ZONDAGSBLAD kleu-ter-kranfje Voor knutselaars 'N AMERIKAANSCHE OP „ZEE"-VLIEGER Wo nemen 4 latjes van 80 cM. en 4 van 40 cM. Van die vier van veertig maken we twee kruisen (als de diagonalen in een vierkant). Die komen Oplossing van de rebus in het vorige nummer Moedeloosheid zegt: „Er is een wolk vóór do eon!" Vertrouwen zegt: „Er is een zon achter de wolk!" Het gezel schap verdeelt zich in twee gelijke deel en. De eene helft gaat op de eeno rij stoelen zitten; de andere helft gaat de kamer uit Nu kiest elk der zittende personen één der af wezigen tot zijn vis-a-vis. Nu worden de buitenstaande personen één voor één geroepen. De binnenkomende zoekt zijn vis-a-vis en gaat te genover hem of haar zitten. Heeft hij goed gera den, dan mag hij blijven zitten; heeft hij verkeerd geraden, aan moet hij de kamer weer uit en wach ten, tot hij weer aan de beurt is. Heeft ieder zijn vis-a-vis gevonden, dan gaat de andere helft van het gezelschap de kamer uit en het spel wordt herhaald. HET BANDSPEL op de vingers te tikken. De persoon, naar wiens vingers geslagen werd, mag, als hij niet geraakt werd, dadelijk de band weer vasthouden. Wie geraakt is, moet in 't midden gaan staan. Nieuwe Raadsels Twee verborgen hoofdsteden: 1. Losloopende honden worden door de politie meegenomen. 2. Pa, rijst is hot hoofdvoedsel der Inlanders, zegt onze leeraar. 3. De volgende lettergrepen, goed gerangschikt, geven de namen van 2 personen, bekend uit onze geschiedenis: nix de lips al gon van phi mar do schoo sint nc (volgende week do oplossing) Hoe heet deze vogel? Klaas vaak Ti-ne-ke kan maar niet sla-pen, Ze is ook wei wat druk ge-weest, En moet nu nog steeds weer den-ken, Aan haar grootsch ver-ja-rings-feest t Was dan ook een fy-ne mid-dag, Én wat heeft zij toch ge-smuld Li-mo-na-de, vruch-ten-koek-jes, En ge-bak met room ge-vuld Maar ter-wijl nu klei-ne Ti-ne, De oog-j es al maar o-pen houdt, Na-dert zacht 'n too-ver-man-ne-ke, Zoo maar uit het sprook-j es-woud ook binnon in het geraamte. Zie toekening. Pro beer hierop met een klein spijkertje de lange lat ten te bevestigen en knoop dan de touwen om de lange latten precies op de uiteinden en 20 cM. van de uiteinden af. Je kunt ook eerst do tou wen aan do lange latten bevestigen, zooals op de bovenste teokening. Plak nu strooken papier of linnen van 20 cM., zooal3 ik aan één kant op de teekening aangaf. Vóór komt natuurlijk ook zoo'n strook, dat zie je niet op de teekening, anders zag je het kruis zoo slecht Bij A komt het vliegertouw. Met sterken wind wil hij wel eens duikelen, doe dan het vliegertouw Iets naar voren vast O, wat een groo-te oo-gen Zou je niet zeg-gen, dat d it poes-je een ge-wo-ne huis-kat is? Maar 't zou niet met je wil-len spe-len. Het is bang voor men-schen! Het zou niet in huis wil-len wo-nen. Het wil vr\j zyn en in het bosch le-ven! Het blijft een w i 1 - d e kat, al is het nog zoo lief. Al kijkt het nog zoo aar-dig uit zijn oo-gen. Ik zou bést naar A-fri-ka wil-len, om dit poes-je eens te zien. En jul-lie? Hou-den jul-lie van poes-jes? Ja? Dan moet je eens goed naar dit plaat je kij-ken. Het ziet er heel ge-woon uit. Maar 't i s niet ge-woon! De jon-ge poes, die hier op staat, zul je nog nooit zijn te-gen ge-ko-men. Zij heeft nog n o oi t van een scho-tel-tje melk ge likt. Nog nooit heeft zij een vel-le-tje van de worst ge-ge-ten. Ja, mis-schien heeft zij óók nog nooit een mensch gezien Haar moe-der is een wil-de kat, die in de bos-schen van A-fri-ka leeft. Va-le-kat heet zij, om-dat ze zoo'n va-le kleur heeft. En dit poes-je is dus een wild vaal p o e s - j e. Het klimt in de boo-men. Het springt van tak tot tak. Het vangt tor-ren en ke-vers. En ook klei-ne vo-gel-tjesWie zou dat van zoo'n lief poes-je ge-dacht heb-ben! Maar weet je, dat o n - z e kat-ten óók uit A-fri-ka ko-men Niet on-ze kat-ten zèlfl Maar hun groot- moe-ders. Hon-der-den ja-ren ge-le-den. On-ze kat-ten zijn fa-mi-lie van de wil de va-le kat. Daar-om 1 ij - k e n ze zoo veel op el-kaar. En Klaas Vaak strooit heel be-hen-dig, In Ti-ne's oo-gen ter-wijl hij lacht Fij-ne kor-rels zand en fluis-tert: Slui-mer zacht en goe-den nacht! E. VAN ELK. Kunstjes en Spelletjes HET VIS-A-VIS-SPEL Je plaatst zoovpel stoelen als er personen zijn op twee rijen, zoodat allen tegenover elkaar kun nen zitten. Het aantal medespelende moet oven zijn. Alle medespelenden gaan in een kring staan, behalve één die in het midden plaats neemt Je knoopt de einden van een band of touw aan elkaar. Het moet zóó lang zijn, dat allen het ge makkelijk met beide handen kunnen vasthouden. Het gezelschap laat de band door de vingers glijden. De persoon in 't midden mag de band niet aanraken. Hij moet probecren iemand uit hel gezelschap Aftelliedje Jan, kom je boven, De tafel is gedekt. Wat zullen we eten? Een boterham mei spek. Hoeveel lust je er wel? Antwoord b.v. 10, dan tellen tot 10. 356 behoorende bij NIEUWE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 24 NOVEMBER - No. 47 JAARGANG 1934 Zware tijden En weet dit. dat in do laatste dagen o zullon zware tijden. Want de menschen zullen zUn liefhebbers van zicdizeiven2 Tlmotheüs S 1 en 2a. r „Zware tijden" wat zijn dat nu eigenlijk? Wij, menschen van vandaag, verkceren te goeder trouw in den waan, dat we maar al to pijnlijk weten, wat „zware tijden" zijn. Moet dat nog ge vraagd worden? We denken natuurlijk aan de crisis, die nu al enkele jaren het wereldleven zoo duchtig teistert, We weten in een lange sombere reeks op te som men de benauwingen, waaronder het leven der volkeren zieltoogt, We hebben statistieken, die ons met onbarmhartige zekerheid aantoonen, hoe angstwekkend overal de kapitalen zijn geslonken. Er is geen levensruimte voor land- en tuinbouw, voor handel cn industrie. De welvaart van voor enkele jaren is omgeslagen in algemeene ver arming. Het getal werkloozen ie geklommen tot een cijfer, dat niemand ooit mogelijk heeft geacht. Waar moet het heen? Wie ziet cr nog ergens het morgenrood van eer nieuwen dageraad? Moet go dan nog vragen, wat „zware tijden" toch wel zijn? Hoort ge niet het klagen en zuchten van alle kanten? Zijt ge dan een vreemdeling in het leven van eiken dag? Het spreekt vanzelf, dat we de tijden, die God ons geeft te doorleven, inderdaad „zwaar" mogen noemen. Als wo maar niet denKen, dat die „zware tijden" voorbij zouden zijn, indien er maar weer welvaart kwam, de prijze maar weer opliepen, de loonen konden stijgen de werkloosheid afnam door ver tier in industrie en expert, in scheepvaart en handel. Dan waren de „zware tijden" nog niet minder mvaar. Want nu moeten wo toch het leven van eiken dag bekijken, zooals de apostel het bekijkt. Dat is de gezo ide levenskijk. Het is de levens kijk van de Heilige Schrift Het is de levenskijk van do Hcil'ge Schrift Het js de levenskijk van den Heiligen Gec6t Het eerste ers in don hierboven afgedrukten tekst wordt door den apostel beargumenteerd in het tweede, dat er onmiddellijk mee verbonden is. „Zware tijden, wantWe moeten allen na druk leggen op dat „want..." We moeten cr in gedachten maar een streepje onder zetten: „want de menschen zullen zijn liefhebbers van zich- selven Daar schuilt de kwaal. De apostel Taulus spreekt met geen woord van allerlei uiterlijken tegenspoed. Hij oemt niets van wat wij dagelijks noemen. Hij rept er niet van. Maar hij noemt, wat wij wellicht verbloemen: „want de menschen zullen zijn liefhebbers van aichzelven De apostel kijkt door den uitwen-digen levens nood heen in do harten en in de practijken van de menschen. Hij blijft niet, oppcrvlakkig-weg, staan bij het zichtbare kwaad van het lijden, maar legt het zedelijke kwaad van de zonde bloot. Immers een lijdende wereld kan nog een ge lukkige wereld zijn. De apostel zelf, in de gevan genis, gereed om als een drankoffer te worden geofferd, zijn leven lang -ekweld door dion doorn in het vleesch, kan nog roemen in zwakheden. Maar een verwilderende wereld ls een diep ongelukkige wereld, ook al schatert ze van het lachen. Tijden van uiterlijken druk kunnen, hoe moei lijk ze ook zijn door te maken, nog cczegcnde tij den zijn. Menig kind van God is door den levens- druk nader tot den Heere gebracht. Tijden van innerlijke ontaarding, al zouden ze gepaard gaven met uiterlijke weelde, zijn altijd ijizwaro lijden". Daarin kankert de kwaal, die het leven verwil dert. Ja, de apostel noemt nog veel meer. In een ont stellende requisitoir stapelt hij tot vermoeiens toe den eenen zondenaam op den anderen om het zede lijk bederf van de laatste dagen bloot te leggen. Maar het goddelooze beginsel, waaruit elke door hem genoemde zonde voortwoekert is toch dit: „liefhebbers van ziohzelven Zelfzucht is de worttlzonde. Zelfzucht maakt het eigen ik van den monseh tot middelpunt van zijn denken en gevoelen, van zijn willen cn handelen. Zelfzucht is hot verdorven verlangen, dat slechts vraagt naar hetgeen cirkelt om eigen zin en lust, om eigen voordeel en belang, om eigen genoegen en genot De menschen zullen zijn liefhebbers van zicii zeiven. Ze zullen in hun overleggingen en begeer ten, in hun doen en laten, uitgaan van zichzelven en tot zichzelven woderkeeren. Ze zullen in alles zichzelven op het oog hebben. Ze zullen in ziclv- zel'ven op- cn ondergaan. Ze zullen niet vragen naar een wil en wet van God. Ze zullen niet vragen naar hot welzijn van hun naaste. Ze zullen slechts vragen naar eigen profijt. Het recht Gods? Ze zullen er openlijk of heime lijk mee lachen. Het recht" van den naaste? Daar zullen ze, nu ja, de schoudens over ophalen. Eigen recht en eigen voordeel? Daar zullen ze voor vech ten met al liun energie. En dat zal nu in de laatste dagen, welko de apostel door den Geest ziet komen, de tijden zoo onzegbaar zwaar maken. De algemeene zelfzucht zal oorzaak zijn, dat de /zware tijden" ontstaan. Do algemeene zelfzucht! De apostel bedoelt hier niet, dat de zelfzucht zal beheerschen het leven van enkele afzonderlijke personen, hier één cn daar één. Dat is altijd zoo geweest cn zaï wel altijd zoo blijven. Menschen, in wier leven de zonden woe keren, welke de apostel hier opsomt, waren er ook in Paulus' dagen cn hebben cr in elke eeuw Maar in de laatste dagen, welke de apostel ziet naderen, zal deze individueele zelfzucht de men schen in massa aantasten. De apostel spreekt hier van „de menschen". Als de apostel gewaagt van de laatste dagen, beschrijft hij het generalo levensgeluk, de niassa-physiono- hij het generale levcnsgelaat, de massa-physiono- Het gaat dus niet om uitzonderingen, die er, dank zij Gods bewarende en vernieuwende gonade, ook dan nog zullen zijn. Hot gaat om den geest van de massa. Het gaat om den géést van de volkeren. Het gaat om den geest van het generale wereldleven. Het egocentral zal worden het normale. Het egoïsme zal woelen cn werken in al de vraagstukken, waar 'oor het mensclienleven zal worden geplaatst. Het zal zich openbaren in vol- koren-egoïsme, in groeps egoïsme, in partij-ego isme. in klassc-egoïsme. Het zal het willen en denken, het gevoelen cn het handelen van de menschen omklemmen in zijn greep. Do menschheid heeft zich in haar massa van Gods wet losgemaakt. Ze heeft macht verheven boven recht De volksgeest zni «-an den zuurdeesem van do zelfzucht zijn doortrokken. En nu is het geen wonder, dat in deze laatste dagen de tijden zwaar zullen worden. En al zwaarder! In deze wereld van de laatste dagen doet nu God ons leven. En we loopen gevaar van mee to ontaarden, We zijn al ontaard, eer we het weten. Zoo spoe dig cirkelt ook het leven van hen, die Jezus Christus als hun Zaligmaker belijden, om de spil van hot eigen ik. Dan is het voor de menschen misschien nog wat verborgen achter den vorm en den schijn van godsdienstigheid. Maar onze God ziet door dozo gedaante van godzaligheid, waar uit de kracht is weggovlocid, onverbiddelijk heen. We mogen in deze zware tijden wel meer dan ooit de wacht betrekken bij ons liarL We moeten onze neigingen en overleggingen, die leiden tot daden en nalatingen, wel scherp keuren met dou keur der heilige liefde tot God en tot den naaste. We moeten toezicht houden op de drijfveeren van ons denken en willen. We moeten controleer en de motieven van ons spreken cn doen. Wa-arom zeggen vve dat? Waarom doen wc zoo? Wat drijft ons in onze levensbeslissingeri? Want het leven, dat naar God vraagt, heeft liet. niet gemakkelijk in de zware tijden dér laatste dagen. Het is zwaar om te leven in een zelfzuch tige wereld. We komen dagelijks in de verlei ding om, in strjjd met Gods recht en het recht van den naaste, enkel ons eigen recht te zoeken Alles schijnt er voor te pleiten, dat ook wij het leven om ons zeiven zullen laten draaien. Er zal gevochten moeter. worden in deze laatste dagen. Er zal gevochten moeten worden tegen de zelfzucht van ons eigen ik. In eigen kracht kunnen we het niet. We ziju al gestruikeld en gevallen, eer we den strijd ge roken hebben. Wo kunnen alleen strijden tegen het egoïsma van onzen verdorven aard in de kracht van Christus. Want de tijden zijn zwaar. Maar we hebben ook In deze zware tijden een levenden Heiland, die voor ons bidt: „Vader, Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij lion bewaart van den Booze." Storm zet op uit het Westen JAN IETSWAART Storm zet op uit hel westen do wolken worden groot, wij roepon onzen nood o God, o God, ten leste. Storm slaat de wereld stuk wij bidden, bang en bloode, o God, o God, ten doode gaat werelds kort geluk. Do tijden dragen merken van 't allerlaatst getij, nog martelt het geschrei van oorlogs duistre werken. De wereld draagt twee handen U sidderend vooruit, cn redt den laatstcn buit langs 's levens steile wanden. En wij, vergeten droomers van 't eeuwig koninkrijk, nemen beangst de wijk naar Uwe hemelzomcrs. Maar maak ons weten open en maak ons hart bereid allen samen te loopen; en gord ons tot den strijd! (uit „Het Heerlijk Ambacht")^ G. F. Callenbach. 349

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 11