JEUGD
VOOR DE
Schrijfles bij Nietzsche
Schrijfhouding en Levenshouding
Nietzsche schreef zoo goed, omdat hij daarbij de
juiste houding aannam. Die goede schrijfhouding
sluit drie dingen in: hij schreef, of „zijn leven
er van afhing", schrijven was voor hem een vorm
van spreken en schrijven was voor hem iemand
toespreken.
Friedrich Nietzsche werd op 15 October 1844 in
het dorp Rocken bij Lützen geboren als zoon van
de evangelische predikant aldaar. De vader stierf
op 36-jarige leeltijd, op 28 Juli 1849, aan een
ongeval. De weduwe trok met haar twee kinderen
naar Hamburg. Nietzsche is, evenals Robert Schu
mann, tusschcn vrouwen grootgebracht.
Van 1858 tot 1864 doorliep hij het beroemde
gymnasium „Schulpiorta", waarna hij in de herfst
van dat laatstgenoemde jaar klassieke filologio
ging studeeren aan de universiteit te Bonn. Reeds
het volgend jaar trok hij naar Leipzig, diende als
„Einjahrig-Freiwilliger" bij de veld artillerie en
werd begin 1869, nauwelijks 24 jaar oud, professor
te Bazel. In de herfst van 1876 moest hij ziekte
verlof aanvragen en het volgend jaar gring hij met
pensioen. De universiteit te Bazel heeft hem tot
het eind van zijn leven zijn volle salaris
(Zw.Fr. 3000.— per jaar) uitbetaald, ofschoon zij
daartoe niet verplicht was. Nadat hij Bazel verliet,
leefde hij meest in Noord-Italië; hij vereenzaam lc
meer en meer, schreef werken, die niemand kocht
en die hij voor eigen rekening moest uitgeven,
verdroeg onduldbare, geestelijke spanningen, tot
hi' in het najaar van 1S88, op 44-jarige leeftijd,
geestelijk ineenstortte. Hij 'eefdc nog twaalf jaren.
Twee groote machten hebben hem gevormd: de
ant eke cultuur van Griekenland en Rome, en het
Christendom. Precieser gezegd: het oude, voor-
P'atonische Griekenland, èn het evangelisch-Duit-
sche Christendom van de 19e eeuw. De gang van
ziin ontwikkeling is deze geweest, dat hij meer
en meer met dat Christendom van zijn opvoeding
brak en zich naar het oud-Grieksche. heidensche
ideaal toekeerde Belangrijke momenten waren
daarbij zijn breuk met Schopenhauer, d.w.z. Nietz
sche? breuk met het „medelijden" als basis eener
ethiek, en zijn breuk met Richard Wagner, die
van Schopenhaucriaansche stemmingen en gevoe
lens gen:aal-decadente muziekdrama's maakte Nietz
srhes eigen leer rust op twee nljlers: de leer van
de hoogere mensch en de 'eer van do eeuwige
terugkeer aller dingen Het is hier niet de plaats
om ons met deze materieele zijde van Nietzsches
werk bezig te houden. Wel was het te wenschen,
dat van onze kant in grooter verband meer over
Nietzsche werd geschreven. Wie het huidige gees
tesleven wil versfnan (het Ital'aansche en Duit-
eche fascisme h.v.) komt telkens bij N'etzsche
uit. Het is bijna 5C jaar geledon dat deze, kort
voor zijn ineenstorting, voorsnelde. binnenkort
Eurona te beroeren en „groofe politiek" te ma
ken. Wat in 1888 dwaasheid moest lijken, klinkt
in 1034 minder onwaarschijnlijk.
Dat Nietzsches figuur in deze tijd eerst recht
„zichtbaar" is geworden, ligt aan de achtergrond.
Tetren de achtergrond van de 19e eeuw merkte
men hem niet op. Eerst onze tijd, die ons mot
aangrijpende (ja, letterlijk hart-, maag- en beurs-
aangrijpende) dramatiek doet zien hoe alles sa
menhangt en van elkaar afhankelijk is en ons
weer leert de eenheid van het leven, de eenheid
van de menscheliike persoonlijkheid en ons her
innert aan de eenheid Godsonze tijd z'et hem
wél. herkent hem, verstaat zijn „cris's-accent",
volet of bestrijdt hem en, in beide gevallen, leert
van hem
Het leven als inzet
Een beetje opzichtig heeft Nietzsche het zelf
zoo uitgedrukt: „Onder al wat geschreven is houd
ik a'leen van datgene wat iemand met zijn bloed
schrijft. Schrijf met bloed en ge zult ondervinden,
dat bloed geest is."
Wat is dat. schrijven met (hnrte)hloed? Dat is
dingen schrijven, d o we met ons leven hebben
betaald, bewezen dingen dus. Door het leven en
lijden voor een idcëele zaak verwerven we ons het
zedeMik recht er over mee te praten, in welke
vorm dan ook. in spreuk, betoog, 'abel of lied.
Hof zoo treschrevene heeft een bizonde,- accent van
waarachtigheid, d.w.z. oprechtheid en zuiverheid
der bedoeling. Het is de schrijver om de zaak en
n:et om z'c.hze'f 1p doen. Op dpze wijze is kunst
ontstaan, die wellicht in het geheel niet met ar
tistieke bedoelingen is geschreven. Tk denk hier
b v nan passages uit de ondracht van de 37 Arti-
ke'cn en aan fragmenten uit dp Dordtschc Leer
regels om nu eens niet met de gebruikelijke cita
ten te komen nnndrao-pn.
Maar m zulke gevallen blijkt achterafdat aan
een aesthetischo grondwet is vo'daan. Hoe nu,
als wc ons bpwust tot schrijven zetten?
Dan luidt de rnad van Nietzsche zoo: praat niet
mee over dingen, die je niet met je leven dekt,
waarvoor je niet hebt geleden en waarvoor jo
niet bereid bent te lijden. Schrijf niet om je ver
stand of verbeeld.ng te strcelen ten koste van do
zaak, die in het geding is. Laat de zaak, waar
over je schrijft, steeds grooter zijn dan je ze.f,
zoodat jc er in op kunt gaan. Aarzel niet het
risico van een léven op het spel te zetten
Zeer scherp zien wc hier bij deze bestrijder van
het Christendom, hoe levens- en schrijfhouding
onder één gezichtspunt worden gezien. We praten
veel over Christelijke levensovertuiging en litte
ratuur en wc zoeken naar definities, formules.
Is Christelijke kunst „kunst van Christenen of
is ze „kunst van Godsgetuigen", of is ze, zonder
meer en in hoogste zin: kunst? Liever dan te zoe
ken naar een volmaakte formuleering willen we
oproepen tot het aannemen van de juiste schrijf
houding, die onmiddellijk volgt uit de levenshou
ding De jonge diohter, die Ri'ke heeft gelezen, en
Baudelaire, en die in de tijdschriften de vers-
productie volgt, dient zich af te vragen: heb ik
recht die toon aan te slaan (ik bedoel dit m mu
zikale zin), die houding voor te wenden, dat
idioom te voeren? Is dit vens „van mij? Heb ik
mpt mijn eitren bloed geschreven? Heb ik wel een
houd'ng? Wie ben ik eigenlijk? In deze diepten
van zelfonderzoek zijn ethiek en aesthetick een.
Die ..bloedproef' is geen verdienste, nog minder
een leus, nog minder een groepskenmerk van een
of ander réveil. Ze ir voorwaarde voor
dus in de eerste p'aats voor de Christe'nkc. Ze
maakt ook bescheiden, doordat ze toont, hoe wei
nig we nog met ons leven hebben bewezen.
Dat eeldt ook voor het proza. H'er is. minder
rechtstreeks misschien, maar voel meer m 1)1 zon
derheden, (teletrcnheid tot „bewijsvoering in bo
venbedoelde zin. Een boek ie een stuk. ol een
bepaalde zijde, van ons leven ot van onze Persoon-
dat vrucht heeft Bezet. Langs de omweg wellicht
van een ingewikkelde familiegeschiedenis geven
we een portret van onszelt. Een volmaakt Psyc>>°-
loog zou elk trekje, elk bizonderhcidje uit een
S ran ons, uit ons leven en in laatste mstan-
tic, uit onze persoonlijkheid kunnen veik'a™"'
Niet zoozeer in de uitspraken, die aan de oppeb
vlakte liggen, ot die een tendensschnjver door do
cartonnen loudspeakers van zijn sujetten ,,u t
zendt". Die behooren tot de voorgewende.
Jijke strekking. Met bloed wordt eerst dan ge
schreven, als de prozaïst niet rust, voor h,j op
zettelijke cn werkelijke streking ondci cCn ge
zichtspunt heelt gebracht, voor hij duizendmaal
naar de klank van zijn werk heelt geluisterd ot
die wel gaal is. Praat nu met van a«*allf?h-
eaat en van othisch-gaaf. dat is luer éin. Een
beeld is valsofi als het onwaar is. een psycholo
gische lout in een figuur berust op °™a0™ch'1^
beid in de creatie daarvan, een l»ek is daa™"1
-
heelt gcjiraat, van tiem heelt gedroomd, over z n
karakter heelt gepiekerd en ernaar getast, zijn
stem herkent en zijn houding, de smaakjan zijn
dessen weet cn de lijn van zijn pantalon, die
"'voor zoo-n schrijver is ei grrn Piet Jensen cn do
lezer ondergaat dezelfde pijnlijke gewaarwording
als bij reclamepoppen in een eta,aB° ,ad hij
de reclame van modemagazijnen in de bladen, rnj
probeert en kan n et nalaten te probecren |*>ppon
alT mensohen te zien en
nen te zijn. Ten slotte wordt men, door dat voor,
dürend prikkelen en met-bevredigen onzer lanta-
Er^rtit nog te veel met karnemelk geschreven.
Het lichaam als factor
Wie zijn leven inzet, zet ziel én lichaam in.
Nietzsche is viel ziek geweest, hij heeft geweten
wat het is, ook hot lichaam op het spel te zetten.
Zijn zelfbeschouwing op dit punt is dc',caat
verfijnd, niets ontgmg zijn aandacht, dieet en
klimaat waren voor hem Icw-nsvragen-Een toe^
stand van normaal wèlbev.nden, die mnjand ran
robuste gezondheid niet eens opgemerkt, had voor
hem de prikkel van het buitensporige. Een „groote
gezondheid hroeienen was een stuk ven zjjn
levensleer.
Het is te begrijpen, dat zoo iemand wist,
schrijven niet hinten het liclianm omgaat. Grooie-
Jijks gezond zijn, zich geïnspireerd weten, mond-
stuk van een daimoon wezen, veel lachen, zoo
licht loopen, dat het dansen hcetcn mag, waren
voor hem bijna synoniemen. De bijziende kamer
geleerde sjnong als schrijver letterlijk uit de
hand. Verhandelingen samenstellen, lange perio
den vormen, breedvoerige uiteenzettingen doen,
ondervond hij als iets nvndorwaardigs. Schrijven
was spel. dans, schermkunst.
Wanneer wij deze opvatting van Nlctzschc zien
als het tegenbeeld van wat hij-zelf tc zien zou heb
ben gegeven, indien hij de lijn van opvoeding, be
roep en levensomstandigheden zou hebben ge
volgd, dan wordt ons veel duidelijk. Dit ideaal
is voor een deel reactie, of poging tot hypercom-
pensaric. Een enkel woord over zijn fra-rnienta-
risme is hier op zijn plaats. Aanleg en omstandig
heden dwongen Nietzsche tot aforistische kortheid,
oen fragmentarisme. dat overigens omstreeks 1880
in de lucht zut, denk aan Van Deyssel in 0113
eigen land. Voor ons is dit fragmentarische bijkom
stig; wel wil ik er op wijzen, dat Nietzsches land
genoot Gocthc beter dan hij de kunst verstond,
spreukigc gezegden organisch in een grooter go-,
heel op te nemen. Daardoor is h.v. de Zarathustra
een spreukenboek gebleven, met weinig of geen
'handeling.
Laten wc nu hooren, wat Nietzsche zelf zegt
over stijl in betrekking tot het lichaam van hem
die schrijft. In zijn nagelaten papieren vond men
o.a. de volgende uitspraken:
„Men moet eerst nauwkeurig weten: „zoo en
zoo zou ik dit zeggen en voordragen eer men
schrijven mag."
„Omdat hem die schrijft vele middelen, die ilc
voordrager wel ten dienste staan, ontbreken, zoo
imoet de schrijver zich in het algemeen een zeer
nadrukkelijke manier van voordragen tot voor
beeld stellen; de afbeelding daarvan, het geschre
vene, zal noodzakelijkerwijs reeds veel bleekcr uit
vallen."
„Het allernoodzakelijkste is: leven. De stijl moet
lé\en. De rijkdom aan leven \erraadt zich door
rijkdom aan gebaren. Men moet alles, lengte cn
beknoptheid der volzinnen, de interpuncties, de
woordkeus, de pauzen, de opeenvolging der argu
menten als gebaren leeren voe'en. Voorzichtig
met de periode! Op de periode hebben alleen die
menschcn recht, die ook in het spreken een diepe
ademhaling hebben. Bij dc mecsten is de periode
aanstellerij."
JDe stijl moet bewijzen, dat men aan zijn ge
dachte gelooft en haar niet alleen denkt, maar
ook ondergaat."
Hoe afgetrokkener de waarheid is, die men
leeren wil, des te meer moet men eerst de zintui
gen voor haar winnen."
En in Nietzsches zelfbeschrijving van 1888 heet
het: „Elke stijl wil een toestand, een innerlijke
snannmg van gevoel mededeelcn door middel van
Sus met inbegrip van het tempo van d.e
"^Goeil is iedere stijl, die ren innerlijke toe
stand werkelijk mededeelt, die '«s Kcb™lk
weet te maken van de teekens enhe daar
van, alsook van de gobaren, want alle wetten üci
periode hchooren tot de gebarenkunst".
Schrijven is voor Nietzsche dus sjirekcn en daar
bii «wreekt hrt heele lichaam mee Vandaar een
naradoxa'e uitspraak als deze: ..Het verstaanbaar-
S aan de taa is niet het woord zelf. maar de
toon de intensiteit, de overgang, het tempo ar-
sproken1—''kortom'de muzi6k°achter oorjj^
de hartstocht achter die muziek.
de schrijverij."
Maar de luisteraar....
Sehriivcn is spreken, ja. maar sproken tot een
zeer uepaald iemand. „Nietzsche baa»'-. rohn,;t
brieven zijn
V dat juist de luisteraar en lezer hem
heeft ontbroken. Hoe moest iemand als W-J
daaronder lijden! Bij zijn aUr mocst
SiKTSS leunnen uttrillend „Wat heb
iTaan ron boek, dat me niet boven a»e bo<iken
^Irfvenehé'zitigt zijn ziel, een harp, die oMichtr
baww^dt aan^r^kt- een^ gondellied.^stdderond
T\Thoordè'""Tin zijn aanteekenboek sehrijtt
hij .Hoe ia bet mogelijk zich roede* dealen?
Hoe kan men gehoord worden? Ik ben dc ver
ltor"enstc aller verborgenen. En waaartoe is
natuur anders geschapen, dan dat ik tcokens
waarmee ik tot zielen kan spreken!
Wenden wc ons nu ai van Nietzsches bizonder
Gelieve litteratuur te adresseeren
Wie zich wl! mededeelen moet verstaanbaar zijn-
Deze wet heef. twee tafels: de eerste geldt voor
de schrijvers, de tweede voor de lezers. Dertig
jaren geleden was het een ongeschreven overtu.-
gin" dat litteraire schoonheid als een
bloempluia over de tuin van Holland moest zweven,
zoo met anoniem, dan toch adresloos Do im
pressionistische auteur wilde -.ich „uiten niot
zoozeer zich mede-deelen, zich tn tweeen broken en
een stuk van zich zelf „deelen met de lezer. Van
daar een soms volstrekte vaagheid, vooral in de
poëzie waarbij men meer dan eens net wist of
dTdichter met „gij" zijn meisje ot het Opperwezen
'"Ecrst'wio aan die wet der verstaanbaarheid be
antwoordt, de laai var de lezers spreekt (hoezeer
dan ook voorbeeld ig) en niet een persoonlijk
ol kring-geheimtaaltje voert, die mag zich op
goede veretaaanders bcivepen en op antwoord-
wacht-cn.
C. RIJNSDORP
350
Drie dagen regen
door
G. ROELAND
f Vervolg, j
Die avond bleef Daan thuis. Er was wat schrijf
werk van Vader op te knappen en met zijn mooiste
letters, hij had dc tijd, oogstte hij Disfcrs goed
keuring en Moeders ongeveinsde bewonder ng.
En voor hij naar boven trok zei Moeder zoo
terloops: „En als 't nou morgen weer eens rege
nen zou. Daan, beloof jo me dan niet zoo opstan
dig tc zijn. Jongen, jij weet toch niet wat goed
voor je is."
Daan voelde zich niet erg op zijn gemak. Kijk
eens, als ze begonnen over die dingen; dingen, 'lie
zijn innerlijk leven raakten, zijn gemoed, dan was
hij erg op zijn hoede, want, nee, daarover wilde
hij n;ct spreken.
„Wel te rusten" riep hij nog eens omlaag van
de schemerige zolder.
Moeder schudde haar hoofd. Hij begon nou op
'n leeftijd tc komen, dat hi; moest gaan leeren
zich te behcerschen, vond zij. En terwijl beneden
in 't nauwe slaapvertrek de koster-kleermaker
Distcr met z'n vrouw nog eens napraatte over
hun Daan, die toch zoo heel anders wus als
Trientje, lag zoonlief in zijn bed te luisteren
naar 't neerklateren van dc waterval uit de goot
van 't schuurtje. Als 't morgen nou niet regende,
was t toch veel tc nat op dc polderwegen om
te wandelen. Wat dan?
En de volgende morgen regende 't niet. Hij
werd wakker op z'n oude tijd. tusschen zeven en
half acht. Er was geen zonnebaan over de zolder,
waarin anders de duizenden stofjes wriemelden,
maar de regen hoorde hij niet Hij bleef maar
wat liggen, doch toen Moeder hem om ucht uur
nog niet had geroepen, begreep nij wel, dat de
lucht niet veel goeds voorspelde. En dat was zoo.
Toen hij op z'n bloote voeten nog eens even op
z'n stoel ging staan om door 't dakvenster te
kijken, zag hij een lucht, die grauw was en dreig
de. Loodgrijs, dat liep naar 't zwarte toe in 't
Zuiden, achter de kerk. Maar wat kon hem dat
nou eigenlijk nog schelen? Nee, als 't nou eens
zoo hard ging regenen, bedacht hij terwijl hij
zich kleedde, zoo hard, dat er wat gebeurde, een
wolkbreuk of zoo, dan was er nog eens wat te
zien.
Was hij eigenlijk niet een wreedaard om zoo
iets te bedenken? Bah, wat een gruwel.
Maar hij zette de schuldige gedachte van zich
af, probeerde 't minste en toen 't om een uur of
tien weer begon te druppolen lachte hij een
hatelijk, spottend lachje, dat Moeder niet ontging
en dat haar verontrustte.
„Breng je dat schrijfwerk even naar de pasto
rie?" vroeg Dister, de papieren in een krant vou
wend. „Hou 't onder je jas hoor."
Daan zag er wel tegen op, maar vooruit, die
me'd was op de pastorie ook niet dc baas. roch
ging hij niet achter langs, maar belde togen zijn
gewoonte in, aan de voordeur. Hij bedacht schie
lijk, dat er dan een kans was, dat niet Geert maar
mevrouw zou open doen. En 't geluk diende hem,
want Dominee stond voor hem, toen dc deur open
ging.
„Zoo. al klaar? Laat eens zien. Kom er maar
even in."
Op de mat wachtte Daan, terwijl dc dominee
de napieren inkeek.
„Goed. goed," zei hij, „in orde. Zeg, voel jc er
wat voor om me vandaag eens te helpen in de
consistorie? Jij en Co. Ik heb een heel secuur
uitzookwerkje."
Nou, dat deed hij van zelf graag.
En een kwartier later, na even thuis aan te
wippen om 't nieuws tc vertellen, zat hij met Co
cn don dominee in dc kamer die uitzag op 't
oude kerkhof.
F,r waren lijsten van menschcn, die gekomen cn
vertrokken waren. Dominee's voorgangers hadden
alles zoo maar opgeschreven cn nu wilde de
tegenwoordige pred-kant hier eens orde in bren
gen. Wie weet kwam dat vroeger of later nog
eens tc pas en zoo als 't nu was, kon je er geen
weg in vinden.
Hij legde hun uit wat ze tc doen hadden cn ze
werkten dra ijverig aan de nieuwe lijsten.
„Vooral netjes en secuur" was 't commando.
Nu een half uurtje vroeg Daan, opstaand en
met z'n lijst naar dominee gaande, wat er eigenlijk
stond. Hij kon die naam niet ontcijferen.
Samen koken ze. Co kwair. er ook bij, maar ze
wisten er geen weg moe.
„Weet je wat, Daan, vraag eens of je Vader
vanmiddaag even komt. Die zal 't wel weten."
En 's middags trok dc koster mee naar 't „bu
reau" zooals hij 't lachend noemde.
Die naam? Zagen ze niet wat er stond? Niet?
Nou, Dister nam een papiertje en schreef met
normale letters de naam, die hij wel kon lczcu:
Tattenhafer.
„D e naam komt hier toch niet voor?" zei do
minee.
„Nee, daar hebt u gelijk aan, maar toon ik
zoon jongen van oen jaar of achttien was kende
iedereen dien man. Hij woonde alleen, heclemaal
alleen in 't huisje achter de winkel van Bolste.
U weet wel. 't Was een vreemde kerel. Hij was
denkelijk van Du tsche afkomst en is ingekomen
van Utrecht, zooals er ook staat En hier is hij
gestorven."
Daan luisterde met stijgende belangstelling.
„Dus u hebt hem goed gekend?" vroeg dominee,
die een sigaar aanstak en Dister er ook een pre
senteerde.
„Nou," zei de koster, „*t was een man om er
een voorbeeld aan te nemen. Een vroom man,
zal ik maar zeggen."
Co gaf Daan een knipoogje en nu zag dc jongen
in eens zijn vriend in zijn ware gedaante. Hij
keerde zich zoo ver om, dat hij Co's gez'cht niet
meer kon zien en 't eerste deel van Vaders ver
haal ging aan hem voorbij, zoo zeer had dat ecne
knipoogje na dat woord ,.vroom" hem getroffen.
En toen hij weer geregeld kon lu;stcren en
Dister vertelde van den eenzamen man, die wèl
deed cn zijn geloof in zijn daden toonde, keek hij
weer naar Co, die zat tc luisteren met een hoog
hartige spotlach over zijn gezicht.
Maar wat Dister vertelde op een eenvoudige
manier, zonder behoorlijke zinnen, 't boeide èn
dominee èn Daan.
„Ja," zei de koster, „en nu zal u wel zeggen,
die man gaf wat en sprak zoo mooi op begrafe
nissen en zoo, maar hij had toch voor geen mcnsch
anders te zorgen en woorden zijn goedkoop. Dat
is zoo, cn toch 't voornaamste moet ik u nog
vertellen.
Hij was eens ziek geworden. Hij zal toen n
goeie zestiger zijn geweest. Een oom van mijn
vrouw ging hem af en toe eens helpen
's avonds en die zag wel, dat 't achteruit ging.
En ik heb dikwijls hooren zeggen, dat ze samen
dan nog zongen, die Tattenhafer en oome Dirk,
van mijns vrouws kant, maar zelf heb ik t nooit
gehoord. Wel weet ik nog, dat mijn Vader eens
tegen m'n oudste zuster zei, dat 't niet lang meer
duren kon en dat die man zoo gerust was. En
dat 't een troost was voor hem zelf.
Maar wat ik eigenlijk vertellen wou, dat is dit.
(Wordt vervolgd.)
Klik.spaan
Klik-spaan,
Hal-ve maan,
Je durft n'e' door het steeg je te gaan.
Het hond-je zaï jo bij-ten,
Het kat-je zal je krab-bc-len,
Dat komt van al bao-be-len!
Rebus
WIST JE DAT
Als elke Amsterdammer slechts éénmaal per
weck het bad in ging, dan zou dit n ,:tal
baden per jaar geven van 30 miliioen. erke-
lijke cijfer is slechts 800.000.
Voor zoover kan worden nagegaan werd het
eerste glas in het jaar 1226 gemaakt
Er zijn 75 pyramiden van verschillende grootte
in A in e r \k a.
HET GEHEUGEN VAN EEN SNOEK
Een zekere mijnheer Moebin te Parijs had het
aangedurfd een snoek tc plaatsen in zijn reeds
niet andere visschen bezet aquarium. Lang duurde
het niet of de laatstcn waren allen een prooi ge
worden van den snoek. Dat gedoogde de aqua-
riumhouder niet langer en, om nu toch verschil
lende vischsoorten dagelijks te kunnen gadeslaan,
liet hij in het aquarium een glazen afscheiding
maken. In den beginne deed de snoek al het
mogelijke om de aan de andere zijde van het
glazen schot zwemmende kleinere visschen op
nieuw tot zijn prooi te maken.
Met verwoedheid wierp hij zich tegen dc voor
hem onzichtbare hindernis. Hij herhaalde dit zoo
dikwijls, dat hij, wellicht door den schok be
dwelmd, soms moedeloos ging liggen. Door de
aanhoudende pijnen werd zijn gulzigheid lang
zaam gestild en zijn herinnering aan de pijnen
hij zijn vruchtelooze roofpogingen geleden, waa
zóó sterk, dat, toen later de glazen afscheiding
uit het aquarium werd weggenomen en zijn mede-
aqunrium-bewoners weer vrijelijk om hem heen
zwommen, hij geen pogingen meer waagde om ze
den weg naar zijn maag te wijzen. Zijn geheugen
had zijn roofzucht overwonnen.
DE EENZAAMSTE STAD
Dc meest afgelegen stact «er wereld zal wel de
stad Manaos, in Brazilië zijn. Ze ligt aan dc rivier
Rio Negro, niet ver van de samenvloeiing V£ï
deze rivier met dc An.uzone. De dichtstbij gelegen
buurstad ligt.. 1700 kilometer weg! Ondanks
dat isolomfiit verheugt Manaos zich toch in aller
lei modorn gemak, zooals gas, electrisch licht, wa
terleiding, etc.
Maar vlak buiten de niuren der stad vindt men
alligators en ander wild gedierte
EEN DUIDELIJKE VERGELIJKING
Door een geleorde is uitgemaakt, dat in 1 L
circa 10.000 graankorrels van gemiddelde srootte
gaan; dus in 1 decaliter 100.000 korre's. Ilij liet
nu 14 decaliter koren op een hoop gooien, nam
1 korreltje op cn sprak: „Zie hier, dc grootte der
aarde, zie daar de grootte der zon." Dezo aan den
beroemden sterrekundigc Arrago ont'eende verge
lijking is geschikter om de verhouding der licha
men te doen begrijpen dan de eenvoudige verge
lijking aarde zon 1 1.400.000.
DE MUZIEK DER TELEGRAAF
Het zingen van telegraafdraden is een verschijn
sel, dat nog niet voldoende is verklaard. Het
wordt niet veroorzaak door den wind, want het
wordt ook zelfs tijdens volmaakte windstille ge
hoord. Men heo t het vermoeden gou:t, dat tem
peratuursveranderingen, die de draden lichter of
losser maken, wellicht het geluid veroorzaken.