Cecil Rhodes
de Imperium=Bouwer
IgraratttK
Het Kind
en de Prent
Welke rol de Jameson=
Raid gespeeld heeft
Processen, die bètreOdking hebben op het
lot van een onafliankelijken staat zijn zeld
zaam. Zeldzaam gelijk aanslagen van par
ticulieren op de onafhankelijkheid van zulk
een staat. Men moet de eigenaardige kwa
liteiten in zich hebben, die' een Cecil
Rhodes in zich had, om een dergelijken
aanslag te durven ondernemen. En men
meet gevolgd worden, getrouw als hij jaren
lang door velen gevolgd werd, om tegen
eigen wil benadeeld te worden, gelijk
Jameson het met zijn raid naar-Trans
vaal in 1S9G deed.
Gecil Rhodes, tijdens zijn studie te Ox
ford ernstig ziek geworden, bracht bijkans
geheel een jaar door bij zijn ouderen broe
der. die de katoencultuur trachtte toe te
passen in Umlkomoa. Maar de katoencul
tuur bleek weinig loonend en de oudere
broeder verliet zijn hoeve, en liet Cecil ach
ter teneinde de liquidatie ervan td vol
brengen. Het was in dien tijd, dat de
Hollandsche boer Schalk van Nieuwkerk
de edelsteenen in den Zuid-Afrikaanschen
bodem ontdekte. Schalk van Nieuwkerk
yeraam eerst, dank zij de deskundigen, die
Br. Jameson
hij te Bloemfontein en te Kaapstad raad-
Dieegde, welke waarde zijn grond voortaan
zou hebben. Maar het nieuws verspreidde
zich snel, en gelijk eenmaal Klondyke dooi
den goudvoorraad had aangetrokken, trok
thans de omgeving, welker centrum later
Kimberlev zou worden, de avonturiers aan.
Cecil Rhodes bracht er zijn broeder toe om
met hem de reis naar Griqua-land te on
dernemen, geen kleinigheid in die dagen,
dat men met ossenwagens terijden had en
nimmer veilig was voor de aanvallen van
de wilde stammen uit het Matabele-land.
Cecil en zijn broeder leefden het ruwe
leven der diamant zoekers. Maar des avonds
wijdde Cecil zich aan zijn boeken, want
zijn oorspronkelijk voornemen om geestelij
ke te worden, had hij nog niet opgegeven.
Integendeel, hij keerde korten tijd daarna
naar Engeland terug, zette te Oxford de
studie voort, vijf jaren lang en bijna on
onderbroken. In dien tijd vielen Ruskin's
colleges te Oxford; colleges waarin hij de
jongelieden van Engeland opwekte tot vor
ming van dat Brltsche Imperium, dat reeds
ïn vorige eeuwen in groote deelen was tot
stand gebracht, maar waarvan de samen
hang een noodwendig ve'reischte was, wilde
het zijn invloed doen gelden. Cecil Rhodes
was van den aanvang af bij degenen, die
hem bewonderend aanhoorden, en in zijn
hoofd rijpte de gedachte, dat het Engelsche
imperialisme moest worden groot gemaakt.
Maar, wilde dit bereikt worden, dan moest
Cecil Rhodes hij erkende het zelf
over een geheel ander fortuin beschikken
dan het uiteraard beschcidene, dat hij zich
in een jaar diamantzoekens had bijeenge
gaard. Vandaar, dat Rhodes naar Zuid-
Afrika vertrok, thans echter met de gedach
te om de diamantmijnen onder zijn gezag
te centraliseeren. Hij heeft zich te Kimber-
ley bevonden tegenover Isaak Barnato,
kleinzoon van den Rabbijn, zoon van een
armen Londenschen kruidenier, die ech
ter blijken gaf van groot koopmanschap.
Slaagde Cecil Rhodes er in de Beers-mijnen
onder zijn beheer te krjigen, Bernato was
de man te Kimberley. Op de gebruikelijke
wijze, door het koppen van aandeelen,
trachtten de beide tegenstanders elkanders
macht te ondergraven; Cecil Rhodes slaag
de er in 1877 in, verkreeg het presidentschap
van den Raad van Beheer van de Kimfber-
ley-mijnen en was vanaf dit oogenblik mees
ter van den toestand.
Paul Krii-ffcr, Pre
sident der Z.-Afri-
kaansche Repu
bliek.
Maar nog was hij niet rijk genoeg. Toen
kwam de ontdekking van goud in het gebied
tusschen de rivieren Vaal en Limpopo, aan
welke vondst de opkomst van de goudmij
nen aan den Witwaterrand is te danken.
Cecil Rhodes werd hier de groote man,
die Johannesburg stichtte, de Zuid-Afri-
kaansche Goudvelden Maatschappij opricht
te, die zijn hand uitstrekte over liet nabij
gelegen gebied der wilde Matabelen. Maar
al spoedig bemerkte hij, dat hier met an
dere kracht moest worden opgetreden, en
zoo rijpte in zijn hoofd het denkbeeld van
een Chartered South-Africa Company. Deze,
een soort van negentiende eeuwsohe Indi
sche Compagnie, verkreeg uitgestrekte po
litieke en economische rechten, in het bij
zonder in het land der Matabelen. Deze,
eenmaal tot stand gekomen, aarzelde niet
haar plannen krachtig ten uitvoer te bren
gen. Geheel Matabeleland werd tot onder
werping gebracht, ook al was de krijgs
macht, waarover Jameson, reeds sedert ja
ren Rhodes' toegewijde vriend, beschikte,
niet buitengewoon groot. Jameson slaagde
gelukkig In de hem toevertrouwde op
dracht; in 1893 deed hij zijn intocht in Bu-
luwayo, en legde den grondslag voor den
Staat, die Rhodesia is genaamd. Rhodes
kwam .door het welgeslaagd optreden der
Chartered Company op het hoogtepunt van
zijn fortuin. Hij stond aan de spits van de
Regeering van de Kaapkolonie; hij was on
metelijk rijk; hij was politiek de machtigste
man van Zuid-Afrika, die den Engelschen
Hoogen Commissaris meer regeerde dan dat
hij door dezen geregeerd werd. En toch,
reeds toen kon men van zijn uiterlijk zeg
gen, dat dit geenszins de kwaliteiten weer
spiegelde, die hij in zoo ruime mate in zich
had. Zwaar en log van bouw, maar tege
lijk levendig, zag men hem zijn energie
niet aan. Te meer, omdat hij flegmatisch
in zijn optreden en langzaam in zijn bewe
gingen was. Hij was met weinig zorg ge
kleed, het liefst droeg hij oude kleeren en
een oude hoed, die hem tegen de zonne
stralen beschermde. In eten regel schéén hij
weinig belang te stellen in hetgeen men
met hem besprak, totdat plotseling
zijn belangstelling was gewekt en hij als
scheen te ontwaken; een geheel andere blik
trof dan dengene, die met hem sprak. Wei
nig geneigd tot een mondain leveta, bouw
de Cecil Rhodes zijn Groote Schuur, zijn
bekend buitenverblijf in de onmiddellijke
nabijheid van Kaapstad, gelegen op een
hoogte, vanwaar men een prachtig panora
ma over de omgeving had. Een groot park
voor wilde dieren werd in de onmiddellijke
nabijheid ervan ingericht, terwijl de Groote
Schuur zelf beschikte over een uitgezochte
verzameling bloemen van alle landen der
wereld, die met de grootste zorg werden
gekweekt. Rhodes heeft hier het grootste
deel van zijn leven doorgebracht. Uitziende
over den Oceaan, heeft hij zijn groote cn
soms grootsehe plannen gesmeed.
Want inderdaad, grootsch waren ze. Hij
wilde de Vereenigde Staten van Zuid-Afri
ka stichten, en hij wilde ze in rechtstreek-
sohe verbinding brengen met Egypte. Dat
had hem geleid tot de stichting en annexa
tie van Rhodesia, dat bracht hem tot de
uitbreiding der Engelsche bezittingen, op
dat een doorgaande spoorweglijn van de
Kaap naar Egypte zou mogelijk zijn. Maai
de heide Boerenrepublieken, de Transvaal
en de Oranje Vrijstaat stonden hem bij de
uitvoering dezer plannen in den weg, en
hij vond hier in den ouden Paul Kru-
g e r, een ernstig tegenstander.
Kruger was met de zijnen opgegroeid te
midden van de moeilijkheden, die het
Zuid-Afrikaanscihe ras zoo sterk cn zoo
krachtig hebben gemaakt. Tot aan de ont-
-n-;
Het Rhodes-Gedenkteeken
dekking van de goudvelden aan den Wit-
watersrand, waren de Boerenrepublieken
vrijwel met rust gelaten. Wat in 1882 was
geschied en de ontvangst, die de Engelsche
soldaten op het terrein der Boerenrepublie
ken hadden gevonden, werkte nog na. Maar
de Rand bevolkte zich al meer en meer met
uitheemsche bewoners, die al spoedig in
aantal de oorspronkelijke bevolking gingen
overtreffen. Geen maatregel werd verzuimd
om tegenstand te bieden; thee cn andere
producten, die in het bijzonder voor de voe
ding van de Engelschen dienen, werden met
bijkans prohibitieve rechten belegd; cle mo
nopolies vandynamiet en andere ontplof
bare stoffen bevonden zich in handen van
de Boerenregeering; de medewerking aan
de spoorweglijn van dc Kaap naar de Zam-
besi-rivier door Transvaal .we'rd geweigerd.
Dat een dergelijken tegenstander den over-
machtigen en voor een deel wellicht over-
moedigen Cecil Rhodes hinderde, wien kan
het verbazen?
Vanaf dat oogenblik zon hij op middelen
om den tegenstand van Kruger en de zijnen
te breken. Reeds in 1894 liepen de geruch
ten, dat hij ten bate van de uitlanders, ge
lijk de buitenlandsohe bewoners van den
Rand werden genoemd, een overval van den
Transvaal in den zin had, cn zich van den
persoon van president Kruger wilde mees
ter maken. Zijn vrienden Beit en Jameson
stonden hem daarbij terzijde; Beit was de
Hl
Joseph Chamberlain
man, die de middelen verschafte; Jameson
degene, die de expeditie zou aanvoeren.
Natuurlijk duurde de voorbereiding lan
gen tijd. te meer, waar zeer in het gehejm
moest worden gewerkt en de wapenen niet
gemakkelijk de Boerenreplieken konden bin
nenkomen. Verontrust door wat hij vernam,
zond J o s e f Chamberlain, destijds En-
lands Minister van Koloniën, een verzoek
om inlichtingen aan den Hoogen Commis
saris in de Kaap. Cecil Rhort s vaardigde
een zijner secretarissen naar Londen nf,ten
einde Chamberlain in te lichten, zoo moge
lijk voor ziin plan te winnen, waartoe Cham
berlain allerminst bereid bleök. Inmiddels
steeg wel, onder den indruk van 't gebeurde
daarbuiten de spanning, vooral te Johan
nesburg. bijkans geheel bewoond destijds
door J-ransche, Du-tsche cn Engelsche uit
landers. Dat de Franschen cn Duitschers
niet bereid waren om een revolutie te wagen
voor de in Engelsche handen zijnde Zuid-
Atrikaanscbe Goudmijn Maatschappij, kan
niet verbazen en van daar. dat er heel wat
moeilijkheden in den eigen kring vielen op
te lossen, alvorens tot handelen kon worden
overgegaan. Dat beviel Jameson maar ma
tig; hij meende, dat men moest toeslaan,
voordat wellicht de. loop der dingen de En
gelsche Regeering dwong tot maatregelen
welke zijzelf niet wenschte, maar in't open
baar niet kon nalaten. Vandaar Jamesons
plotselinge vertrek. Op 28 December 1895
verliet bij Pitsani, nam het bevel over de
vrij kleine expeditie op zich, liet de tele
graafdraden doorsnijden, teneinde Rhodes
te verhinderen hem een tegenbe\ el te stu
ren. Rhodes zond inderdaad dit tegenbevel,
te meer, omdat de berichten" uit Pretoria
weinig gunstig waren en wezen op een con
centratie van de hoeren. Al spoedig inder
daad was de tijding te Londen bekend; Lon
den telegrafeerde naar Kaapstad en de Hooge
Commissaris trachtte Cecil Rhodes persoon
lijk te zien. Deze had zich in Groote Schuur
teruggetrokken, wilde nadenken, den toe
stand overleggen. De telegramwisseling
ging voort, maar inmiddels was Jamesons
lot geteekend.
Rhodes voelde de valsche positie, waarin
hij was gebracht door de overijling van zijn
vriend en toch kon hij er als eerste Minis-'
ter niet toe komen een bevel tot inhechte
nisneming tegen dezen uit te vaardigen.
Toen greep de Hooge Commissaris in; in
een proclamatie, die allërwege werd ver
spreid, gelastte hij Jameson terug te koeren
en zich te zijner beschikking te stellen.
Intussehen Mas het te laat. want Jameson
had de grenzen reeds overschreden en was
spoedig, nadat een vrij bloedig gevecht was
geleverd, gevangen genomen. Bij Doornskop
had men hem verrast; hij en de zijnen
waren naar Pretoria gebracht, waar zij niet
anders verwachtten dan te zullen worden
gefusileerd.
Kruger toonde een groote mate van zelf-
beheersching. Jameson en de zijnen wei-den
naar de grens teruggeleid en de eenigen,
die werden gestraft, waren zij, die' do be
weging der uitlanders in Johannesburg
hadden geleid.
Maar terecht 'begreep de Engelsche minis
ter van Koloniën, hoezeer hij (/Por zijn stil
zwijgen medeplichtig was aan den tocht, di?
was ondernomen en dat gestraft moest wor
den. Jameson en dc zijnen werden naar En
geland gebracht; zij stonden in Juli 189G
terecht. Jameson werd tot vijftien maanden
gevangenisstraf veroordeeld, zijn helpers tot
lichtere straffen. Maar het werd noodig ge
oordeeld, dat Cecil Rhodes zelf naar Enge
land kwam om voor een Commissie uit het
Parlement te worden gehoord. Hij werd met
groot enthousiasme door de bevolking van
Londen ontvangen. Had de Commissie' ge
meend tegenover zich te zien een man van
ook uiterlijk groote energie, zij was verrast
toen zij met Rhodes kennis maakte. Maar
vanaf het oogenblik, dat de zitting een wer
kelijk belangwekkend verloop nam, ont
waakte hij als gewoonlijk en toen eerst
leerde men de groote kracht kennen, die er
van hem uitging. Twee uren aan een stuk
duurde den eersten dag zijn verdediging;
vijf zittingen daarna sprak hij zonder eeni-
ge aanteekening te raadplegen, maar zoo
danig, dat de Commissie, al was zij gedeel
telijk ook samengesteld uit zijn tegenstan
ders, bijkans niet kon nalaten hem toe te
juichen. In den vorm veroordeelde men hem
dat hij van zijn macht als directeur der
Chartered had misbruik gemaakt. Naar het
wezen was hij vrijgesproken en meer dan
dat. Zoo is liet ook begrepen door de open
bare meening in Londen, die hëm bewijzen
van haar instemming gaf, waar hij zich
maar vertoonde.
Het proces tegen Jameson is de inleiding
geM'eest, het voorspel tot het drama, dat
zich sjjoedig daarna in Zuid-Afrika zou vol
trekken. Het drama van drie jaren harden,
op het einde meedoogenloozen strijd, waar
in de Britsche overmacht van alle midde
len moest gebruik maken, wilde zij het van
de kleine, maar in verzet niet te evenaren
Boerenschare winnen. Rhodes heeft het ein
de van den strijd niet beleefd; op 20 Maart
1902, dus twee maanden voordat de vrede
van Vekeeniging gesloten werd, stierf hij in
de armen van zijn vriend Jameson in een
buitenverblijf te Muizenberg, dat hij aan de
kust van den Stillen Oceaan had gehuurd.
Zoodanig onrustig was zijn gedrag geweest
in de eerste dagen van den oorlog, dat Lord
Methuen, de bevelhebber van Mafeking^
zelfs ernstig er over moest denker, om hem
de stad te doen uitzetten. Zoover kwam het
niet, en Cecil volgde vanuit Kaapstad het
verder verloop van der. strijd, die meer op
vernietiging dan op overwinning der Boeren
gericht scheen.
Het fortuin, dat hij, de eenvoudige pred:-
kantszoon, naliet, bedroeg zes millioen pond
sterling, Maaronder niet begrepen zijn de
boerderijen in Rhodesia en zijn bezittingen
in de Kaap Alle deze kwamen aan de Kaap
kolonie met een zoodanig aanzienlijk be
drag, dat Mrerken van M'eldadigheid en ter
verfraaiing van Kaapstad daaruit konden
worden bekostigd. En voor de Universiteit
van Oxford, die hem lief gebleven M-as, be
stemde .hij 150 jaarlijksche beurzen van een
gemiddeld bedrag van 250 pond sterling.
Voldoende aan ziin wensch, heeft men
Rhodes begraven in de bergen van Matappo
in Rhodesia. Zijn graf is gelegen midden
op een plateau, dat hij het Gezicht der We
reld noemde cn waar hij dikw'.jls kwam, om
het land gade te slaan, dat hij aan Enge
land had geschonken.
Jameson zette zijn werk voort, stond aan
het hoofd van het Parlement van dc Kaap.
en is na zijn dood begraven terzijde van don
vriend, dien hij in alles bijstond met den
moed en de kracht M'aarover hij beschikte.
Eerst het nageslacht kan een uitspraak
geven over de beteekenis, die zij hadden.
Illustreeren van Schoolboeken
Het is hoe langer hoe meer gewoonte ge-
M'orden, d tekst van het boek in het. alge
meen door Toto's en teekeningen te verluch
ten. Dat is psychologisch juist. Vele men-
schen beschikken slechts over een armelijke
en traag M-erkende fantasie. Moeilijk kunnen
zij zich voorstellen, hoe gebeurtenissen en
toestanden, M'aarover zij lezen, in werkelijk
heid hebben plaats gevonden of zijn geweest.
Hier brengt de prent baat: ze plaatst hen
onmiddellijk voor de werkelijkheid, zóó dat
zij haar duidelijk waarnemen. Een goede
teekening is zoo, dat ze de tekst eigenlijk
overbodig maakt.
Wat nu geldt voor ied^r lezer, geldt wel
in het bizonder van den kleinen lezer, van
het kind. Het kind heeft te Morstelen met
de techniek van het lezen, dan moet het
golezene tot begrijpen M-ordcn gebracht,
wat een zM'arc taak is voor den beginne
ling en dan moet bovendien de fantasie
aan het Merk worden ge.zet, zoodat in de
geest beelden, voorstellingen van datgene,
M'aarover het heeft gelezen, ontstaan.
Die lange, moeilijke weg van verhaal op
papier tot voorstelling in de geest, M'ordt
voor het kind vergemakkelijkt door afbeel
dingen naast en in de tekst. Vooral ook:
de illustratie helpt niet slechts bet kind zich
oen goede voorstelling van bet gebeurde te
vormen, maar ze voorkomt ook, dat het zich
een onjuist beeld vormt. Van het kinder-,
van het schoolboek is de teekening een in
tegreerend element. Er moeten daarom even
strenge eischen aan gesteld worden als aan
de tekst zelf. Slechte illustraties bederven
Da vGroote Schuurte Kaapstad
de aesthetische smaak van het jonge kind
en vertroebelen de voorstelling, die liet van
de dingen krijgt.
De meest bekende en beste teekenaars zijn
in dit opzicht zonder twijfel Isings, Bottema
en Jetses. Wat het werk dezer geroutineerde
kunstenaar' zoo waardevol maakt, is de zorg,
M'aarmee zij de deelen in het geheel groepee-
ren en elk stukje-uitwerken. Bij literatuur is
men gewoon, te spreken over het accent.
Het is het accent, dat kunst van niet-kunst
onderscheidt. Zoo is het ook in de teeken
kunst het accent, dat „ik en weet niet wat,
dat er den stempel van kunst op zet" (Va
der Cats). Het spreekt vanzelf, dat de tech
nische vaardigheid en kennis van het onder
werp een voorname rol spelen, zonder deze
is het onmogelijk een pakkende illustratie
te vervaardigen. Maar daar komt voor den
kinderillustrator nog iets bij: hij moet de
kindermentaliteit kunnen invoelen. Wat een
volM'assene toespreekt, zegt een kind soms
niets. Het zijn met name eenvoud, zuiver
heid, strenge begrenzing van vorm en le
vendige kleur, welke aan teekeningen in hot
kinderboek moeten gesteld worden.
Beter dan een lang betoog, doet een ana
lyse van een paar teekeningen deze M-aarheid
gevoelen.
Ik sla op in het door Wolters uitgegeven
iboekje Feiten en Verhalen, Isings' teekening
van den minstreel, die, met een staafje de
luit slaande, op de burcht van Tevlingen hel
Hildebrandslied voordraagt. Ofschoon allo
hoorders het lied kennen, M-orden zij meege
sleept door de zang vol gloed en vuur. Zie
nu op Isings' teekening den zanger in na
tuurlijke, ongedM'ongen houding met oogen
vol gloed en een gelaat, dat van geestdrift
sprankelt. En daaromheen de luisteraars,
die elk weer anders reageeren op het lied,
maar zonder uitzondering het gebeuren van
de zang innerlijk opnemen en doorleven.
Houding van het lichaam en de handen, de
gelaatsuitdrukking vooral zijn onmiddellijk
en onvoonvaardclijk aanvaardbaar. Hoe
langer men die gezichten beziet, hoe meer
uitdrukking men erin bespeurt, wat men bij
het kunstproza accent noemt. Scherp en dui
delijk staat deze heele groep tegen een
zwarte achtergrond ïn het licht der aan
dacht, een groep, die ons toespreekt en dio
het kind toespreekt en het een voorstelling
schenkt, welke de schrijver van de tekst al
leen met zijn M'oord zeker niet zou hebben
kunnen aanbrengen.
Te meer beseffen we dit, wanneer we zulk
een klein meesterstuk leggen naast minder
waardig gepruts. Slaan we bijv. op in Leeren
en Vertellen van A. Hi J. van Witzenburg
en J. J. Huiskens een geschiedenisleer
gang voor de lagere school bladz. 125 Do
slag bij Waterloo. Wat een volslagen onver
mogen blijkt uit deze schets bij den teeke
naar, om zich in te leven in het onderwerp,
maar speciaal in de kindermentaliteit. Voor
het kind is slechts duidelijk gelijk trou
wens voor de meeste groote menschen ook
het eenvoudige, scherp begrensde beeld. Uit
De slag bij Waterloo van Reinhardt Dozy
leert het kind niemendal ten aanzien van
het onderwerp, niets over de opstelling dei-
troepen, niets over de gevechtsMijzc, niets
over de leiding van de slag. Men ziet er op
de voorgrond een stuk of wat soldaten in
de rug. Daar komt dwars tegen in van rechts
een soort ruiter, die overigens niet te zien
is, in het midden schijnen soldaten te mar
cheeren naar rechts, M'elke te zien zijn, heb
ben n.b. de armen over elkaar alsof zij een
buurpraatje thuis staan te houden en dan
links nog een klmven, M-aaruit zich drie
personen losmaken, van welke ook een met
de armen over elkaar. Dozy schijnt nog al
een heel gemoedelijke opvatting' te hebben
over die slag bij Waterloo! En boven de tee*
kening een verschrikkelijke massa strepenj
die M'aarschijnlijk kruitdamp moeten voor*
stellen, maar het nochtans niet zijn. Een
dergelijke prent is èn uit oogpunt van kunst
én uit dat van historisch onderricht èu pae-
dagogisch niet scherp genoeg te hekelen. Ze
beteekent voor de tekst alleen maar nadceL
Bezien we deze Slag bij Waterloo nog Mat
nauwkeurig, dan valt het op, dat niet slechte
de compositie in haar geheel niet deugt,
doch ook de afwerking der details treurig
is, het is alles slap,' machteloos en zonder
expressie. In het bizonder echter valt het
op, dat deze illustrator geen behoorlijk voor*
aanzicht van het menschelijk gelaat op pa
pier kan breng: :- Het zij-aanzicht gaat nog
ecnigszins, maar de personen, die ons moe*
taen aanzien, Rebben geen van allen men*
schelijke trekken in hun gelaat: de verst-
verwijderden missen wezensuitdrukking, da
dichstbijzijnden zijn kleine monstertjes.
Dit groot gebrek van Dozy komt aan hef
licht bij vrijwel al zijn teekeningen. Kuyper
op bl. 136 naar een bekend profiel heeft een
scheeve kaak en vertrokken mond, hij de
Belgische vluchtelingen maakt de teekenaar
er zich maar met een Fransche slag van afj
tM'cc stippen voor de oogen, twee voor neus
cn mond; de distributieklanten op bl. 14Q
zijn houten klazen, de politie-agent een be*
jaarde juffromv met ingezakte schouders.
De Prins van Oranje te Brussel geeft ons
aanleiding er op te M'ijzen, dat Dozv niet al
leen de gave mist om behoorlijke gezichten te
schetsen, maar tevens (lie verrukkelijke
gave, op het gezicht te doen afspiegelen da
bewogenheid of ernst of vreugde of angst,
de emoties dus der ziel. Zoo als Dozy den
Prins van Oranje hier heeft geteekend,
kan hij gereden hebben bij een parade van
de troepen op het Malieveld, maar zoo heeft
hij zeer beslist niet gereden bij het. over
springen van de barricaden (over het hob*
belpaard, M-aarop de Prins zit, zwijgen we
nu maar). Dit was een moment, zelfs voor
den zoo dapperen Prins, van geM-eldig ge
vaar, van strijd voor het leven, voor lijfs
behoud. Mij dunkt, hij zal zich voorover ge
bogen hebben, de lippen op elkaar geklemd,
de spieren gespannen, een en al actie- en
energie-ontplooiing. Dozy's Prins is niet do
prins der barricaden, maar een manneken
uit een kinderspeeldoos.
Er is de laatste jaren te veel in dit opzicht
gebouwd, zoodat het Nederlandsche leesboek
niet. alleen- naar inhoud, maar ook illustra
tief en technisch zich tot iets prachtigs en
opvoedends heeft ontwikkeld, dan dat wij
zoo maar stilzwijgend zouden mogen toe
laten, dat zooveelsterangs teekenaars het
opgebouM'de weer zouden gaan sloopen. Voor
onze kinderen is het beste in elk opzicht
juist goed genoeg. Aan deze stelregel hebben
wij kostelijke resultaten te danken. Schrij
vers en uitgevers moeten voor hun schooi
en leesboeken (de andere zijn hier op dit
oogenblik niet in geding), bij die regel vol
harden en onverbiddelijk al M'at minder- of
onwaardig is ten deze van de hand te M'ijzen.
Want, zeggen wc Wouters na, waar tegen
woordig zoo van alle kant het schoonheids-
beginsel in bet ondenvijs gehuldigd M'ordt,
zou het toch wel vreemd zijn, als een der
belangrijkste factoren voor de ontwikkeling
van het schoonheidsgevoel zou worden ver-
waarloosd.
Cecil J. Rhodes