DE AFSCHEIDING HERDACHT
DOOR DE CHR. GEREF. KERK
DONDERDAG 18 OCTOBER 1934
TWEEDE BLAD PAG. 5
Samenkomst in Gebouw Tivoli, Utrecht
Toespraken van Ds. P. de Smit, Prof. P. J. M. de Bruin,
Ds R. E SI"''-' en Ds. L. H. van der Meiden
„Het credo der Afscheiding is in het vuur
der beproeving gelouterd, geheiligd.
Opnieuw is de Tivoli-zaal het verzamel
punt van een der kerkgroepen die hun be
staan middelijkerwijs te danken hebben aan
het feit der Afscheiding. Vandaag zijn het
de Chr. Geref. Kerken, die uit alle doelen van
het land hun afgevaardigden en belangstel
lende loden naar Utrecht hebben doen op
gaan om getuige te zijn van de kerkelijke
herdenking. Deze is beperkt tot een middag
en een avondsamenkomst.
Vanmiddag te 2.30 uur is de eerste bijeen
komst geopend met een openingswoord van
Ds. P.deSmit, den pastor-loci van Utrecht,
die na het zingen van Ps. 78 1 en 2 en ge
bed, Ps. 78 18 voorlas en vervolgens een
rede hield over het onderwerp:
De Afscheiding een werk Gods
REDE Ds P. DE SMIT
Zoo zijn wij dan tesamen gekomen, als zo
nen en doch teren der scheiding, om de da
den des Heeren te gedenken. Ik heet %U har
telijk welkom aan deze plaats. .Gij zult ze
ker met groote vreugde opgekomen zijn,
want de Heere heeft groote dingen gedaan,
dies zijn wij verblijd. Als de Heere Zijn kerk
weldeed, dan was het onder den Ouden Dag
reeds de gewoonte om te zeggen: „Wij zullen
het niet verbergen aan onze kinderen voor
het navolgende geslacht, vertellende de lof-
lijkhedon des Heeren en Zijn wonderen die
Hij gedaan heeft". Daarvan leeft ook in deze
ure iets in onze harten.
Honderd jaren heeft de Heere de Kerk der
Scheiding willen sparen, leiden, zegenen
Ds P. DE SMIT
en ten zegen stellen. En wel mogen wij het
hier belijden: het is een wonder in onze
oogen. Wij zien het maar doorgronden het
niet. Het leek er aanvankelijk niet op dat
die kerk honderd jaren zou blijven bestaan.
De bittere haat en de heftige vervolging sche
nen de Scheiding te zullen stuiten en teniet
te doen. Dat was de begeerte vaD den tegen
stander. Maar de Heere was in het midden.
Nu brandde de braambosch der Scheiding
wel, doch zij werd niet verteerd. In de
kracht Gods werd zij bewaard.
Is het niet heerlijk, dat wij dit vandaag
mogen gedenken. De Kerk der Scheiding
staat nog, alleen door de almogende Hand
des Heeren beveiligd. Dit wonder wordt ons
nog grooter als wij denken aan het begin
der Afscheiding. Dit valt niet in 1834, maar
nog wat vroeger. In de bekeering van Hen
drik de Cock. Daar ligt de aanvang van
Gods werk. Wanneer de Cock de liberale
prediker was gebleven van weleer, was er
geen Afscheiding gekomen. Het is een heer
lijke gedachte voor ons, zonen en dochteren
der Scheiding, dat ook de Scheiding begint
met het werk van den Heiligen Geest, in het
hart van een mensch. Zoo was het in de da
gen der Reformatie van 1517. God had eerst
Luther van binnen gereformeerd. Dan kon
hij naar buiten optreden om de kerk tot Re
formatie te brengen. Zoo heeft God ook Ds.
de Cock eerst gezegend, opdat hij daarna de
Kerk des Heeren in ons vaderland ten zegen
zou zijn.
Een terugblik op 1834
Wat waren het donkere dagen in dien tijd
voor de kerk. Het dorre rationalisme vierde
hoogtij. Een Groninger richting mot haar
ontstellende kettersche dwalingen van Arius
en Pelagius, was aan het opkomen. Er wa
ren nog wel kinderen Gods, want God had
nog een overblijfsel in die dagen in ons va
derland, naar de verkiezing Zijner genade.
Maar in de kerk waren ze schier niet meer
te vinden. Omdat van de kansels niet ge
hoord werden de zuivere klanken van het
Woord van God. In de gezelschappen zaten
de kinderen Gods neder, onder oude schrij
vers of onder 't stichtelijk woord van den ecn-
voudigen oefenaar. Men heeft van die gezel
schappen heel wat afgedaan omdat men
niet weet, wat die gezelschappen zijn. Maar
het heeft God behaagd daar nog te bewaren
de zuivere waarheid. Daar heeft menigeen
een levende zegen ontvangen van den Heere.
Dewijl in de kerk niet anders dan verdroog
de bronnen waren, indien ik het niet nog
erger zou moeten noemen. En in die don
kere tijd nu, grijpt God een mensch, de
Cock, in het hart. God plaatste weer het
licht des Evangelies op den kandelaar. Nau
welijks was dat licht des Geestes aangesto
ken of daar stroomden de menschen naar
Ulrum, van heinde en ver. Uren, ja dagen
reisde men, om de zuivere tonen van het
Evangelie te beluisteren. En daar ligt nu het
begin der Reformatie van de negentiende
eeuw. Het mag ons verkwikken, zonen en
dochteren der scheiding, dat God zóó, hot
werk van 1834 heeft aangevangen. Die daden
mogen wij dezen dag gedenken. Wij zullen
het niet verbergen voor onze kinderen, voor
het navolgende geslacht, vertellende de lof
felijkheden des Heeren en Zijne sterkheid
en Zijne wonderen, die Hij gedaan heeft
Dit wonder wordt nog grooter, als wij
bedenken, welk een stroom van vijandschap
losbrak. Dat was wel te verwachten, want
als God werkt, dan komt Satan eron los
Nauwelijks had God het licht op den kan
delaar aangestoken, of men beproefde dat
licht te dooven. In schimpschriften en laste
ringen werd de Cock bestookt. En het duurde
niet lang of men had een stok gevonden om
hem te slaan. Hoe gretig heeft men dezen
stok aangegrepen. Hoe fel heeft men er mee
geslagen. Zoolang en zoo hard, dat de Cock
neerlag in de boeien van zijn schorsing. Het
licht op den kandelaar gedoofd. De Kerk
zelf heeft het zuivere licht des Woords van
den kansel weggedaan. De man Gods, dio
in allen eenvoud het Woord Gods uitdroeg
werd beschouwd als een groote misdadiger.
Hij mocht geen mond opendoen in zijn eigen
rechtsgeding. Willekeurig heeft men hem
vervolgd, geschorst, afgezet. Uit puren haat
tegen de waarheid. En bij de vervolging van
de Cock is het niet gebleven. De Vaderen
der Afscheiding hebben allen in deze ver
drukking moeten deelen. Héél de Kerk der
Afscheiding werd in de ban gedaan. Zij was
als een hoen op de bergen, voortgejaagd,
opgeschrikt, aangegrepen, ten bloede ver
drukt. Luther werd door de banbliksem van
den Paus getroffen. Maar de Cock met de
zijnen niet minder. Van de zijde der liberale
kerkmenschen. Het is aangrijpend te lezen in
de notulen der Hervormde Kerk in het
Koninkrijk der Nederlanden uit het jaar
1835, dat de Synode, bij den Minister van
Justitie aandringt op vervolging der Afge
scheidenen. Ik wil u letterlijk voorlezen, wat
in die notulen vermeld wordt:
„De Commissie, alzoo kennis nemende
enz. heeft gevorderd, eerstelijk wat betreft
het houden van onwettige godsdienstige
bijeenkomsten waardoor ook in de nabij-
gelegene provinciën aanleiding tot wan
orde en tot scheuring werd gegeven,
Zijne Excellentie den Minister, belast mo»
de Generale Directie voor de zaken der
Hervormde Kerk dringend te moeten ver
zoeken, ter aanwending van zijn tussohen-
komst en veel vermogende pogingen bij
Zijne Excellentie den Min. van Justitie
teneinde vanwege laatstgemelde eene.
krachtige aanschrijving moge worden uit
gevaardigd aan de Officieren en Ambtena
ren onder deszelfs ministerieel departe
ment, met name in de provinciën Gronin
gen en Drenthe behoorende, teneinde ook
zonder aangifte van eenige contraventie
tegen de bestaande wetten met allen ijver
werkzaam te zijn, ter handhaving der ar
tikelen 291—294 van het Strafwetboek van
het Koninkrijk, van welk verzoek door
Zijne Excellentie afschrift bij geleidende
Zoo keerde de Synode van de Hervormde
Kerk zich dus tegen de Afscheiding. Zoo
greep zij het zwaard van den Minister van
Justitie om de weerlooze hoop van de kinde
ren Gods te vervolgen. En de Afscheiding
zag niet alleen die Synode tegen zich, maar
predikanten en volk, ministers en den
Koning, om haar, indien het mogelijk ware,
uit te roeien.
Psalmen in den nacht.
Rijst daar dan geen danktoon uit Uw aller
hart als ge met mij zeggen moogt: Hulpc
van God verkregen hebbende staat de Kerk
der Scheiding tot op dezen dag? De Heere
heeft haar bewaard. Ze was Zijn Kerk en
Zijn werk. Dat heeft die Kerk der Afschei
ding ook ondervonden. Te midden van de
verdrukking was zij goedsmoeds. Van Hen
drik de Cock staat ons opgeteekend, dat hij
Psalmen zong in de gevangenis. Laat Dr.
Reitsma smalen, dat Hendrik de Cock zijn
hart ophaalde in hot zingen van Psalmen,
zulk een smaadtaa! raakt het volk van God
niet, doch alleen den smader zelf. De Kerk
des Heeren weet dat er genade van God
noodig is om in de wegen van tegenspoed in
'en Hpp.re gerust te kunnen wezen. En dat
was het groote voorrecht van onze Vaderen
Zij hebben met onderworpen gelatenheid de
boelen betaald, die onrechtmatig van hen
afgeperst werden. Zij hebben met vreugde da
berooving van hun goederen nagezien. Zij
hebben zonder tegenweer zich laten heen
voeren naar donkere, vunzige kerkers, en
die kerkers hebben weergalmd van hun
Psalmgezang. Zooals eens de kerker te Phi-
lippi weergalmd heeft van het gezang van
Paulus en Silas. Zij hebben Gods lof ge
zongen, omdat zij waardig gekeurd werden
de smaadheid van Christus te dragen en de
voetstapen te mogen drukken van den over
sten Leidsman en Voleinder des Geloofs.
Hebt ge wel eens brieven gelezen van hen,
die in de gevangenis waren geworpen? Ik
heb er gelezen, die luide spreken van stilheid
des hart en, van overgegevenheid aan den
Heere. Van een broeder, wiens goederen
verkocht waren op Zondag, omdat hij zijn
boeten niet kón voldoen, en die na den ver
koop op den Dag des Heeren. nog niet go
noeg bezat, om te betalen, want de vijand
verkocht met opzet die goederen op den
Dag des Heeren, opdat de fijnen ze niet
zouden terugkoopen en de vijand voor een
appel en een ei de goederen zou bemachti
gen. Welnu, van zoo 'n broeder heb ik eens
een brief gelezen, uit de gevangenis, aan
vrouw en kinderen. En wat denkt ge dat
die. brief verhaalt? Opstand tegen God? Haar
tegen den tegenstander? O, wij zouden het
verwachten. Want ons hart is zoo boos. Maar
geen spoor zult ge er van vinden. Stilheid,
onderworpenheid. Vreugde in den Heere,
blijdschap onder het bittere lijden. De Heere
zoo wordt verteld, verandert bitterheid in
zoetheid. Wij leeren onze vrouwen en kinde
ren bezitten, als niet bezittende. De zaken
van Christus hebben de meeste plaats in
onze harten. En Hijzelf is ons dierbaarder,
dan de geneugten des vleesches. De zon gaat
in onze gevangenis niet onder, dag noch
nacht. We liggen hier als in de rozen. In
don morgenstond hoort de Heere ons lied
reeds tot Hem opgaan. En wij moeten tel
kens wederom tot Hem uitroepen: „Geloofd
zij de Heere God, dc Gods Israëls, die alleen
wonderen doet. „Geloofd zij de Naam zijner
Heerlijkheid tot in eeuwigheid. Hij wil de
armen en nooddruftigen verschoonen, Hij
zal hun ziel van list en geweld bevrijden.
Hun bloed zal dierbaar zijn in Zijn Oog".
Die zóó spreken en schrijven mag uit de
gevangenis, is niet in den verkeerden
Het is heerlijk daarop vandaag eens te
gen wijzen. Het is de moeite waard,
daden Gods te gedenken. We zullen het
niet verbergen. We zullen het vertellen aan
onze kinderen, aan het navolgend geslacht,
opdat zij ook op God hun hope zouden
stellen. De Afscheiding is door God begon
nen, door God voortgezet, door God
stand gehouden. Onze Vaderen hebben niet
het oog gehad op de eere van zichzelven, zij
hebben geen uitwendig voordeel gezocht, zoo
als men dat ze wel eens heeft verweten. Het
ging hun om het Woord van God en or
Eere Gods. En de daden Gods blinken in de
Afscheiding vooral zoo helder uit, omdat de
Vaders der Afscheiding waren menschen vol
met gebreken. Ik zal u die gebreken niet
optellen. Ik zou het durven. Maar ze zijn
genoegzaam uitgemeten. Vooral de gebreken
van Hendrik de Cock. Ge hebt het dezer
dagen nog in de couranten kunnen lezen,
dat die man geheel verkeerd gehandeld
heeft, dat zijn daden soms volstrekt niet goed
te keuren waren. Ik wil het wel aannemen,
mijne hoorders, heel gaarne. Wij zijn hie-
vanmiddag niet saamgekomen om de daden
van Hendrik de Cock te gedenken, maar
Gods daden. En nu staat dit vast: in héél
de geschiedenis van Gods kerk, dat de Heere
altoos zwakke instrumenten koos voor ZijD
arbeid.
Een schat in aarden vaten.
Wat dunkt U van Mozes, den man Gods,
in onder de Oude Bedeeling? In zijn ijver
sloeg hij den Egyptenaar dood. En toch kiest
God dien Mozes om Israël uit te voeren uit
het land der Faraonen. Wat dunkt U van
een Luther? Hij was niet aanstonds gezui
verd van den roomschen zuurdeesem. Hij
heeft harde woorden gesproken over h«>»
Woord van God. En lnj heeft stellingen ge
handhaafd, welke wij niet gaarne zouden
onderschrijven. Toch heeft de Heere hem
verwaardigd om Zijne Kerk uit te leiden uit
de heerschappij van Rome, Gode zij dank.
Wat dunkt u van Calvijn? Een vloed van
laster is over het hoofd van dezen Zwitser-
schen Reformator uitgeworpen. Denk alleen
maar aan de geschiedenis van Servet. Maar
God heeft Calvijn ten zegen gesteld voor ons
land en volk en voor de Kerk in heel de
wereld. Denkt gij, dat de Cock een man
zonder gebreken was? Of meent gij dat de
Vaderen der Scheiding alles goed gedaan
hebben? Ze konden zelfs niet anders dan
verkeerds doen. Lees hun ontroerende schuld
belijdenis daarover maar eens na in de
Synodale handelingen. Maar en hier valt
dc nadruk God heeft de Cock gebruikt om
Zijn Kerk te dienen en uit te leiden. De
Heere kiest met opzet zwakke menschen,
met duizend gebreken, opdat de uitnemend
heid van hun werk, dat God door hen uit
voert, niet aan hen zou worden toegeschre
ven, maar Gode! De Afscheiding is geen
werk van de Cock, noch van Ulrums Ge
meente, noch van eenigen anderen Vader
der Scheiding. Maar de Scheiding is een
werk van God. Dat zullen wij niet verbergen
dat zullen wij vertellen aan de kinderen, aan
het navolgend geslacht. Wij zullen de loffe
lijkheden des Heeren vermelden en Zijno
sterkheid en Zijne wonderen, die Hij gedaan
heeft.
Opdat de Kerk der Afscheiding in onze
dagen, in deze herinneringsdagen en alle de
dagen haars levens, op God haar hope mocht
stellen, en Gods daden niet vergeten, maar
Zijne geboden bewaren. God wil het.
nageslacht, dat zich op hen beroept, tot
zulk een grooten zegen, ook wat het bewan
delen van den kerkdijken weg betreft. De
Afscheiding was geen scheuring, en ook geen
separatie, -aar Afscheiding van de valsche
kerk en krachten het ambt aller geloovigen
ivederkeeren tot de ware Kerk. Daar
mccnen wij nog heden te staan.
Spreekt men in onze dagen veel over her
eenigen, men leze de Acte van Afscheiding,
die duidelijk en onomwonden den weg daar
aanwijst. Bewandel dezen weg, zegt
3u wij komen er. Uit den strijd, die deze
Vader der Afscheiding ook daarna naar
binnen heeft moeten strijden, toont spr. breed
voerig aan, dat hij steeds geweest is de hand-
ver van de belijdenis der Vaderen. Hij
1de de rechte uitlegging der belijdenis
handhaven. Daardoor is hij in strijd gekomen
met de andere Hervormers en het heeft hem
veel verdriet veroorzaakt. Toch is hij niet
geweken. Spr. verduidelijkt, waarom het hier
eigenlijk ging. Hij noemt o.a. de opstelling
ivoering der Utrechtsche kerkorde,
al de ellende daaruit voor de eenheid dei-
Kerk voortgevloeid. Tegen de leer
Ds. Scholte heeft De Cock steeds ge
testeerd. Ook wij kunnen ons in deze
bondsleer niet vinden. Wij staan en wen-
schen te blijven staan op het standpunt van
De Cock en der Gereformeerde Vaderen.
Twee lijnen, toen reeds begonnen, worden
nog heden ten dage doorgetrokken, dip on
verecnigbaar zijn. Spr. toont aan, wat daar
mee bedoeld wordt. De Cock heeft in 1840,
jaren voor zijn dood, nog het genoegen
gesmaakt te zien dat zijn leer en standpunt
dezen in de Afgescheiden Kerk zou zege-
iren. Op deze Synode toch is in principe
voor deze leer kerkelijk partij gekozen. En
op de Synoden, die daarop gevolgd zijn, o.
'51 en '54, is deze leer bezegeld en verklaard
te zijn de leer der Afgescheiden, Gerefor
meerde Kerk. Daardoor is de.rust en vrede
de kerk der Scheiding weergekeerd. Was
t maar zoo gebleven. Helaas, het is zon
niet gebleven. Deze leer is in het jaar 189?
eer binnengehaald en met dit gevolg, dat
de strijd opnieuw is ontbrand. Deze strijd
heeft geleid tot de besluiten van de Synode
der Ger. Kerken in 1905, waarmede de tegen
•oordige Chr. Gereformeerden zich niet
vereenigen kunnen. Zij hebben zich op de
jongste Synode eenparig uitgesproken
dezen op de lijn van De Cock, Wisse,
Lingen te willen blijven staan en voort te
m, geloovende, dat deze is de Bijbclsche
Confessioneele lijn. Spr. spoort daarom
met alle vrijmoedigheid aan, om dat niet
los te laten, maar in navolging van De Cock,
dit te handhaven, totdat ook anderen, God
;eve het!, velen, het mogen inzien, dat dit
het ware is.
REDE Ds. L. H. v. d. MEIDEN
Laatste spreker in de miikjagsamcnkomst
vas Ds. L. H. van d e r M e i d e n, van Den
laag, die sprak over het onderwerp:
Prof. P. J. M. DE BRUIN
Na deze rede van Ds. de Smit trad Prof.
P. J. M. de Bruin op met het onderwerp
„Onze Gedenkzuil." Van deze rede hopen we
morgen verslag te geven.
De Handhaver onzer Belijdenis
REDE Ds R. S. SLUITER
Spreker begint met te zeggen, dat het hem
om meer dan een reden aangenaam is, op
dezen Gedenkdag der Afscheiding hier een
woord te mogen spreken. Eerstens, omdat hij
het zich nog altijd een eere rekent, een zoon
der Scheiding genaamd te worden. Twee-
dens, omdat hij, afgedacht van den vorigen
spreker, Prof. De Bruin, die een eervolle uit
zondering op den gewonen regel mag ge
noemd worden, een der oudste predikanten
in dienstjaren is in de voortgezette Chr
Geref. Kerk. Derdens, omdat hij hoopt, dat
mede door zijn woord het beginsel mag ver
sterkt worden, dat in aller harten ongetwij
feld leeft, om te houden wat wij door God?
genade hebben. Gekomen tot^ijn onderwerp.
„De Vader der Afscheiding en de Handhaver
der Belijdenis", zegt spr. ongeveer het vol
gende:
Ik spreek heden niet tot U over de Vade
ren der Afscheiding in het meervoud, wat
ook zou kunnen, maar in het enkelvoud over
den Vader der Afscheiding en bedoel: Ds.
H. de Cock, destijds Gereformeerd Pred. te
Ulrum. Deze is nog altijd voor ons en voor
zeer velen de primus inter pares om ver
schillende redenen.
Ie. Omdat deze leeraar de eerste was, die
openlijk den strijd heeft aangebonden tegen
de verderfelijke en Godonteerende leer
een valschelijk genoemde en geroemde weten
schap, met het gevolg, dat hij daarom in zijn
bediening geschorst en eindelijk afgezet is.
Spr. toont aan, hoe de Cock heel anders ge
handeld heeft in dezen en het hem daarom
ook geheel anders vergaan is dan b.v. Schots
man, Bilderdijk, Molenaar e.a.. die wel ge
tuigden tegen den afval, maar overigens
buiten schot bleven en daarom slechts voor
bereidend voor de Afscheiding zijn werk
zaam geweest.
2e. Omdat De Cock de man is geweest, die
voor hij met de zijnen de Hervormde Kerk
verliet, om terug te keeren tot de ware leer
en dienst der Vaderen een Acte van Afschei
ding of Wederkeering heeft opgesteld, waar
in hij duidelijk de redenen heeft aangegeven
die hen noopten deze daad te doen en waar
in hij de Hervormde Kerk de valsche Kerk
noemt. Spr. noemt dit een nog altijd merk
waardig en belangrijk stuk, dat in de histo
rie der Afgescheidene Kerken is bewaard
gebleven en moet bewaard blijven.
Is hij om deze redenen voor ons de Vader
der Afscheiding, hij is daardoor tevens voor
ons dc handhaver onzer belijdenis. Velen
zullen dat toestemmen, en hem zoo ook noe
men en roemen. Toch geldt hier het spreek
woord: Wanneer twee hetzelfde zeggen,
daarom is het nog niet hetzelfde. Spr. wijst
met nadruk op de uitdrukkingen in de Acte
der Afscheiding, o.m. valsche kerk, en vraagt
zeggen alle zonen en dochteren der Afschei
ding hem dat nog na? Hij meent van neen
«n toont dit oa. uit het „Tractaat van
Reformatie der kerken" van Dr. A. Kuyper
Sr. aan. Gevraagd wordt: Wie zijn nu eigen
lijk de echte Cocksianen?
Vervolgens wordt met nadruk aangetoond
de wonderlijke leiding Gods in deze Afschei
dingsbeweging, en de kennelijke besturing
des Heiligen Geestes, o.a. hierin bestaande,
dat deze eenvoudige menschen (De Cock
was ook maar een eenvoudig dorpspredi
kant) zich niet tot de conventikelen gekeerd
hebben, met welke menschen zij toch eens
geestes waren, maar dat zij zuiver kerkelijk-
Gereformeerd gehandeld hebben. Voor het
Gedenken en Bewaren
Spreker begint met te zeggen, dat er
heden iets in zijn ziel is van loflied en
klaagzang in één accoord (Ezra 3 12, 13).
Er is veel, dat tot droefheid stemt, maar dat
mag ons niet verhinderen, de daden des Hee
ren te gedenken; wij moeten nadenken
over die daden, die daden overdenken, over
peinzen (Ps. 77 12, 13). De Heere heeft
Mozes gebruikt om Zijn volk uit Egypte te
Leiden. God gaf Mozes alleen den voorvader
lijken staf in de hand. De dichter ziet voor
zijn zielsoog in 't volle licht de daden des
Heeren, in het verleden verricht. Zijn neer
gebogen ziel wordt verkwikt en het geden
ken laat in zijn ziel na de vaste zekerheid
des geloofs, dat die God Dezelfde blijft.
God heeft ook in 1834 groote dingen ge
daan. Die daden gedenken wij; over die
daden moeten wij nadenken. „De Afschei
ding" is een werk Gods. Voor ons is de Af
scheiding een daad van Jezus Chris
tus, Die door Zijn Woord en Geest
Zijn Kerk reformeerde. Wij spreken
daarom van de reformatie van 1834.
Dat de Afgescheidenen gescholden werden
voor zeloten, dompers, scheurmakers enz.,
laat zich wel begrijpen. Onnoozel is het, om
de Afscheiding te verklaren als een werk
der kleine luiden, die hun materialistische
belangen zochten. Wie de Afscheiding uit
den duivel noemt, doet gewillig dienst voor
hem (Zondag 43, Heid. Cat.). Anderen spre
ken van revolutie. Bedoelen zij mis
schien onbedoeld, wat een exegeet verklaar
de bij Hand. 419, 20? Die exegeet noemde
de daad der apostelen, die God meer ge
hoorzamen wilden dan het vijandige Sanhe
drin, een daad van revolutie, maar dan een
van boven naar beneden, van den Heiligen
de. Hij hief den staf des Woords op. en boog
zich onder het juk van Christus (Art. 2S
N.G.B.) Uit de Acte van Afscheiding blijkt
dit duidelijk. Ds. De Cock had een zuiver,
kerkbegrip; dit kerkbegrip was Bijbelsch.
Onze vaderen keerden terug tot de Formu
lieren van Ecnigheid. Zij hadden de rechts
basis voor hun handelen in Gods Woord.
Zij keerden terug tot de leer der Schrift, tot
de .gronden der Vaderen".
Dat Ds. De Cock anders wilde, blijkt oolc
uit het opnieuw doen uitgeven der Canones.
Het ging hem om de leer der w a a r-
Zijn Theologisch inzicht in de
hoofdzaken der waarheid is helder, niet als
m een kind". Practisch ziet hij de
ngen ook juist. Hij is niet tevreden met
i dood geloof en met een toestemmen der
Gereformeerde leer. F.n dat hij niet met elke
interpretatie van de Belijdenis meeging,
heeft hij duidelijk genoeg bewezen. Het ging
bij Ds. De Cock om de volle waarheid, om
de eere Gods, de volle handhaving der Sou-
vereiniteit Gods, de Bijbelsche verkiezings-
lecr en de Bijbelsche Vei bondsleer; hij leerde
ook zuiver don staat des doods van den
mensch, het Borgwerk van Christus, de bc-
keering enz. Het Credo der Afschei-
VI i n g is in vollen omvang, in zijn
diepte en hoogte, breedte en lengte, naag
Gods Woord, en dit Credo heeft daarom be-
teekenis voor alle terreinen des levens Dit
credo trok niels scheef, maar stelde leugen
en bedrog in het licht en wees den éénen
rechten weg aan. Maar het credo van „Onder
Eigen Vaandel" (Zie Afscheiding» noT, dat
e-Mi credo der anti-separatie genoemd wordt,
stelt het credo der Afscheiding geheel scheef
en durft zelf de lijnen der volle waarheid
niet te trekken. Zeker, het gaat om: gehoor
zamen aan God en buigen voor Zijn Woord
of gehoorzamen aan menschen en buigen
voor menschelijke inzettingen. Oordeele een
ieder wat recht is. (Hand. 4 19, 20).
Voor dat God deed, danken wij blijmoe
dig. Maar ook in ootmoed, met schaamte en
schuldbelijdenis over het bevlekk -n van dit
werk Gods door onze en der Vaderen zonden.
Het credo der Afscheiding is in het v u u n
der beproeving gelouterd, geheiligd.
Wij moeten dit pand bewaren (1 Tim. 63
20) Om dat bewaren ging ook de strijd in
1892: gaat ook de strijd nu. Zeker, ook be
waren: „en willen vereenigon met elke op
Gods onfeilbaar Woord gegronde vergade
ring" enz. Onveranderd en onverzwakt^
maarnaar het credo der Afscheiding.
De tijd is bang, de strijd ernstig, de afvnf
groot. De Heere blijft getrouw. Spr. herinnert
aan een kerkraam boven den hoofdingang
van het kerkgebouw der Chr Ger. Gemeente
te Dordrecht: het huis op ('.e steenrots en
de bergen (Ps. 125) er omheen. Di' credo
van Dordt bemoedigt God vergeet Zijn ge
nade niet. Spr. wijst nog op de betcekeris
van dit credo voor het persoonlijke leven.
Ten slotte wekt hij op om getrouw te zijn
als wakers en wachters bij dit toebetrouwde
Onverbasterde zonen en doch
teren moeten wij zijn. (Toespraak enz. Ds.
De Cock). Spr. bindt in het bijzonder tie
jongeren op het hart, dit te verstaan. De
jongeren moeten straks als wakers en wach
ters optreden! Hij roept allen op, om op dit
pand te zien, o m dit pand, in diepen ernst,
ons te scharen, h ij dit pand voor den Koning
der Kerk te belijden:
Uw Woord is mij een lamp voor mijnen voet,
Mijn pad ten licht om het donker op te
klaren,
Tk zwoer, en zal dit met een blij gemoed
Bevestigen in al mijn levensjaren,
Dat ik Uw Wet, die heilig is en goed,
Door Uw gena bestendig zal bewaren.
Ds L. H. VAN DER MEIDEN
Geest, door het Woord. Dat is wat anders
dan wat praten over willekeurig anticipee-
ren (Onder Eigen Vaandel). De Afscheiding
is ook geen separatie. Er heeft geen
scheuring van gelijke deelen plaats gehad.
In dit opzicht, n 1. om de Afscheiding als
een daad van separatie te vcroordeeleu, als
een sectarisch doen, gaan Hervormden ever
op de lijn der Doleantie. De Hervormden
moeten dit doen om eigen standpunt te hand
haven. De Doleantie deed in 'S6 een daad,
die een veroordeeling was van de Reforma
tie van '34, en in strijd met de Schrift en de
Confessie. De Afscheiding was noch separa
tie, noch doleantie, maar reformatie. Dal in
dit jaar ook zonen der Doleantie dit erken
nen, stemt tot dank.
De Afscheiding was reformatie. De Heere
deed eerst i n Ds. De Cock een groot werk,
om daarna door Ds. De Cock Zijn Kerk te
reformeeren. De Heere gaf daartoe den staf
des Woords in zijn hand. 't Is te begrijpen,
dat Ds. De Cock daardoor spon laan handel
Ds. H. Janssen, leger- en vlootpredikan!
in algemeenen dienst, die hedenavond in de
bid- en dankstond hoopt voor te gaan.
Ook van deze samenkomst hopen we in
ons blad van morgen verslag te geven.
VERANTWOORDING
GODSDIENST
Hoofd zakEujK gedaan voor de rkotbas*
te HEE&BjrrZBH t
LANDGENOOTEN.
S. TAN T E L Z E N|
bedienaar des goddelijker woord'5,'
c^etuwar'bct
G. H. SWARTTE VAN LOON
1836.
Titelpaqina van cm brochure uit ISöG (een
..stukske' werd zulk een boekje toen qe-
noemd), bevattende de vertint woordinq van
den bekenden ader dei Scheidinq Ds. S. van
'oor de rechtbank te llecrenveen op
i November IS3i%