bleef
in handen van de Romeinen. Generaal
O u d i n o t sloot daarom een wapenstil
stand en vroeg aan zijn gouvernement om
hulp. Frankrijk zond Ferdinand de
L e s s e p s, de beroemde kanalenbouwer, om
met de Romeinen te onderhandelen.
Toen Rome, nadat alle verdere weerstand
vergeefs was gebleken, zich moest overgeven
wist Garibaldi met 3000 man te ontkomen,
en steeds de Fransche, Oosten rij ksche, Na-
poli taansche en Pauselijke troepen uit han
den te blijven, welke het plan hadden hem
den terugtocht naar Venetië, dat nog steeds
aan de Oostenrijkers weerstand bood, af te
snijden. Deze fabelachtige terugtocht was
van Garibaldi's roemrijkste daden. Terwijl
vier legers dachten, hem in een ijzeren ring
te hebben gesloten, slaagde hij erin, op
Ravenneesch grondgebied te geraken. Anita
Garibaldi was tijdens dezen zwaren tocht
steeds aan zijn zijde. Gesloopt door de koorts
meerdere dagen lang zonder eenig voedsel
en half gekleed, geraakte zij eindelijk zoo
uitgeput, dat men haar op een boerder
bed moest brengen. Nauwelijks lag haar
hoofd op het kussen of haar oogen braken.
Garibaldi's dappere, trouwe gezellin was
hem ontvallen. Hij zelf begon opnieuw zijn
zwervend leven in den vreemde, in Tunesië,
Garibaldi in zijn Braziliaanschen tijd
in China, in Peru, in Nieuw-York. In deze
stad werkte hij zelfs in een kaarsenfabriek!
In 1854 kocht hij tenslotte een stukje
grond op het eilandje C a p r e r a, gelegen
aan de kust van Sardinië, en hier gaf hij
ziche ais een tweede Cincinnatus, aan den
landarbeid.
Wij z-i.un hier geen relaas geven van
alle verdere wapenfeiten uit dien verwan
den en verwarrenden tijd. Slechts willen
wij hier nog in het kort iets vermelden oven
de Expeditie der Duizend naar Sicilië.
Op 5 Mei 1860 vertrok dc onvermoeibare
Garibaldi met twee schepen en 1091 dappe-
ren en landde een dag of vijf later op hef
eiland. Bij zijn landing liepen alle Siciliaan-
sche patriotten tc wapen en sloten zich
Garibaldi op Caprera.
hem aaii. De Franschen werden van stad tof
stad verjaagd. Garibaldi liep hier enkele
malen ernstig lijfsgevaar, bij gevechten van
man tegen man. Van Sicilië trok hij door
Calabrië naar Napels, en weldra was hij
dictator van heel Zuid-Italië. Nadat Vittorio
Emanuele II tot Koning van Italië was
uitgeroepen, deed Garibaldi afstand van alle
macht en trok zich naar Caprera terug.
Later maakte hij o.a, nog een reis naar
Engeland, deed enkele vergeefsche pogingen
om ook Rome aan het hereenigd Italië toe
te voegen, en nam ook nog met een
Vrijwilligerscorps aan den Fransch-Duit»
schen oorlog deel. Hij mocht het nog be
leven, zijn vaderland, dat hij met zulk een
onstuimige en edelmoedige liefde had be
mind, geheel intact te zien, met Rome aan
het hoofd. Op Caprera teruggetrokken, ge
noot. hij van het vorstelijk pensioen, dat het
dankbare Italië hem had toegelegd, tot hij
op 2 Juni 1882 overleed. Nu onlangs is zijn
laatste krijgsmakker van den tocht der
Duizend hem op hoogen ouderdom in den
dood gevm^L
Giuseppe Garibaldi, de „Cavaliere
dell' Umanita" was de dichter, de grootste
held der Italiaansche Revolutie. Hij was
niet alleen een held, maar een schepper van
helden. Zijn leven lijkt ons thans een roman.
Reeds bij zijn leven werd hij omstraald door
het licht der legende, want hij had een
karakter dat bereid was tot elk offer, tot
elke grootmoedigheid.
Anita's sterfbed.
zijn gedachten en zijn hart nog steeds uit
gingen. De politiek van vrijheid, waarmee.
Paus Pius IX zijn pontificaat had ingeluid,
vervulde hem met enthousiasme, zoo zelfs,
dat hij dacht, dat thans de redder van Ita
lië op aarde was verschenen en onmiddel
lijk bood hij hem zijn steun aan.
Uit de geschiedenis der
kleederdrachten
Het rokvormige, lange gewaad, dat nog
overal in het Oosten gedragen wordt, schijnt
uit zeer oude tijden te dagteekenen. Het
eerste volk, dat niet zulke mantels of rok
ken droeg, doch werkelijke broeken, was
dat der Parthen.
Het haarzakje, dat voor onze begrippen
niet alleen een onhygiënisch, doch boven
dien een uiterst leelijk mode-attribuut is,
vindt men in de geschiedenis der mode
tweemaal terug. Het eerst werd het gedra
gen door de vrouwen van het oude Egypte.
Het keerde terug in den Rococotijd, toen de
heeren er het uiteinde van hun bepoederde
vleohtje in verborgen.
De Meden kunnen er zich op beroemen,
de eersten te zijn geweest, die plooien in hun
gewaad legden. Dit idee werd later overge
nomen door da Grieken, die met behulp
daarvan een van de schoonste kleeder
drachten van alle tijden hebben doen ont
staan.
Een van de meest Ingrijpende veranderin
gen in de geschiedenis .van <le mode had
plaats omstreeks het jaar duizend. Inplaats
van zich eenvoudig stoffen om het lichaam
te hangen, ging men ertoe over, om de stof
te knippen en aaneen te naaien. Zoo ont
stond het kleedingstuk. De snit kon naar
willekeur worden veranderd, en zoo was de
weg geëffend voor een steeds veranderende
mode.
Toen in 1601 de eerste zijdefabriek ont
stond te Parijs, was de menschheid daarmee
'n nieuwe kleedingstof rijker geworden. Wel
had men tevoren ook reeds zijde daarvoor
gebruikt, doch deze was toen nog een zeld
zaam materiaal, en bijgevolg zoo kostbaar,
dat slechts weinigen zich zulk een weelde
konden veroorloven.
Omstreeks 1620 ontstond de laars. Tevoren
kende men slechts de schoen- of sandaal-
vormige voet bekleeding. De eerste laarzen
vertoonden nog de natuurlijke kleur van
het leer. Het duurde geruimen tijd, voordat
het zwartmaken van het leer iets vanzelf
sprekends kon worden.
Eerst op 't eind van de zeventiende eeuw
on men zeggen, dat de ijzeren wapenrus
ting voorgoed had afgedaan. Tot dien tijd
was men nog steeds onderdeelen daarvan
blijven dragen, vooral ijzeren helmen, hand
schoenen en scheenstukken.