En ook heb Ik gehoord door A. M. M. „Hier ligt je geld, Jager, en ik raad je aan het „Hier liqt je geld, Jaqer, en ik raad je aan het op le nemen en verder geen praatjes meer te maken." op te nemen en verder geen praatjes meer ie maken". Met drcigondc blikken wees de aannemer Besse- laar den ploegbaas op het zilvergeld, dat in rijtjes neergeteld was op het biljart in het café „Welge legen" een bedrag van 190 gulden. Bessclaar was aannemer van de werken tot ver hooging van de dijk langs de „inlaag" van de Oude-poldcr. Ilct uitvoeren van het grondwerk had Bcssola&r opgedragen aan Jager, die met een ploeg van twaalf polderjongens de houten volks keet aan de dijk had betrokken, ruim twee weken gelden. „Meneer", antwoordde Jager, „u moet het mij niet kwalijk nemen als ik nogmaals zeg, dat we zóó niet verder kunnen gaan. Na een week van hard worken in harde grond nog geen vijftien gulden per man,'t is te weinig!" „Hard werken? }v «at hard werken?. {dan', ht nen nog nooit meer betaald dan negen- non centen de kar, en jij hebt het grondwerk voor die prijs aangenomen ook!" „Neen, meneer, zóó is de afspraak niet gemaakt. Toen wij de vorige week met het spoorleggen klaar waren, hebt u gezegd: we moesten maar eens eon week ons best doen en zien, wat we konden bereiken met een standaard-loon van negentien centen per kar; we konden dan later nog wel eens praten. Zóó is 't afgesproken." „Nou dan heb je toch geweten, dat ik in geen geval méér zou geven? Jij had dan wel d a d el ij k kunnen zeggen, dat je meer moest hebben, en je bei.} toch om het werk wezen vragen?" „Dal is waar, meneer. Maar u hebt nu zelf ge zien hoe stug do grond is en vol wortels en distels, die or allemaal uit moeten. Het is onmogelijk meer kanen i>er dag te laden; we hebben het wel ge probeerd,maar als t' nu eenmaal niet kan? 't Is ons óók tegengevallen." „Hoor eens, Jager, met al die praatjes heb ik mets te maken. Ik houd vol, dat het jullie eigen schuld is, dat je niet meer hebt verdiend. En als je zoo'n last met stugge grond hebt, nou dan moet jo zulk grondwerk niet aannemen, man! Iedere polderjongen weet, dat oude klei veel las tiger is dun welke andere grond ook." „Dat weten wij ook wol, meneer; maar u wist «lat het hier oen wildernis van doorns en distels was, en dat wisten w ij niet! Dit is geen gewoon grondwerk, en hot moet dus ook meer kosten." „Dan had jij maar moeten komen kijken voor- d.ut je bot werk. van mij aannam. Ieder piendere ploegbaas zou dnt doen, en dat jij zoo stom ge weest bent om dat te verzuimen, kan ik niet hel pen, en in geen geval bon ik er voor te vinden om. voor jou stommiteit op te draaien, nicrci!" „Meneer, ik heb het grondwerk niet aangeno- men, 011 ik ben met de ploeg in goed vertrouwen hier gekomen, omdat ik dacht dat u ons billijk zou behandelen en wij een goed weekgeld zouden kunnen mukon, zooals u ons voor het spoorleggen betanldc." „Zoo nou ik ben nu je gezanik moe, en ik stu er op dat je het geld meeneemt en de volgende week harder zult aanpakken; dan verdien je van- zelf meer. Dus: wil je het geld hebben, ja of neen?" „Meneer, dc menschen hebben me gezegd, dat ik «T geen genoegen mee nemen moest en dat een loon van negentien centen dc kar te weinig is." «Zoo! zeggen jou iiH-iischcn dat? Nou dan heb ik ook een boodschap voor die mooie ploeg! Jo kunt dat geld laten liggen en in de keet gaan ragen hoeveel ik voor deze week moet betalen! Al Vragen jullie ook het dubbele van wat je ver diend hebt verdiend, zeg ik 't zal betaald worden, maar, en dat is geen smoesje dan zorg je binnen een half uur, met je heele rommel, de keet te hebben ontruimd, anders laat ik je door de politie wegjagen! Versta je dat? Dachten jullie mij te regeeren? Dat zal ik je eens anders laten Aannemer Besselaar sloeg bij deze bedreiging met dc vuist op liet biljart en vloekte. „Meneer! bezondig u toch niet zoo!" riep Jager ontsteld. „U behoeft om ons verzoek niet tc vloe kenik zal nog eens niet de jongens overlag en dan „Nog meer ouwe-wijvc-praatjcs zeker? 'k Heb cr al meer dan genoeg van, en ik moet noodig weg, dus... neem je liet geld mee, of'niet?" „Zeker zal ik liet geld meenemen, meneer; dan kunnen de menschcn zien dat u niet méér wilt bc- „En dan verder?" „Dat weet ik niet, meneer." „Dus dan moet ik maar afwachten, of de heeren Maandag het werk voortzetten, of dat ze den boel neergooien?" „Meneer ,u weet heel goed, dat wij niets liever willen dan liet werk afmaken. We hebben vrouw en kinderen thuis, die inoeten pok eten 1 en u weet ook heel goed, dat we hier zijn gekomen met de gedachte voor een maand of vier werk en ver dienste te zullen hebben, dus;" „Nou geloof ik dat je heelemaal gek bent... Vier maanden voor dat prutswerk?Ha, ha! dat is tot September?... Dan moet het al een maand ver geten zijn, man dat heele grondwerk, en jou ploeg er bij, dat zeg ik je!" „Ik heb niet beweerd, dat wij er zoolang over zullen doen, meneer, maar de termijn van opleve ring is toch pas 15 September? De opzichter van de polder heeft dus nog meer dan vier maanden voor de uitvoering gerekend." „Die opzichter kan wel zes maanden rekenen; dat kan mij wat bommen! I k heb mijn begrooting gemaakt op uiterlijk twaalf weken, en als het weêr goed blijft kan 't nog best een paar weken korter. Vier maanden! 't Zov wat moois zijn, maar... nou heb ik jullie pas in dc gaten! Ja-ja! De ploegbaas, niet de aanncn.er, zal beslissen hoe lang het werk zal duren, hè? Het gewone liedje .van: morgen komt er nog een dag! Maar bij mij moet je die streken niet uithalen!" „Zoo zijn wij niet, meneer. U kunt de bewijzen krijgen als u de moeite wilt nemen de volgende week te komen zien hoe wij werken. Dat willen wij allemaal graag, en „Dacht jij nou, dat ik hier een week voor po litie zou komen spelen? Hoe kom je op 't idee? 'k Heb nog wel iets anders te doen; of dacht jij dat i k niet voor vrouw en kinderen moest zor gen? Moeten die misschien van de wind leven, of .van dit grondwerkje?" „Neen meneer, dat denk ik niet; maar u zult toch ook niet willen, dat onze vrouwen en kinde ren gebrek lijden, en dat komt ervan, nu wij hier ook onze uitgaven hebben." „Hoor eens, Jager! Ik zal voor deze weck een cent opleggen, dus twintig centen de kar, maar al leen voor deze week hoor; de volgende week is het dan weer negentien." „Maar meneer, dat is slechts drie kwartjes per man méér, en dan over het heele werk?" „Jager! ik schei er mee uit; hier nog tien pop, en daarmee basta! Wil je nietbestdan ga je vandaag nog de keet uit. 'k Ben benieuwd waar je dan nog werk zult vinden! 't Is nog al druk tegen woordig, hè? Nou, een beste tijd om herrie te maken!" „Neen meneer, 't is een zorgvolle tijd, dat weten wij misschien nog beter dan u, en wij willen hard werken om er boven op te blijven. U hebt toch een behoorlijke som voor het werk? Laat ons dan ook billijk verdienen. Wij hadden gerekend op een kwartje; kan dat niet?" „Geen haar van mijn hoofd, dat cr over denkt; 'een kwartje!... Wacht, daar heb je Bakker, den uitvoerder van het grondwerk aan de Langedijk. Je moet hem eens vragen, hoe ze d&ór werken; dan zul je wat anders hooren!" „Dat weet ik al, meneer." „Wat weet je dan wel?" „Dat ze daar nog geen rijksdaalder por dag ma ken, meneer." „Wie zegt dat?" „Dat geeft niet, maar ik weet het zeker." „Dan ben je verkeerd ingelicht, man!Zeg, Bakker! kom eens nader!" „Zoo meneer, bent u hier nog?" vroeg Bakker, alsof hij erg verwonderd was. „Tot mijn verdriet, ja! Ik zit hier nl veel tc lang te bekvechten, maar dien Jager kan ik maar niet overtuigen. Zeg jij hem nou eens, hoeveel wij aan de Langedijk \oor «Ie kar geven." „Negentien cent, Jager, en dat is een goed loon!" „Hoor jo het nu, Jager? Negentien centen de kar!" „Ja meneer, Ik wist al, dat ze daar niet meer hebhon kunnen krijgen." „Wil h ij dan misschien méér hebben, meneer?" .Vroeg Bakker driftig. „Ik heb liern al twintig centen geboden, maar dat vindt hij nog te weinig." Bakker grijnsde, en loerde als een gier. „Weet ti wat u doen moet, meneer? Dat liccle stelle tje bier wegjagen! Over enkele dagen is «ie Lange dijk klaar en dan zal ik liet zaakje hier wel op- khappen, met een andere ploeg en voor negentien centen hoor! GrAiig doen ze het daarvoor!" „Weet je wat ik aan Jager heb gezegd, Bak ker? Dat ze niet gewerkt, maar gespeeld hebben, want dat ze anders méér hadden moeten verdie nen; veel meer!" „Hoeveel karren hebben ze dan deze week, meneer?" „Nou, dat zie je! Hier liggen tweehonderd pop, voor dertien man, die volgens opgaaf van den dijk werker in totaal duizend karren hebben ontgra ven en gestort." De uitvoerder Bakker deed een afgrijselijke ver- wensching. „Baas Bakker," riep Jager met trillende stem: „dat vloeken wordt eenmaal gestraft; wie weet boe spoedig, en ik wil hier niet langer blijven cn die Godslastering aanhoorenlMeneer Besselaar, ik neem het geld mee, maar vraag u nogmaals dringend om zoo .goed te willen zijn de volgende week ons werk te komen beoordeelen. En als u dan ziet, dat wij ons uiterste best doen, wilt u dan nog eens met mij praten over het loon?" „Neen Jager. Ik kom wel kijken, maar ik geef geen cent meer. Ik weet te goed, dat je voor twintig centen do kar een fatsoenlijk weekloon kunt halen." „Maai- meneer Bessolaar,'' schetterde Bakker, „jaag dat Stel prutsers toch weg! Laat mij voor een i'inciere ploeg zorgen; dat zal u nog een paar weken in de oplevering schelen oolc!" „Neen, Bakker, ik wil Jager zien tc houden. De menschcn zijn nu eenmaal hier, cn als hij het nu van mij aanneemt voor twintig centen de kar, dan mag hij het werk ook afmaken. Hoe denk je er inu over, Jager?" „Mag ik de volgende weok beslissen, meneer?" „Neen vriend, nu, op dit oogenblik.anders is het tusschen ons voorgoed gedaan." „Mag ik dan even met de jongens gaan over leggen, meneer? Binnen een half uur ben ik bij u terug." „Onmogelijk, Jager! Ik had al lang moeten weg gaan, en jij kunt dat best met je ploeg klaarspe len; ze hebben trouwens niet veel keus,... twintig cent, of niemendal,... 't is nog al eenvoudig." In ernstige gedachten zag Jager nu eens den aannemer Besselaar en dan den uitvoerder Bakker aan. Geen van beiden ontweek de peinzende blik van den ploegbaas. Geduldig wachtten zij op het antwoord, dat zij reeds wisten. Eindelijk kwam de beslissing, toen Jager op sombere toon zei- „Meneer, u laat mij geen andere keus, cn moet ik dus alleen de knoop doorhakken. Goed voor twintig cent do kar, maar... hoe doet u met onwerkbare dagen?" „Dan mag je bij je vrouw op visite," grinnikte dc aannemer. „Of dacht je nou, dat ik daarvoor ook nog kon betalen? I k zou ook graag een paar gulden willen verdienen. We zullen het even zvyart op wit zetten, Jager, dan krijgen we later geen venschil van meening meer. Je mag van ge luk sproken, dat ik vandaag een erg royale bui heb hoor, want andere had ik je die prijs nooit gegeven, dat verzeker ik je, vriend." Een kwartier lr ter bad de ploegbaas Jager een verklaring ondcrtcekend, dat hij het grondwerk van den aannemer Bcrselaaar, zonder bijlevering van materieel cn zonder vervoer, dooh geheel ten genoege van dc directie, zou uitvoeren tegen een betaling van twintig cent per kipkar, elke Zaterdagmiddag te verrekenen, cn dat hij geen aanspraak op bijbetaling voor onwerkbare dagen zou kunnen doen gelden De uitvoerder Bakker teekende dc verklaring óók als getuige. „En nu zullen we samen nog een borrel op de goede afloop nemen. Jager!" „Ik dank u, meneer." „Een pot bier dan?" „Ook niet, meneer, 'k Zal het geld even natellen en dan ga ik weg." „Zooals je wilt hoor. Dan nemen wij een bor rel, hè Bakker?" .Graag, meneer Besselaar." Met angst in bet hart verliet Jager het café „Welgelegen". Wat zouden de jongens van zijn beslissing zeggen? Hij had wel niet anders kunnen handelen, maar zouden ze allemaal goedvinden, wat hij bad gedaan? Niet zóó gemakkelijk... Voor de overmacht bukken is niet zoo eenvoudig... Hij zou berustenMet Gods hulp. En dan maar verder afwachten, wat God met hen voorhad. In het café „Welgelegen" klonk de aannemer Besselaar met zijn uitvoerder Bakker op de voordcclige uitliesteding van het grondwerk. „Ik dacht dat hij me nog zou ontglippen," zei Besselaar. ,,'t Is goe«l gezien, dat ik jou hier liet komen, om ook nog een duit in 't zakje tc doen. Hij kan nu niet meer terug en ik heb er een aardig werk aan." „Mag ik do verklaring nog eens lezen, meneer?" „Donk je dat cr nog iets aan mankeert?" „Misschien zit er nog iets in. Ik weet niet meer precies hoe u het werk omschreven hebt." „Nou lees maaar. Ik dacht dat het zóó wel goed was." Langzaam als een rechter, las en herlas de uitvoerder dc getcokcndc verklaring. Grijnzend gaf hij het stuk terug. „Wij hebben hem te pakken, meneer! Zoo'n uil!" „Hoe bedoel je, Bakkei?" „Wel, de verklaring spreekt alleen van karren, en cr staat niet bij of dat gclijk-vol, of met een kop er op moet zijn. I' bobt natuurlijk afgeladen karren bedoeld voor zoo'n hooge prijs van twintig cent!" (Wordt vervolgd), A 354 KORT VERHAAL Afstand door J. M. WESTERBRINKWIRTZ Terwijl zo zat naast Ine's ruststoel; terwijl ze, op Ine's verzoek, de kasten inspecteerde cn aan- tcekende, wat aangevuld moest worden, zei Em herhaaldelijk tegen zichzelf: „Ik ben blij, dat Ine beter wordt. Natuurlijk ben ik blij. Als ze maar niet En in dit „als" en in het feit, dat ze zichzelf overtuigen moest van eigen blijdschap, stak de angel. Wanneer ze, luisterend naar Ine's optimistische bespiegelingen, ook maar iets in haar meende te speuren van een vaag voornemen, Liontjc nu maar meteen hier te houden, voelde ze zich verstijven in angstige afwachting. Teruggaan, vanavond, zonder het kindde lange treinreis in het gedurig weten van eigen armoedein het leege huis alléén Henk te vindenhet was onmogelijk. Want het huik was leeg zonder Lientje, ondanks Henks luxd- x-uchtige vroolijkhoid. Zo begreep, dat het eens toch moest gebeu renZe had maar één wenscli: niet nu. Nog niet. Al wist ze ook, dat ze, ondanks dit uitstel, toch telkens vooruit zou doorvoelen de pijn van het afstand-doen Toen ze, dadelijk bij liet binnenkomen, verrast had gezien, hoeveel Em gewonnen had sinds baar laatste bezoek, had ze meteen in een onwillekeu rige reflexbeweging, gespeurd, boe Lientje op het weerzien reageerde. En er was, onder haar eclitc vreugde om Ine's beterschap, een vredige voldoe ning in haar gerezen, toen Lientje zich het eerste uur telkens keerde van de baar vreemd-geworden moeder naar de tante, bij wie ze nu al weken baar thuis had. Een voldoening, die nauwlijks vervaag de hij het zien van Ine's teleurstelling Doch Ine was verstandig. Ze dwong Lientje niet. En langzaam, doch zeker, werd de band tus schen moeder cn kind opnieuw aangehaald. 't Is het bloed, dat spreekt. Daar kan ik niet tegen op. En dnt ik dit nooit ervaren zal! Nooit! Opnieuw rees de bitterheid om eigen gemis in Em. Ze moest opstaan; bezigheid zoeken, om zichzelf niet aan Ine te verraden. Toen ze terugkwam, cn opsomde wat in dc eerste weken voorziening cischtc, zei Ine: „Ik word moeIk ben ook aan do drukte van kinderen om me hoen te hebben ontwendAls jc Lientje meenemen wil, zal ik probeeren wat te ruston. Vanmiddag hebben wc nog de tijd. Dit is het, waardoor zo wachten kanWaar door zc vandaag niet, als bij vroegere bezoeken, Lientjc's gunsten en glimlachjes bijna afdwingt. Ilct weten, dat zc het kind terug krijgt, dat zc de tijd heeft, weken, maanden, jarendacht Em. En ze was eerlijk genoeg eigen onrust te erken nen als een uitvloeisel van de wetenschap, dat haar eigen tijd inkromp, snel inkromp. Misschien nog een paar weken; nog één reis met Lientje naar hier, dan ga ik terug, alléén Ineens besloot ze: Als hel dc laatste keer is als ik wéét, dat liet de laatste keer is, moet Henk Lientje brengen. Daar kom ik niet doorheen. 's Middags, terwijl ze thee dronken, cn de tijd vergleed, zonder dat Ine repte over andere plan nen met Lientje, dan ze overeengekomen waren, werd Em rustiger. Het deed haar goed, dat, nu dc angst voor dat ééne luwde, haar blijdschap om Ine's aanvankelijk herstel groeide. Een ontaarde zuster, zooals ze die morgen bij tijden gevreesd had, was ze niet. Doch onder dit denken smeulde opnieuw het verzet tegen eigen levenslot. „Als ik slecht word, als ik Ine het bezit van haar eigen kind niet gun, dan is het, om wat mijzelf onthouden word", ver dedigde ze haar vast willen houden van wat niet het hare was. Bij het afscheid-ncmen viel het gevreesde woord. „Nu ben ik nog niet sterk genoeg; ik zou niet graag opnieuw instorten, maar als jullie saampjes terug komen, dan blijft Lientje bij moeder!" Ze knuffelde het kind, cn zei tegen Em: „Ik zal Cor ook schrijven, dat ik met een paar weken liaar wel weer thuis kan hebben. Kees wil, dat ik een juffrouw neem, de eerste tijd. Hij heeft al een advertentie geplaatst. Gelukkig, dat we het finan- tieel konden bolwerken: mijn ziekte en straks die exli. uitgave. Heerlijk zal het zijn, de twee hum mels weer thuis te hebben! Ik verlangde soms zoo, en soms dacht ik, dat het nooit weer gebeu ren zou. Tenminste, dat ik cr dan niet meer zijn Ze lachte en huilde tegelijk. Lientje, een beetje verontrust door dit vreemde, trok aan Ems hand: „Toe nou, tante!" Em 7.0i: „IIou je nu kalm, Ine. Het is immers alles goed nu". Maar zc wist, dat het met haar zelf niet goed Ine begreep niet, hoe haar jubel Em bezeerde. Ze had haar nooit kunnen betrappen, wanneer ze zich alléén waande met Lientje. En zóó bang was Em, zich in de ziel te laten kijken, dat zc zich bedwong, zoo gauw ze zich wist gadegeslagen in haar omgang met het kind. Nooit ook had Ine vermoed, hoe het Ems plots wakker-geroepen ver langen naar het moederschap was, dat haar deed toestemmen in een huwelijk met Henk Buiten hield Em Lientje's handje in de hare, als was het een opnieuw veroverd bezit. En het kind dat, ondanks een ongemerkt terugglijden in vroe gere gewoonten, toch innerlijk ontwend was aan een moeder, die niet door het huis liep als andere mensehen, liet in onbegrepen opluchting dit vreemd-ge woniene meteen los voor wat zóó ver trouwd nu was als het wandelen met tante. Oom, het huis in de stad ze begon ernaar terug te verlangen, als naar haar eigen wereldje. Ze kwamen vroeg aan hot station. Em was blij dat Kees, onverwacht weggeroepen voor zaken, haar niet had kunnen wegbrengen. Ze had cr be hoefte aan, eigen verwarde gevoelens te ordenen. Ze wilde niet behouden wat haar niet toekwam; ze wilde niet Lientje vervreemden van haar eigen moeder en haar eigen huis maar o, dc smart om het gemis die nu zoo ondragelijk weer schrijnde! Met opzet zocht ze een coupé, waarin reeds an deren zalen. Zij, die gewend was eigen gevoelens cn die van anderen te analyseeren, als had ze zich nooit geheel los kunnen maken van haar werk op het laboratorium, ervoer nu de behoefte zich te verschuilen, in een oppervlakkig gesprek, met vreemden, voor eigen verdoken verlangen. Zelf zou ze niet geweten hebben, hoe in contact te komen met de twee boerenvrouwen, die elkaar kenden en aan eikaars gezelschap genoeg schenen te hebben. Maar Lientje hielp haar, zonder het te weten. Lientje, die met argeloozc nieuwsgierigheid de volgepakte en uitpuilende karbiezen betastte, en verrast toekeek, bij het wonder, dat hieruit zuurtjes en koekjes werden tc voorschijn getooverd voor haar. Zie je wel, een kind, dat maakt alles gemak kelijk dacht Em opnieuw. Ze was trotsch op Kinderportret. Lientje; ze wist wat die vrouwen dachten, cn weer sprak het nietLientje, die ook thuis het woord „tante" alléén gebruikte voor een roep naar de verte, verried niet, wat Em verborgen hield als ware het een schande. De vrouwen zeiden: „Wat een schatje! Wat een fijn jufje!" Em glimlachte gevleid. Eén van dc twee vroeg: „Heeft ze nog zusjes? of broertjes?" Lientje vertelde, trotsoh op haar weten: „Broetje is bij tante Cor." Do vrouw zei: „Ocn keek naar Em, als verwachtte ze een verklaring. Zooicts van: „ecu daagje uitbeter voor de kleinste, thuis te blijven"... Doch Em staarde hardnekkig naar buiten... Gelukkig, ze waren er haast! Ze nam al bij voorbaat Lientjes linnen hoed uit het net; hield die in haar hand. Haar ner- veuse vingers verfrommelden, zonder dat ze het bemerkte, de slappe rand. Toen zei de oudste boerin, met een zekerheid, geboren uit ervaring: „I-Iet is een rijk bezit, me vrouw, zoo'n kind. Ik heb cr zelf zes. 't Valt niet mee, in deze tijd, maar als een mcnsch zich in denkt, dat je er één zou moeten missen Een blos kroop, onder haar praten, op in Ems hals, breidde zich uit over haar wangenMaar ditmaal keek ze do vrouw aan. En ze zei, omdat ze moest, omdat het was, als dwong iets of iemand haar tot dit zeggen: „Ze is niet mijn doch tertje. Ik ben maar haar tante." De vrouw, in fijne intuïtie iets radend van wat cr in Em omging, mompelde verlegen: „O Em boog zich over Lientje; trok haar afgezakt sokje op. Toen hield ze het rooio manteltje voor haar uitgespreid; zei: „Kom. We zijn zoo hij oom." Onderwijl voelde ze zich, als had zc daarnet, met die paar woorden, afstand gedaan van het kind. Het hevig verlangen, haar te mogen houden, losgelatenZoo rustig als nu was zc niet ge weest, deze gansche dagWant zooeven, ter wijl in haar de stille strijd word uitgevochten tus schen schijn en waarheid, had ze ineens, nis in een glimp, God gevoeld boven de gang van baar leven. De Veluwe Boschbesscn „met melk en suiker". Dc gemeente Ede is rijk aan boasclien en heide velden. Deze beslaan tc zamen 15000 H.A. In deze en ook in alle andere Vcluwsche bosscihcn treft men veel boschbessen aan. Het zijn besjes iets .grooter dan een erwt en donker leiblauw van kleur. Zij groeien aan lage, nietige struikjes, uitsluitend in de schaduw der hooge hoornen. Zoo dra een bosch „gevallen" is, d.w.z. uitgeroeid, Op de Vdluwc. verdwijnen deze struikjes. Dc boschbesscn worden gezocht en voor velen is het een lekkernij. Men moet echter in het zoeken ecnigszins geoefend zijn, anders loopt men ze licht voorbij, daar do besjes verscholen liggen onder «Ie blaadjes der struiken. Van half Juni tot half Juli trekken groepjes kinderen 's morgens al vroeg de bossohen in, want in don voormiddag zijn de besjes liet gemakkelijkst te vinden, 's Avonds wordt dc buit aan do opkoopers verkocht. Meestal worden de boschbesscn verzonden naar Engeland, waar men or jam van maakt, doch ook velen gaan 's avonds met oen schaaltje bessen naar de meergegoeden in het «lorp, «lie er, ook al uit pliilantropisch oog punt, aanmerkelijk meer voor betalen dan de op koopers. Dit zooken levert voor velen een aardig buitenkansje op, waarop vele ouders vooruit al rekenen om er voor Jan of Pictjo oen nieuw pakje van te koopen. Dc echte Vcluwcnaars eten dc boschbceecn met melk en suiker. In vroeger tijden gingen ook volwassenen des Zondagsmiddags bessen zoeken om zc zoo van «le struiken te eten, hetgeen voor velen een heerlijk heid was, misschien wel omdat daarbij jongens en meisjes een rondedans maakten mot „Heit was in de Moi". Do bosschen geven echter nog moor voordeden voor do meer behoeftige bewoners der Veluwe. Eikels zoeken. In October cn Novcmilicr gaan velen eikels zoo ken, hetgeen wel eens zeer loonend geweest is. En het gebeurde dikwijls, dat men daags in do

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 13