Cecil Rhodes de Imperium=Bouwer IgraratttK Het Kind en de Prent Welke rol de Jameson= Raid gespeeld heeft Processen, die bètreOdking hebben op het lot van een onafliankelijken staat zijn zeld zaam. Zeldzaam gelijk aanslagen van par ticulieren op de onafhankelijkheid van zulk een staat. Men moet de eigenaardige kwa liteiten in zich hebben, die' een Cecil Rhodes in zich had, om een dergelijken aanslag te durven ondernemen. En men meet gevolgd worden, getrouw als hij jaren lang door velen gevolgd werd, om tegen eigen wil benadeeld te worden, gelijk Jameson het met zijn raid naar-Trans vaal in 1S9G deed. Gecil Rhodes, tijdens zijn studie te Ox ford ernstig ziek geworden, bracht bijkans geheel een jaar door bij zijn ouderen broe der. die de katoencultuur trachtte toe te passen in Umlkomoa. Maar de katoencul tuur bleek weinig loonend en de oudere broeder verliet zijn hoeve, en liet Cecil ach ter teneinde de liquidatie ervan td vol brengen. Het was in dien tijd, dat de Hollandsche boer Schalk van Nieuwkerk de edelsteenen in den Zuid-Afrikaanschen bodem ontdekte. Schalk van Nieuwkerk yeraam eerst, dank zij de deskundigen, die Br. Jameson hij te Bloemfontein en te Kaapstad raad- Dieegde, welke waarde zijn grond voortaan zou hebben. Maar het nieuws verspreidde zich snel, en gelijk eenmaal Klondyke dooi den goudvoorraad had aangetrokken, trok thans de omgeving, welker centrum later Kimberlev zou worden, de avonturiers aan. Cecil Rhodes bracht er zijn broeder toe om met hem de reis naar Griqua-land te on dernemen, geen kleinigheid in die dagen, dat men met ossenwagens terijden had en nimmer veilig was voor de aanvallen van de wilde stammen uit het Matabele-land. Cecil en zijn broeder leefden het ruwe leven der diamant zoekers. Maar des avonds wijdde Cecil zich aan zijn boeken, want zijn oorspronkelijk voornemen om geestelij ke te worden, had hij nog niet opgegeven. Integendeel, hij keerde korten tijd daarna naar Engeland terug, zette te Oxford de studie voort, vijf jaren lang en bijna on onderbroken. In dien tijd vielen Ruskin's colleges te Oxford; colleges waarin hij de jongelieden van Engeland opwekte tot vor ming van dat Brltsche Imperium, dat reeds ïn vorige eeuwen in groote deelen was tot stand gebracht, maar waarvan de samen hang een noodwendig ve'reischte was, wilde het zijn invloed doen gelden. Cecil Rhodes was van den aanvang af bij degenen, die hem bewonderend aanhoorden, en in zijn hoofd rijpte de gedachte, dat het Engelsche imperialisme moest worden groot gemaakt. Maar, wilde dit bereikt worden, dan moest Cecil Rhodes hij erkende het zelf over een geheel ander fortuin beschikken dan het uiteraard beschcidene, dat hij zich in een jaar diamantzoekens had bijeenge gaard. Vandaar, dat Rhodes naar Zuid- Afrika vertrok, thans echter met de gedach te om de diamantmijnen onder zijn gezag te centraliseeren. Hij heeft zich te Kimber- ley bevonden tegenover Isaak Barnato, kleinzoon van den Rabbijn, zoon van een armen Londenschen kruidenier, die ech ter blijken gaf van groot koopmanschap. Slaagde Cecil Rhodes er in de Beers-mijnen onder zijn beheer te krjigen, Bernato was de man te Kimberley. Op de gebruikelijke wijze, door het koppen van aandeelen, trachtten de beide tegenstanders elkanders macht te ondergraven; Cecil Rhodes slaag de er in 1877 in, verkreeg het presidentschap van den Raad van Beheer van de Kimfber- ley-mijnen en was vanaf dit oogenblik mees ter van den toestand. Paul Krii-ffcr, Pre sident der Z.-Afri- kaansche Repu bliek. Maar nog was hij niet rijk genoeg. Toen kwam de ontdekking van goud in het gebied tusschen de rivieren Vaal en Limpopo, aan welke vondst de opkomst van de goudmij nen aan den Witwaterrand is te danken. Cecil Rhodes werd hier de groote man, die Johannesburg stichtte, de Zuid-Afri- kaansche Goudvelden Maatschappij opricht te, die zijn hand uitstrekte over liet nabij gelegen gebied der wilde Matabelen. Maar al spoedig bemerkte hij, dat hier met an dere kracht moest worden opgetreden, en zoo rijpte in zijn hoofd het denkbeeld van een Chartered South-Africa Company. Deze, een soort van negentiende eeuwsohe Indi sche Compagnie, verkreeg uitgestrekte po litieke en economische rechten, in het bij zonder in het land der Matabelen. Deze, eenmaal tot stand gekomen, aarzelde niet haar plannen krachtig ten uitvoer te bren gen. Geheel Matabeleland werd tot onder werping gebracht, ook al was de krijgs macht, waarover Jameson, reeds sedert ja ren Rhodes' toegewijde vriend, beschikte, niet buitengewoon groot. Jameson slaagde gelukkig In de hem toevertrouwde op dracht; in 1893 deed hij zijn intocht in Bu- luwayo, en legde den grondslag voor den Staat, die Rhodesia is genaamd. Rhodes kwam .door het welgeslaagd optreden der Chartered Company op het hoogtepunt van zijn fortuin. Hij stond aan de spits van de Regeering van de Kaapkolonie; hij was on metelijk rijk; hij was politiek de machtigste man van Zuid-Afrika, die den Engelschen Hoogen Commissaris meer regeerde dan dat hij door dezen geregeerd werd. En toch, reeds toen kon men van zijn uiterlijk zeg gen, dat dit geenszins de kwaliteiten weer spiegelde, die hij in zoo ruime mate in zich had. Zwaar en log van bouw, maar tege lijk levendig, zag men hem zijn energie niet aan. Te meer, omdat hij flegmatisch in zijn optreden en langzaam in zijn bewe gingen was. Hij was met weinig zorg ge kleed, het liefst droeg hij oude kleeren en een oude hoed, die hem tegen de zonne stralen beschermde. In eten regel schéén hij weinig belang te stellen in hetgeen men met hem besprak, totdat plotseling zijn belangstelling was gewekt en hij als scheen te ontwaken; een geheel andere blik trof dan dengene, die met hem sprak. Wei nig geneigd tot een mondain leveta, bouw de Cecil Rhodes zijn Groote Schuur, zijn bekend buitenverblijf in de onmiddellijke nabijheid van Kaapstad, gelegen op een hoogte, vanwaar men een prachtig panora ma over de omgeving had. Een groot park voor wilde dieren werd in de onmiddellijke nabijheid ervan ingericht, terwijl de Groote Schuur zelf beschikte over een uitgezochte verzameling bloemen van alle landen der wereld, die met de grootste zorg werden gekweekt. Rhodes heeft hier het grootste deel van zijn leven doorgebracht. Uitziende over den Oceaan, heeft hij zijn groote cn soms grootsehe plannen gesmeed. Want inderdaad, grootsch waren ze. Hij wilde de Vereenigde Staten van Zuid-Afri ka stichten, en hij wilde ze in rechtstreek- sohe verbinding brengen met Egypte. Dat had hem geleid tot de stichting en annexa tie van Rhodesia, dat bracht hem tot de uitbreiding der Engelsche bezittingen, op dat een doorgaande spoorweglijn van de Kaap naar Egypte zou mogelijk zijn. Maai de heide Boerenrepublieken, de Transvaal en de Oranje Vrijstaat stonden hem bij de uitvoering dezer plannen in den weg, en hij vond hier in den ouden Paul Kru- g e r, een ernstig tegenstander. Kruger was met de zijnen opgegroeid te midden van de moeilijkheden, die het Zuid-Afrikaanscihe ras zoo sterk cn zoo krachtig hebben gemaakt. Tot aan de ont- -n-; Het Rhodes-Gedenkteeken dekking van de goudvelden aan den Wit- watersrand, waren de Boerenrepublieken vrijwel met rust gelaten. Wat in 1882 was geschied en de ontvangst, die de Engelsche soldaten op het terrein der Boerenrepublie ken hadden gevonden, werkte nog na. Maar de Rand bevolkte zich al meer en meer met uitheemsche bewoners, die al spoedig in aantal de oorspronkelijke bevolking gingen overtreffen. Geen maatregel werd verzuimd om tegenstand te bieden; thee cn andere producten, die in het bijzonder voor de voe ding van de Engelschen dienen, werden met bijkans prohibitieve rechten belegd; cle mo nopolies vandynamiet en andere ontplof bare stoffen bevonden zich in handen van de Boerenregeering; de medewerking aan de spoorweglijn van dc Kaap naar de Zam- besi-rivier door Transvaal .we'rd geweigerd. Dat een dergelijken tegenstander den over- machtigen en voor een deel wellicht over- moedigen Cecil Rhodes hinderde, wien kan het verbazen? Vanaf dat oogenblik zon hij op middelen om den tegenstand van Kruger en de zijnen te breken. Reeds in 1894 liepen de geruch ten, dat hij ten bate van de uitlanders, ge lijk de buitenlandsohe bewoners van den Rand werden genoemd, een overval van den Transvaal in den zin had, cn zich van den persoon van president Kruger wilde mees ter maken. Zijn vrienden Beit en Jameson stonden hem daarbij terzijde; Beit was de Hl Joseph Chamberlain man, die de middelen verschafte; Jameson degene, die de expeditie zou aanvoeren. Natuurlijk duurde de voorbereiding lan gen tijd. te meer, waar zeer in het gehejm moest worden gewerkt en de wapenen niet gemakkelijk de Boerenreplieken konden bin nenkomen. Verontrust door wat hij vernam, zond J o s e f Chamberlain, destijds En- lands Minister van Koloniën, een verzoek om inlichtingen aan den Hoogen Commis saris in de Kaap. Cecil Rhort s vaardigde een zijner secretarissen naar Londen nf,ten einde Chamberlain in te lichten, zoo moge lijk voor ziin plan te winnen, waartoe Cham berlain allerminst bereid bleök. Inmiddels steeg wel, onder den indruk van 't gebeurde daarbuiten de spanning, vooral te Johan nesburg. bijkans geheel bewoond destijds door J-ransche, Du-tsche cn Engelsche uit landers. Dat de Franschen cn Duitschers niet bereid waren om een revolutie te wagen voor de in Engelsche handen zijnde Zuid- Atrikaanscbe Goudmijn Maatschappij, kan niet verbazen en van daar. dat er heel wat moeilijkheden in den eigen kring vielen op te lossen, alvorens tot handelen kon worden overgegaan. Dat beviel Jameson maar ma tig; hij meende, dat men moest toeslaan, voordat wellicht de. loop der dingen de En gelsche Regeering dwong tot maatregelen welke zijzelf niet wenschte, maar in't open baar niet kon nalaten. Vandaar Jamesons plotselinge vertrek. Op 28 December 1895 verliet bij Pitsani, nam het bevel over de vrij kleine expeditie op zich, liet de tele graafdraden doorsnijden, teneinde Rhodes te verhinderen hem een tegenbe\ el te stu ren. Rhodes zond inderdaad dit tegenbevel, te meer, omdat de berichten" uit Pretoria weinig gunstig waren en wezen op een con centratie van de hoeren. Al spoedig inder daad was de tijding te Londen bekend; Lon den telegrafeerde naar Kaapstad en de Hooge Commissaris trachtte Cecil Rhodes persoon lijk te zien. Deze had zich in Groote Schuur teruggetrokken, wilde nadenken, den toe stand overleggen. De telegramwisseling ging voort, maar inmiddels was Jamesons lot geteekend. Rhodes voelde de valsche positie, waarin hij was gebracht door de overijling van zijn vriend en toch kon hij er als eerste Minis-' ter niet toe komen een bevel tot inhechte nisneming tegen dezen uit te vaardigen. Toen greep de Hooge Commissaris in; in een proclamatie, die allërwege werd ver spreid, gelastte hij Jameson terug te koeren en zich te zijner beschikking te stellen. Intussehen Mas het te laat. want Jameson had de grenzen reeds overschreden en was spoedig, nadat een vrij bloedig gevecht was geleverd, gevangen genomen. Bij Doornskop had men hem verrast; hij en de zijnen waren naar Pretoria gebracht, waar zij niet anders verwachtten dan te zullen worden gefusileerd. Kruger toonde een groote mate van zelf- beheersching. Jameson en de zijnen wei-den naar de grens teruggeleid en de eenigen, die werden gestraft, waren zij, die' do be weging der uitlanders in Johannesburg hadden geleid. Maar terecht 'begreep de Engelsche minis ter van Koloniën, hoezeer hij (/Por zijn stil zwijgen medeplichtig was aan den tocht, di? was ondernomen en dat gestraft moest wor den. Jameson en dc zijnen werden naar En geland gebracht; zij stonden in Juli 189G terecht. Jameson werd tot vijftien maanden gevangenisstraf veroordeeld, zijn helpers tot lichtere straffen. Maar het werd noodig ge oordeeld, dat Cecil Rhodes zelf naar Enge land kwam om voor een Commissie uit het Parlement te worden gehoord. Hij werd met groot enthousiasme door de bevolking van Londen ontvangen. Had de Commissie' ge meend tegenover zich te zien een man van ook uiterlijk groote energie, zij was verrast toen zij met Rhodes kennis maakte. Maar vanaf het oogenblik, dat de zitting een wer kelijk belangwekkend verloop nam, ont waakte hij als gewoonlijk en toen eerst leerde men de groote kracht kennen, die er van hem uitging. Twee uren aan een stuk duurde den eersten dag zijn verdediging; vijf zittingen daarna sprak hij zonder eeni- ge aanteekening te raadplegen, maar zoo danig, dat de Commissie, al was zij gedeel telijk ook samengesteld uit zijn tegenstan ders, bijkans niet kon nalaten hem toe te juichen. In den vorm veroordeelde men hem dat hij van zijn macht als directeur der Chartered had misbruik gemaakt. Naar het wezen was hij vrijgesproken en meer dan dat. Zoo is liet ook begrepen door de open bare meening in Londen, die hëm bewijzen van haar instemming gaf, waar hij zich maar vertoonde. Het proces tegen Jameson is de inleiding geM'eest, het voorspel tot het drama, dat zich sjjoedig daarna in Zuid-Afrika zou vol trekken. Het drama van drie jaren harden, op het einde meedoogenloozen strijd, waar in de Britsche overmacht van alle midde len moest gebruik maken, wilde zij het van de kleine, maar in verzet niet te evenaren Boerenschare winnen. Rhodes heeft het ein de van den strijd niet beleefd; op 20 Maart 1902, dus twee maanden voordat de vrede van Vekeeniging gesloten werd, stierf hij in de armen van zijn vriend Jameson in een buitenverblijf te Muizenberg, dat hij aan de kust van den Stillen Oceaan had gehuurd. Zoodanig onrustig was zijn gedrag geweest in de eerste dagen van den oorlog, dat Lord Methuen, de bevelhebber van Mafeking^ zelfs ernstig er over moest denker, om hem de stad te doen uitzetten. Zoover kwam het niet, en Cecil volgde vanuit Kaapstad het verder verloop van der. strijd, die meer op vernietiging dan op overwinning der Boeren gericht scheen. Het fortuin, dat hij, de eenvoudige pred:- kantszoon, naliet, bedroeg zes millioen pond sterling, Maaronder niet begrepen zijn de boerderijen in Rhodesia en zijn bezittingen in de Kaap Alle deze kwamen aan de Kaap kolonie met een zoodanig aanzienlijk be drag, dat Mrerken van M'eldadigheid en ter verfraaiing van Kaapstad daaruit konden worden bekostigd. En voor de Universiteit van Oxford, die hem lief gebleven M-as, be stemde .hij 150 jaarlijksche beurzen van een gemiddeld bedrag van 250 pond sterling. Voldoende aan ziin wensch, heeft men Rhodes begraven in de bergen van Matappo in Rhodesia. Zijn graf is gelegen midden op een plateau, dat hij het Gezicht der We reld noemde cn waar hij dikw'.jls kwam, om het land gade te slaan, dat hij aan Enge land had geschonken. Jameson zette zijn werk voort, stond aan het hoofd van het Parlement van dc Kaap. en is na zijn dood begraven terzijde van don vriend, dien hij in alles bijstond met den moed en de kracht M'aarover hij beschikte. Eerst het nageslacht kan een uitspraak geven over de beteekenis, die zij hadden. Illustreeren van Schoolboeken Het is hoe langer hoe meer gewoonte ge- M'orden, d tekst van het boek in het. alge meen door Toto's en teekeningen te verluch ten. Dat is psychologisch juist. Vele men- schen beschikken slechts over een armelijke en traag M-erkende fantasie. Moeilijk kunnen zij zich voorstellen, hoe gebeurtenissen en toestanden, M'aarover zij lezen, in werkelijk heid hebben plaats gevonden of zijn geweest. Hier brengt de prent baat: ze plaatst hen onmiddellijk voor de werkelijkheid, zóó dat zij haar duidelijk waarnemen. Een goede teekening is zoo, dat ze de tekst eigenlijk overbodig maakt. Wat nu geldt voor ied^r lezer, geldt wel in het bizonder van den kleinen lezer, van het kind. Het kind heeft te Morstelen met de techniek van het lezen, dan moet het golezene tot begrijpen M-ordcn gebracht, wat een zM'arc taak is voor den beginne ling en dan moet bovendien de fantasie aan het Merk worden ge.zet, zoodat in de geest beelden, voorstellingen van datgene, M'aarover het heeft gelezen, ontstaan. Die lange, moeilijke weg van verhaal op papier tot voorstelling in de geest, M'ordt voor het kind vergemakkelijkt door afbeel dingen naast en in de tekst. Vooral ook: de illustratie helpt niet slechts bet kind zich oen goede voorstelling van bet gebeurde te vormen, maar ze voorkomt ook, dat het zich een onjuist beeld vormt. Van het kinder-, van het schoolboek is de teekening een in tegreerend element. Er moeten daarom even strenge eischen aan gesteld worden als aan de tekst zelf. Slechte illustraties bederven Da vGroote Schuurte Kaapstad de aesthetische smaak van het jonge kind en vertroebelen de voorstelling, die liet van de dingen krijgt. De meest bekende en beste teekenaars zijn in dit opzicht zonder twijfel Isings, Bottema en Jetses. Wat het werk dezer geroutineerde kunstenaar' zoo waardevol maakt, is de zorg, M'aarmee zij de deelen in het geheel groepee- ren en elk stukje-uitwerken. Bij literatuur is men gewoon, te spreken over het accent. Het is het accent, dat kunst van niet-kunst onderscheidt. Zoo is het ook in de teeken kunst het accent, dat „ik en weet niet wat, dat er den stempel van kunst op zet" (Va der Cats). Het spreekt vanzelf, dat de tech nische vaardigheid en kennis van het onder werp een voorname rol spelen, zonder deze is het onmogelijk een pakkende illustratie te vervaardigen. Maar daar komt voor den kinderillustrator nog iets bij: hij moet de kindermentaliteit kunnen invoelen. Wat een volM'assene toespreekt, zegt een kind soms niets. Het zijn met name eenvoud, zuiver heid, strenge begrenzing van vorm en le vendige kleur, welke aan teekeningen in hot kinderboek moeten gesteld worden. Beter dan een lang betoog, doet een ana lyse van een paar teekeningen deze M-aarheid gevoelen. Ik sla op in het door Wolters uitgegeven iboekje Feiten en Verhalen, Isings' teekening van den minstreel, die, met een staafje de luit slaande, op de burcht van Tevlingen hel Hildebrandslied voordraagt. Ofschoon allo hoorders het lied kennen, M-orden zij meege sleept door de zang vol gloed en vuur. Zie nu op Isings' teekening den zanger in na tuurlijke, ongedM'ongen houding met oogen vol gloed en een gelaat, dat van geestdrift sprankelt. En daaromheen de luisteraars, die elk weer anders reageeren op het lied, maar zonder uitzondering het gebeuren van de zang innerlijk opnemen en doorleven. Houding van het lichaam en de handen, de gelaatsuitdrukking vooral zijn onmiddellijk en onvoonvaardclijk aanvaardbaar. Hoe langer men die gezichten beziet, hoe meer uitdrukking men erin bespeurt, wat men bij het kunstproza accent noemt. Scherp en dui delijk staat deze heele groep tegen een zwarte achtergrond ïn het licht der aan dacht, een groep, die ons toespreekt en dio het kind toespreekt en het een voorstelling schenkt, welke de schrijver van de tekst al leen met zijn M'oord zeker niet zou hebben kunnen aanbrengen. Te meer beseffen we dit, wanneer we zulk een klein meesterstuk leggen naast minder waardig gepruts. Slaan we bijv. op in Leeren en Vertellen van A. Hi J. van Witzenburg en J. J. Huiskens een geschiedenisleer gang voor de lagere school bladz. 125 Do slag bij Waterloo. Wat een volslagen onver mogen blijkt uit deze schets bij den teeke naar, om zich in te leven in het onderwerp, maar speciaal in de kindermentaliteit. Voor het kind is slechts duidelijk gelijk trou wens voor de meeste groote menschen ook het eenvoudige, scherp begrensde beeld. Uit De slag bij Waterloo van Reinhardt Dozy leert het kind niemendal ten aanzien van het onderwerp, niets over de opstelling dei- troepen, niets over de gevechtsMijzc, niets over de leiding van de slag. Men ziet er op de voorgrond een stuk of wat soldaten in de rug. Daar komt dwars tegen in van rechts een soort ruiter, die overigens niet te zien is, in het midden schijnen soldaten te mar cheeren naar rechts, M'elke te zien zijn, heb ben n.b. de armen over elkaar alsof zij een buurpraatje thuis staan te houden en dan links nog een klmven, M-aaruit zich drie personen losmaken, van welke ook een met de armen over elkaar. Dozy schijnt nog al een heel gemoedelijke opvatting' te hebben over die slag bij Waterloo! En boven de tee* kening een verschrikkelijke massa strepenj die M'aarschijnlijk kruitdamp moeten voor* stellen, maar het nochtans niet zijn. Een dergelijke prent is èn uit oogpunt van kunst én uit dat van historisch onderricht èu pae- dagogisch niet scherp genoeg te hekelen. Ze beteekent voor de tekst alleen maar nadceL Bezien we deze Slag bij Waterloo nog Mat nauwkeurig, dan valt het op, dat niet slechte de compositie in haar geheel niet deugt, doch ook de afwerking der details treurig is, het is alles slap,' machteloos en zonder expressie. In het bizonder echter valt het op, dat deze illustrator geen behoorlijk voor* aanzicht van het menschelijk gelaat op pa pier kan breng: :- Het zij-aanzicht gaat nog ecnigszins, maar de personen, die ons moe* taen aanzien, Rebben geen van allen men* schelijke trekken in hun gelaat: de verst- verwijderden missen wezensuitdrukking, da dichstbijzijnden zijn kleine monstertjes. Dit groot gebrek van Dozy komt aan hef licht bij vrijwel al zijn teekeningen. Kuyper op bl. 136 naar een bekend profiel heeft een scheeve kaak en vertrokken mond, hij de Belgische vluchtelingen maakt de teekenaar er zich maar met een Fransche slag van afj tM'cc stippen voor de oogen, twee voor neus cn mond; de distributieklanten op bl. 14Q zijn houten klazen, de politie-agent een be* jaarde juffromv met ingezakte schouders. De Prins van Oranje te Brussel geeft ons aanleiding er op te M'ijzen, dat Dozv niet al leen de gave mist om behoorlijke gezichten te schetsen, maar tevens (lie verrukkelijke gave, op het gezicht te doen afspiegelen da bewogenheid of ernst of vreugde of angst, de emoties dus der ziel. Zoo als Dozy den Prins van Oranje hier heeft geteekend, kan hij gereden hebben bij een parade van de troepen op het Malieveld, maar zoo heeft hij zeer beslist niet gereden bij het. over springen van de barricaden (over het hob* belpaard, M-aarop de Prins zit, zwijgen we nu maar). Dit was een moment, zelfs voor den zoo dapperen Prins, van geM-eldig ge vaar, van strijd voor het leven, voor lijfs behoud. Mij dunkt, hij zal zich voorover ge bogen hebben, de lippen op elkaar geklemd, de spieren gespannen, een en al actie- en energie-ontplooiing. Dozy's Prins is niet do prins der barricaden, maar een manneken uit een kinderspeeldoos. Er is de laatste jaren te veel in dit opzicht gebouwd, zoodat het Nederlandsche leesboek niet. alleen- naar inhoud, maar ook illustra tief en technisch zich tot iets prachtigs en opvoedends heeft ontwikkeld, dan dat wij zoo maar stilzwijgend zouden mogen toe laten, dat zooveelsterangs teekenaars het opgebouM'de weer zouden gaan sloopen. Voor onze kinderen is het beste in elk opzicht juist goed genoeg. Aan deze stelregel hebben wij kostelijke resultaten te danken. Schrij vers en uitgevers moeten voor hun schooi en leesboeken (de andere zijn hier op dit oogenblik niet in geding), bij die regel vol harden en onverbiddelijk al M'at minder- of onwaardig is ten deze van de hand te M'ijzen. Want, zeggen wc Wouters na, waar tegen woordig zoo van alle kant het schoonheids- beginsel in bet ondenvijs gehuldigd M'ordt, zou het toch wel vreemd zijn, als een der belangrijkste factoren voor de ontwikkeling van het schoonheidsgevoel zou worden ver- waarloosd. Cecil J. Rhodes

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 8