isS
De boerenstand in het Derde Rijk
I
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor !Oct
Nuttie's Vader
ZATERDAG 24 NOVEMBER 1934
TWEEDE BLAD PAG. 5
Goslar de boerencentrale van
Duitschland
De tweede Reichsbauerntag
vond van n tot 18 Nov.
te Goslar plaats
(Van onzen Duitschen correspondent)
Goslar was in de 11e en 12c eeuw als de
grootste en meest belangrijke stad der kei
zerlijke Paltz onder de Saksische en Sali-
sche keizers en ook nog tijdens het bewind
der Hohenstaufen het „clarissimum regm
domicilium", het meest beroemde en aan
trekkelijke centrum. Dit imposante karak
ter heeft Goslar, een stadje van nauwelijks
30.000 inwoners, tot op den huidigen dag
weten te bewaren. Met Wernigerode en
Bad Harzburg behoort het tot de onweer
staanbare attracties, welke ieder jaar velen
onzer landgenootcn naar dit gedeelte van
Duitschland lokken, en naar ik mij ter
plaatse liet vertellen, heeft ook dezen zomer
het bezoek niets te wenschen oiergelaten.
Misschien ligt de oplossing van dit geheim
in den eenvoud der bevolking, welke een
maal Goethe hierheen lokte, om op de
Broeken de spookachtige gestalten voor zijn
„Faust" te ontdekken.
Langs de sobere Marktkerk met haar
spits toeloopende torens wandel ik naar
het met vlaggen en dennengroen getooide
Gothische stadhuis, een der sierlijkste ge
bouwen uit den vroegeren glanstijd. Net als
twintig jaar geleden, toen ik hier ten eer
ste male binnenwandelde, fladderen de dui
ven om de oude stcenen fontein en de hob
belige keien zijn nog even onbegaanbaar
als toen, maar ze behooren nu eenmaal bij
zulk een middcleeuwsche omgeving. Want
deze oude marktpleinen voor het statige
stadhuis vertegenwoordigen niet slechts
een bepaalden stijl zij dragen het gelaat
van een tijd, die niet meer de onze is, ook
al zouden wij dat uit bepaalde overwegin
gen graag bewerkstelligen.
Vis-a vis vragen dc gildehuizen uit den
tijd, toen Goslar een vrije hanzestad was,
onze aandacht, dat der bakkers cn dat der
kleermakers en het is niet zonder opzet,
dat juist hier, vanaf de booge stoep, rijks
minister Darró in zijn kwaliteit als „Reichs-
bauemftfhrer" de boerenbevolking toe
spreekt, die uit alle deelen van het rijk
naar Goslar is gekomen, om in de veelkleu
rige kleeding van haar land aan dit merk
waardig congres deel te nemen.
Al te lang mag ik mij aan historische be
schouwingen en vergel ij kingen niet overge
ven, want men is druk doende, uit deze
heerlijke keizerstad
van het Derde Rijk, een congresstad voor
den „Reichsnahrstand". Door het „Erbhof-
recht" wil men den boerenstand weer tot
aanzien brengen en vooralsnog schijnt men
met deze wettelijke verordening genoegen te
nemen. Zij beteekent, dat de oudste zoon
verplicht is, de nalatenschap van zijn va
der zonder ineer te aanvaarden; bovendieu
moet hij de verzorging van het gansche ge
zin voor een bepaalden tijd voor zijn reke
ning nemen.
Deze boerenpolitiek in den nationaal-
socialistischen staat komt ons, buitenstaan
ders en vooral den Nederlander, die aan
zijn persoonlijke zelfstandigheid gewend is,
nogal zonderling voor. Voor den Duitschen
boer, die sedert den oorlog onder zware zor
gen gebukt ging en veelal afhankelijk was
van den groot-grondbezitter, schijnt zij een
een voorloopige verbetering te beduiden,
temeer, waar hij vooralsnog niet meer ver
plicht is, zijn vroeger aangegane schulden
af te betalen. Door het vastleggen van prij
zen en het uitschakelen van den tusschen-
handel is de boerenstand weer terugge
bracht tot vroegere verhoudingen, welke
weliswaar óók door vroegere regeeringen
werden nagestreefd, maar niet doorgezet.
In zijn politieke geschriften vocht Ernst
Moritz Arndt tijdens de vrijheidsoorlogen
voor de zelfstandigheid der boerenbevol
king en dat in een tijdperk, toen de boer
nog allerminst als een fundament van den
staat werd erkend. Want 120 jaar geleden
kende men nog niet de scherpe tegenstel
ling tusschen burgers en boeren, dus tus-
schen het platteland en de groote stad. Aan
een bepaalde grondwettelijke of juridischo
zelfstandigheid van den boor werd toon
nog door niemand gedacht, In zijn bro
chure „De boerenstand, een politieke be
schouwing", zeide Arndt onder meer: „IIoo
meer uw streven omhoog wijst, destemeer
moet gij op den begaanbaren bodem blij
ven naarmate uw geest uitgaat naar den
hemel moet gij gebonden zijn met deze
aarde. De boerenbevolking is het merg der
aarde en het volle gemoed, dat zelfs in een
tijdperk van hooge cultuur het beste van
den natuurlijken mensch uitmaakt". De
zelfde Arndt heeft later, 1S14 in zijn bro
chure „Over de toekomstige stahdenwet-
geving voor Duiischland" en 1815 in een
geschrift „Over den boerenstand en zijn
vertegenwoordiging in den staat" zijn ge
dachten over het invoeren van een Vrijen,
zelfstandigen boerenstand uitgewerkt
Zoo is dan een belangrijk deel van wat
wij thans in den nationaal-socialistischen
staat verwezenlijkt zien, 120 jaar geleden
door Arndt reeds uitgewerkt en voorgesteld
niet, zooals men toen en ook nu nog
wel meende, uit romantieke liefhebberij,
maar uit practischen zin voor do beteeke-
nis van den boerenstand in het staatkun
dig leven.
Hervorming van den boerenstand.
De hervorming van den boerenstand is
vastgelegd bij een wet van 14 Juli 1933 en
een straffe organisatie zorgt ervoor, dat
door dit „Rcichserbhofgesetz'' de verbon
denheid van den boer met zijn grondbezit
gehandhaafd blijft. Ook hier neemt het
rassenvraagstuk een vooraanstaande plaats
in en het viel dus niet te verwonderen, dat
rijksminister Darré in zijn redevoeringen
aan den jood de schuld gaf van de moei
lijkheden, welke de bevolking van het
platteland dc laatste jaren moest doorma
ken. De jood is volgens hem een mensch
zonder nationaal plichtsgevoel, die overal
haalt, wat er te halen valt. Hij vormt een
trait d'union tusschen het platteland cn
de stad, speelt den bemiddelaar, om van
anderer werk voordeel te trekken. De
beteekenis van 't joodsche volk op cultu
reel gebied wordt stilzwijgend voorbijge
gaan en dat mannen als Bismarck en kei-
Wilhelm I om van den laatsten kei-
niet te spreken tot het joodsche deel
der Duitsche bevolking persoonlijke rela
ties cultiveerden wordt zorgvuldig ver
zwegen. De Jood is in het Derde Rijk nu
eenmaal het kind van de rekening en een
arisch zuiver ras mag zich door contact
met dit uitverkoren volk niet besmetten'
Goslar a. llarz.
Het frappeerde mij op dit congres, dat
iedere directe of indirecte aanval in dezen
anti-semitischcn geest met daverend ap
plaus werd beloond.
In de groote congreszaal zelf, welke aan
den rand van Goslar op het Oosterveld door
werkloozen met vele andere tenten was ge
bouwd, trof mij het verschijnen van haast
alle deelnemers in de bruine uniform cter
partij. Men kon zoodoende niet vaststellen,
wie nu eigenlijk boeren en wie soldaten
waren. Een blaasorkest zorgde bij het begin
van iederen ochtend voor militaire marsehen
en de sprekers werden bij hun verschijnen
door alle deelnemers staande met geheven
arm begroot. Ik luisterde in de drie dagen
mijner aanwezigheid naar Dr. Wagner's
voordracht over: „De geo politieke beteeke
nis van Goslar in het Eerste Rijk", naar Dr.
Wilhelm Saure's uiteenzetting over: „Het
Reichserbhofgesetz als basis van 't Duitsche
Recht", naar staatssecretaris Backe's voor
dracht over „De agraarpolitiek van 't na-
tionaal-socialisme in haar uitwerking op de
algemeene economische politiek" en naar
rijksminister Darré's uiteenzetting over de
rol van den boer in het Derde Rijk.
Volgens al deze sprekers hebben vroegere
volksleiders, onverschillig, of liet keizers,
koningen, regenten of presidenten waren,
niet begrepen, welke plaats den boer in het
volksleven toekomt. Op zijn werk is het
overige deel der bevolking aangewezen en
zonder den ijver van den handwerker kan
de intellectueele burger niet bestaan. Daarom
is aan dit standsverschil in den nieuwen
staat voorgoed een eind gemaakt, zijn bur
gers en boeren kameraden, die eendrachtig
samenwerken tot heil van 't algemeen be
lang. Over het type van den Pruisischen
jonker, over de heeren van de Oost-Elbe
werd zorgvuldig gezwegen en we kwamen
dus niet te weten, in hoeverre de vroeger
zoo fel aangevallen groot-grondbezitters met
klinkende namen tegenwoordig bijdragen
tot de verwezenlijking van dit ideaal??
Door toedoen van het rijksministerie voor
volksvoeding en de regeering der onder
scheiden landen is het gelukt, ongeveer
720.000 morgen land ter bebouwing voor jonge
boerenfamilies beschikbaar te stellen waar
voor boerderijen worden neergezet. Men heeft
hierbij ook aan Midden-Duitschland en aan
Neder-Saksen gedacht, waar de boerenbe-
lking bijzonder sterk onder den druk der
dustrie heeft te lijden. Ik hoorde vertellen
t in de provincie Saksen 900, in Hannover
0, in den staat Saksen 400, in Thüringen
350 en in Brunswijk circa 500 boerenbedrij
ven al lang stil liggen, zoodat ook hier wat
gedaan moet worden, om weer in 't bedrijf
der boeren leven te brengen.
Dc aankoop van land ter bevordering van
het boerenbedrijf omvat voor dc provincie
Saksen 12000 morgen, voor Hannover 70.000,
voor Brandenburg 60.000, in het Land Sak
sen 6000, in Thüringen 4000, in Brunswijk
1200 morgen land, terwijl men voornemens
is, voor de eerstvolgende jaren dit werk
voort te zetten. De Duitsche boer van ari-
schen bloede geniet dus de speciale opmerk
zaamheid en sympathie der tegenwoordige
regeering.
Bedenkt men hierbij, dat de studeerende
jeugd tegenwoordig verplicht is, een deel
mmisbare hulp~^j r
do on
_in
OP ELKE BUS EEN BON VOOR GESCHENKEN - DE BONS VAN DE REUZENBUS HEBBEN DUBBELE WAARDE
II
Markt, met Kaiserworth.
van haar vacantie op het land te gaan wer
ken, dan moet erkend worden, dat ernaar
gestreefd wordt, de tegenstelling tusschen
stad en land ten bate van beide partijen
zooveel mogelijk te verzwakken, om hier
door de nationale eenheid te bevorderen.
Goslar, 19 November 1934.
OP DE TWEESPRONG?
Wat men bij de V.-D. hoopt
In 'n artikel in de V r ij z.-D e m o c r a a t
over de moeilijkheden, welke op de 'lgc-
meene vergadering venvacht worden, leest
men o. m. dit:
„De vinnigste aanvallen worden gericht
op minister Merchant wegens de opheffing
van tal van openbare scholen. Wat men
echter vergeet, is dit: lo. is in vele gevallen
het on denvijs, door opheffing van kleine
scholen en daardoor 't ontstaan van scholen
met meer leerkrachten, er op vooruitge
gaan; 2o. zijn de uitgaven voor het bizondcr
onderwijs automatisch gedaald door de ver
laging der kosten van 't openbaar onder
wijs; 3o. is geen enkele bizondere school in
deze twee jaar gebouwd; 4o, zullen de bizon
dere scholen zich ook moeten concentree-
ren; gebeurt dit niet vrijwillig, dan zal de
wet op 't-L. O. worden gewijzigd; 5o. wordt
de rentevoet voor de gebouwen der bizon
dere scholen verlaagd; 6o. hangt de ophef
fing van" de openbare scholen grootendeels
af van Gedeputeerde Staten."
Vrage: Zijn dit allemaal feiten en offi
cieuss mededeelingen; of ook voor een deel
veronderstellingen?
OVER CUMULATIE
Wat er leeft bij de
Vrijz.-democraten
Op de agenda voor de algemeene verga
dering der Vrijz.-dem. partij komen verschil
lende voorstellen inzake cumulatie van in
komsten uit overheidskassen voor. En in
het laatste nummer van het orgaan leest
men o. m.:
Door Minister Colijn is in zijn laastgehou-
den rede in de Tweede Kamer omtrent bo
venstaand onderwerp gezegd, dat er reeds
veel gedaan is met betrekking tot dit punt
In vprband met dat gezegde zou ik dan
gaarne eens vernemen wat is gedaan in de
volgende concrete gevallen:
1. Burgemeestey-Kamerlid (Fleskens, Ter
Laan e. a.);
2. Burgemeester-pensioen Kamerlid;
3. Kamerlid-Wethouder (Dr. Vos te Am
sterdam;
4. Kamerlid-pensioen Wethouder;
5. Wethouder-pensioen Kamerlid;
6. Burgemeester-pensioen Minister (Lam-
booy);
7. Minister-pensioen Wethouder;
8. Commissaris dei" Koningin-pensioen
Minister;
9. Burgemeester-pensioen officier '(Wor-
merveer)
10. Minister-pensioen Gouv. Generaal N.I.;
11. Professor-Kamerlid;
12. Professor-pensioen Kamerlid;
13. Kamerlid-Gedeputeerde:
14. Gedeputeerde-pensioen Kamerlid;
15. Rechterlijk ambtenaar-pensioen rech
terlijk ambtenaar N.-I.);
16. Pensioen Minister-regeeringscommis-
saris of ambtenaar;
17. Lid van de Raad van State-pensioen
Minister of pensioen Kamerlid.
Ik denk, dat ik ze hier nog lang niet alle
maal heb, maar de bedoeling is duidelijk.
Alle gevallen zijn gemakkelijk te achter
halen, waartoe heeren Inspecteurs der di
recte belastingen ieder in zijn ressort hun
ROFFELRIJMEN.
BIJ TOERBEURT
N-axlat de r
gehad het
regeering -
ode pers het druk heeft
De roode pers is in de wolken
Met haar petitionnement:
De „kerkelijke massa" heeft zich
Bij duizenden tot Rood gewend
En, als ze straks bij de verkiezing
Zoo volgzaam is, zoo één met Rood,
Dan wordt de groote overwinning
Der arbeidersnog ééns zoo groot
Dan zal het blijken dat de ivèrkers
Van elk beginsel samen gaan
Om samen de moderne Mammon
Vereend van vuisten neer te slaan;
Dan zal pas blijken waar het echte
Hét christelijk beginsel zit
Dat ieder 't zijne iveet te geven
En niet het kapitaal aanbidt
Je zou het haast met Rood gaan wagen
Als je de roode bladen leest
Met dominee's- en bakerpraatjes
Zijn ze er druk opuit geweest;
De witte das stond niet onaardig!
Hij heeft z?n kosten opgebracht
Al gaf hij aan de linkervleugel
Viel reden tot gerechte klacht.
Gélukkig voor de roode eenheid,
Zoo uit het evenwicht geraakt,
Heeft Utrechts nieuwe burgemeester
Een zwenking mogelijk gemaakt:
Hij heeft een schandelijk tooneelstuk
Verboden! Hij heeft goed gedaan:
Het was één groote profanatie,
Neen, het was erger dan profaan.
Nu roept de roode pers verbolgen:
Mag dat niet, God op het tooneel?!
Zoo krijgt de christen en de heiden
Bij toerbeurt zijn bescheiden deel.
(Nadruk verboden.)
LEO LENS.
zeer gewaardeerde medewerking zouden
kunnen verleenen.
Waar in de tegenwoordige tijd duizenden
en duizenden gezinnen in het leven worden
gehouden met 10 a 12 gulden crisissteun
per week, daar is cumulatie als hierboven
vermeld te eenenmale onverantwoordelijk.
Alle cumulatie, dus ook de thans bestaan
de, dient onverbiddelijk met wortel en tak
te worden uitgeroeid.
Reeds verkregen rechten behooren zonder
meer aan het algemeen belang te worden
opgeofferd.
Bittere ironie
Als ik even tijd heb, lees ik een stukje in
het mooie nieuwe boek van Van Loenen,
De Gemeentewet (N. Samsom N.V., Alfen
a.d. Rijn), want dat boeit in de tegenwoor
dige tijd als een roman. Maar soms komen
booze gedachten bij mij naar voren.
Zoo 1 a s ik art. 1-44: Aan de raad wordt
de regeling en het bestuur van de huishou
ding der gemeente overgelaten
Maar ik dacht: Dat zal onjuist zijn. Het
moet immers wezen: Aan den Minister van
Binnenlandsche Zaken is enz.; want dan
klopt het ook precies op de laatste alinea:
„Hij maakt de verordeningen, die hij in het
belang der gemeente noodig oordeelt". Dat
kan toch niet op de r a a d slaan?
Even verder las ik: „De macht des Ko-
nings om dc besluiten van gemeentebesturen
te schorsen en te vernietigen, wordt bij de
wet geregeld." Prachtig, maar hoe staat het
met de macht des ministers, dacht ik. Als
die geregeld wordt, dan geschiedt het per-
circulaire van hem zelf.
Zoo staat het ook met het opmaken der
begrootingen, waarvan Van Loenen m.i.
ten onrechte vertelt, dat dit ook al door dc
wet geregeld wordt. Het gebeurt eenvoudig
per ministerieele oekase; welke ook, en
niet de wet, „algemeene regels geeft ten
inzien der plaatselijke belastingen..."
Spreek mij tegen, als ik ongelijk heb. Wou
u het misschien soepelheid, democratisee
ring, anti-bureaucratie noemen?
Dan verwijs ik u naar Ridderkerk. Ouders
en gemeentebestuur zijn daar, sedert 1929
van meening, dat er in het centrum van
Bolnes beslist een nieuwe openbare school
moet komen. Ik weet niet, of het waar is,
maar een gril van het gemeentebestuur
kan het niet zijn. Daarvoor ken ik Burge
meester en Raad te goed.
De raad besloot in 1931 in principe tot
schoolbouw en in 1932 probeerde het ge
meentebestuur geld te leenen van dc re
geeringMaar deze weigerde.
VRAAG ONS OF UW
BOE K HAN DELAAR
NAAR DE VERRASSIN
GEN TER EERE VAN
HET TACHTIG JARIG
BESTAAN VAN ONZE
ZAAK
Intusschen werkten de ouders op het ge
moed van Ged. Staten.
Deze onderzochten alles nauwkeurig, maar
schreven in 1934, dat zij eventueele
bouw van een nieuwe school niet zouden,
goedkeuren.
Tegen dit schrijven ging de raad in be
roep bij de Kroon. Maar, de minister van
Onderwijs heeft thans medegedeeld, dat
ni e t in beroep kan worden gegaan bij de
Kroon tegen een schrijven van Ged.
Staten, omdat dit schrijven niet kan wor
den beschouwd als een besluit krachtens de
Lager Onderwijswet 1920.
Toen ik dit gelezen had, wist ik meteen en
voorgoed, wat de uitdrukking bittere
ironie beteekent: Als de minister het met
een s c h r ij v e n eens is. is dat schrijven
machtig als de wet; wanneer hij er anders
over denkt, blijft het een bericht zonder
waarde.
Als de gemeentebesturen er ook eens zoo
over dachten
De Ned.-Duitsche Clearing-
overeenkomst
Besprekingen inzake het goederenverkeer.
Naar wij- vernemen ligt het in de bedoe
ling, dat de besprekingen over een Neder*
landsch-Duitsche clearingovereenkomst, wel
ke, zooals gemeld is, in Den 1-Iaag zijn aan
gevangen, gevolgd zullen worden door on
derhandelingen inzake het goederenverkeeï,
tusschen beide landen.
Naar men weet loopt het handelsverdrag
met 1 Januari a.s. af en het ligt in de be
doeling de besprekingen over een nieuw
verdrag te koppelen aan die betreffende de
clearing.
Goedkoope groenten voor
werkloozen
Dc mogelijkheid wc
onderzocht
Naar wij vernemen heeft de Rcgccring het
vraagstuk van de verstrekking van goedkoope
groenten aan de ondersteunde werkloozen ernstig
onderzocht Ofschoon het hier een zeer moeilijke
kwestie betreft, moet door de ten deze tusschen de
departementen van Economische en van Sociale
Zaken tot stand gekomen samenwerking, de moge
lijkheid van uitvoering geenszins denkbeeldig wor
den geacht.
Ter bespreking van de practische uitvoerbaar
heid en de mogelijkheid van het nemen van een
proef in 'n aantal gemeenten, heeft de minister van
Sociale Zaken thans eenige gemeentbcsturen tele
grafisch uitgenoodigd tot een bespreking, onder lei
ding van den directeur-generaal voor de werkver
schaffing en steunverleening op zijn departement.
Officieele Berichten
LANDMACHT
on. besluit is benoemd tot resetr
t voor speciale diens-ten bij dei
ipen dor artillerie met bem
enst bij de Arillerie-lnrioht
intplichtlge R. D. Osrn^a
t veldartillerie.
VAN CHARLOTTE M. YONGE
UIT HET ENGELSCH
Het geheele gezelschap kwam onder de
Veranda bijeen om daar een kop koffie te
drinken ook mijnheer Condamine, Blan
che en haar twee jongere zusters waren cr
bij en May kon niet laten ue gepaste be
leefdheid in acht te nemen jegens mijnheer
Dutton, schoon hij terugkwam met eenige
waterlelies, die hij voor Nuttic uit het meer
gevischt had en zij vond dat hij deed alsof
het hem al toekwam. Daarna vertrokken de
Londcnaars naar het station, waar Mark,
misschien had hij een kleine wenk van zijn
vrouw gehad, zag dat Nuttie en mijnheer
Dutton door de zorg van Broadbent een
goed plaatsje hadden in een ledigen wa
gen; hij kreeg toen opeens lust om te roo-
rooken en liet hen alleen.
Zij waren niet langer dan een seconde
alleen geweest sedert den avond van Al-
wyn's terugkomst, cn er heerschte een gruo
te gedwongenheid tusschen hen, die duur
de tot zij het eerste station gepasseerd wa
ren zonder dat er iemand bij hen kwa.u
zitten. Er was niets gesproken dan enkele
woorden over de schikkingen en over de
bedienden; maar waarschijnlijk kostte het
beiden moeite om te beginnen en ten laat
ste ging Nuttie aan den anderen kant zit
ten- zoodat haar gezicht niet te zien was,
en zei op een vreemden toon:
„Mijnheer Dutton
„Ja", en hij draaide zich dadelijk om.
„Was het u meenens wat ik dien
avond dacht dat gij bedoeldet"'
„Kunt gij daaraan twijfelen?" zeide hij
ernstig. „Maar zelfs teen was ik verrast
door de bekentenis, en zou ik die zoo moge
lijk teruggehouden hebben als ik gegist
had wat er gebeuren zou".
„Ach! maar dan zou ik dat dropje troost
bij alles gemist hebben"- en zij greep zijn
hand, welke haai' handdruk krachtig be
antwoordde; maar hij was zijn toon cn zij.i
woorden volkomen meester toen hij zeide:
„Luister, Ursula, voor gij verder spioekt.
Ik kan u niet zoggen hoe dierbaar gij mij
altoos zijn zult, maar toen ik met u sprak,
wist ik dat ik in alle opzichten een sterke
oppositie zou te verduren hebben van uw
vader en uw familie. En nu is uw positie
veranderd, zoodat we nog veel minder bij
elkaar passen. Ik ben geen jong mensch,
vergeet dat niet, en ik moet in de eerste
plaats om u denken; daarom geef ik u in
overweging of gij, zooals de zaken nu staan
niet beter zoudt doen datgene wat loon
voorgevallen is, als niet gezegd te beschou
wen, of slechts als de opwelling der dank
baarheid jegens een ouden vriend. Laat
mij buitenslands gaan om u de volle gele
genheid te geven om om nieuwe banden
aan aan 'te knoopen- die wellicht meer ge
past
„Mijnheer Dutton, hoe kuat gij zoo iels
afschuwelijks zeggen? Alsof een hertogdom
eenig verschil zou uitmaken!"
„Ja", zeide hij, zich naar haai omdraaien
de. „Als het alleen het gevoel voor een
ouden vriend is, dan is het beter het op te
geven, maar als uw hart er mee gemoeid
is, dan gaan we voort wat er ook van
kome. Gij hebt er recht op".
Nu hief zij het gelaat naar hem op en
drukte hij plechtig een kus op haar voor
hoofd. Zij haalde diep adem cn zeide na
een korte pauze: ,-En nu heb ik iets te zeg
gen. Zelfs in deze droevige tijden denkt een
mensch over zulke dingen en gij kunt mij
helpen. Ik ben blij dat gij het zijt omdat ik
weet dat gij het niet alleen zult willen, maar
er u zelfs over verheugen zult. Toen Mark
ons 't eeist had opgespoord, hielden mijn
lieve moeder en_ ik, moet gij weten, altoos
een gevoel dat het erg jammer was dat hij
de bezitting niet zou hebben zooals hij van
jongsaf gedacht had. Ik geloof dat mijn
lieve moeder het de beste schikking zou
gevonden hebben dat ik met hem trouwde;
maar zelfs toen ik niet van hem hield, had
ik plan ze aan hem terug te geven. Doch
zooals gij weet, scheen alles anders be
schikt te zijn; cn nu is het zoo gelukkig
dat gij met mij gesproken hebt, terwijl liet
lieve kind nog in ons midden was, omdat
gij mij nu zult helpen mijn vader te over
tuigen dat de eenige bevredigende oplos
sing van de zaak is ze in de mannelijke lijn
op Mark en zijn Willy over te laten gaan".
„Ja, ja, ik begrijp u!" zei mijnheer Dut
ton met vuur. „Het zou een onuitsprekelij
ke verlichting zij-a als we dat gedaan kon
den krijgen". t
„Ik geloof dat mijn vader het aangenaam
zou vinden", zei Nuttie. „Hii is op den
naam gesteld; en nu is er niemand die er
tegen is; daarbij houdt hij van Mark en
nog meer van Annaple! En gij! O, mijnheer
Dutton, als hij het maar goed wilt opnemen,
geloof ik dat gij mij bekwaam zult maken
om voor mijn ongelukkigen vader te doen
wat mijn lieve moeder tot haar diep „eed-
wezen nooit gedaan heeft kunnen krijgen".
„Met al wat in inij is, zal ik u ter zijde
staan", zeide hij. ,-Gij begrijpt natuurlijk
dat ik u niet zou kunnen vragen u los te
rukken van iemand voor wien gij zoo on
misbaar zijt. Als gij het mij wilt toestaan,
zullen wij te zamen voor hem zorgen, ais
deden we haar werk".
„Dank u" was al wat Nuttie's lippen kon
den uitspreken, hoewel haar hand veel
meer zeide.
En voor zij Londen bereikten, hadden zij
afgesproken op welke wijze zij zouden
trachten mijnheer Egremont gunstig voor
hun plan te stemmen en de vooruitzichten
voor de toekomst reeds nu in zoover gel
dig te maken dat Annaple zien niet vóór
dien tijd dood werkte.
HOOFDSTUK XIX
Niet eerzuchtig meer
„Wel, hoe is het gegaan, Annaple?"
„O. over 't geheel zeer goed, schoon ik
dubbel medelijden met den ongelukkigen
ouden man had, toen hij wilde doen alsof
hij alles vergat, en gij allen naar een pic
nic waart, terwijl hij 's middags een langen
rit met mij ging maken, waar we het min
ste kans hadden iemand te ontmoetea,
dat moet ik tot zijn eer zeggen.'
„Vergeten is aiet het beste voor hem!"
-Alsof hij het zou kunnen vergeten!
Maar hij was heel lief en vriendelijk, en was
bijzonder beleefd yoor zijn .doen. Ik geloof
dat hij mij eenigszins beschouwt, als een be
schermster tegen den plechtigen mijnheer
Edsall".
„Edsall behandelt hem toch zeker goed.
Ik had uitmuntende recommandaties van
liem. Zooals gij weet heb ik de dochter vni.
zijn vroegeren meester gesproken".
„O! alleen wat al te goed. Hij gaat met
hem om alsof hij een kind van drie jaar, of
een waanzinnige was. Hij wil hem eenvou
dig niets kwalijk nemen, evenmin als hij dat
een kind zou doen".
„Wat zou hij hem kunnen kwalijk ne
men?"
„Dat mijnheer Egremont vreeselijk boos
is dat Edsall hem niets wil geven zonder
Mat hij noemt goedkeuring van den dok
ter. Zijn gezicht is te slecht- zooals gij weei,
om te durven wagen zelf iets ie tc schen
ken, en bovendien heeft Edsall al de medi-t
cijnen achter slot, en is de onverschillig
heid in persoon, hoeveel scherpe benspin
gen hij ook krijgt, zooals ik wel geloof dat
nu en dan gebeurt".
„Gelooft gij dat hij het uit zal houden?"
„Wie, uw oom? Ja, dat geloof ik wel. De
knecht voorziet beter in al wat hij nooc'ig
heeft dan Gregorio".
„Ja; Nuttie zei dat zij zeker was dat hij
hem in den laatsten tijd veronachtzaamde,
zoo niet beleedigde. Maar hij moet Gregorio
vreeselijk missen. Zij waren tenminste vijf
en twintig of dertig jaar by elkander ge
weest, en hielden allerlei praatjes met
elkaar".
-.Terwijl het tegenwoordige vaderlijke
despotisme en de afschrikwekkende ernst
en deftigheid zullen maken dat hij zich
hieer becEt aan menachen san zijn 3igon
stand".
„Als die van het rechte soort zijn, daar
komt het maar opaan".
„Hij heeft mij een heelen hoop brieven
laten voorlezen; zooals gij weet, heb ik dat
reeds al dezen tijd gedaan, als hij N ittio
niet kon krijgen. Er waren er eenige van
mijnheer Bulfinch. Weet ge dat die zaak
waarnemer van hem niet veel beter clan
een oplichter moet zijn?"
„Bulfinch komt morgen in de stad om
hem te spreken".
„En ge moet weten, Mark, dat hij ziju
,-oelsprieten heeft uitgestoken om te on-Jok
ken of wij zouden willen en d&ou wat hij
ons vijf jaar geleden gevraagd heeft
Zoudt gij willen?"
„Als het niet om de kinderen was, en dat
we niet soms zoo erg verlegen zitten, zou
ik zeggen dat het meer in den \olston zin
des woords leven was, er u in den handel
bovenop te werken", zei Aanapje. „Als gij
de Squire waart, zouden er allerlei w-igen
voor u open liggen en dan was het heel
iets anders, maar daar is geen kans op,
en ik heb dikwijls de wijsheid van de u-t-
drukking in de Apoeryfe boeken bewrn-i
derd. „Maak u niet tot een ondergeschikte
van een dwaas man".
-.Nu, het is gelukkig dat gij er zoo oveit
aenkt, Nannie, want ofschoon Dutton z»ker
dwaas ma-a is, zal hij ge<n onderge
schikte noodig hebben. En wat zegt gq \nn
het voorstex mijner moeder om de arme
Poole te Redcastk te logeeren te hebben en
haar de baby te leenen om haar te troosten
tot zij weer uit gaat."
ÏWordi Vervolgd)!, j