Herdenking van de Afscheiding in 1834
VRIJDAG 12 OCTOBER 1934
TWEEDE BLAD PAG. 5
De samenkomsten van gisteren slaagden
uitnemend, maar hadden een tragisch einde -
Plotseling overlijden van Ds J. E. Reijenga -
Dankbetuiging van H.M. de Koningin - Rede
van Minister Van Schaick - Prof. Hoekstra
en Ds Douma ontvangen een Koninklijke
onderscheiding - De vier redevoeringen, die
vandaag werden gehouden.
Prof. Schilders derde punt
De lezers van het verslag over de rede van
Prof Schilder zullen zich hebben afgevraagd:
waar is des redenaars derde punt geble
ven? Het antwoord kan men vinden in het
compliment, dat Dr. Colijp aan Prof. Schil
der maakte: „Ik dank u inzonderheid, dat
u precies op tijd geëindigd is", waarop een
hartelijk gelach bewees, dat men begrepen
had: de professor heeft z'n derde punt in
den steek gelaten, om der Overheid gehoor
zaam te zijn.
MIDDAGVERGADERING
Intusschen vult de zaal zich opnieuw om
'te half twee getuige te zijn van de binnen
komst van twee Ministers: van Justitie et'
van Onderwijs, te weten Mr. Van Schaik
en Mr. Marclian t. Voorts is aanwezig de
burgemeester van Utrecht, Mr. Dr. ter
P e 1 k w ij k.
Aangevangen wordt met het zingen van
Ps. 66 6.
Dr. Colijn roept een welkom toe aan „onze
gasten": Twee raadslieden der Kroon. (Mr.
De Wilde en ik tellen vandaag niet mee).
Spr. verheugt zich over hun komst. De zorg
voor den Eeredienst behoort tot het Departe-
I ment van Justitie; de Minister van Onder-
wijs heeft geen directe relaties met deze ver
gadering, maar hij zal gekomen zijn om de
i mannen te zien, die een inrichting voor
Hooger Onderwijs voorde theologie onder
houden zonder dat het hem een cent kost
.(daverend applaus).
Voorts verwelkomt Dr. Colijn den b u r g e
meester van Utrecht- en Ds. Van
D e 11 e il uit Denver (N.Amerika),
j Dan geeft spr. zichzelf het woord en reikt
den hamer aan den 2en voorzitter Ds. J.
Douma van Arnhem, „om de orde te hand
haven".
.Van de
Rede van Dr. Colijn
over het onderwerp: „De Afscheiding en het
nationale leven" gaven wij gisteren reeds
Uitvoerig verslag.
Dankwoord van Ds. Douma
Ds. Douma spreekt Dr. Colijn toe en
herinnert aan de eer en het voorrecht, dat hij
I het eere-voorzitterschap van het comité aan-
yaard heeft. Spr. dankt hem, dat hij dezen
middag aan heel ons volk zóóveel te zeg
gen had. Dr. Colijn had gezegd, niet mee te
i tellen, maar wij hebben het nu wel anders
begrepen!
Wanneer de vaders der scheiding eens op
dezen dag dit konden zien, hoe zouden zij
verbaasd zijn; deze christen-staatsman,
deze Christus-belijder is als broeder in
ons midden. Ook richt spr. zich tot mevrouw
Colijn, die evenals de vrouw van Ds. De
Cock, de stille kracht aan zijn zijde is in
den strijd. Moge God het geloof der vaderen,
dat door genade ook het onze is, bevestigen
en versterken, ook aan Dr. Colijn in wiens
stam de Verbondsgenade verwezenlijkt is.
De liefde om Christus' wil, die hem zooveel
I voor ons deed zijn, doe een vrucht opbloeien
ook voor de Kerk, waarin Gods Naam nog
j ten volle verheerlijkt wordt, (applaus),
j Op deze hartelijke toespraak werd spon
taan aan Dr. Colijn toegezongen Ps. 134 3.
Een telegram van H. M. de Koningin
De voorzitter leest, terwijl allen oprijzen,
een telegram van de Koningin voor, waarin
Zij haar warmen dank betuigt voor de heil
bede en voor de betuiging van onverganke
lijke trouw.
Opnieuw werd het Wilhelmus aangeheven.
Toespraak Minister Van Schaick
Thans werd het woord gegeven aan den
Minister van Justitie, die zeide,
gaarne gevolg te hebben gegeven aan dc
uitnoodiging om deze samenkomst bij te wo
nen. Hier toch wordt een feit herdacht; dat
j een aanzienlijk deel van ons volk raakt en
I dat tot vrucht heeft gehad beteekenisvolle
j invloed op het kerkelijk, maatschappelijk en
staatkundig leven van ons volk.
1 De gevolgen der Afscheiding zijn diep in
ons volk ingedrongen, speciaal in de Geref.
Kerken. Het geloof in God als de bron en de
j kracht van het leven moge de Geref. Kerken
I sterken. Een zeer bepaalde waarde van deze
irken is haar kracht voor de aankweeking
n het Godsdienstige leven, haar liefde en
MINISTER VAN SCHAIK
trouw aan Vaderland en -Vorstenhuis, haar
versterking van de fundamenteele volks
krachten. De Regeering heeft groote waar
deering voor den steun, doar de Geref. Ker
ken aan het maatschappelijk leven van ons
volk geboden.
Hot is Spr. aangenaam te kunnen mee-
deelem, dat het H. M. de Koningin behaagd
'heeft,, uit waardeering te benoemen tot
ridder in de orde van den Ned. Leeuw
Prof. Dr. T. Hoekstra te Kampen en tot
officier in dc orde van Oranje-Nassau Dr.
.T. Douma te Arnhem. (Stormachtig ap
plaus.)
Dr. Colijn dankt den Minister voor zijn
toespraak en voor de onderscheidingen
waarmee hij zulk een goede greep heeft ge
daan. Immers ook de Theol. School jubi
leert, zij bestaat thans 80 jaren.
Aan Prof. Hoekstra wil Spr. dan ook
een telegram op zijn ziekbed doen toekomen
(applaus). Voorts feliciteert Dr. Colijn Ds.
Douma, die als voorzitter van het Comité
heel wat meer gedaan heeft dan Spr., die
niets -gedaan heeft ter voorbereiding van
dit feest
Achtereenvolgens voerden nu het woord
Prof. Dr. J. Ridderbos, Prof. Dr. G. Ch.
Aalders, Ds. I. van Dellen en Prof. Dr. A.
Noordtzij. Van hun toespraken gaven wij
gisteren reeds verslag.
Dr. Colijn dankt Ds. van Dellen
Op het nog niet bedanken der sprekers
wilde Dr. Colijn één uitzondering maken,
n.l. voor Ds. v. Dellen, wien hij een compli
ment maakt voor zijn, na 40 jaren in Ame
rika te hebben gewoond, nog zoo behoorlijk
Hollandsch spreken. Spr. dankt de Amerik.
Ref. Church voor de afvaardiging van Ds.
v. Dellen en wijst op de roerende gedachte,
door dezen aan 't slot geuit over de Catho
liciteit van het Christendom. Wij Protestan
ten hebben daaraan even groote behoefte
als de Kerk van Rome. Spr. verzoekt Ds.
van Dellen aller dank over te brengen en
bidt de Geref. Kerken in de Ver. Staten
voortdurenden bloei toe.
Een brief uit Z.-Afrika.
Thans leest Dr. S. O. Los den brief voor,
door de Geref. Kerken van Zuid-Afrika ge
zonden. Hij is gedateerd 30/5 '34 en afkom
stig van Ds. D. Postma uit Burgersdorp. Hij
herinnert eraan, dat 7o jaren geleden ook
te Rustenburg de Geref. Kerk is gesticht,
prijst de moedige daad van Hendr. de Cock,
waarin Gods getuigenis voor de Waarheid
gezegend^ is, wijst op de uitbreiding der
Geref. Kerken in ons land, op haar Zen-
dingsarbeid, op de beoefening der weten
schap aan V.U. en Theol. School en herin
nert eraan, dat ook de eerste Geref. predi
kant in Z.-Afrika, Ds, Postma, een zoon dei-
Afscheiding was. Nog gebruiken de. Z.-Afr.
kerken heizelfde psalmboek, dezelfde for
mulieren, dezelfde theol. studieboeken. De
fin. nood der Afrik, kerken zelf echter belet
hen, een collecte voor de hulpbeh. kerken
in Nederland te houden. Er is echter ook
andere nood in de kerken van Z.-Afrika:
tijden van inzinking en verzaking der Geref.
waarheid en doorwerking van revol. begin
selen. Maar haar leuze is: „Als ik zal vree
zen, zal ik op U vertrouwen". De brief ein
digt met de toehidding van rijken zegen
over de Geref. Kerken van Nederland.
Sluiting.
Dr. C o 1 ij n, thans het woord nemende,
zegt, dat wij een bijzondere wijze van feest
viering hebben: vele redevoeringen. Wij
kunnen echter veel hebben. Maar de vier
van morgen zullen met discussie zijn,
dat kan de zaak wat minder donker doen
inzien.
Spr. wil zich thans beperken tot 'n woord
'van dank over de wijze, waarop ook thans
weer rustig vergaderd is. Hij dankt de spre
kers en ook Dr. Dijk, die den bidstond leid
de, en hoopt, dat deze dagen zullen zijn tot
versterking van ons geloof en Godsvertrou
wen. Spr. vraagt Prof. Honig te willen voor
gaan in dankgebed en wenscht hem geluk
met. zijn 70en jaardag. (Spontaan wordt
Prof. Honig toegezongen Ps. 134 3).
Nadat gezongen is Ps. 68 10, spreekt
Prof. Honig het dankgebed uit.
De gemeenschappelijke maaltijd
RUIM DRIEHONDERD GASTEN
Tafelpresident Dr H. Colijn
Om 6 uur vereenigden zich ruim 300 gasten
aan een vijftal- keurig gedekte tafels, waar
van er vier rechthoekig op de hoofdtafel
geplaatst waren. Naast Dr. en Mevr. Colijn
waren de Ministers De Wilde en Marchant
gezeten, terwijl ook aanzat oud-Gouv. Gene
raal Id-emburg die den geheelen dag de
samenkomsten heeft bijgewoond.
Na opening met 'het uitspreken van het
„Onze Vader" door Dr. Colijn, duurde het
geruimen tijd-, eer de spreekl-ust zich van
eenige aanzittenden meester maakte. Ds.
Kuiper van Arnhem was de eerste; hij
had telegrafisch opdracht gekregen van den
kerkeraad te Arnhem, om Ds. Douma te fe-
liciteeren met de koninkl. onderscheiding. Hij
deed dit met groote blijdschap en sohetste
even de typeerende trekken van Ds. Douma,
die te Arnhem als de herder met een warm
voelend -hart hoogelijk wordt gewaardeerd.
Spr. eindigde met de zegenbede, door Ds.
Douma zoo vaak uitgesproken: ,yDe Heere
zegene en behoede u."
Reeds was het menu ver gevorderd, toen
pas de tweede spreker opstond. Het was Mi
nister Marchant, diie een begrijpelijk ge
bruik wilde maken van de gelegenheid, om
in dezen kring, -gewend aan het offer, te
pleiten voor het nieuwe offer, dat hij vra
gen moet in de concentratie der bijz.
scholen. Wanneer de geest van 1S34 nog
heerscht en hij twijfelt daar niet aan
dan zullen degenen, die vandaag feest ge-
vierd hebben, de gangmakers zijn voor het
brengen der offers welke de regeering in
dien financieelen nood thans vragen moet.
De derde spreker was weer een Minister:
M r. d e W i 1 d e die zich eerst tot Dr. Colijn
richtte met de woorden: „Als wij geen mi
nister waren, clan waren we toch hier ge
weest, want wij hooren hier altijd hij, -zijn
de zonen der scheiding. Was het geestelijk
nakroost, van de Cock destijds veracht, wij
-zijn in de weelde gekomen. Maar deze weel
de mag ons nipt beletten de eenheid te zoe
ken, moet ons dringen, de splijtzwam te we
ren. Er is nu een breede phalanx van
Christenmannen op allerlei gebied en het
brood der smarte. dat de predikanten van
een halve eeuw geleden hebben gegeten, ken
nen wij niet. De predikantenstand echter, en
ook de onderwijzersstand, zij zijn de geeste
lijke leiders en nu de overheid offers vraagt,
zullen zij ons volk die offers voorhouden
als een door God gewilde daad, om den
nood der tijden met 'het geheele volk te dra
gen. Daarom stelt spr. een dronk in op den
predikantenstand.
Vervolgens sprak Ds. J. Douma, van Arn
hem, woorden van dank voor de hem door
-Ds. Kuiper gebrachte gelukwenschen uit
Arnhem. Hij wees op het, verschil tusschen
1834 en 1934: toen de gevangenis, nu een
decoratie. Voorts herinnerde hij aan de da-
van den schoolstrijd, welke indruk deze
op hem als knaap gemaakt had. Die strijd
geëindigd, maar niet de taak om, nu
op andere wijze, te toonen, dat Gods volk
zijn roeping verstaat, waar de overheid een
'beroep doet op samenwerking tot bezuini
ging.
Alvorens de tafel op te heffen, wilde ten
slotte Minister Colijn nog een woord van
hulde wijden aan Ds Rietberg, den secreta
ris van het Herdenkings-Comité en aan Dr
Keizer, den historicus der Afscheiding. Als
de Regeering ongelimiteerd ridderorden kon
uitreiken, waren zij stellig geridderd. Nu dat
niet zoo is, wil spr. hier hun groote ver
diensten uitspreken, welke niet minder ge
waardeerd worden dan die van Prof. Hoek
stra en Ds Dc-uma.
Nadat Dr A. Icuvpcr Jr, van Rotterdam
in dankgebed was voorgegaan, sprak Ds D.
van Dijk, van Groningen, onder daverend
gelach het summum van theologen-kortheid
uit:
„Dr Colijn',
„Is aan alle kanten fijn
„Daarom is hij mijn!"
Aan den gemeenschappelijhen maaltijd in Tivoli. Van lirjes naar rechts: oud-minister.
Colijn, minister. Colijiii minister, de. Wildei mevrouw Donner en oud-minister Don?iert
Idenburg, minister Marchant, mevrouw
Een plotseling afgebroken samenzijn
Ds. J. E. Reijenga overleden
Nauwelijks was de maaltijd tenëinde, of
de groote zaal van Tivoli wachtte ons voor
een gezeilig samenzijn. Weer was de zaal tot
in alle boeken gevuld. Ditmaal fungeerde
het Utrcohtsche Comité van Ontvangst als
gastheer en zijn voorzitter, de heer Joh. C.
Francken als leider. Na- het zingen van
Psalm 1031 ging hij voor in gebed en heet
te de aanwezigen welkom. Het is een avond
van ontspanning en toch moesten we blij
ven in de sfeer van dezen dag. Spr. u
deert zeer. dat het Herdenkings Comité vrij
wel geheel aanwezig is.
Het eerste nummer van het weüvooreiene
avond-menu was koorzang; onder leiding
van den heer B Verhoeven zong een
Gemengd Koor Ps. 138 1 en 4, Gez. 241
en 4 en Gez. 3:1 en 4.
Een tragisch einde
Nauwelijks waren de laatste woorden
gezongen, of men zag plotseling Dr
Colijn met de leden van het Comité de
zaal verlaten. Men begreep: er moest
iets ernstigs gebeurd zijn. Even later
betrad Dr Colijn met zijn medeleden
blijkbaar ontroerd, het podium, om mede
te deelen, dat Ds J. E. R e ij e n g a, van
Ureterp plotseling onwel was
geworden en naeen paarminu-
ten was overleden.
Een huivering ging door de zaal en
onder aangrijpende stilte deelde Dr Colijn
mede, dat de avond thans werd beëin
digd, wijl het niet aanging onder den
indruk van dit tragisch gebeuren een
gezellig samenzijn te hebben. Terstond
hierna ging Dr Colijn voor in een aan
grijpend gebed en verliet de schare
blijkbaar diep onder den indruk van
dit droevig verscheiden, de zaal,
Wij vernamen nog, dat Ds Reijenga 64 jaar
oud was; zijn dochter zou hij Vrijdag uit
Leerdam halen; zijn echtgenoot e was alleen
thuis te UreterpEen hartverlamming
heeft aan de plannen den bodem ingesla
gen, en was mede de oorzaak, dat deze
eerste dag wel gansch anders geëindigd is
dan hot programma voorschreef. Maar de
Almachtige rekent niet met mcnschelijke
programma's; als de Koning van leven en
dood heeft Hij aan dit eeuwfeest een wen
ding gegeven, die onze gedachten een
oogenblik stil zet, om te bedenken, dat het
leven slpchts een damp is, de dood ieder
uur wenkt
Samenkomsten
van heden
Utrecht, 12 October 1934
MORGENVERGADERING
I-Iet karakter van de tweede herdenkings
dag is eenigszins anders dan dat van de eer
ste. Zouden wij spreken in de terminologie
der Vrije Universiteitsdagen, dan is dit de
dag der wetenschappelijke bijeenkomsten.
Dat teekent zich ook af in de entourage-
niet zoo vol als gisteren in de zaal, en op
het podium is minder „autoriteit".
Als van zelf gaan de gedachten en dus
de gesprekken voor de aanvang uit naar het
droeve einde dat gisteravond plotseling ge
komen is, naar de nabestaanden van den
leeraar uit Ureterp, die door God op 't on
verwachts is overgeplaatst van de strijdende
naar de triomfeerende Kerk.
Even half tien opent Ds. J. Douma de
vergadering met het doen zingen >jan Ps.
103 8 en 9 en in den aanvang van het eer
ste vers „gelijk het gras" is terstond de
toon bepaald, welke dezen aanvang be
heerscht.
Na het lezen van Efeze 4 116 en gebed,
verwelkomt Ds. Douma de aanwezigen. Hij
herinnert aan de bewogenheid van deze
week: eerst de gruwelijke moord te Mar
seille, gisteravond de plotselinge dood van
Ds. Reijenga, wiens stoffelijk overschot
vandaag naar Ureterp wordt overgebracht.
God moge de treurende weduwe en de
haren troosten en geve ons allen een diepen
indruk van Gods daden, maar ook van Zijn
trouw.
Even overziet spr. nog de voorbije samen
komsten: de bidstond onder leiding van Dr.
Dijk, de woorden van Dr. Colijn en de rede
tan prof. Schilder.
In deze zelfde stad zijn echter ook andere
klanken gehoord. Men denke slechts aan de
vergadering van Kenkherstel: „men moet
maar durven".
Dan de vier sprekers van dezen dag in
leidende, spreekt Ds. Douma de hoop uit,
dat ook de discussies wuohtbaa-r mogen
zijn. In verband met de tragische gebeurte
nis van gieteravond en het karakter dezer
samenkomst verzoekt de voorzitter zich van
applaus te onthouden.
Het woord is dan aan Prof. Dr. F. W.
Grosheidie.
Rede Prof. Dr. F. W. Grosheide
„De Afscheiding en de Theologie".
als in ons land
in het begin van
de 19e eeuw de
opvatting heerseh-
te, dat mysticis
me, piëtisme en
separatisme nauw
samenhangen.
Nog in onzen tijd
wil men de Af
scheiding van '34
uit piëtisme ver
klaren. Het pië
tisme beteekent
in den grond der
zaak de looche
ning van
Theologie. En de
officieele stukken
bij de Afschei
ding uitgekomen, stellen in het licht, dat
men de daad der scheiding theologisch wil
de rechtvaardigen cn niet liet rusten op
persoonlijke vroomheid. In de Acte van Doe
veren komt dat uit, doordat zij spreekt van
terugkeer tot de oude liturgie, waarin zich
openbaart het verzet tegen een terecht Ar-
miniaansch en rationalistisch geachten Ge
zangenbundel. Theologisch is echter yooral
Pro*. Grosheide
de Acte van Afscheiding van Ulrum. Zij
tracht in het reine te komen met het stuk
van de kerk. Zij sluit zich ten nauwste aan
bij de artikelen 28 en 29 der Nederlandsche
Geloofsbelijdenis en komt op theologische
gronden tot de slotsom, dat de Hervormde
Kerk voor valsche kerk moet worden ge
houden. Maar ze vergeet ook de andere
zijde niet, want ze wil, geheel afgedacht
van de vraag, of er zulke kringen zijn, tot
kerkelijk samenleven komen met allen die
aan de eischen, welke de belijdenis inzake
de kerk stelt, voldoen. Het merkwaardige is.
dat de Acte van Afscheiding op dit punt
volkomen overeenstemt met die acten, die
in de dagen van de Remonstrantsche twis
ten door de doleerenden zijn opgesteld.
Een andere beschuldiging is, dat de Af
scheiding niet de juiste voorstelling huldig
de inzake het verbond der genade en daar
om ook tot onjuiste daden kwam. Let men
nu op de Utrechtsche K.O. van 1837, da,n
ziet men, dat de afgescheidenen zich juist
zeer veel met het verbond hebben bezig ge
houden, dat men ook op dit stuk tot klaar
heid trachtte te komen en na een oogenblik
verkeerd te zijn gegaan toch op het goede
pad kwam. Ten slotte behaalde het gevoe
len van De Cock de overhand op dat van
Scholte.
De Afscheiding is een daad, ze is op zich
zelf niet bevordering van de Theologie,
maar ze gaat uit van theologische overwe
gingen. En in haar gevolgen beteekent ze
de bewaring en de aanvankelijke opleving
van de Gereformeerde theologie in den tijd,
dat deze schier geen enkelen beoefenaar
meer had. Ze beteekent de handhaving van
de Gereformeerde theologie tegenover de
Groninger school. En zoo is ze voor haar
deel de voorbereiding voor de periode van
de groote Gereformeerde theologen, die ko
men zouden. Hofstede de Groot, de grootste
bestrijder van de Afscheiding, stierf in 1886.
het jaar der Doleantie en heeft het moeten
beleven, dat de Gereformeerde theologie,
die luj meende te hebben overwonnen,
kwam tot een periode van nieuwen bloei.
De voorzitter dank Prof. Grosheide voor
zijn rede, die met onverdeelde aandacht
aangehoord werd.
Rede Dr. C. Bouma
Tweede spreker in de ochtendvergadering
was Dr C. Bouma van 's-Gravenhage, die
een referaat hield over:
De Afscheiding en het Lager en
Hooger Onderwijs
Sterk, aldus Dr Bouma, wordt tegenwoor
dig, en met recht, geaccentueerd, dat de Af
scheiding van 1834 is geweest reformatie;
niet het streven
van een kring een
voudige vromen,
om in stilte onge
hinderd God te.
mogen dienen. En
die reformatie
heeft zich ook uit
gestrekt tot het
ondenvijs.
In het begin der
negentiende eeuw
was ook het on
derwijs gedefor
meerd, door de
schoolwetten van
1801 en 1806, die
een Christendom
voorschreven op
de school, dat aan
Joden en Christe
nen, aan Roomschen en Protestanten geen
ergernis bieden mocht. De zoo ingerichte
openbare school was dè school, want het
geven van onderwijs was niet vrij. In naam
van de eenheid der kerk en de eenheid van
het „dierbare vaderland" hebben Groningers
en Liberalen tientallen jaren lang dit mon
strum verdedigd en de Christelijke schooï
tegengestaan.
In 1834, toen de reformatie kwam, heeft'
■zij zich echter niet kunnen beperken tot de
kerk, maar zich naar haar levenswet uitge
strekt tot elk levensterrein dat gedeformeerd
was, ook met name van het onderwijs. Dat
hebben niet alleen de Afgescheidenen ge
daan; tal van Christenen buiten hun kring
eveneens, maar bij de Afgescheidenen kwam
het motief van hun reformatie er bij. Zóó
sterk, dat b.v. Wormser van de reformatie
van de school heil verwachtte voor de gede
formeerde kerk.
In de eerste tijd na de Afscheiding blijkt
organisatorische actie voor de vrijmaking
der school nog weinig in de kringen der Af
scheiding. De Afgescheidenen hadden een te
zware strijd te voeren voor het levensbestaan
van de kerk, terwijl ook de strenge school
wet van 1806 elk vrij onderwijs in feite on
mogelijk maakte.
Toch begon de schoolstrijd zeer spoedig,
ook in hun kring, vooral na de troonsbestij
ging van Willem II, die tegenover het vrije
onderwijs milder stond dan Willem I. En de
wetsveranderingen in 1842 en 1848 hebben
aan de schoolstrijd sterke prikkels gegeven.
Eerst bestond c|e actie der Afgescheidenen
voor de school voornamelijk in klagen over
de droeve en onveranderlijke toestand, en
het zenden en schrijven van protesten. Maar
daarbij kón het niet blijven, omdat het niet
hielp. Toen begon men de kinderen weg te
houden uit de openbare scholen. Een derge
lijk advies gaf b.v. Scholte in „De Reforma
tie" van 1842, na het bekende K. B.
Verder ging de actie zich ontplooien. In
verband met allerlei, ook sociale omstandig
heden, begon men hier en daar te denken
over landverhuizing naar Amerika, waar
men den kinderen vrij Christelijk ondereijs
kon laten geven. In 1847 vertrokken vele Af
gescheidenen naar Noord-Amerika, en sticht
ten daar Christelijke scholen.
Maar ook in het eigen land begonnen ze
met het geven van ondenvijs. Dwingelo be
zat reeds vroeg een eigen school, in het ge
heim, in het kerkgebouw. Amsterdam zond
onder leiding van Ds van Velzen in 1840
een verzoek in om een diaconieschool te mo
gen oprichten. En van alle kanten werden
nu aan den Koning adressen gezonden met
verzoek om vrijheid tot het oprichten van
Christelijke scholen, in den regel door den
Kerkeraad, soms ook door particuliere per
sonen.
Verschillende Synoden van de Chr. Afge
scheiden Kerk hebben zich met de onderwijs
kwestie bezig gehouden. Verzoeken wer
den door haar aan de Overheid gericht. En
middelen werden beraamd om te komen tot
opleiding van onderwijzers, waarvoor men
in den aanvang aangewezen achtte de Theo
logische School!
In later tijd ontwikkelden de dingen zich'
in wat andere lijn, met handhaving van het
school-reformatorisch beginsel der Afschei
ding. In 1868 werd opgericht de Vereeniging
voor Gereformeerd Schoolonderwijs, welke
door de Synoden terstond zeer in de sympa
thie der gemeente werd aanbevolen.
(Vervolg op blz. 9
De Utrechtsche straatmuzikanten maakten gisteren een goede dag. Ze hadden een
nT. (h !Ca m elkaar itetel en de vele honderden, die zich naar de oude
bilkm'iu^eelTwaar&'erlV" h"d"lkin° cm ^scheiding hij ,e toonen,