BINNENLAND. MAANDAG 5 NOVEMBER 1934 TWEEDE BLAD PAG. 5 e. N. C. S. V. Conferentie op Woudschoten De N.C.S.V. hield op Woudschoten van Vrijdag tot Zondag een conferentie die ge opend werd met een inleiding van Ds. A. Dönszelman van Meppel over de vraag: Beteekent het iets een Christen te zijn? De formuleering van deze vraag, aldus Bpr., kan noodlottig worden. Men zou kun nen komen tot een waardebepaling van het Christendom en die met de waardebepalin gen van andere godsdiensten vergelijken, wellicht het Christendam als top-ideal isme gaan beschouwen en zoo tot zijn absoluut heid concludeeren, waarmee echter 'n vlucht uit de werkelijkheid zou gegeven zijn. Er is algemeen een moeheid te constatee- ren tegenover God. Wij vóelen allen de nei ging het leven allen zin te ontzeggen, het is onmogelijk het leven op een afstand te zien. Er is een berusting gekomen in de plaats van het optimisme van een halve eeuw terug, een berusting ook tegenover God, niet eens meer een felle loochening, maar een ,,'t zal wel zoo zijn". Vragen wor den vele, antwoorden schaarsch. Met God is een wapenstilstand gesloten, die gemak kelijker blijkt te zijn dan de botsing. Het le ven immers geeft opvulling genoeg. Voor velen is Jezus Christus slechts een verre klank, een herinnering hoogstens. Er ïs een vreemde vrijheid, verder een angstige leegte. En anderen zoeken bijkans verbitterd naar God en worden door veler rustige ge- loofsverzekerdheid geïrriteerd. Maar 't ge loof komt ook niet via de methode: „geef je maar over", aldus spr. Een laatste gevaar dreigt tenslotte, dat wij satisfait worden, meenend, dat wij God in de gelederen hebben kunnen nemen en nu de anthithese stellen God en de wereld -de ongeloovigen en wij. Hoevelen hebben nog een „derde Rijk" in de gedachte, de zelfhandhaving? En dat terwijl ten deze geen coöperatie mogelijk ïs. God heeft ons in de chaos neergezet, zegt een jonge dichter. Kunnen wij daaruit een antwoord geven? Neen immers, 't Christen dom heeft geen programma, kan ten hoogste Zeggen: 't behoorde zoo en zoo te zijn. Maar er is een centrale vraag: hoe is onze be trekking tot God? Daarbij gaat het om de de gehoorzaamheid alleen. Wij staan aan de grens en God verwijst ons onverbiddelijk naar 't kruis. Onze crisis is Gods crisis. De Heilige Geest rukt ons in deze tijd uit ons verband en zegt: gij zijt van God. Christus vraagt gehoorzaamheid en door Hem wor den spofele zielen kinderen van het Ko ninkrijk. Zaterdagmorgen heeft Ds. J. J. B u s k e s van Amsterdam gesproken over: „De sociale nood van dezen tijd" Nog steeds gaat aldus spr. de sociale nood aan honderden, gegoeden en intellec- tueelen voorbij. Niettemin is hij ontzaglijk groot, gekenmerkt in 't allerdiepste en daar door gehandhaafd doordat een ieder voor zichzelf leeft en deze zelfzucht oppermach tig is in de samenleving. Geconcretiseerd wordt deze sociale nood in de werkloosheid, die geestelijk alle leven ontwricht en 't ge loof ondermijnt. Daarnaast is de maatschappelijke kant, die de menschen drijft tot het zoeken van uitwegen op de moest funeste terreinen. Daar hij is opmerkelijk dat de arbeidersklasse nog veelmaals de ellende afwentelt op de kleine middenstand, door gedwongen schul den te maken bij den kleinen winkelier, die daardoor evenzeer langzaam te gronde gaat. Het is nu de vraag of men deze sociale nood van heden moet beschouwen als schuld of als lot, als een daad van menschen of als een ding dat wordt opgelegd.'Zeker dra gen niet enkele aanwijsbare personen of één enkele generatie de schuld, maar 't gansche leven is belast met een schuld, die tegelijk lot is en die de Bijbel de vloek over het le ven noemt. Daarom kan niemand iets veranderen op z'n eentje, hoe hard dat ook zij. Construc ties en stelsels zijn er talloos gemaakt, ook Christelijke, maar ze stonden buiten de wer kelijkheid en helpen niet. In de practijk hebben mannen als Bismarck, Naumann eenvoudig een scheiding gemaakt tusschen het persoonlijk geestelijk leven en hun hou ding maatschappelijk. Maar heeft 't dan nog iets te beteekenen een Christen te zijn? Spr. acht het niet redelijk, dat studenten zióh reeds aan socialen arbeid geven. Zij moeten zich terugtrekken en on-sociaal durven zijn, hetgeen echter alleen verant woord is met het oog op den socialen arbeid in de toekomst. In dit isolement moet er gedegen studie van sociale problemen en fi guren zijn, opdat men weet wat de systemen en de practijk van het leven beteekenen. Studeeren is voorloopig de grootste dienst die de student de Maatschappij die zoo groote sommen voor hem uitgeeft, bewijzen kan. De waarde daarvan is de bezinning, die de studie met zich brengt, de mogelijk heid de dingen van allen kant te beschou wen. Maar voor de praktijk kan deze bezinning slechts beteekenis hebben voor de toekom stige noodzakelijkheid van de daad. De daad echter brengt in 't vlak van 't relatieve, van het compromis, 't compromis dat wij prin cipieel nooit mogen aanvaarden, practisch maar al te vaak moeten aanvaarden. Bij de onderlinge besprekingen, die daarop volgden, bleek tenslotte dat de oplossing van het probleem van den socialen nood voor den persoonlijken mensch alleen in Christus gelegen is. Reisverslag Dr. Slotemaker de Bruïne Zaterdagmiddag heeft dr. M. C. Slote maker de Bruïne, secretaris der N.C. S.V., verslag uitgebracht van zijn reis, die hij voor de Wereldfederatie van Christen Studenten gemaakt heeft teneinde contact te zoeken met de studenten in Zweden, Duitschland, Polen, Letland en Finland. Sluiting der Conferentie Zondag heeft de heer A. M. Brouwer, voorzitter der afd. Utrecht, een overzicht gegeven van het practisch sociale werk der N.C.S.V. De conferentie werd gesloten met een re feraat van dr. H. C. Rutgers: „Christus als de Heer van ons leven". Beantwoordend aan een innerlijke behoef te, wil de mensch zijn leven kwijt raken aan iets of iemand. Velen doen dat aan geld, carrière, wetenschap, de volksgemeen schap. Zij allen blijven niettemin In het vlak dezer wereld, zelf bevrediging vin dend in het feit, dat zij ten slotte toch dat alles zelf nog doen. Christus als de heer van ons leven erken nen, beteekent ons innerlijk aan Hem over géven, door Hem het leven te laten leiden. Dit js maar niet een prettige stemming, het leidt allereerst tot bekeering, dat is ophef fing van het déraillement. En losgemaakt worden van de wereld, afschaffing van ver slaafdheden, met vertroiiwen zijn weg door het leven gaan. In den chaos, waarover te dezer conferentie gesproken is, loopt dan een vaste lijn. Dit leven naar den wil van Christus omvat niet meer het dwingend gezag van dit en dat niet mogen, maar rust in een innerlijke gebondenheid, waardoor bepaalde dingen onmogelijk worden. De groei van dit geloof wordt verzekerd in het dagelijks God zoeken. Noem het stille tijd, morgenwake of hoe ook, maar laat er eiken ochtend een contact met God zijn. De conferentie werd daarop gesloten met een korte dienst in de Kapel van Woud schoten. De herclassificatie Moet volgens Dr. Colijn erger dan gepeuter zijn. De vorige week heeft de r.k. „Gelderlan der" een aardige vondst gepubliceerd inzake de meening, welke Dr. H. Colijn er in 1923 op na hield over de classificatie der ge meenten Het blad herinnerde zich, dat Dr. Colijn een tiental jaren geleden in zijn kwaliteit van lid van de Tweede Kamer over de clas sificatie een rede heeft gehouden. Het heeft daarop de Handelingen van de Tweede Kamer eens nageslagen en trof in de Handelingen van 19221923 de bewuste rede aan. Ze werd uitgesproken op 9 No vember 1922 bij de Algemeen Beschouwin gen over de Staatsbegrooting van het dienst jaar 1923. Dr. Colijn verklaart zich in deze rede op onomwonden wijze tegen de classificatie. Hij vindt het .gepeuter", dat „deze tijd met zijns» groote vraagstukken niet toelaat". Hij wees o.a. op het feit, dat de Staat zich al meer en meer met allerlei zaken ging bezighouden en zei: „Men gaat zoeken met een lantaarn of er ergens niet in een hoek van Nederland nog iemand te vinden is, die nog niet verzekerd is, en dan moet er onmiddellijk een wet komen om dat te ondervangen. „Ik denk bijv. aan de classificatie. Men heeft die classificatie ontworpen omdat men eenheid wilde over het geheele land, en men heeft zich ten slotte aan alle kanten gestooten, ook aan allerlei zwarigheden uit de practijk. „En nu wil men dat gaan completeeren, men wil dat nog fijner gaan maken, nog beter gaan inrichten en men wil van 3 op 5 klassen komen, maar daarmee alleen komt men er niet. Men zal ook nog onder scheid moeten maken, wanneer tnen althans bij de werkelijkheid aansluiting wil zoe ken, tusschen menschen die in een bepaal de streek leven, daar blijven en in de plaats hunner inwoning een Staatsbetrekking ver vullen, en anderen, die over het geheele land heen en weer gezonden worden, en zoo zal men in een dubbele classificatie ver vallen. Maar dan ten slotte is men er nog niet, want wanneer men clan eindelijk zoo tot in de finesses zal hebben uitgerekend, dat men nu alle menschen zoo wat op het zelfde peil heeft gebracht, dan komt men tot de conclusie, dat van 2 menschen, die dienen in twee gemeenten, welke tot de zelfde klasse behooren, de een moet betalen ,2 pet. jn de gemeentebelasting en de ander 18 pet. en dat dus zuiver automatisch de cene ambtenaar 16 pet. minder salaris heeft dan de ander Ondanks nu dit weinig vriendelijke oor deel van Dr. Colijn over de classificatie komt hij thans als voorzitter van den Ministerraad voor den dag met een voorstel niet alleen om de classificatie te handhaven, maar om haar nog toe te spitsen, haar „nok fijner" te maken. In diezelfde redevoering heeft Dr. Colijn na zijn uitval tegen de classificatie gezegd: „Onze tijd op zich zelf, deze tijd met zijn groote vraagstukken, laat eigenlijk dat ge peuter, want dat is het in vele opzichten, niet toe". Inderdaad! Maar waarom dan thans wel dit gepeuter? Classificatie in het Nederlandsch Prof. Gerlach Royen over werkelijk heid en fictie. In de ledenvergadering van de Maat schappij der Nederlandsche Letterkunde, welke te Leiden gehouden werd, deed de voorzitter, Prof Dr. J. de Vries, mededee- ling van de instelling van een nieuwen prijs, groot t 500, welke om de twee jaren kan worden toegekend aan een uitverkoren voortreffelijk werk, afgewisseld op het ge bied van biographie en cultuurgeschiedenis en op dat van essays en litteraire critiek. Vervolgens sprak Prof. Dr. Gerlach Royen over: Pronominale problemen in het Nederlandsch. Spr. merkte op dat er, naast werkelijke problemen, ook bestaan problemen, die geen problemen zijn; deze laatste zijn veel moeilijker op te lossen clan de eerste; im mers de mensch heeft alleen vat op het geen werkelijk bestaat. Wat niet verder reikt dan gemoed en verbeelding, is meest al ongrijpbaar. Dit laatste blijft onberoerd door de feiten in de taalwerkelijkheid, het is immuun voor verstandelijke overtuiging. Het eerste pronominale probleem is de enclisis. Het bestaan van enclitica in het Nederlandsch kan door niemand ontkend worden,al4loopt de orthographische en taal kundige, de stilistische en cultureele waar deering van die woordjes bij verschillenden aanmerkelijk uiteen. Enclitica bestaan bij het spreken, ze be staan ook op schrift. Ze hebben al eeuwen bestaan in onze eigen overgeleverde tek sten; ze bestonden daarvoor al bijna twee millennien in de geschriften van Oostersche en Zuidelijke volkeren. Alleen volslagen on kunde zou deze feiten kunnen ontkennen of betwijfelen; het ignoreeren van die feiten kan ook zonder onkunde voorkomen. Spr. ging dan aan de hand van histori sche gegevens na, hoe het met de proclisis- enclisis feitelijk gesteld is en gesteld was ten onzent in de loop der eeuwen. Hij kwam daarbij tot een vergelijking van de meenin gen in dezen. Daarna legde Spr. bijzondere nadruk op de functioneele en semantische verschillen, die door enclitische woordjes tegenover de volbetoonde worden uitge drukt. Dit bracht hem ten slotte op de taalkun dige groepeering: persoon: zaak (juister niet-persoon). Deze classificatie in het Ne derlandsch wordt meestal over het hoofd gezien, maar is toch van niet minder be teekenis als die andere pronominale groe peering, hij: zij: het, die men: mannelijk: vrouwelijk: onzijdig pleegt te noemen. Ook hier ging de Spr. uit van de taalfeiten, waarnaast vanzelf ook taaificties ter sprake kwamen. Tegenover de groote variabiliteit in de taalwerkel ij k h e i d stelde Spr. de ge fingeerde taaionderscheiding, terwijl deze laatste allerlei verschilen tracht te maken, die niet bestaan, en daartegenover werke lijk bestaande onderscheidingen verwerpt, gaat de eerste telkens uit van de onmis kenbare taalgegevens. Door talrijke voorbeelden werd aange toond, waartoe de renaissancistische taalbe schouwing leidt. Vanzelf kwam hierbij ook ter sprake niet alleen, wat de fictie vermag, maar ook welke rol de sekse speelt bij do keuze en 't gebruik van allerlei voornaam woorden. De incongruentie tusschen pronomina en substantieven is een veelzijdig taal verschijn sel, waarvan de verklaring nog niet altijd te geven is, al kunnen de feiten niet altijd ont kend worden. Doeltreffend is ten dezen do „haar"-cultuur, waaronder Spr. vei'staat 'l gebruik van „haar" zoowel in persoonlijke als in bezittende functies, bij enkelvoudige mannelijke en onzijdige woorden (ook bui ten de sekse), ea evenzoo van „haar" in het meervoud in allerlei variatie. Na een verklaring te hebben beproefd van dit eigenaardig verschijnsel, dat vooral in de pers, bij juristen en andere taalgebrui kers zich voordoet, kwam Spr. tot het groo te vraagstuk van de rechtstreeks aandui dende functie tegenover of naast de vervan gende functie van bepaalde voornaamwoor den. Dit vraagstuk bracht hem tevens op de vergelijking van de koinè en de dialec ten, die bij het gebruik der pronomina niet altijd dezelfde wegen bewandelen. In dit verband werd in groote lijnen het classifica- tievraagstuk van de Nederlandsche naam woorden aangegeven. Schippers vergaderen te Amsterdam De regeling der binnenscheepvaart. Te Amsterdam heeft een gecombineerde vergadering plaats gehad van leden der vel schillende schippersorganisaties. De heer G. de Bruin lichtte de aanwezigen in over de werkwijze van het Comité van Actie, dat op 26 October jl. te Rotterdam werd opge richt, en dat de volgende desideratie heeft: te. Opheffing van alle relaties; 2e. beper king van de beurtvaart tot 25 ton; 3e. alle lichter- en vletwerk moet over de beurslij;.- ten gaan; 4e. andere samenstelling van de be vrachtingscommissies; 5e. meer controle op de uitvoering van de wet: 6e .uitvoering van de wet uitsluitend door de Regeering en niet door de Kamers van Koophandel; 7e. betere vrachtgeldregeling. De heer Kleine sprak namens den Ned. Prot. Schippersbond, en lichtte uitvoerig de bezwaren toe, die er verbonden zijn aan de uitvoering van de wet door de Kamers van Koophandel. Bovendien wees Spr. er op, dat tusschen de verschillende bevrachtingscom missies niet de minste samenwerking is en sprak ten slotte de hoop uit, dat het Co mité van Actie er in zal slagen den nood van da particuliere schippers eenigermate te lenigen. Uit de vergadering gingen verschillende stemmen op om ook de ongeorganiseerde schippers in deze actie te betrekken. Enkele sprekers vroegen betere regeling van het wettelijke liggeld als punt van ac tie in het program op te nemen. Bij de neantwoording werden nog vele staaltjes ge noemd, die duidelijk het feit illustreerden, dat de vrachten op het oogonblik aller minst evenredig worden verdeeld. ROFFELRUMEN. DE KAP Ze u-aren verloofd, en, zooals dat soms gaati Er kwam lichte ruzie, toen werden ze kwaad. En toen geen van tweeën gewonnen zich gaf, Nam ieder z'n woord weer, en raakte het af... Zoo werd zij verpleegster, ook dat gebeurt meer; Ze dong naar „de kap", en ze kreeg herrt met eer: Ze deed er haar best voor met ijver en moedt En eerlijk: het kapje flatteerde haar goed. Hij hoorde 't, hij wilde de kap wel eens zieni Misschien om de kap, om het meisje misschien. Hij ging op een avond bij 't ziekenhuis staan Bij 't deurtje waardoor de verpleegstertjes. raan. Hij stond er voor niets, in z'n donkere hoek. En bracht er drie, vier lange avonden zoek..., Toen kivam een agent en ditklampte hem aan En vroeg wat hij daar zoo verdacht had te, staan. Hij stond maar te kijken! dat was dan ook zoo. Dat kennen we wel! hij moest mee naar t bureau. Daar werd hij zoo lang op de pijnbank gelegd Tot hij het per slot van de kap heeft gezegd... Dat was toch te dwaas! Een agent er op uit; Hij kom.t m<-, de zuster; dan ziet de schavuit De kap en zij ziet er haar zielige vent Zoo komt op 't bureau het gelukkige end... Nu draagt zij peen kap meer, zooals je wel snapt: Ze trouwden;dat heeft er d: kap 'em gelapt! LEO LENS. Nadruk verboden.) De inkomsten der P. T. T. Arbeidsvoorwaarden van het personeel Naar het oordeel van den Minister vart Binnenlandsche Zaken valt te vreezen, dat de mogelijkheid niet is uitgesloten, dat als gevolg van conjunctuursinvloed de inkom sten van het staatsbedrijf der P. T. T. niet datgene zullen bedragen, waarop bij de sa menstelling van de begrooting voor 1935 werd gerekend. De arbeidsvoorwaarden van het personeel zoo wordt voorts in de Memorie van Ant woord medegedeeld, voldoen aan redelijke eischen en de Minister bestrijdt, dat de hooge winsten van het bedrijf zouden wor den verkregen ten koste van het personeel. De mogelijkheid van tariefsverlaging beeft de volle aandacht van den Minister. Telkens wanneer de uitkomsten dit toelaten, wordt verlaging overwogen en wordt nagegaan welke onderdeden in verband met de maat schappelijke behoefte het eerst in aanmer king komen. Voor verlaging b.v. van het port van brieven en briefkaarten konden nog geen gelden beschikbaar worden gesteld. BOTTTREIN „MAKNIX VAN ST. ALDEGONDE" De boottrein met passagiers en post, in aansluiting op het m.s. „Marnix van St. Al- degon le" zal Dinsdagmorgen 6 November om 10 20 uur van Genua vertrekken. Aankomst Woensdagmorgen 7 November om 6.18 uur te Zevenaar, 7.14 uur te Arn hem, 8.00 uur Utrecht C.S., 8.56 uur Den Haag S.S., 9.00 uur Amsterdam W.P., 9.15 uur Amsterdam C.S., 9.31 uur Rotterdam Maas. Prof. Titus Brandsma (met papieren) slaat de opgravingswerkzaamheden gade bij de bekende Fetsepomp te Dokkum, waar oude gewelven zijn blootgelegd. Drie boerenmeisjes temidden van de ganzen op een ganzenfokkerij in Duitschland. Minister Marchant tijdens zijn toespraak ter gelegenheid van de opening der tentoonstelling van Arti ei Industriae" bij het vijftigjarig bestaan in Klykampte Den Haag. Rechts: De herstellingswerkzaamheden aan het Paleis de Mediterranee te Nice, dat verbrand was, naderen thans het einde. De heer Wisner in The Dalles (Oregon) construeerde dit vreemd soort waterfiets, dat door middel van een propellor voortbewogen wordt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 5