JEUGD VOOR DE Schrijfles bij Nietzsche Schrijfhouding en Levenshouding Nietzsche schreef zoo goed, omdat hij daarbij de juiste houding aannam. Die goede schrijfhouding sluit drie dingen in: hij schreef, of „zijn leven er van afhing", schrijven was voor hem een vorm van spreken en schrijven was voor hem iemand toespreken. Friedrich Nietzsche werd op 15 October 1844 in het dorp Rocken bij Lützen geboren als zoon van de evangelische predikant aldaar. De vader stierf op 36-jarige leeltijd, op 28 Juli 1849, aan een ongeval. De weduwe trok met haar twee kinderen naar Hamburg. Nietzsche is, evenals Robert Schu mann, tusschcn vrouwen grootgebracht. Van 1858 tot 1864 doorliep hij het beroemde gymnasium „Schulpiorta", waarna hij in de herfst van dat laatstgenoemde jaar klassieke filologio ging studeeren aan de universiteit te Bonn. Reeds het volgend jaar trok hij naar Leipzig, diende als „Einjahrig-Freiwilliger" bij de veld artillerie en werd begin 1869, nauwelijks 24 jaar oud, professor te Bazel. In de herfst van 1876 moest hij ziekte verlof aanvragen en het volgend jaar gring hij met pensioen. De universiteit te Bazel heeft hem tot het eind van zijn leven zijn volle salaris (Zw.Fr. 3000.— per jaar) uitbetaald, ofschoon zij daartoe niet verplicht was. Nadat hij Bazel verliet, leefde hij meest in Noord-Italië; hij vereenzaam lc meer en meer, schreef werken, die niemand kocht en die hij voor eigen rekening moest uitgeven, verdroeg onduldbare, geestelijke spanningen, tot hi' in het najaar van 1S88, op 44-jarige leeftijd, geestelijk ineenstortte. Hij 'eefdc nog twaalf jaren. Twee groote machten hebben hem gevormd: de ant eke cultuur van Griekenland en Rome, en het Christendom. Precieser gezegd: het oude, voor- P'atonische Griekenland, èn het evangelisch-Duit- sche Christendom van de 19e eeuw. De gang van ziin ontwikkeling is deze geweest, dat hij meer en meer met dat Christendom van zijn opvoeding brak en zich naar het oud-Grieksche. heidensche ideaal toekeerde Belangrijke momenten waren daarbij zijn breuk met Schopenhauer, d.w.z. Nietz sche? breuk met het „medelijden" als basis eener ethiek, en zijn breuk met Richard Wagner, die van Schopenhaucriaansche stemmingen en gevoe lens gen:aal-decadente muziekdrama's maakte Nietz srhes eigen leer rust op twee nljlers: de leer van de hoogere mensch en de 'eer van do eeuwige terugkeer aller dingen Het is hier niet de plaats om ons met deze materieele zijde van Nietzsches werk bezig te houden. Wel was het te wenschen, dat van onze kant in grooter verband meer over Nietzsche werd geschreven. Wie het huidige gees tesleven wil versfnan (het Ital'aansche en Duit- eche fascisme h.v.) komt telkens bij N'etzsche uit. Het is bijna 5C jaar geledon dat deze, kort voor zijn ineenstorting, voorsnelde. binnenkort Eurona te beroeren en „groofe politiek" te ma ken. Wat in 1888 dwaasheid moest lijken, klinkt in 1034 minder onwaarschijnlijk. Dat Nietzsches figuur in deze tijd eerst recht „zichtbaar" is geworden, ligt aan de achtergrond. Tetren de achtergrond van de 19e eeuw merkte men hem niet op. Eerst onze tijd, die ons mot aangrijpende (ja, letterlijk hart-, maag- en beurs- aangrijpende) dramatiek doet zien hoe alles sa menhangt en van elkaar afhankelijk is en ons weer leert de eenheid van het leven, de eenheid van de menscheliike persoonlijkheid en ons her innert aan de eenheid Godsonze tijd z'et hem wél. herkent hem, verstaat zijn „cris's-accent", volet of bestrijdt hem en, in beide gevallen, leert van hem Het leven als inzet Een beetje opzichtig heeft Nietzsche het zelf zoo uitgedrukt: „Onder al wat geschreven is houd ik a'leen van datgene wat iemand met zijn bloed schrijft. Schrijf met bloed en ge zult ondervinden, dat bloed geest is." Wat is dat. schrijven met (hnrte)hloed? Dat is dingen schrijven, d o we met ons leven hebben betaald, bewezen dingen dus. Door het leven en lijden voor een idcëele zaak verwerven we ons het zedeMik recht er over mee te praten, in welke vorm dan ook. in spreuk, betoog, 'abel of lied. Hof zoo treschrevene heeft een bizonde,- accent van waarachtigheid, d.w.z. oprechtheid en zuiverheid der bedoeling. Het is de schrijver om de zaak en n:et om z'c.hze'f 1p doen. Op dpze wijze is kunst ontstaan, die wellicht in het geheel niet met ar tistieke bedoelingen is geschreven. Tk denk hier b v nan passages uit de ondracht van de 37 Arti- ke'cn en aan fragmenten uit dp Dordtschc Leer regels om nu eens niet met de gebruikelijke cita ten te komen nnndrao-pn. Maar m zulke gevallen blijkt achterafdat aan een aesthetischo grondwet is vo'daan. Hoe nu, als wc ons bpwust tot schrijven zetten? Dan luidt de rnad van Nietzsche zoo: praat niet mee over dingen, die je niet met je leven dekt, waarvoor je niet hebt geleden en waarvoor jo niet bereid bent te lijden. Schrijf niet om je ver stand of verbeeld.ng te strcelen ten koste van do zaak, die in het geding is. Laat de zaak, waar over je schrijft, steeds grooter zijn dan je ze.f, zoodat jc er in op kunt gaan. Aarzel niet het risico van een léven op het spel te zetten Zeer scherp zien wc hier bij deze bestrijder van het Christendom, hoe levens- en schrijfhouding onder één gezichtspunt worden gezien. We praten veel over Christelijke levensovertuiging en litte ratuur en wc zoeken naar definities, formules. Is Christelijke kunst „kunst van Christenen of is ze „kunst van Godsgetuigen", of is ze, zonder meer en in hoogste zin: kunst? Liever dan te zoe ken naar een volmaakte formuleering willen we oproepen tot het aannemen van de juiste schrijf houding, die onmiddellijk volgt uit de levenshou ding De jonge diohter, die Ri'ke heeft gelezen, en Baudelaire, en die in de tijdschriften de vers- productie volgt, dient zich af te vragen: heb ik recht die toon aan te slaan (ik bedoel dit m mu zikale zin), die houding voor te wenden, dat idioom te voeren? Is dit vens „van mij? Heb ik mpt mijn eitren bloed geschreven? Heb ik wel een houd'ng? Wie ben ik eigenlijk? In deze diepten van zelfonderzoek zijn ethiek en aesthetick een. Die ..bloedproef' is geen verdienste, nog minder een leus, nog minder een groepskenmerk van een of ander réveil. Ze ir voorwaarde voor dus in de eerste p'aats voor de Christe'nkc. Ze maakt ook bescheiden, doordat ze toont, hoe wei nig we nog met ons leven hebben bewezen. Dat eeldt ook voor het proza. H'er is. minder rechtstreeks misschien, maar voel meer m 1)1 zon derheden, (teletrcnheid tot „bewijsvoering in bo venbedoelde zin. Een boek ie een stuk. ol een bepaalde zijde, van ons leven ot van onze Persoon- dat vrucht heeft Bezet. Langs de omweg wellicht van een ingewikkelde familiegeschiedenis geven we een portret van onszelt. Een volmaakt Psyc>>°- loog zou elk trekje, elk bizonderhcidje uit een S ran ons, uit ons leven en in laatste mstan- tic, uit onze persoonlijkheid kunnen veik'a™"' Niet zoozeer in de uitspraken, die aan de oppeb vlakte liggen, ot die een tendensschnjver door do cartonnen loudspeakers van zijn sujetten ,,u t zendt". Die behooren tot de voorgewende. Jijke strekking. Met bloed wordt eerst dan ge schreven, als de prozaïst niet rust, voor h,j op zettelijke cn werkelijke streking ondci cCn ge zichtspunt heelt gebracht, voor hij duizendmaal naar de klank van zijn werk heelt geluisterd ot die wel gaal is. Praat nu met van a«*allf?h- eaat en van othisch-gaaf. dat is luer éin. Een beeld is valsofi als het onwaar is. een psycholo gische lout in een figuur berust op °™a0™ch'1^ beid in de creatie daarvan, een l»ek is daa™"1 - heelt gcjiraat, van tiem heelt gedroomd, over z n karakter heelt gepiekerd en ernaar getast, zijn stem herkent en zijn houding, de smaakjan zijn dessen weet cn de lijn van zijn pantalon, die "'voor zoo-n schrijver is ei grrn Piet Jensen cn do lezer ondergaat dezelfde pijnlijke gewaarwording als bij reclamepoppen in een eta,aB° ,ad hij de reclame van modemagazijnen in de bladen, rnj probeert en kan n et nalaten te probecren |*>ppon alT mensohen te zien en nen te zijn. Ten slotte wordt men, door dat voor, dürend prikkelen en met-bevredigen onzer lanta- Er^rtit nog te veel met karnemelk geschreven. Het lichaam als factor Wie zijn leven inzet, zet ziel én lichaam in. Nietzsche is viel ziek geweest, hij heeft geweten wat het is, ook hot lichaam op het spel te zetten. Zijn zelfbeschouwing op dit punt is dc',caat verfijnd, niets ontgmg zijn aandacht, dieet en klimaat waren voor hem Icw-nsvragen-Een toe^ stand van normaal wèlbev.nden, die mnjand ran robuste gezondheid niet eens opgemerkt, had voor hem de prikkel van het buitensporige. Een „groote gezondheid hroeienen was een stuk ven zjjn levensleer. Het is te begrijpen, dat zoo iemand wist, schrijven niet hinten het liclianm omgaat. Grooie- Jijks gezond zijn, zich geïnspireerd weten, mond- stuk van een daimoon wezen, veel lachen, zoo licht loopen, dat het dansen hcetcn mag, waren voor hem bijna synoniemen. De bijziende kamer geleerde sjnong als schrijver letterlijk uit de hand. Verhandelingen samenstellen, lange perio den vormen, breedvoerige uiteenzettingen doen, ondervond hij als iets nvndorwaardigs. Schrijven was spel. dans, schermkunst. Wanneer wij deze opvatting van Nlctzschc zien als het tegenbeeld van wat hij-zelf tc zien zou heb ben gegeven, indien hij de lijn van opvoeding, be roep en levensomstandigheden zou hebben ge volgd, dan wordt ons veel duidelijk. Dit ideaal is voor een deel reactie, of poging tot hypercom- pensaric. Een enkel woord over zijn fra-rnienta- risme is hier op zijn plaats. Aanleg en omstandig heden dwongen Nietzsche tot aforistische kortheid, oen fragmentarisme. dat overigens omstreeks 1880 in de lucht zut, denk aan Van Deyssel in 0113 eigen land. Voor ons is dit fragmentarische bijkom stig; wel wil ik er op wijzen, dat Nietzsches land genoot Gocthc beter dan hij de kunst verstond, spreukigc gezegden organisch in een grooter go-, heel op te nemen. Daardoor is h.v. de Zarathustra een spreukenboek gebleven, met weinig of geen 'handeling. Laten wc nu hooren, wat Nietzsche zelf zegt over stijl in betrekking tot het lichaam van hem die schrijft. In zijn nagelaten papieren vond men o.a. de volgende uitspraken: „Men moet eerst nauwkeurig weten: „zoo en zoo zou ik dit zeggen en voordragen eer men schrijven mag." „Omdat hem die schrijft vele middelen, die ilc voordrager wel ten dienste staan, ontbreken, zoo imoet de schrijver zich in het algemeen een zeer nadrukkelijke manier van voordragen tot voor beeld stellen; de afbeelding daarvan, het geschre vene, zal noodzakelijkerwijs reeds veel bleekcr uit vallen." „Het allernoodzakelijkste is: leven. De stijl moet lé\en. De rijkdom aan leven \erraadt zich door rijkdom aan gebaren. Men moet alles, lengte cn beknoptheid der volzinnen, de interpuncties, de woordkeus, de pauzen, de opeenvolging der argu menten als gebaren leeren voe'en. Voorzichtig met de periode! Op de periode hebben alleen die menschcn recht, die ook in het spreken een diepe ademhaling hebben. Bij dc mecsten is de periode aanstellerij." JDe stijl moet bewijzen, dat men aan zijn ge dachte gelooft en haar niet alleen denkt, maar ook ondergaat." Hoe afgetrokkener de waarheid is, die men leeren wil, des te meer moet men eerst de zintui gen voor haar winnen." En in Nietzsches zelfbeschrijving van 1888 heet het: „Elke stijl wil een toestand, een innerlijke snannmg van gevoel mededeelcn door middel van Sus met inbegrip van het tempo van d.e "^Goeil is iedere stijl, die ren innerlijke toe stand werkelijk mededeelt, die '«s Kcb™lk weet te maken van de teekens enhe daar van, alsook van de gobaren, want alle wetten üci periode hchooren tot de gebarenkunst". Schrijven is voor Nietzsche dus sjirekcn en daar bii «wreekt hrt heele lichaam mee Vandaar een naradoxa'e uitspraak als deze: ..Het verstaanbaar- S aan de taa is niet het woord zelf. maar de toon de intensiteit, de overgang, het tempo ar- sproken1—''kortom'de muzi6k°achter oorjj^ de hartstocht achter die muziek. de schrijverij." Maar de luisteraar.... Sehriivcn is spreken, ja. maar sproken tot een zeer uepaald iemand. „Nietzsche baa»'-. rohn,;t brieven zijn V dat juist de luisteraar en lezer hem heeft ontbroken. Hoe moest iemand als W-J daaronder lijden! Bij zijn aUr mocst SiKTSS leunnen uttrillend „Wat heb iTaan ron boek, dat me niet boven a»e bo<iken ^Irfvenehé'zitigt zijn ziel, een harp, die oMichtr baww^dt aan^r^kt- een^ gondellied.^stdderond T\Thoordè'""Tin zijn aanteekenboek sehrijtt hij .Hoe ia bet mogelijk zich roede* dealen? Hoe kan men gehoord worden? Ik ben dc ver ltor"enstc aller verborgenen. En waaartoe is natuur anders geschapen, dan dat ik tcokens waarmee ik tot zielen kan spreken! Wenden wc ons nu ai van Nietzsches bizonder Gelieve litteratuur te adresseeren Wie zich wl! mededeelen moet verstaanbaar zijn- Deze wet heef. twee tafels: de eerste geldt voor de schrijvers, de tweede voor de lezers. Dertig jaren geleden was het een ongeschreven overtu.- gin" dat litteraire schoonheid als een bloempluia over de tuin van Holland moest zweven, zoo met anoniem, dan toch adresloos Do im pressionistische auteur wilde -.ich „uiten niot zoozeer zich mede-deelen, zich tn tweeen broken en een stuk van zich zelf „deelen met de lezer. Van daar een soms volstrekte vaagheid, vooral in de poëzie waarbij men meer dan eens net wist of dTdichter met „gij" zijn meisje ot het Opperwezen '"Ecrst'wio aan die wet der verstaanbaarheid be antwoordt, de laai var de lezers spreekt (hoezeer dan ook voorbeeld ig) en niet een persoonlijk ol kring-geheimtaaltje voert, die mag zich op goede veretaaanders bcivepen en op antwoord- wacht-cn. C. RIJNSDORP 350 Drie dagen regen door G. ROELAND f Vervolg, j Die avond bleef Daan thuis. Er was wat schrijf werk van Vader op te knappen en met zijn mooiste letters, hij had dc tijd, oogstte hij Disfcrs goed keuring en Moeders ongeveinsde bewonder ng. En voor hij naar boven trok zei Moeder zoo terloops: „En als 't nou morgen weer eens rege nen zou. Daan, beloof jo me dan niet zoo opstan dig tc zijn. Jongen, jij weet toch niet wat goed voor je is." Daan voelde zich niet erg op zijn gemak. Kijk eens, als ze begonnen over die dingen; dingen, 'lie zijn innerlijk leven raakten, zijn gemoed, dan was hij erg op zijn hoede, want, nee, daarover wilde hij n;ct spreken. „Wel te rusten" riep hij nog eens omlaag van de schemerige zolder. Moeder schudde haar hoofd. Hij begon nou op 'n leeftijd tc komen, dat hi; moest gaan leeren zich te behcerschen, vond zij. En terwijl beneden in 't nauwe slaapvertrek de koster-kleermaker Distcr met z'n vrouw nog eens napraatte over hun Daan, die toch zoo heel anders wus als Trientje, lag zoonlief in zijn bed te luisteren naar 't neerklateren van dc waterval uit de goot van 't schuurtje. Als 't morgen nou niet regende, was t toch veel tc nat op dc polderwegen om te wandelen. Wat dan? En de volgende morgen regende 't niet. Hij werd wakker op z'n oude tijd. tusschen zeven en half acht. Er was geen zonnebaan over de zolder, waarin anders de duizenden stofjes wriemelden, maar de regen hoorde hij niet Hij bleef maar wat liggen, doch toen Moeder hem om ucht uur nog niet had geroepen, begreep nij wel, dat de lucht niet veel goeds voorspelde. En dat was zoo. Toen hij op z'n bloote voeten nog eens even op z'n stoel ging staan om door 't dakvenster te kijken, zag hij een lucht, die grauw was en dreig de. Loodgrijs, dat liep naar 't zwarte toe in 't Zuiden, achter de kerk. Maar wat kon hem dat nou eigenlijk nog schelen? Nee, als 't nou eens zoo hard ging regenen, bedacht hij terwijl hij zich kleedde, zoo hard, dat er wat gebeurde, een wolkbreuk of zoo, dan was er nog eens wat te zien. Was hij eigenlijk niet een wreedaard om zoo iets te bedenken? Bah, wat een gruwel. Maar hij zette de schuldige gedachte van zich af, probeerde 't minste en toen 't om een uur of tien weer begon te druppolen lachte hij een hatelijk, spottend lachje, dat Moeder niet ontging en dat haar verontrustte. „Breng je dat schrijfwerk even naar de pasto rie?" vroeg Dister, de papieren in een krant vou wend. „Hou 't onder je jas hoor." Daan zag er wel tegen op, maar vooruit, die me'd was op de pastorie ook niet dc baas. roch ging hij niet achter langs, maar belde togen zijn gewoonte in, aan de voordeur. Hij bedacht schie lijk, dat er dan een kans was, dat niet Geert maar mevrouw zou open doen. En 't geluk diende hem, want Dominee stond voor hem, toen dc deur open ging. „Zoo. al klaar? Laat eens zien. Kom er maar even in." Op de mat wachtte Daan, terwijl dc dominee de napieren inkeek. „Goed. goed," zei hij, „in orde. Zeg, voel jc er wat voor om me vandaag eens te helpen in de consistorie? Jij en Co. Ik heb een heel secuur uitzookwerkje." Nou, dat deed hij van zelf graag. En een kwartier later, na even thuis aan te wippen om 't nieuws tc vertellen, zat hij met Co cn don dominee in dc kamer die uitzag op 't oude kerkhof. F,r waren lijsten van menschcn, die gekomen cn vertrokken waren. Dominee's voorgangers hadden alles zoo maar opgeschreven cn nu wilde de tegenwoordige pred-kant hier eens orde in bren gen. Wie weet kwam dat vroeger of later nog eens tc pas en zoo als 't nu was, kon je er geen weg in vinden. Hij legde hun uit wat ze tc doen hadden cn ze werkten dra ijverig aan de nieuwe lijsten. „Vooral netjes en secuur" was 't commando. Nu een half uurtje vroeg Daan, opstaand en met z'n lijst naar dominee gaande, wat er eigenlijk stond. Hij kon die naam niet ontcijferen. Samen koken ze. Co kwair. er ook bij, maar ze wisten er geen weg moe. „Weet je wat, Daan, vraag eens of je Vader vanmiddaag even komt. Die zal 't wel weten." En 's middags trok dc koster mee naar 't „bu reau" zooals hij 't lachend noemde. Die naam? Zagen ze niet wat er stond? Niet? Nou, Dister nam een papiertje en schreef met normale letters de naam, die hij wel kon lczcu: Tattenhafer. „D e naam komt hier toch niet voor?" zei do minee. „Nee, daar hebt u gelijk aan, maar toon ik zoon jongen van oen jaar of achttien was kende iedereen dien man. Hij woonde alleen, heclemaal alleen in 't huisje achter de winkel van Bolste. U weet wel. 't Was een vreemde kerel. Hij was denkelijk van Du tsche afkomst en is ingekomen van Utrecht, zooals er ook staat En hier is hij gestorven." Daan luisterde met stijgende belangstelling. „Dus u hebt hem goed gekend?" vroeg dominee, die een sigaar aanstak en Dister er ook een pre senteerde. „Nou," zei de koster, „*t was een man om er een voorbeeld aan te nemen. Een vroom man, zal ik maar zeggen." Co gaf Daan een knipoogje en nu zag dc jongen in eens zijn vriend in zijn ware gedaante. Hij keerde zich zoo ver om, dat hij Co's gez'cht niet meer kon zien en 't eerste deel van Vaders ver haal ging aan hem voorbij, zoo zeer had dat ecne knipoogje na dat woord ,.vroom" hem getroffen. En toen hij weer geregeld kon lu;stcren en Dister vertelde van den eenzamen man, die wèl deed cn zijn geloof in zijn daden toonde, keek hij weer naar Co, die zat tc luisteren met een hoog hartige spotlach over zijn gezicht. Maar wat Dister vertelde op een eenvoudige manier, zonder behoorlijke zinnen, 't boeide èn dominee èn Daan. „Ja," zei de koster, „en nu zal u wel zeggen, die man gaf wat en sprak zoo mooi op begrafe nissen en zoo, maar hij had toch voor geen mcnsch anders te zorgen en woorden zijn goedkoop. Dat is zoo, cn toch 't voornaamste moet ik u nog vertellen. Hij was eens ziek geworden. Hij zal toen n goeie zestiger zijn geweest. Een oom van mijn vrouw ging hem af en toe eens helpen 's avonds en die zag wel, dat 't achteruit ging. En ik heb dikwijls hooren zeggen, dat ze samen dan nog zongen, die Tattenhafer en oome Dirk, van mijns vrouws kant, maar zelf heb ik t nooit gehoord. Wel weet ik nog, dat mijn Vader eens tegen m'n oudste zuster zei, dat 't niet lang meer duren kon en dat die man zoo gerust was. En dat 't een troost was voor hem zelf. Maar wat ik eigenlijk vertellen wou, dat is dit. (Wordt vervolgd.) Klik.spaan Klik-spaan, Hal-ve maan, Je durft n'e' door het steeg je te gaan. Het hond-je zaï jo bij-ten, Het kat-je zal je krab-bc-len, Dat komt van al bao-be-len! Rebus WIST JE DAT Als elke Amsterdammer slechts éénmaal per weck het bad in ging, dan zou dit n ,:tal baden per jaar geven van 30 miliioen. erke- lijke cijfer is slechts 800.000. Voor zoover kan worden nagegaan werd het eerste glas in het jaar 1226 gemaakt Er zijn 75 pyramiden van verschillende grootte in A in e r \k a. HET GEHEUGEN VAN EEN SNOEK Een zekere mijnheer Moebin te Parijs had het aangedurfd een snoek tc plaatsen in zijn reeds niet andere visschen bezet aquarium. Lang duurde het niet of de laatstcn waren allen een prooi ge worden van den snoek. Dat gedoogde de aqua- riumhouder niet langer en, om nu toch verschil lende vischsoorten dagelijks te kunnen gadeslaan, liet hij in het aquarium een glazen afscheiding maken. In den beginne deed de snoek al het mogelijke om de aan de andere zijde van het glazen schot zwemmende kleinere visschen op nieuw tot zijn prooi te maken. Met verwoedheid wierp hij zich tegen dc voor hem onzichtbare hindernis. Hij herhaalde dit zoo dikwijls, dat hij, wellicht door den schok be dwelmd, soms moedeloos ging liggen. Door de aanhoudende pijnen werd zijn gulzigheid lang zaam gestild en zijn herinnering aan de pijnen hij zijn vruchtelooze roofpogingen geleden, waa zóó sterk, dat, toen later de glazen afscheiding uit het aquarium werd weggenomen en zijn mede- aqunrium-bewoners weer vrijelijk om hem heen zwommen, hij geen pogingen meer waagde om ze den weg naar zijn maag te wijzen. Zijn geheugen had zijn roofzucht overwonnen. DE EENZAAMSTE STAD Dc meest afgelegen stact «er wereld zal wel de stad Manaos, in Brazilië zijn. Ze ligt aan dc rivier Rio Negro, niet ver van de samenvloeiing V£ï deze rivier met dc An.uzone. De dichtstbij gelegen buurstad ligt.. 1700 kilometer weg! Ondanks dat isolomfiit verheugt Manaos zich toch in aller lei modorn gemak, zooals gas, electrisch licht, wa terleiding, etc. Maar vlak buiten de niuren der stad vindt men alligators en ander wild gedierte EEN DUIDELIJKE VERGELIJKING Door een geleorde is uitgemaakt, dat in 1 L circa 10.000 graankorrels van gemiddelde srootte gaan; dus in 1 decaliter 100.000 korre's. Ilij liet nu 14 decaliter koren op een hoop gooien, nam 1 korreltje op cn sprak: „Zie hier, dc grootte der aarde, zie daar de grootte der zon." Dezo aan den beroemden sterrekundigc Arrago ont'eende verge lijking is geschikter om de verhouding der licha men te doen begrijpen dan de eenvoudige verge lijking aarde zon 1 1.400.000. DE MUZIEK DER TELEGRAAF Het zingen van telegraafdraden is een verschijn sel, dat nog niet voldoende is verklaard. Het wordt niet veroorzaak door den wind, want het wordt ook zelfs tijdens volmaakte windstille ge hoord. Men heo t het vermoeden gou:t, dat tem peratuursveranderingen, die de draden lichter of losser maken, wellicht het geluid veroorzaken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 12