En ook heb Ik gehoord
door
A. M. M.
„Hier ligt je geld, Jager, en ik raad je aan het
„Hier liqt je geld, Jaqer, en ik raad je
aan het op le nemen en verder geen
praatjes meer te maken."
op te nemen en verder geen praatjes meer ie
maken".
Met drcigondc blikken wees de aannemer Besse-
laar den ploegbaas op het zilvergeld, dat in rijtjes
neergeteld was op het biljart in het café „Welge
legen" een bedrag van 190 gulden.
Bessclaar was aannemer van de werken tot ver
hooging van de dijk langs de „inlaag" van de
Oude-poldcr. Ilct uitvoeren van het grondwerk
had Bcssola&r opgedragen aan Jager, die met een
ploeg van twaalf polderjongens de houten volks
keet aan de dijk had betrokken, ruim twee weken
gelden.
„Meneer", antwoordde Jager, „u moet het mij
niet kwalijk nemen als ik nogmaals zeg, dat we
zóó niet verder kunnen gaan. Na een week van
hard worken in harde grond nog geen vijftien
gulden per man,'t is te weinig!"
„Hard werken? }v «at hard werken?.
{dan', ht nen nog nooit meer betaald dan negen-
non centen de kar, en jij hebt het grondwerk voor
die prijs aangenomen ook!"
„Neen, meneer, zóó is de afspraak niet gemaakt.
Toen wij de vorige week met het spoorleggen
klaar waren, hebt u gezegd: we moesten maar eens
eon week ons best doen en zien, wat we konden
bereiken met een standaard-loon van negentien
centen per kar; we konden dan later nog wel
eens praten. Zóó is 't afgesproken."
„Nou dan heb je toch geweten, dat ik in geen
geval méér zou geven? Jij had dan wel d a d el ij k
kunnen zeggen, dat je meer moest hebben, en je
bei.} toch om het werk wezen vragen?"
„Dal is waar, meneer. Maar u hebt nu zelf ge
zien hoe stug do grond is en vol wortels en distels,
die or allemaal uit moeten. Het is onmogelijk meer
kanen i>er dag te laden; we hebben het wel ge
probeerd,maar als t' nu eenmaal niet kan?
't Is ons óók tegengevallen."
„Hoor eens, Jager, met al die praatjes heb ik
mets te maken. Ik houd vol, dat het jullie eigen
schuld is, dat je niet meer hebt verdiend. En als
je zoo'n last met stugge grond hebt, nou dan
moet jo zulk grondwerk niet aannemen, man!
Iedere polderjongen weet, dat oude klei veel las
tiger is dun welke andere grond ook."
„Dat weten wij ook wol, meneer; maar u wist
«lat het hier oen wildernis van doorns en distels
was, en dat wisten w ij niet! Dit is geen gewoon
grondwerk, en hot moet dus ook meer kosten."
„Dan had jij maar moeten komen kijken voor-
d.ut je bot werk. van mij aannam. Ieder piendere
ploegbaas zou dnt doen, en dat jij zoo stom ge
weest bent om dat te verzuimen, kan ik niet hel
pen, en in geen geval bon ik er voor te vinden om.
voor jou stommiteit op te draaien, nicrci!"
„Meneer, ik heb het grondwerk niet aangeno-
men, 011 ik ben met de ploeg in goed vertrouwen
hier gekomen, omdat ik dacht dat u ons billijk
zou behandelen en wij een goed weekgeld zouden
kunnen mukon, zooals u ons voor het spoorleggen
betanldc."
„Zoo nou ik ben nu je gezanik moe, en ik
stu er op dat je het geld meeneemt en de volgende
week harder zult aanpakken; dan verdien je van-
zelf meer. Dus: wil je het geld hebben, ja of neen?"
„Meneer, dc menschen hebben me gezegd, dat ik
«T geen genoegen mee nemen moest en dat een
loon van negentien centen dc kar te weinig is."
«Zoo! zeggen jou iiH-iischcn dat? Nou dan heb
ik ook een boodschap voor die mooie ploeg! Jo
kunt dat geld laten liggen en in de keet gaan
ragen hoeveel ik voor deze week moet betalen!
Al Vragen jullie ook het dubbele van wat je ver
diend hebt verdiend, zeg ik 't zal betaald
worden, maar, en dat is geen smoesje dan
zorg je binnen een half uur, met je heele rommel,
de keet te hebben ontruimd, anders laat ik je door
de politie wegjagen! Versta je dat? Dachten jullie
mij te regeeren? Dat zal ik je eens anders laten
Aannemer Besselaar sloeg bij deze bedreiging
met dc vuist op liet biljart en vloekte.
„Meneer! bezondig u toch niet zoo!" riep Jager
ontsteld. „U behoeft om ons verzoek niet tc vloe
kenik zal nog eens niet de jongens overlag
en dan
„Nog meer ouwe-wijvc-praatjcs zeker? 'k Heb
cr al meer dan genoeg van, en ik moet noodig
weg, dus... neem je liet geld mee, of'niet?"
„Zeker zal ik liet geld meenemen, meneer; dan
kunnen de menschcn zien dat u niet méér wilt bc-
„En dan verder?"
„Dat weet ik niet, meneer."
„Dus dan moet ik maar afwachten, of de heeren
Maandag het werk voortzetten, of dat ze den boel
neergooien?"
„Meneer ,u weet heel goed, dat wij niets liever
willen dan liet werk afmaken. We hebben vrouw
en kinderen thuis, die inoeten pok eten 1 en u
weet ook heel goed, dat we hier zijn gekomen met
de gedachte voor een maand of vier werk en ver
dienste te zullen hebben, dus;"
„Nou geloof ik dat je heelemaal gek bent... Vier
maanden voor dat prutswerk?Ha, ha! dat is
tot September?... Dan moet het al een maand ver
geten zijn, man dat heele grondwerk, en jou
ploeg er bij, dat zeg ik je!"
„Ik heb niet beweerd, dat wij er zoolang over
zullen doen, meneer, maar de termijn van opleve
ring is toch pas 15 September? De opzichter van
de polder heeft dus nog meer dan vier maanden
voor de uitvoering gerekend."
„Die opzichter kan wel zes maanden rekenen;
dat kan mij wat bommen! I k heb mijn begrooting
gemaakt op uiterlijk twaalf weken, en als het
weêr goed blijft kan 't nog best een paar weken
korter. Vier maanden! 't Zov wat moois zijn,
maar... nou heb ik jullie pas in dc gaten! Ja-ja!
De ploegbaas, niet de aanncn.er, zal beslissen hoe
lang het werk zal duren, hè? Het gewone liedje
.van: morgen komt er nog een dag! Maar bij mij
moet je die streken niet uithalen!"
„Zoo zijn wij niet, meneer. U kunt de bewijzen
krijgen als u de moeite wilt nemen de volgende
week te komen zien hoe wij werken. Dat willen
wij allemaal graag, en
„Dacht jij nou, dat ik hier een week voor po
litie zou komen spelen? Hoe kom je op 't idee?
'k Heb nog wel iets anders te doen; of dacht jij
dat i k niet voor vrouw en kinderen moest zor
gen? Moeten die misschien van de wind leven, of
.van dit grondwerkje?"
„Neen meneer, dat denk ik niet; maar u zult
toch ook niet willen, dat onze vrouwen en kinde
ren gebrek lijden, en dat komt ervan, nu wij hier
ook onze uitgaven hebben."
„Hoor eens, Jager! Ik zal voor deze weck een
cent opleggen, dus twintig centen de kar, maar al
leen voor deze week hoor; de volgende week is
het dan weer negentien."
„Maar meneer, dat is slechts drie kwartjes per
man méér, en dan over het heele werk?"
„Jager! ik schei er mee uit; hier nog tien pop,
en daarmee basta! Wil je nietbestdan ga
je vandaag nog de keet uit. 'k Ben benieuwd waar
je dan nog werk zult vinden! 't Is nog al druk tegen
woordig, hè? Nou, een beste tijd om herrie te
maken!"
„Neen meneer, 't is een zorgvolle tijd, dat weten
wij misschien nog beter dan u, en wij willen hard
werken om er boven op te blijven. U hebt toch een
behoorlijke som voor het werk? Laat ons dan ook
billijk verdienen. Wij hadden gerekend op een
kwartje; kan dat niet?"
„Geen haar van mijn hoofd, dat cr over denkt;
'een kwartje!... Wacht, daar heb je Bakker, den
uitvoerder van het grondwerk aan de Langedijk.
Je moet hem eens vragen, hoe ze d&ór werken; dan
zul je wat anders hooren!"
„Dat weet ik al, meneer."
„Wat weet je dan wel?"
„Dat ze daar nog geen rijksdaalder por dag ma
ken, meneer."
„Wie zegt dat?"
„Dat geeft niet, maar ik weet het zeker."
„Dan ben je verkeerd ingelicht, man!Zeg,
Bakker! kom eens nader!"
„Zoo meneer, bent u hier nog?" vroeg Bakker,
alsof hij erg verwonderd was.
„Tot mijn verdriet, ja! Ik zit hier nl veel tc lang
te bekvechten, maar dien Jager kan ik maar niet
overtuigen. Zeg jij hem nou eens, hoeveel wij aan
de Langedijk \oor «Ie kar geven."
„Negentien cent, Jager, en dat is een goed loon!"
„Hoor jo het nu, Jager? Negentien centen de
kar!"
„Ja meneer, Ik wist al, dat ze daar niet meer
hebhon kunnen krijgen."
„Wil h ij dan misschien méér hebben, meneer?"
.Vroeg Bakker driftig.
„Ik heb liern al twintig centen geboden, maar
dat vindt hij nog te weinig."
Bakker grijnsde, en loerde als een gier. „Weet
ti wat u doen moet, meneer? Dat liccle stelle
tje bier wegjagen! Over enkele dagen is «ie Lange
dijk klaar en dan zal ik liet zaakje hier wel op-
khappen, met een andere ploeg en voor negentien
centen hoor! GrAiig doen ze het daarvoor!"
„Weet je wat ik aan Jager heb gezegd, Bak
ker? Dat ze niet gewerkt, maar gespeeld hebben,
want dat ze anders méér hadden moeten verdie
nen; veel meer!"
„Hoeveel karren hebben ze dan deze week,
meneer?"
„Nou, dat zie je! Hier liggen tweehonderd pop,
voor dertien man, die volgens opgaaf van den dijk
werker in totaal duizend karren hebben ontgra
ven en gestort."
De uitvoerder Bakker deed een afgrijselijke ver-
wensching.
„Baas Bakker," riep Jager met trillende stem:
„dat vloeken wordt eenmaal gestraft; wie weet boe
spoedig, en ik wil hier niet langer blijven cn die
Godslastering aanhoorenlMeneer Besselaar,
ik neem het geld mee, maar vraag u nogmaals
dringend om zoo .goed te willen zijn de volgende
week ons werk te komen beoordeelen. En als u
dan ziet, dat wij ons uiterste best doen, wilt u
dan nog eens met mij praten over het loon?"
„Neen Jager. Ik kom wel kijken, maar ik geef
geen cent meer. Ik weet te goed, dat je voor
twintig centen do kar een fatsoenlijk weekloon
kunt halen."
„Maai- meneer Bessolaar,'' schetterde Bakker,
„jaag dat Stel prutsers toch weg! Laat mij voor
een i'inciere ploeg zorgen; dat zal u nog een paar
weken in de oplevering schelen oolc!"
„Neen, Bakker, ik wil Jager zien tc houden. De
menschcn zijn nu eenmaal hier, cn als hij het nu
van mij aanneemt voor twintig centen de kar, dan
mag hij het werk ook afmaken. Hoe denk je er
inu over, Jager?"
„Mag ik de volgende weok beslissen, meneer?"
„Neen vriend, nu, op dit oogenblik.anders
is het tusschen ons voorgoed gedaan."
„Mag ik dan even met de jongens gaan over
leggen, meneer? Binnen een half uur ben ik bij
u terug."
„Onmogelijk, Jager! Ik had al lang moeten weg
gaan, en jij kunt dat best met je ploeg klaarspe
len; ze hebben trouwens niet veel keus,... twintig
cent, of niemendal,... 't is nog al eenvoudig."
In ernstige gedachten zag Jager nu eens den
aannemer Besselaar en dan den uitvoerder Bakker
aan. Geen van beiden ontweek de peinzende blik
van den ploegbaas. Geduldig wachtten zij op het
antwoord, dat zij reeds wisten.
Eindelijk kwam de beslissing, toen Jager op
sombere toon zei- „Meneer, u laat mij geen andere
keus, cn moet ik dus alleen de knoop doorhakken.
Goed voor twintig cent do kar, maar... hoe
doet u met onwerkbare dagen?"
„Dan mag je bij je vrouw op visite," grinnikte
dc aannemer. „Of dacht je nou, dat ik daarvoor
ook nog kon betalen? I k zou ook graag een paar
gulden willen verdienen. We zullen het even
zvyart op wit zetten, Jager, dan krijgen we later
geen venschil van meening meer. Je mag van ge
luk sproken, dat ik vandaag een erg royale bui
heb hoor, want andere had ik je die prijs nooit
gegeven, dat verzeker ik je, vriend."
Een kwartier lr ter bad de ploegbaas Jager een
verklaring ondcrtcekend, dat hij het grondwerk
van den aannemer Bcrselaaar, zonder bijlevering
van materieel cn zonder vervoer, dooh geheel
ten genoege van dc directie, zou uitvoeren tegen
een betaling van twintig cent per kipkar, elke
Zaterdagmiddag te verrekenen, cn dat hij geen
aanspraak op bijbetaling voor onwerkbare dagen
zou kunnen doen gelden De uitvoerder Bakker
teekende dc verklaring óók als getuige.
„En nu zullen we samen nog een borrel op de
goede afloop nemen. Jager!"
„Ik dank u, meneer."
„Een pot bier dan?"
„Ook niet, meneer, 'k Zal het geld even natellen
en dan ga ik weg."
„Zooals je wilt hoor. Dan nemen wij een bor
rel, hè Bakker?"
.Graag, meneer Besselaar."
Met angst in bet hart verliet Jager het café
„Welgelegen". Wat zouden de jongens van zijn
beslissing zeggen? Hij had wel niet anders kunnen
handelen, maar zouden ze allemaal goedvinden,
wat hij bad gedaan? Niet zóó gemakkelijk... Voor
de overmacht bukken is niet zoo eenvoudig... Hij
zou berustenMet Gods hulp. En dan maar
verder afwachten, wat God met hen voorhad.
In het café „Welgelegen" klonk de aannemer
Besselaar met zijn uitvoerder Bakker op de
voordcclige uitliesteding van het grondwerk.
„Ik dacht dat hij me nog zou ontglippen," zei
Besselaar. ,,'t Is goe«l gezien, dat ik jou hier liet
komen, om ook nog een duit in 't zakje tc doen.
Hij kan nu niet meer terug en ik heb er een
aardig werk aan."
„Mag ik do verklaring nog eens lezen, meneer?"
„Donk je dat cr nog iets aan mankeert?"
„Misschien zit er nog iets in. Ik weet niet meer
precies hoe u het werk omschreven hebt."
„Nou lees maaar. Ik dacht dat het zóó wel
goed was."
Langzaam als een rechter, las en herlas de
uitvoerder dc getcokcndc verklaring. Grijnzend gaf
hij het stuk terug.
„Wij hebben hem te pakken, meneer! Zoo'n uil!"
„Hoe bedoel je, Bakkei?"
„Wel, de verklaring spreekt alleen van karren,
en cr staat niet bij of dat gclijk-vol, of met een
kop er op moet zijn. I' bobt natuurlijk afgeladen
karren bedoeld voor zoo'n hooge prijs van twintig
cent!"
(Wordt vervolgd), A
354
KORT VERHAAL
Afstand
door
J. M. WESTERBRINKWIRTZ
Terwijl zo zat naast Ine's ruststoel; terwijl ze,
op Ine's verzoek, de kasten inspecteerde cn aan-
tcekende, wat aangevuld moest worden, zei Em
herhaaldelijk tegen zichzelf: „Ik ben blij, dat Ine
beter wordt. Natuurlijk ben ik blij. Als ze maar
niet
En in dit „als" en in het feit, dat ze zichzelf
overtuigen moest van eigen blijdschap, stak de
angel.
Wanneer ze, luisterend naar Ine's optimistische
bespiegelingen, ook maar iets in haar meende te
speuren van een vaag voornemen, Liontjc nu maar
meteen hier te houden, voelde ze zich verstijven
in angstige afwachting.
Teruggaan, vanavond, zonder het kindde
lange treinreis in het gedurig weten van eigen
armoedein het leege huis alléén Henk te
vindenhet was onmogelijk. Want het huik
was leeg zonder Lientje, ondanks Henks luxd-
x-uchtige vroolijkhoid.
Zo begreep, dat het eens toch moest gebeu
renZe had maar één wenscli: niet nu. Nog
niet. Al wist ze ook, dat ze, ondanks dit uitstel,
toch telkens vooruit zou doorvoelen de pijn van
het afstand-doen
Toen ze, dadelijk bij liet binnenkomen, verrast
had gezien, hoeveel Em gewonnen had sinds baar
laatste bezoek, had ze meteen in een onwillekeu
rige reflexbeweging, gespeurd, boe Lientje op het
weerzien reageerde. En er was, onder haar eclitc
vreugde om Ine's beterschap, een vredige voldoe
ning in haar gerezen, toen Lientje zich het eerste
uur telkens keerde van de baar vreemd-geworden
moeder naar de tante, bij wie ze nu al weken baar
thuis had. Een voldoening, die nauwlijks vervaag
de hij het zien van Ine's teleurstelling
Doch Ine was verstandig. Ze dwong Lientje
niet. En langzaam, doch zeker, werd de band tus
schen moeder cn kind opnieuw aangehaald.
't Is het bloed, dat spreekt. Daar kan ik niet
tegen op. En dnt ik dit nooit ervaren zal! Nooit!
Opnieuw rees de bitterheid om eigen gemis in
Em. Ze moest opstaan; bezigheid zoeken, om
zichzelf niet aan Ine te verraden.
Toen ze terugkwam, cn opsomde wat in dc
eerste weken voorziening cischtc, zei Ine: „Ik
word moeIk ben ook aan do drukte van
kinderen om me hoen te hebben ontwendAls
jc Lientje meenemen wil, zal ik probeeren wat te
ruston. Vanmiddag hebben wc nog de tijd.
Dit is het, waardoor zo wachten kanWaar
door zc vandaag niet, als bij vroegere bezoeken,
Lientjc's gunsten en glimlachjes bijna afdwingt.
Ilct weten, dat zc het kind terug krijgt, dat zc de
tijd heeft, weken, maanden, jarendacht Em.
En ze was eerlijk genoeg eigen onrust te erken
nen als een uitvloeisel van de wetenschap, dat
haar eigen tijd inkromp, snel inkromp. Misschien
nog een paar weken; nog één reis met Lientje
naar hier, dan ga ik terug, alléén
Ineens besloot ze: Als hel dc laatste keer is
als ik wéét, dat liet de laatste keer is, moet Henk
Lientje brengen. Daar kom ik niet doorheen.
's Middags, terwijl ze thee dronken, cn de tijd
vergleed, zonder dat Ine repte over andere plan
nen met Lientje, dan ze overeengekomen waren,
werd Em rustiger. Het deed haar goed, dat, nu
dc angst voor dat ééne luwde, haar blijdschap om
Ine's aanvankelijk herstel groeide. Een ontaarde
zuster, zooals ze die morgen bij tijden gevreesd
had, was ze niet.
Doch onder dit denken smeulde opnieuw het
verzet tegen eigen levenslot. „Als ik slecht word,
als ik Ine het bezit van haar eigen kind niet gun,
dan is het, om wat mijzelf onthouden word", ver
dedigde ze haar vast willen houden van wat niet
het hare was.
Bij het afscheid-ncmen viel het gevreesde woord.
„Nu ben ik nog niet sterk genoeg; ik zou niet
graag opnieuw instorten, maar als jullie saampjes
terug komen, dan blijft Lientje bij moeder!"
Ze knuffelde het kind, cn zei tegen Em: „Ik zal
Cor ook schrijven, dat ik met een paar weken liaar
wel weer thuis kan hebben. Kees wil, dat ik een
juffrouw neem, de eerste tijd. Hij heeft al een
advertentie geplaatst. Gelukkig, dat we het finan-
tieel konden bolwerken: mijn ziekte en straks die
exli. uitgave. Heerlijk zal het zijn, de twee hum
mels weer thuis te hebben! Ik verlangde soms
zoo, en soms dacht ik, dat het nooit weer gebeu
ren zou. Tenminste, dat ik cr dan niet meer zijn
Ze lachte en huilde tegelijk. Lientje, een beetje
verontrust door dit vreemde, trok aan Ems hand:
„Toe nou, tante!"
Em 7.0i: „IIou je nu kalm, Ine. Het is immers
alles goed nu".
Maar zc wist, dat het met haar zelf niet goed
Ine begreep niet, hoe haar jubel Em bezeerde.
Ze had haar nooit kunnen betrappen, wanneer ze
zich alléén waande met Lientje. En zóó bang was
Em, zich in de ziel te laten kijken, dat zc zich
bedwong, zoo gauw ze zich wist gadegeslagen in
haar omgang met het kind. Nooit ook had Ine
vermoed, hoe het Ems plots wakker-geroepen ver
langen naar het moederschap was, dat haar deed
toestemmen in een huwelijk met Henk
Buiten hield Em Lientje's handje in de hare, als
was het een opnieuw veroverd bezit. En het kind
dat, ondanks een ongemerkt terugglijden in vroe
gere gewoonten, toch innerlijk ontwend was aan
een moeder, die niet door het huis liep als andere
mensehen, liet in onbegrepen opluchting dit
vreemd-ge woniene meteen los voor wat zóó ver
trouwd nu was als het wandelen met tante. Oom,
het huis in de stad ze begon ernaar terug te
verlangen, als naar haar eigen wereldje.
Ze kwamen vroeg aan hot station. Em was blij
dat Kees, onverwacht weggeroepen voor zaken,
haar niet had kunnen wegbrengen. Ze had cr be
hoefte aan, eigen verwarde gevoelens te ordenen.
Ze wilde niet behouden wat haar niet toekwam;
ze wilde niet Lientje vervreemden van haar eigen
moeder en haar eigen huis maar o, dc smart
om het gemis die nu zoo ondragelijk weer
schrijnde!
Met opzet zocht ze een coupé, waarin reeds an
deren zalen. Zij, die gewend was eigen gevoelens
cn die van anderen te analyseeren, als had ze
zich nooit geheel los kunnen maken van haar
werk op het laboratorium, ervoer nu de behoefte
zich te verschuilen, in een oppervlakkig gesprek,
met vreemden, voor eigen verdoken verlangen.
Zelf zou ze niet geweten hebben, hoe in contact
te komen met de twee boerenvrouwen, die elkaar
kenden en aan eikaars gezelschap genoeg schenen
te hebben. Maar Lientje hielp haar, zonder het te
weten. Lientje, die met argeloozc nieuwsgierigheid
de volgepakte en uitpuilende karbiezen betastte,
en verrast toekeek, bij het wonder, dat hieruit
zuurtjes en koekjes werden tc voorschijn getooverd
voor haar.
Zie je wel, een kind, dat maakt alles gemak
kelijk dacht Em opnieuw. Ze was trotsch op
Kinderportret.
Lientje; ze wist wat die vrouwen dachten, cn weer
sprak het nietLientje, die ook thuis het
woord „tante" alléén gebruikte voor een roep naar
de verte, verried niet, wat Em verborgen hield
als ware het een schande.
De vrouwen zeiden: „Wat een schatje! Wat een
fijn jufje!"
Em glimlachte gevleid.
Eén van dc twee vroeg: „Heeft ze nog zusjes? of
broertjes?"
Lientje vertelde, trotsoh op haar weten: „Broetje
is bij tante Cor."
Do vrouw zei: „Ocn keek naar Em, als
verwachtte ze een verklaring. Zooicts van: „ecu
daagje uitbeter voor de kleinste, thuis te
blijven"... Doch Em staarde hardnekkig naar
buiten... Gelukkig, ze waren er haast!
Ze nam al bij voorbaat Lientjes linnen hoed
uit het net; hield die in haar hand. Haar ner-
veuse vingers verfrommelden, zonder dat ze het
bemerkte, de slappe rand.
Toen zei de oudste boerin, met een zekerheid,
geboren uit ervaring: „I-Iet is een rijk bezit, me
vrouw, zoo'n kind. Ik heb cr zelf zes. 't Valt niet
mee, in deze tijd, maar als een mcnsch zich in
denkt, dat je er één zou moeten missen
Een blos kroop, onder haar praten, op in Ems
hals, breidde zich uit over haar wangenMaar
ditmaal keek ze do vrouw aan. En ze zei, omdat
ze moest, omdat het was, als dwong iets of
iemand haar tot dit zeggen: „Ze is niet mijn doch
tertje. Ik ben maar haar tante."
De vrouw, in fijne intuïtie iets radend van wat
cr in Em omging, mompelde verlegen: „O
Em boog zich over Lientje; trok haar afgezakt
sokje op. Toen hield ze het rooio manteltje voor
haar uitgespreid; zei: „Kom. We zijn zoo hij oom."
Onderwijl voelde ze zich, als had zc daarnet,
met die paar woorden, afstand gedaan van het
kind. Het hevig verlangen, haar te mogen houden,
losgelatenZoo rustig als nu was zc niet ge
weest, deze gansche dagWant zooeven, ter
wijl in haar de stille strijd word uitgevochten tus
schen schijn en waarheid, had ze ineens, nis in
een glimp, God gevoeld boven de gang van baar
leven.
De Veluwe
Boschbesscn „met melk en suiker".
Dc gemeente Ede is rijk aan boasclien en heide
velden. Deze beslaan tc zamen 15000 H.A. In
deze en ook in alle andere Vcluwsche bosscihcn
treft men veel boschbessen aan. Het zijn besjes
iets .grooter dan een erwt en donker leiblauw
van kleur. Zij groeien aan lage, nietige struikjes,
uitsluitend in de schaduw der hooge hoornen. Zoo
dra een bosch „gevallen" is, d.w.z. uitgeroeid,
Op de Vdluwc.
verdwijnen deze struikjes. Dc boschbesscn worden
gezocht en voor velen is het een lekkernij. Men
moet echter in het zoeken ecnigszins geoefend
zijn, anders loopt men ze licht voorbij, daar do
besjes verscholen liggen onder «Ie blaadjes der
struiken. Van half Juni tot half Juli trekken
groepjes kinderen 's morgens al vroeg de bossohen
in, want in don voormiddag zijn de besjes liet
gemakkelijkst te vinden, 's Avonds wordt dc buit
aan do opkoopers verkocht. Meestal worden de
boschbesscn verzonden naar Engeland, waar men
or jam van maakt, doch ook velen gaan 's avonds
met oen schaaltje bessen naar de meergegoeden
in het «lorp, «lie er, ook al uit pliilantropisch oog
punt, aanmerkelijk meer voor betalen dan de op
koopers. Dit zooken levert voor velen een aardig
buitenkansje op, waarop vele ouders vooruit al
rekenen om er voor Jan of Pictjo oen nieuw
pakje van te koopen.
Dc echte Vcluwcnaars eten dc boschbceecn met
melk en suiker.
In vroeger tijden gingen ook volwassenen des
Zondagsmiddags bessen zoeken om zc zoo van «le
struiken te eten, hetgeen voor velen een heerlijk
heid was, misschien wel omdat daarbij jongens
en meisjes een rondedans maakten mot „Heit was
in de Moi".
Do bosschen geven echter nog moor voordeden
voor do meer behoeftige bewoners der Veluwe.
Eikels zoeken.
In October cn Novcmilicr gaan velen eikels zoo
ken, hetgeen wel eens zeer loonend geweest is.
En het gebeurde dikwijls, dat men daags in do