VAN SCHEPEN, VISSCHERS EN NETTEN ■I Een van de oudste beroepen der menschheid „Visschersman van buiten Wat heb je in je net Op het grensvlak van twee werelden, van de oneindige lucht en het immer bewegen de water, zich bij nacht en onijj toevertrou wend aan een in den regel slechts licht gebouwd vaartuig, zoo verricht de visscher- man, door de eeuwen heen, zijn eigenaardig handwerk. Reeds in de schemerige over gang von préhistorie en geschiedenis zien wij hem aan den arbeid, weliswaar met hulpmiddelen \an veel primitiever aard, «den uitgeholden boomstam, de speer en de uit hout öf been gesneden vischhock, maar toch, hij vischt. Hij is, tezamen met den jager, de groote voedselzoeker der oudheid. En in alle tijden, onder alle hemelstrekeu heeft zijn gevaarvol, aan ontberingen zoo rijk beroep zijn stempel gezet op zijn geest, op zijn karakter. Zelf is hij er zich wellicht niet van bewust, want de visscher is van een oerkracht ige, ongecompliceerde natuur welk een eigenaardige wezentrekken zijn beroep draagt. Men moet een dichter wijsgeer zijn, als Th or eau, om dit in diepe, prachtige woorden te kunnen samen vatten. Thoreau was ook een man, midden in de natuur, die vaak op de vijvers van Walden in Massachusetts heele nachte' vissehende doorbracht, temidden van de groote eenzaamheid. „Geankerd in veertig voet water, zoo zegt hij, een honderd of honderd\ ijftig meter uil de kust, somtijds omringd door duizenden kleine baarsjes en witvischjc-, die het op pervlak met hun staart doen rimpelen in het- maanlicht, en door een lange lijn in contact met de mysterieuse nachtvisschcn die hun woning hebben veertig voet diep, of somtijds zestig voet lijn door den vi trekkende, als ik voortdreef in de zachte bries, voelde ik nu en dan een lichte trilling daarlangs loopen, die aanduidde dat het een of ander levends aan het uil einde aasde, onzeker van bedoeling en lang zaam van besluit Eindelijk trok je, lang De steiger te Tiberias. zaam, hand over hand, soms een spartelend djer in" de bovenlucht. Het was heel eigen aardig, vooral in de donkere nachten, als somtijds de gedachten waren afgezworven naar cosmogenische onderwerpen, om zulk een zwak rukje te voelen, dat de droomen kwam onderbreken, en je opnieuw verbond met de Natuur. Het leek, of je een volgend maal evengoed je lijn zou kunnen opgooien in de lucht, als neerwaarts in dit element, dat nauwlijks dichter is Vele en eigenaardige gewoonten zijn over al op de wereld verbonden aan het dage- lijksche leven van den visschersman. Zij beginnen bij de geboorte en eindigen met den dood. In zijn boek „De Visscherman en zijn werk", dat dezer dagen in Hollandsche vertaling bij K i r b e r g c r K c s p e r te Amsterdam verscheen, heeft Peter F. An son veel van deze gebruiken verza meld. Als bij de Bretonsche vissohers, zoo verhaalt hij o.a., een jongen wordt geboren, terwijl de vader op zee is en het water is wassende, dan zal hij opgroeien tot een be kwaam visscherman. Daarentegen zal hij het leven verliezen bij een schipbreuk, als het water vallende is tijdens zijn geboorte. In Brctagne worden de zuigelingen in vis- schersgezinnen dikwijls invischmanden ge legd in plaats van in een wieg, omdat men gelooft dat dit hun in het latere leven ge luk zal brengen wanneer zij naar zee gaan. Men doet ze banden van schelpen om den hals om dezelfde reden. Visschers van Groenland gelooven, dat het om een goed zeeman van een kleinen jongen te maken, noodig is, dat de vader een laars uittrekt en dien onder de kom legt waaruit het kind zijn voedsel kr.>t Te Rosehearty in Schotland geloofde men dat na het huwelijk van een visschermai» een storm opsteekt.. In vele visschersdorpen aan de oostkust van Schotland had de brui degom de gewoonte een zilveren munt in zijn laats te steken als voorbehoedscl tegen ongeluk. Te Boulogne worden booten, huizen eu dikwijls geheele straten versierd ter eere van het huwelijk van een visscherman. De vrouw heeft hier grooten invloed op hem en gaat zijn gangen na. Zij beheert de kas van het huishouden. Als een visschers- vrouw bijzonder tevreden was op haar echt genoot ging ze met hem naar den koeke bakker en trakteerde hem, of ze SGhonk hem een glaasje. Als daarentegen de vrou wen van Boulogne ontevreden waren op hun mansvolk dan legden ze hun n mutsen af; dit ziende bleef de visscherman op veiligen afstand, wetend dat zijn vrouw iets op hem te zeggen had. Men kan, zoo zegt de schrijver, op gelukkige of op een ongelukkige manier visch eten, ofschoon weinigen er zich bewust zijn. In Cornwall is het niet goed „pilchard" te eten, beginnende met den kop, want daardoor wordt andere visch jaagd. Men moet altijd bij den staart begin nen. En de voorheelden van bijgeloof, die hij verder nog opsomt, zijn zoo talrijk, dat wij het bij deze greep moeten laten. Echter stelt de visscherman, tot welke kerk of secte hij ook behoort, in het alge meen meer belang in den godsdienst dan de landman. Deze neiging tot vroomheid uit zich op verschillende wijzen. In Katho lieke landen is een van de meest voorko mende het regelen van bedevaarten naar zekere heilige plaatsen en het deelnemen a an die tochten. In protestantsche landen heeft men plotselinge, voorbijgaande en der verschijnende „réveils", tijden van her nieuwd oplevend godsdienstig leven. De heer A n s o n, die van zijn jeugd a veel heeft gevaren en gereisd, heeft ons zijn boek ook interessante bijzonderheden gegeven over de Zee van Galilea, aan ;er oever hij een tijdlang, ter bestudeering 'an de gewoonten der visschers heeft door gebracht. Deze passage, die wel in het bij zonder interessant is, laten wij hier volgen Ziet men de visscherlieden van Galilea an de 20ste eeuw bezig aan hun werk, dan ziet men de Apostelen van wie men leest in het Evangelie. Ik had tijdens een verblijf te Tiberias eenige jaren geleden elk 1 al in het Nieuwe Testament, dat betrek king heeft op vischvangst en visschers mijn verbeelding trachten te reconstrueereu. Ik had de mannen gezien zooals zij uit hun scheepjes aan wal waren gekomen, „en poelden de netten". Ik had ze zien terug komen na „den geheelen nacht over gear beid te hebben", en niets te hebben gevan gen. Ik had ook de mannen bezig gezien „hunne netten vermakende", en tot mijn groote vreugde had ik een aantal visschers bezig gezien aan den maaltijd aan het strand, en zij hadden „een kolenvuur en visch daarop en brood" (Joh. XXI 9). Maar ik had nog geen storm gezien, lederen dag zond de zon haai* heete stralen meedoogenloos omlaag, zee en lucht waren van een hard blauw. De hitte, het stof ee Ie Oostersche geuren waren een beproeving. Eindelijk, op mijn laatste morgen, „daar werd een groote storm van wind", en „do ïn bedekten de schepen" die ten anker lagen bij den landingssteiger. Nagenoeg alle isschers waren thuis. Maar even na den eersten windstoot kwamen ze al hard aan loopen, ongerust over hun booten. Nu was de oppervlakte van het meer geheel bedekt met witte golfkoppen; de wind was aange wakkerd tot een zwaren storm en de klem- van de lucht was van licht blauw tot de kleur van.inkt geworden. De visschers, geen uitgezonderd, hun kleeren haastig uittrek kende, waadden de zee in, zwommen naar hun booten en haalden de ankers op. Met een stonden zij te roeien, met veel kracht, het water kwam over den boeg, „want de wind was hun tegen". Ze roeiden in de richting van een kleine haven, die onge veer een halve mijl ten noorden van Tibe- nals is gemaakt. Vol spanning sloeg ik hen Zelden heb ik zulke goede zeeman schap gezien en ik gebruik het woord zee manschap nu met opzet, want niets duidde aan, dat die onstuimige, grijsgroene water massa slechts een meer was van een leng te van 20 K.M. Tegen den tijd dat de laatste der booten b beschutte haven had bereikt „stilde de wind" en in minder dan een half uur was de storm voorbij. Zulke voorvallen moeten dikwijls hebben aats gehad tijdens bet leven der Aposte len, die 't beroep van visscher uitoefenden." Uit dit zoo interressante boek, een boek tar het hart van den echten Hollander, willen wij ten slotte nog een gedeelte ont- drifter van Lossiemouth leenen van het avontuur, dat de schrijver meemaakte aan boord van een visscher, die werkte in verboden wateren. Dus een „visch - strooper", maar die niet veel succes had. De schipper is moe en uit zijn humeur, de bemanning ongeduldig en zenuwachtig door weinig slaap en het voortdurende uitkijken naar dat schip van het Politietoezicht op de zeevisscherij. „Ik jaag heel wat liever op onderzeeboo ten", zegt er een tegen mij. Een visschersdorp in Nova Scotia. De zon is al een paar uur onder, achter Caithness. Er waren kleine scheepjes bezig schelvisch te vangen met lijnen. We bedek ten onsen boeg en onze merken achteruit met oude zakken, zoodat de merken niet zouden zichbaar zijn als ze ons zouden wil len bekeuren. De schipper had reeds de voorzorg genomen schoorsteen en lucht kokers zwart te schilderen in plaats van geel om zijn schip een ander aanzien te ge ven. Je wil zoo weinig mogelijk kans loo pen om de boete te betalen die minimum 60 pond is. Maar wij waren dien nacht niet de eenige strooper in de Moray Firth. Aan den horizon telden wij niet minder dan 11 of 15 drifter-trawlers, die op het verboden terrein aan het vieschen waren. Nog eenmaal gingen wij aan den trawl. We stoomden dwars over den ingang van Spey Bay. Geen der bemanning had het de moeite waard gevonden om naar beneden te gaan voor de drie of vier uur slaap, voor dat er weer zou worden gehaald. Onder deze omstandigheden verkozen zij klaar te zijn voor elke gebeurlijkheid. Dus lagen languit op het dek of kropen op een warm plaatsje in den hoek tusschen schoorsteen en stuurhuis. Een paar kleine beugvis- schers komen voorbij zeilen. Hebben ze ons nummer genoteerd en zullen ze ons rap porteeren? Best mogelijk. Drie dagen later zijn wij weder bij Wiek na den heelen dag tusschen Duncansby en Ness Head te hebben gevisdht in het gezel schap van twee groote stoomtrawlers van Aberdeen. Ongeveer vijf uur namiddags, onmiddellijk na aan den trawl te zijn ge gaan, kwam een vreemd grijs vaartuig plot seling uit de haven van Wiek, recht op ons af. Ditmaal was geen twijfel mogelijk: het was het politieschip. Mogelijk waren wij even over de grens van drie mijlen, maar we wilden niets wagen. Dus kwam de trawl aan dek, vlugger dan ooit, gelukkig zonder schade. In een paar minuten was alles aan Doord en stoomden wij met volle kracht naar zee. Zoo werd ik ingewijd in hot stroopen. Wie ingewijd wil worden in het bedrijf en het bestaan van den visscher, vindt in dezen schrijver een prettigen gids. Zijn ver taler, de oud-zeeofficier H. de B o o y, breidde het werk uit met twee hoofdstuk ken over het Nederlandsche visschersbedrijf die voor den Nederlandschen lezer een waardevolle aanvulling vormen. DICTATORS IN ITALIË De Held der Roodhemden Garibaldi's avoti- tuurlijke levetisloop Dezer dagen is de laatste man overleden, die als soldaat van Garibaldi deel genomen heeft aan de befaamde Expeditie van Duizend, die in 1860 plaats greep, en die destijds wellicht evenzeer als in later jaren Mussolini's Marsch naar Rome de aan dacht van Europa gevangen hield. Toen waren het de Roodhemden, die Italië's staatkundige eenheid bevochten, zooals hei thans de Zwarthemden zijn, die een soort an politieke eenheid hebben bewerkstel ligd. Spreekt in Italië thans iedereen over den „Duce", toen hoorde men niet anders dan over den „Eroe", en den „Cavaliere dell' Umanita". Met Garibaldi zijn wij aangeland in de periode van den Italiaanschen vrijheids- De eerste ontmoeting met Anita Riberas. strijd tegen den invloed der Oostenrijkei's, der Franschen en van den Kerkelijken Staat. De Italianen werden er zich van be wust, dat ook zij behoorden een zelfstan dig volk te zijn, dat in eigen huis de la kens uitdeelde, onafhankelijk van het in zicht van vreemden. Vergeefs werd van verschillende zijden getracht, deze gedach ten van vrijheid en onafhankelijkheid te onderdrukken. Geheime genootschappen on derhielden de revolutionaire stemming. Op roeren in 1821 te Napels, in Sicilië en in Piëmont, m 1831 in Modena, Parma en de agna mislukten, en brachten een reac tie teweeg, die weder nieuw voedesl gaf aan den tegenstand. In dien tijd van woeling en onrust werd Giuseppe Garibaldi geboren; op 4 Juli 1807. Hij was de zoon van een zee- kapitein, die te Nizza woonde. Zijn jeugd geleek niet op die van eenig ander. Acht jaar oud zag hij in een met water gevulde gracht een vrouw vallen, die bezig waschgoed uit te spoelen, hij schoot haar na en redde haar het leven. Tegen het einde van zijn jongelingsjaren toonde hij zich een liefhebber van de jacht an de zee, veel meer dan van de lessen van don Giaccone, den huispriester. useppe, die gewaar werd, dat zijn moeder van hem een geestelijke wilde ma ken, nam een bark, vulde die met voor raden, en zeilde met drie kameraden naar Genua, op zoek naar fortuin. Giaccone haalde hem in en bracht hem naar Nizza terug. Zijn vader nam toen den onbuig- zamen zoon maar op zijn eigen schip. Op zijn yerschillende reizen ontmoette Giuseppe verscheiden leden van de „Giovi- ne Italia", een geheim genootschap, dat werkte voor italië's onafhankelijkheid. Hij ontbrandde daardoor voor het ideaal, het vaderland één en vrij te maken, in Mar seille trof hij M a z z i n i, den stichter van dit genootschap: die ontmoeting was b* slissend voor het lot van Italië. Garibaldi stemde erin toe, deel uit te maken van een expeditie, welke Piëmont zou binnen vallen, maar toen de revolutie ontdekt en onderdrukt was, moest hij uitwijken naa: Amerika (1834), daar hij als rebel en ue serteur tot den kogel was veroordeeld. In Rio Grande sloot Garibaldi vriend schap met Livio Zambeccari, die 111 1821 uitgeweken, thans secretaris was van den president der Republiek. Hier begun het meest avontuurlijke deel van zijn Ie ven. Daar de provincie Rio Grande tegen Brazilië in opstand kwam, aanvaardde Ga ribaldi dadelijk het commando over de op standelingen, en slaagde erin, een Brazi- liaansch schip buit te ma/ken. Alles in die krijgstochten is wonderlijk! Schipbreuken, inlkerkeringen, verschrikkelijke ontberingen volgden elkander op maar Garibaldi kwam eruit te voorschijn, levend en ongedeerd. Een orkaan dwong hem, een toevlucht te zoeken nabij het District Laguna. Daar in een stadje, bij een fontein, ontmoette hij voor de eerste maal Anita R i b e r a s, het vrouwelijk ideaal zooals hij zich dat had voorgesteld. „Meisje, jij zult van mij zijn", fluisterde de jonge avonturier de schoone in het oor, en zij werd inderdaad de zijne. Tusschen de jaren 1836 en 1842 nam Ga ribaldi deel aan alle verschillende fasen van den Braziliaanschen oorlog en voort durend onderscheidde hij zich daarbij door zijn dapperheid. Toen in 1842 in Uruguay een opstand uitbrak tegen Rosas, den dictator van Buenos-Aires .streed hij hardnekkig aan de zijde van de opstandelingen, en stak hij zelfs zijn eigen schip in brand, liever dan zich over te geven. Later dook hij op in Montevideo, waar hij het Italiaansche Le gioen bijeenbracht, dat uit SÖ0 man bestond en als onderscheidingsteeken het legendaire roode hemd droek. De Roodhemden joegen den vijand bij verschillende ontmoetingen op de vlucht, en overdekten zich, op 8 Fe bruari 1846, met roem, bij gelegenheid van den befaamden veldslag van St. Antonio al Salto. Te Montivideo bereikten Garibaldi inmid dels berichten uit Italië, het land (Naar een opname In April 1848 vertrok Garibaldi met Anita en zeventig Italiaansche legionnairen, bene vens twee kanonnen en 800 geweren, hem ten geschenke gegeven door de Argentijn- sche Republiek. Op 24 Juni kwam hij te Nizza aan, temidden van het hoera-geroep van de opgetogen bevolking. Hij begaf zich daarop naar de provisoire regeering te Milaan, die hem tot generaal benoemde. Garibaldi vormde een bataljon, waarmee hij te Luino, toen hij door 7000 OoS'enrijkers werd omringd, een prachtige overwinning behaalde. Op de tijding, dat ook te Rome de opstand was uitgebroken, en dat de Paus naar Gaeta was gevlucht, stortte Garibaldi zich met zijn getrouwen op de eeuwige stad. De Europeesche gezanten echter beraadslaagden er over, om den Paus in zijn domein te herstellen; Fran kin jk a namelijk zou de troepen leveren. Daarop vielen, op 30 April 1849, de Franschen Rome aan; Garibaldi verdedigde de stad met groote dapperheid en voorloopig bleef in handen van de Romeinen. Generaal O u d i n o t sloot daarom een wapenstil stand en vroeg aan zijn gouvernement om hulp. Frankrijk zond Ferdinand de L e s s e p s, de beroemde kanalenbouwer, om met de Romeinen te onderhandelen. Toen Rome, nadat alle verdere weerstand vergeefs was gebleken, zich moest overgeven wist Garibaldi met 3000 man te ontkomen, en steeds de Fransche, Oosten rij ksche, Na- poli taansche en Pauselijke troepen uit han den te blijven, welke het plan hadden hem den terugtocht naar Venetië, dat nog steeds aan de Oostenrijkers weerstand bood, af te snijden. Deze fabelachtige terugtocht was van Garibaldi's roemrijkste daden. Terwijl vier legers dachten, hem in een ijzeren ring te hebben gesloten, slaagde hij erin, op Ravenneesch grondgebied te geraken. Anita Garibaldi was tijdens dezen zwaren tocht steeds aan zijn zijde. Gesloopt door de koorts meerdere dagen lang zonder eenig voedsel en half gekleed, geraakte zij eindelijk zoo uitgeput, dat men haar op een boerder bed moest brengen. Nauwelijks lag haar hoofd op het kussen of haar oogen braken. Garibaldi's dappere, trouwe gezellin was hem ontvallen. Hij zelf begon opnieuw zijn zwervend leven in den vreemde, in Tunesië, Garibaldi in zijn Braziliaanschen tijd in China, in Peru, in Nieuw-York. In deze stad werkte hij zelfs in een kaarsenfabriek! In 1854 kocht hij tenslotte een stukje grond op het eilandje C a p r e r a, gelegen aan de kust van Sardinië, en hier gaf hij ziche ais een tweede Cincinnatus, aan den landarbeid. Wij z-i.un hier geen relaas geven van alle verdere wapenfeiten uit dien verwan den en verwarrenden tijd. Slechts willen wij hier nog in het kort iets vermelden oven de Expeditie der Duizend naar Sicilië. Op 5 Mei 1860 vertrok dc onvermoeibare Garibaldi met twee schepen en 1091 dappe- ren en landde een dag of vijf later op hef eiland. Bij zijn landing liepen alle Siciliaan- sche patriotten tc wapen en sloten zich Garibaldi op Caprera. hem aaii. De Franschen werden van stad tof stad verjaagd. Garibaldi liep hier enkele malen ernstig lijfsgevaar, bij gevechten van man tegen man. Van Sicilië trok hij door Calabrië naar Napels, en weldra was hij dictator van heel Zuid-Italië. Nadat Vittorio Emanuele II tot Koning van Italië was uitgeroepen, deed Garibaldi afstand van alle macht en trok zich naar Caprera terug. Later maakte hij o.a, nog een reis naar Engeland, deed enkele vergeefsche pogingen om ook Rome aan het hereenigd Italië toe te voegen, en nam ook nog met een Vrijwilligerscorps aan den Fransch-Duit» schen oorlog deel. Hij mocht het nog be leven, zijn vaderland, dat hij met zulk een onstuimige en edelmoedige liefde had be mind, geheel intact te zien, met Rome aan het hoofd. Op Caprera teruggetrokken, ge noot. hij van het vorstelijk pensioen, dat het dankbare Italië hem had toegelegd, tot hij op 2 Juni 1882 overleed. Nu onlangs is zijn laatste krijgsmakker van den tocht der Duizend hem op hoogen ouderdom in den dood gevm^L Giuseppe Garibaldi, de „Cavaliere dell' Umanita" was de dichter, de grootste held der Italiaansche Revolutie. Hij was niet alleen een held, maar een schepper van helden. Zijn leven lijkt ons thans een roman. Reeds bij zijn leven werd hij omstraald door het licht der legende, want hij had een karakter dat bereid was tot elk offer, tot elke grootmoedigheid. Anita's sterfbed. zijn gedachten en zijn hart nog steeds uit gingen. De politiek van vrijheid, waarmee. Paus Pius IX zijn pontificaat had ingeluid, vervulde hem met enthousiasme, zoo zelfs, dat hij dacht, dat thans de redder van Ita lië op aarde was verschenen en onmiddel lijk bood hij hem zijn steun aan. Uit de geschiedenis der kleederdrachten Het rokvormige, lange gewaad, dat nog overal in het Oosten gedragen wordt, schijnt uit zeer oude tijden te dagteekenen. Het eerste volk, dat niet zulke mantels of rok ken droeg, doch werkelijke broeken, was dat der Parthen. Het haarzakje, dat voor onze begrippen niet alleen een onhygiënisch, doch boven dien een uiterst leelijk mode-attribuut is, vindt men in de geschiedenis der mode tweemaal terug. Het eerst werd het gedra gen door de vrouwen van het oude Egypte. Het keerde terug in den Rococotijd, toen de heeren er het uiteinde van hun bepoederde vleohtje in verborgen. De Meden kunnen er zich op beroemen, de eersten te zijn geweest, die plooien in hun gewaad legden. Dit idee werd later overge nomen door da Grieken, die met behulp daarvan een van de schoonste kleeder drachten van alle tijden hebben doen ont staan. Een van de meest Ingrijpende veranderin gen in de geschiedenis .van <le mode had plaats omstreeks het jaar duizend. Inplaats van zich eenvoudig stoffen om het lichaam te hangen, ging men ertoe over, om de stof te knippen en aaneen te naaien. Zoo ont stond het kleedingstuk. De snit kon naar willekeur worden veranderd, en zoo was de weg geëffend voor een steeds veranderende mode. Toen in 1601 de eerste zijdefabriek ont stond te Parijs, was de menschheid daarmee 'n nieuwe kleedingstof rijker geworden. Wel had men tevoren ook reeds zijde daarvoor gebruikt, doch deze was toen nog een zeld zaam materiaal, en bijgevolg zoo kostbaar, dat slechts weinigen zich zulk een weelde konden veroorloven. Omstreeks 1620 ontstond de laars. Tevoren kende men slechts de schoen- of sandaal- vormige voet bekleeding. De eerste laarzen vertoonden nog de natuurlijke kleur van het leer. Het duurde geruimen tijd, voordat het zwartmaken van het leer iets vanzelf sprekends kon worden. Eerst op 't eind van de zeventiende eeuw on men zeggen, dat de ijzeren wapenrus ting voorgoed had afgedaan. Tot dien tijd was men nog steeds onderdeelen daarvan blijven dragen, vooral ijzeren helmen, hand schoenen en scheenstukken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 8