Naar en in Zuid-Afrika
DINSDAG 6 NOVEMBER 1934
DERDE BLAD PAG. 9
De -parade van de marine-af deeling der „Hitier-Jug end" voor 't Ehrenmol
te Berlijn, ivaar een krans werd gelegd ter herdenking van de gevallenen
vande kruiser Karlsruhe
Pers-stemmen over het project van
den drogen motor worden voor de
ramen van Wolvega gebulleiineerd,
en druk gelezen
Reisbrieven van Prof. Dr. V. Hepp
VI
Rond het standbeeld van Jan van Riebeek.
De gedachte van mijn gastheer om mij het eerst van al rond
het standbeeld van Jan van Riebeek te rijden, kan ik niet ge
noeg toejuichen.
Het staat vlak bij het havenhoofd, als wilde het inspecteeren
al wat Zuid-Afrika langs dezen weg binnen kómt.
Over de kunstwaarde van dit monument oordeel ik hier niet.
Daarvoor zag ik het te vluchtig. Wat mij bijbleef was de vast
beraden, bijna norsche trek op dien steenen regentenkop.
Hoe meer ik het Zuid-Afrikaansche volk leerde kennen, hoe
sterker de figuur van Van Riebeek voor mij begon te domi-
neercn. Het zou verkeerd zijn hieruit af te leiden, dat de ras
echte Afrikaander zich door zekere stuurschheid kenmerkt Het
tegendeel is waar. Maar in het vervolg zal, hoop ik, mijn bedoe
ling wel duidelijk worden.
Voorzeker mag hij niet gehuldigd als de ontdekker van Zuid-
Afrika. Vóór hem waren de Portugeezen reeds om de Kaap
gevaren. Zij waren op verschillende plaatsen van de zuidelijke
kromming van dit werelddeel geland, haddén er met de oor
spronkelijke bewoners handel gedreven en rustpunten gevonden
voor hun tochten naar Indië. Hun belangensfeer lag echter ten
Noorden van de Zambesi. Tafelbaai werd omzeild, maar de
ankers werden 'er niet uitgeworpen Met de Engelsche schepen,
welke naar Indië voeren, was dit jaren evenzeer het geval. Eerst
in 1591 liepen er drie Engelsche schepen binnen, welker beman
ning ernstig aan scheurbuik leed. Zij vonden er wat zij zochten,
nl. verrch vleesch, versoh water en versche visch, welke zij
van de Hottentotten kregen in ruil voor messen en andere voor-
werpen. Van toen af deden de Engelsche zeevaarders Tafelbaai
geregeld aan: maar aan vestiging dachten zij niet. De Oost-
Indische Compagnie handelde niet anders. Haar schepen deden
Tafel naai of de Oostelijker gelegen Mosselbaai aan, maar om zoo
spoedig mogelijk weer te vertrekken.
Feitelijk is de vreeselijke scheurbuik de oorzaak geworden
van de kolonisatie in Zuid-Afrika. Want het innemen van ver
spin levensmiddelen bleek niet afdoende om de ziekte te be-
strijden, laat staan te voorkomen. Kort na 't sluiten van den vrede
vim Munster nam de Compagnie een kloek besluit. Drie sche-
pen werden uitgerust om aan de Tafelbaai een plaats te zoeken,
well e geschikt was om te verbouwen alles wat voor de provian-
I deci ug van de Indiëvaarders noodig was en er pok een hospi
taal op te riohten, waar zieke matrozen konden verblijven totdat
zij v/aren genezen.
Jan van Riebeek werd uitgekozen om deze zaak in orde te
brengen De bestuurders van de Compagnie hadden een fijnen
neus. Als er iemand voor geknipt was, dan was hij het. Hij wordt
l.osc breven als klein van gestalte, met een niet te dooven acti
viteit en...grt: kort aangebonden. Van praatjes hield hij niet. Hij
'I V stond in ons-blad van 1-November.
wou doen en daden zien. Hij nam zijn gezin met zich en twee
volwassen „niggies". Voorts bevond zich ook een tuinder aan
boord, die zijn vak verstond. Ook een dominee, met name Wij-
lant, gii.g mee. Dit typeert onze vademen. Aan alle maatschap
pelijke voorzorgsmaatregelen werd gedacht. Levensmiddelen wer
den in zulk een hoeveelheid gestuwd, dat de kleine kolonie het
geruimen tijd kon uithouden. Maar geestelijke leiding mocht
niet ontbreken. Blijkbaar achtte men het meer noodig, dat Ds.
Wijlant zich aan het bezoeken van zieken en den dagelijkschen
oingar.g met gezonden zou wijden, dan dat hij van kanselgaven
blijk zou geven. Hij kon 's Zondags volstaan met preeken te
lezen. Het geheele aantal kolonisten bedroeg acht vrouwen en
ongevper honderd mannen. In April 1652 voeren zij Tafelbaai
binnen.
De teleurstellingen, aan alle kolonisatie verbonden, bleven
ook hier niet uit. Hoe vlug ook huizen werden gebouwd en
tenten gespannen, bezweken velen van gebrek, anderen werden
ernstig ziek. Maar de regen bracht aldra uitkomst. Wilde plan
ten sche len op, die als menschclijk voedsel zeer geschikt bleken.
Zelf heb ik in Kaapstad „waterblommetjes" als groenten en zee
wier in gelei als toespijs gegeten, en ik kan verklaren, dat vooral
de eerste zich uitstekend lieten smaken. De visch had men uit
de baoi als het ware voor het scheppen. Een groentetuin werd
aangelegd en het klimaat bevorderde den snellen groei. De teer
kost, uit Holland meegebracht, was nog lang niet verbruikt,
toen de kolonisten zich van den nieuwen bodem geheel kon
den voeden. Een versterking, het fort „de Goede Hoop", werd
van hooge aarden wallen gebouwd om tegen gevaren van wilde
dieren en Hottentotten beveiligd te zijn. In het midden verrees
een toren van natuursteen, waarop de wacht werd gehouden
en dip van geschut was voorzien. Men zorgde ook voor de inrich
ting van een hospitaal. In ongelooflijk korten tijd had Van
Riebeek dat alles tot stand gebracht.
Hebben de Hollanders de Kaap gekaapt?
Dikwijls is den Hollandschen kolonisten ten laste gelegd
en deze laster loopt nog altijd rond dat zij zich met geweld
van de Kaap hebben meester gemaakt en de oorspronkelijke
bevolking zouden hebben verjaagd. Niets is minder waar dan
dat. liet uitgestrekte Kaapsche schiereiland was toentertijd zoo
goed als onbevolkt. Er bevonden zich, vrouwen en kinderen
meegerekend, slechts ongeveer zestig Hottentotten. Zij leidden een
ellendig, bijna dierlijk bestaan. Hun vee hadden zij verloren.
Zij leefden van wortels en van beesten, die zij schoten. De ko
lonisten zochten contact met hen. Zij betaalden de betrekkelijk
geringe diensten, welke de kleurlingen him bewezen, met deug
delijke levensmiddelen. De komst van de Hollanders beteeken-
de voor hen verheffing van levenspeil. Van tijd tot tijd kwa
men ook andere Hottentotten, die als nomaden met hun vee
rondzwierven, het schiereiland bezoeken. Met dezen knoopte Van
Riebeek handelsrelaties aan. Zoo kwam de kolonie in het bezit
van schapen en ossen. De Zuid-Afrikaansche „Boer" was ge
boren. Want een kleine 50 man verliet den dienst van de Com
pagnie om op het schiereiland te blijven. Zij oefenden hun be
drijf ui op een plaats, welke meer beschut.lag tegen den wind
en naar een kringvormig hoopje boomen, I^ondebosch geheeten,
thans nog een van de voorsteden van Kaapstad! Men beijverde
zich om op voet van vriendschap met de Hottentotten te leven.
Zelfs toen dezen onder kerktijd een knaap, die het vee hoedde',
vermoordden en de beesten roofden, werden zij daarvoor niet
De Addérley-slraat te Kaapstad.
gestraft. Van uit Holland kwam hét bevel om mét zachtheid op
te treden. Dat niet alleen. Ofschoon met recht kan 'vvorden bè-
twijfeld of het geheele schiereiland als eigertdöm van de wei
nige, zwervende Hottentotten moet worden beschouwd, werd na
twintig den grond alsnog van hen gekocht. De beschuldiging,
dat de Hollanders het land zouden hebben „gestolen" of dat zij
het mei wreedheid zouden hebben veroverd, is dus ver bezijden
de waarheid. Veeleer dient hulde gebracht aan de ohkrèuk-
bare eerlijkheid en verregaande vredelievendheid1 van de kolo
nisten.
De kolonisten en de dochteren des lands. Weesmeisjes
Ook van een andere smet moeten zij worden gewasschen.
Engelschen let wel, ik generaliseer niet/ ik stel er niet alle
Engelschen aansprakelijk voor beweren, dat het Afrikaansch
een bastaardtaaltje is, te wijten aan de vermenging tusschen
Nederlanders en kleurlingen. Evenwel hebben dé* kolonisten
steeds een sterken afkeer van zulk een vermenging getoond. Van
Riebeek bepaalde, dat alleen aan getrouwde mannen grond
mocht worden uitgegeven. Zij, wier vrouwen nog in het vader
land waren achtergebleven, mochten haar met hun kinderen
kosteloos laten overkomen. En toert er veel later een groot ge
brek aan vrouwen ontstond, boden de directeuren van de Com
pagnie aan Hollandsche weesmeisjes de gelegenheid om naar
de Kaap te gaan. De animo van den kant der meisjes was niet
zoo heel groot Maar die van het aanbod gebruik maakten, heb
ben zich over het algemeen hun stap niet beklaagd. Tegen
woordig vindt men deze manier van huwelijken te bevorderen
hoogst eigenaardig. Dit feit wordt dan ook menigmaal gerang
schikt onder de anecdoten, welke de vroegere opvatting omtrent
het huwelijk in een belachelijk daglicht moest stellen. Natuur
lijk is deze gebeurtenis ook met de noodige fantastische orna
menten versierd om dit in de hand te werken. Maar men ver-
gete niet, dai hierachter een beginsel stak. Men wilde tot geen
prijs, dat.de kolonisten zouden trouwen met de „dochteren des
lands". Bu\en?l gojd de godsdienstige belemmering. Op den
voet volgde die, welke het enorme cultureele verschil vormde,
Van Riebeek heeft door zijn stelregel tot op heden op de immi
grant* n uit. Holland beslag gelegd. Het Hollandsche ras heeft
zich - enkele uitzonderingen vanzelf daargelaten in Zuid-
Afrika zuiver bewaard. Iets, wat gelijk we later zullen zien, van
het Engelsche ras helaas niet kau worden getuigd
Het ontstaan van de Afrikaansche „plaas"
Niet alleen dit deel van Van Riebeeks geest is op de Holland
sche immigranten gevallen. Om nog iets te noemen. Van Rie
beek verbond aan zijn commandeurschap ook een eigen land
bouwbedrijf. Hij bezat een boerderij, of zooals men in Zuid-
Afrika zegt: een „plaas", welke hij naar een van de schitterende
planten, die in Zuid-Afrika in het wild groeien, den naam gaf
van „Protea". En tot op den huidigen dag bezitten vele vooraan
staande mannen nog zulk een „plaas". Generaal Hertzog, gene
raal Snmts, minister Grobler, minister I-Iavenga en misschien
nog anderen zijn eigenaars van een of meer „plaase". Ook onder
professoren komt dit voor. De Afrikaanders zijn dan ook echte
agrariërs. Zij hebben het landleven lief. En wanneer beroep of
ambt dit toelaat, ontvluchten zij de steden.
Kaapstad een vreugde der aarde.
Noemt de Schrift den berg Sions een vreugde der gansche
aarde, in ern anderen zin mag deze eeretitel ook aan Kaapstad
worden uitgereikt.
•Weinige steden ter wereld zijn met haar te vergelijken.
Men wijst gewoonlijk op haar overeenkomst met Nice. Ik zal
;niet ontkennen, dat zij er wel iets van weg heeft. Toch is haar
achtergrond grootscher, ruimer, majestueuser, haar voorgrond
ruimer, haar baai schooner.
Aan mij drong zich dadelijk de herinnering aan San Fran
cisco op. Zij zijn in schoonheid elkanders rivalen. Beide dragen
een kroon van grijs graniet. Beide klimmen tegen de bergen op.
Beide kunnen bogen op slingerende autowegen. Beide zijn
gelegen aan een mooi geteekende baai. Alleen met dit verschil,
dat die van Kaapstad zich opent naar de zee, terwijl die van San
Francisco landwaarts indringt met als nauwen ingang de on
overtroffen „Gouden Poort". Ik zou niet durven beslissen, welke
van beide den eersten prijs wegdraagt.
Een vreugde der aarde mag Kaapstad ook heeten om haar
zonnewoclde. Volop heb ik ervan genoten. Tegen het eind van
den Zui'lAfrikaanschen winter kwam ik er aan. Maar van
winterweer viel weinig te bespeuren. Tusschen de overdaad van
gewas zag ik slechts hier en daar een kalen boom. Men zei,
dat ik het bijzonder trof. 'k Geloof dat graag. Maar als men be
denkt, dat Kaapstad en omgeving zich het heolo jaar door ge-
middeld in 7.51 zonne-uren per dag mag verheugen, dat zelfs
,i,n het hartje: van den winter op bijna geen enkelen dag die
bron van warmte, licht en vroolijkheid geheel achter wolken
schuil gaat, dat ook 's zomers, wanneer het in het binnenland
snikkend heet kan zijn, de zeelucht hier temperend werkt kan
men Kaapstad niet anders dan gelukkig prijzen.
Mee aan het milde klimaat heeft zij het 'stellig to dan
ken, dot zij zoo gedijde.
De kleine nederzetting van Van Riebeek groeide volgens do
telling van 1931 uit tot een stad de naaste voorsteden mee-
gerekeno van ongeveer 286.000 inwoners. In werkelijkheid
(Zie vervolg biz, 10X
Parmentier, Moll en Fraulein Rasche omringd door enthousiaste toeschouwers na hun aankomst op het vliegveld te, -
Melbourne. Geheel links ziet men Sir Macpherson Robertson. Links: de aankomst van de Uiverte Melbourne.
Achttienduizend schoolkinderen vormen in 't cricket-stadion letters gedurende de eeuwfeest-viering van Melbourne
Deze foto werd meegebracht door Cathcart Jones en Kenneth Waller.
De 21-jarige J. Wardenier
te Wolvega, wiens droge-
motor-project sensatie
wekt.
De heer Yates, een 65-jarig lid van een Engelsche vliegclubhad een „narrow escape" toen hij op het
vliegveld Lympne bij een landing ovet den kop sloeg; hij werd zelfs niet gewond. Het geduikelde toestel.
Wanneer 't tegen Kerstmis loopt komen de Engelsche militaire transportbooten
zoo snel mogelijk huistoe. De Nevasaopent de rij te Southampton.