Herdenking van de Afscheiding in 1834 VRIJDAG 12 OCTOBER 1934 TWEEDE BLAD PAG. 5 De samenkomsten van gisteren slaagden uitnemend, maar hadden een tragisch einde - Plotseling overlijden van Ds J. E. Reijenga - Dankbetuiging van H.M. de Koningin - Rede van Minister Van Schaick - Prof. Hoekstra en Ds Douma ontvangen een Koninklijke onderscheiding - De vier redevoeringen, die vandaag werden gehouden. Prof. Schilders derde punt De lezers van het verslag over de rede van Prof Schilder zullen zich hebben afgevraagd: waar is des redenaars derde punt geble ven? Het antwoord kan men vinden in het compliment, dat Dr. Colijp aan Prof. Schil der maakte: „Ik dank u inzonderheid, dat u precies op tijd geëindigd is", waarop een hartelijk gelach bewees, dat men begrepen had: de professor heeft z'n derde punt in den steek gelaten, om der Overheid gehoor zaam te zijn. MIDDAGVERGADERING Intusschen vult de zaal zich opnieuw om 'te half twee getuige te zijn van de binnen komst van twee Ministers: van Justitie et' van Onderwijs, te weten Mr. Van Schaik en Mr. Marclian t. Voorts is aanwezig de burgemeester van Utrecht, Mr. Dr. ter P e 1 k w ij k. Aangevangen wordt met het zingen van Ps. 66 6. Dr. Colijn roept een welkom toe aan „onze gasten": Twee raadslieden der Kroon. (Mr. De Wilde en ik tellen vandaag niet mee). Spr. verheugt zich over hun komst. De zorg voor den Eeredienst behoort tot het Departe- I ment van Justitie; de Minister van Onder- wijs heeft geen directe relaties met deze ver gadering, maar hij zal gekomen zijn om de i mannen te zien, die een inrichting voor Hooger Onderwijs voorde theologie onder houden zonder dat het hem een cent kost .(daverend applaus). Voorts verwelkomt Dr. Colijn den b u r g e meester van Utrecht- en Ds. Van D e 11 e il uit Denver (N.Amerika), j Dan geeft spr. zichzelf het woord en reikt den hamer aan den 2en voorzitter Ds. J. Douma van Arnhem, „om de orde te hand haven". .Van de Rede van Dr. Colijn over het onderwerp: „De Afscheiding en het nationale leven" gaven wij gisteren reeds Uitvoerig verslag. Dankwoord van Ds. Douma Ds. Douma spreekt Dr. Colijn toe en herinnert aan de eer en het voorrecht, dat hij I het eere-voorzitterschap van het comité aan- yaard heeft. Spr. dankt hem, dat hij dezen middag aan heel ons volk zóóveel te zeg gen had. Dr. Colijn had gezegd, niet mee te i tellen, maar wij hebben het nu wel anders begrepen! Wanneer de vaders der scheiding eens op dezen dag dit konden zien, hoe zouden zij verbaasd zijn; deze christen-staatsman, deze Christus-belijder is als broeder in ons midden. Ook richt spr. zich tot mevrouw Colijn, die evenals de vrouw van Ds. De Cock, de stille kracht aan zijn zijde is in den strijd. Moge God het geloof der vaderen, dat door genade ook het onze is, bevestigen en versterken, ook aan Dr. Colijn in wiens stam de Verbondsgenade verwezenlijkt is. De liefde om Christus' wil, die hem zooveel I voor ons deed zijn, doe een vrucht opbloeien ook voor de Kerk, waarin Gods Naam nog j ten volle verheerlijkt wordt, (applaus), j Op deze hartelijke toespraak werd spon taan aan Dr. Colijn toegezongen Ps. 134 3. Een telegram van H. M. de Koningin De voorzitter leest, terwijl allen oprijzen, een telegram van de Koningin voor, waarin Zij haar warmen dank betuigt voor de heil bede en voor de betuiging van onverganke lijke trouw. Opnieuw werd het Wilhelmus aangeheven. Toespraak Minister Van Schaick Thans werd het woord gegeven aan den Minister van Justitie, die zeide, gaarne gevolg te hebben gegeven aan dc uitnoodiging om deze samenkomst bij te wo nen. Hier toch wordt een feit herdacht; dat j een aanzienlijk deel van ons volk raakt en I dat tot vrucht heeft gehad beteekenisvolle j invloed op het kerkelijk, maatschappelijk en staatkundig leven van ons volk. 1 De gevolgen der Afscheiding zijn diep in ons volk ingedrongen, speciaal in de Geref. Kerken. Het geloof in God als de bron en de j kracht van het leven moge de Geref. Kerken I sterken. Een zeer bepaalde waarde van deze irken is haar kracht voor de aankweeking n het Godsdienstige leven, haar liefde en MINISTER VAN SCHAIK trouw aan Vaderland en -Vorstenhuis, haar versterking van de fundamenteele volks krachten. De Regeering heeft groote waar deering voor den steun, doar de Geref. Ker ken aan het maatschappelijk leven van ons volk geboden. Hot is Spr. aangenaam te kunnen mee- deelem, dat het H. M. de Koningin behaagd 'heeft,, uit waardeering te benoemen tot ridder in de orde van den Ned. Leeuw Prof. Dr. T. Hoekstra te Kampen en tot officier in dc orde van Oranje-Nassau Dr. .T. Douma te Arnhem. (Stormachtig ap plaus.) Dr. Colijn dankt den Minister voor zijn toespraak en voor de onderscheidingen waarmee hij zulk een goede greep heeft ge daan. Immers ook de Theol. School jubi leert, zij bestaat thans 80 jaren. Aan Prof. Hoekstra wil Spr. dan ook een telegram op zijn ziekbed doen toekomen (applaus). Voorts feliciteert Dr. Colijn Ds. Douma, die als voorzitter van het Comité heel wat meer gedaan heeft dan Spr., die niets -gedaan heeft ter voorbereiding van dit feest Achtereenvolgens voerden nu het woord Prof. Dr. J. Ridderbos, Prof. Dr. G. Ch. Aalders, Ds. I. van Dellen en Prof. Dr. A. Noordtzij. Van hun toespraken gaven wij gisteren reeds verslag. Dr. Colijn dankt Ds. van Dellen Op het nog niet bedanken der sprekers wilde Dr. Colijn één uitzondering maken, n.l. voor Ds. v. Dellen, wien hij een compli ment maakt voor zijn, na 40 jaren in Ame rika te hebben gewoond, nog zoo behoorlijk Hollandsch spreken. Spr. dankt de Amerik. Ref. Church voor de afvaardiging van Ds. v. Dellen en wijst op de roerende gedachte, door dezen aan 't slot geuit over de Catho liciteit van het Christendom. Wij Protestan ten hebben daaraan even groote behoefte als de Kerk van Rome. Spr. verzoekt Ds. van Dellen aller dank over te brengen en bidt de Geref. Kerken in de Ver. Staten voortdurenden bloei toe. Een brief uit Z.-Afrika. Thans leest Dr. S. O. Los den brief voor, door de Geref. Kerken van Zuid-Afrika ge zonden. Hij is gedateerd 30/5 '34 en afkom stig van Ds. D. Postma uit Burgersdorp. Hij herinnert eraan, dat 7o jaren geleden ook te Rustenburg de Geref. Kerk is gesticht, prijst de moedige daad van Hendr. de Cock, waarin Gods getuigenis voor de Waarheid gezegend^ is, wijst op de uitbreiding der Geref. Kerken in ons land, op haar Zen- dingsarbeid, op de beoefening der weten schap aan V.U. en Theol. School en herin nert eraan, dat ook de eerste Geref. predi kant in Z.-Afrika, Ds, Postma, een zoon dei- Afscheiding was. Nog gebruiken de. Z.-Afr. kerken heizelfde psalmboek, dezelfde for mulieren, dezelfde theol. studieboeken. De fin. nood der Afrik, kerken zelf echter belet hen, een collecte voor de hulpbeh. kerken in Nederland te houden. Er is echter ook andere nood in de kerken van Z.-Afrika: tijden van inzinking en verzaking der Geref. waarheid en doorwerking van revol. begin selen. Maar haar leuze is: „Als ik zal vree zen, zal ik op U vertrouwen". De brief ein digt met de toehidding van rijken zegen over de Geref. Kerken van Nederland. Sluiting. Dr. C o 1 ij n, thans het woord nemende, zegt, dat wij een bijzondere wijze van feest viering hebben: vele redevoeringen. Wij kunnen echter veel hebben. Maar de vier van morgen zullen met discussie zijn, dat kan de zaak wat minder donker doen inzien. Spr. wil zich thans beperken tot 'n woord 'van dank over de wijze, waarop ook thans weer rustig vergaderd is. Hij dankt de spre kers en ook Dr. Dijk, die den bidstond leid de, en hoopt, dat deze dagen zullen zijn tot versterking van ons geloof en Godsvertrou wen. Spr. vraagt Prof. Honig te willen voor gaan in dankgebed en wenscht hem geluk met. zijn 70en jaardag. (Spontaan wordt Prof. Honig toegezongen Ps. 134 3). Nadat gezongen is Ps. 68 10, spreekt Prof. Honig het dankgebed uit. De gemeenschappelijke maaltijd RUIM DRIEHONDERD GASTEN Tafelpresident Dr H. Colijn Om 6 uur vereenigden zich ruim 300 gasten aan een vijftal- keurig gedekte tafels, waar van er vier rechthoekig op de hoofdtafel geplaatst waren. Naast Dr. en Mevr. Colijn waren de Ministers De Wilde en Marchant gezeten, terwijl ook aanzat oud-Gouv. Gene raal Id-emburg die den geheelen dag de samenkomsten heeft bijgewoond. Na opening met 'het uitspreken van het „Onze Vader" door Dr. Colijn, duurde het geruimen tijd-, eer de spreekl-ust zich van eenige aanzittenden meester maakte. Ds. Kuiper van Arnhem was de eerste; hij had telegrafisch opdracht gekregen van den kerkeraad te Arnhem, om Ds. Douma te fe- liciteeren met de koninkl. onderscheiding. Hij deed dit met groote blijdschap en sohetste even de typeerende trekken van Ds. Douma, die te Arnhem als de herder met een warm voelend -hart hoogelijk wordt gewaardeerd. Spr. eindigde met de zegenbede, door Ds. Douma zoo vaak uitgesproken: ,yDe Heere zegene en behoede u." Reeds was het menu ver gevorderd, toen pas de tweede spreker opstond. Het was Mi nister Marchant, diie een begrijpelijk ge bruik wilde maken van de gelegenheid, om in dezen kring, -gewend aan het offer, te pleiten voor het nieuwe offer, dat hij vra gen moet in de concentratie der bijz. scholen. Wanneer de geest van 1S34 nog heerscht en hij twijfelt daar niet aan dan zullen degenen, die vandaag feest ge- vierd hebben, de gangmakers zijn voor het brengen der offers welke de regeering in dien financieelen nood thans vragen moet. De derde spreker was weer een Minister: M r. d e W i 1 d e die zich eerst tot Dr. Colijn richtte met de woorden: „Als wij geen mi nister waren, clan waren we toch hier ge weest, want wij hooren hier altijd hij, -zijn de zonen der scheiding. Was het geestelijk nakroost, van de Cock destijds veracht, wij -zijn in de weelde gekomen. Maar deze weel de mag ons nipt beletten de eenheid te zoe ken, moet ons dringen, de splijtzwam te we ren. Er is nu een breede phalanx van Christenmannen op allerlei gebied en het brood der smarte. dat de predikanten van een halve eeuw geleden hebben gegeten, ken nen wij niet. De predikantenstand echter, en ook de onderwijzersstand, zij zijn de geeste lijke leiders en nu de overheid offers vraagt, zullen zij ons volk die offers voorhouden als een door God gewilde daad, om den nood der tijden met 'het geheele volk te dra gen. Daarom stelt spr. een dronk in op den predikantenstand. Vervolgens sprak Ds. J. Douma, van Arn hem, woorden van dank voor de hem door -Ds. Kuiper gebrachte gelukwenschen uit Arnhem. Hij wees op het, verschil tusschen 1834 en 1934: toen de gevangenis, nu een decoratie. Voorts herinnerde hij aan de da- van den schoolstrijd, welke indruk deze op hem als knaap gemaakt had. Die strijd geëindigd, maar niet de taak om, nu op andere wijze, te toonen, dat Gods volk zijn roeping verstaat, waar de overheid een 'beroep doet op samenwerking tot bezuini ging. Alvorens de tafel op te heffen, wilde ten slotte Minister Colijn nog een woord van hulde wijden aan Ds Rietberg, den secreta ris van het Herdenkings-Comité en aan Dr Keizer, den historicus der Afscheiding. Als de Regeering ongelimiteerd ridderorden kon uitreiken, waren zij stellig geridderd. Nu dat niet zoo is, wil spr. hier hun groote ver diensten uitspreken, welke niet minder ge waardeerd worden dan die van Prof. Hoek stra en Ds Dc-uma. Nadat Dr A. Icuvpcr Jr, van Rotterdam in dankgebed was voorgegaan, sprak Ds D. van Dijk, van Groningen, onder daverend gelach het summum van theologen-kortheid uit: „Dr Colijn', „Is aan alle kanten fijn „Daarom is hij mijn!" Aan den gemeenschappelijhen maaltijd in Tivoli. Van lirjes naar rechts: oud-minister. Colijn, minister. Colijiii minister, de. Wildei mevrouw Donner en oud-minister Don?iert Idenburg, minister Marchant, mevrouw Een plotseling afgebroken samenzijn Ds. J. E. Reijenga overleden Nauwelijks was de maaltijd tenëinde, of de groote zaal van Tivoli wachtte ons voor een gezeilig samenzijn. Weer was de zaal tot in alle boeken gevuld. Ditmaal fungeerde het Utrcohtsche Comité van Ontvangst als gastheer en zijn voorzitter, de heer Joh. C. Francken als leider. Na- het zingen van Psalm 1031 ging hij voor in gebed en heet te de aanwezigen welkom. Het is een avond van ontspanning en toch moesten we blij ven in de sfeer van dezen dag. Spr. u deert zeer. dat het Herdenkings Comité vrij wel geheel aanwezig is. Het eerste nummer van het weüvooreiene avond-menu was koorzang; onder leiding van den heer B Verhoeven zong een Gemengd Koor Ps. 138 1 en 4, Gez. 241 en 4 en Gez. 3:1 en 4. Een tragisch einde Nauwelijks waren de laatste woorden gezongen, of men zag plotseling Dr Colijn met de leden van het Comité de zaal verlaten. Men begreep: er moest iets ernstigs gebeurd zijn. Even later betrad Dr Colijn met zijn medeleden blijkbaar ontroerd, het podium, om mede te deelen, dat Ds J. E. R e ij e n g a, van Ureterp plotseling onwel was geworden en naeen paarminu- ten was overleden. Een huivering ging door de zaal en onder aangrijpende stilte deelde Dr Colijn mede, dat de avond thans werd beëin digd, wijl het niet aanging onder den indruk van dit tragisch gebeuren een gezellig samenzijn te hebben. Terstond hierna ging Dr Colijn voor in een aan grijpend gebed en verliet de schare blijkbaar diep onder den indruk van dit droevig verscheiden, de zaal, Wij vernamen nog, dat Ds Reijenga 64 jaar oud was; zijn dochter zou hij Vrijdag uit Leerdam halen; zijn echtgenoot e was alleen thuis te UreterpEen hartverlamming heeft aan de plannen den bodem ingesla gen, en was mede de oorzaak, dat deze eerste dag wel gansch anders geëindigd is dan hot programma voorschreef. Maar de Almachtige rekent niet met mcnschelijke programma's; als de Koning van leven en dood heeft Hij aan dit eeuwfeest een wen ding gegeven, die onze gedachten een oogenblik stil zet, om te bedenken, dat het leven slpchts een damp is, de dood ieder uur wenkt Samenkomsten van heden Utrecht, 12 October 1934 MORGENVERGADERING I-Iet karakter van de tweede herdenkings dag is eenigszins anders dan dat van de eer ste. Zouden wij spreken in de terminologie der Vrije Universiteitsdagen, dan is dit de dag der wetenschappelijke bijeenkomsten. Dat teekent zich ook af in de entourage- niet zoo vol als gisteren in de zaal, en op het podium is minder „autoriteit". Als van zelf gaan de gedachten en dus de gesprekken voor de aanvang uit naar het droeve einde dat gisteravond plotseling ge komen is, naar de nabestaanden van den leeraar uit Ureterp, die door God op 't on verwachts is overgeplaatst van de strijdende naar de triomfeerende Kerk. Even half tien opent Ds. J. Douma de vergadering met het doen zingen >jan Ps. 103 8 en 9 en in den aanvang van het eer ste vers „gelijk het gras" is terstond de toon bepaald, welke dezen aanvang be heerscht. Na het lezen van Efeze 4 116 en gebed, verwelkomt Ds. Douma de aanwezigen. Hij herinnert aan de bewogenheid van deze week: eerst de gruwelijke moord te Mar seille, gisteravond de plotselinge dood van Ds. Reijenga, wiens stoffelijk overschot vandaag naar Ureterp wordt overgebracht. God moge de treurende weduwe en de haren troosten en geve ons allen een diepen indruk van Gods daden, maar ook van Zijn trouw. Even overziet spr. nog de voorbije samen komsten: de bidstond onder leiding van Dr. Dijk, de woorden van Dr. Colijn en de rede tan prof. Schilder. In deze zelfde stad zijn echter ook andere klanken gehoord. Men denke slechts aan de vergadering van Kenkherstel: „men moet maar durven". Dan de vier sprekers van dezen dag in leidende, spreekt Ds. Douma de hoop uit, dat ook de discussies wuohtbaa-r mogen zijn. In verband met de tragische gebeurte nis van gieteravond en het karakter dezer samenkomst verzoekt de voorzitter zich van applaus te onthouden. Het woord is dan aan Prof. Dr. F. W. Grosheidie. Rede Prof. Dr. F. W. Grosheide „De Afscheiding en de Theologie". als in ons land in het begin van de 19e eeuw de opvatting heerseh- te, dat mysticis me, piëtisme en separatisme nauw samenhangen. Nog in onzen tijd wil men de Af scheiding van '34 uit piëtisme ver klaren. Het pië tisme beteekent in den grond der zaak de looche ning van Theologie. En de officieele stukken bij de Afschei ding uitgekomen, stellen in het licht, dat men de daad der scheiding theologisch wil de rechtvaardigen cn niet liet rusten op persoonlijke vroomheid. In de Acte van Doe veren komt dat uit, doordat zij spreekt van terugkeer tot de oude liturgie, waarin zich openbaart het verzet tegen een terecht Ar- miniaansch en rationalistisch geachten Ge zangenbundel. Theologisch is echter yooral Pro*. Grosheide de Acte van Afscheiding van Ulrum. Zij tracht in het reine te komen met het stuk van de kerk. Zij sluit zich ten nauwste aan bij de artikelen 28 en 29 der Nederlandsche Geloofsbelijdenis en komt op theologische gronden tot de slotsom, dat de Hervormde Kerk voor valsche kerk moet worden ge houden. Maar ze vergeet ook de andere zijde niet, want ze wil, geheel afgedacht van de vraag, of er zulke kringen zijn, tot kerkelijk samenleven komen met allen die aan de eischen, welke de belijdenis inzake de kerk stelt, voldoen. Het merkwaardige is. dat de Acte van Afscheiding op dit punt volkomen overeenstemt met die acten, die in de dagen van de Remonstrantsche twis ten door de doleerenden zijn opgesteld. Een andere beschuldiging is, dat de Af scheiding niet de juiste voorstelling huldig de inzake het verbond der genade en daar om ook tot onjuiste daden kwam. Let men nu op de Utrechtsche K.O. van 1837, da,n ziet men, dat de afgescheidenen zich juist zeer veel met het verbond hebben bezig ge houden, dat men ook op dit stuk tot klaar heid trachtte te komen en na een oogenblik verkeerd te zijn gegaan toch op het goede pad kwam. Ten slotte behaalde het gevoe len van De Cock de overhand op dat van Scholte. De Afscheiding is een daad, ze is op zich zelf niet bevordering van de Theologie, maar ze gaat uit van theologische overwe gingen. En in haar gevolgen beteekent ze de bewaring en de aanvankelijke opleving van de Gereformeerde theologie in den tijd, dat deze schier geen enkelen beoefenaar meer had. Ze beteekent de handhaving van de Gereformeerde theologie tegenover de Groninger school. En zoo is ze voor haar deel de voorbereiding voor de periode van de groote Gereformeerde theologen, die ko men zouden. Hofstede de Groot, de grootste bestrijder van de Afscheiding, stierf in 1886. het jaar der Doleantie en heeft het moeten beleven, dat de Gereformeerde theologie, die luj meende te hebben overwonnen, kwam tot een periode van nieuwen bloei. De voorzitter dank Prof. Grosheide voor zijn rede, die met onverdeelde aandacht aangehoord werd. Rede Dr. C. Bouma Tweede spreker in de ochtendvergadering was Dr C. Bouma van 's-Gravenhage, die een referaat hield over: De Afscheiding en het Lager en Hooger Onderwijs Sterk, aldus Dr Bouma, wordt tegenwoor dig, en met recht, geaccentueerd, dat de Af scheiding van 1834 is geweest reformatie; niet het streven van een kring een voudige vromen, om in stilte onge hinderd God te. mogen dienen. En die reformatie heeft zich ook uit gestrekt tot het ondenvijs. In het begin der negentiende eeuw was ook het on derwijs gedefor meerd, door de schoolwetten van 1801 en 1806, die een Christendom voorschreven op de school, dat aan Joden en Christe nen, aan Roomschen en Protestanten geen ergernis bieden mocht. De zoo ingerichte openbare school was dè school, want het geven van onderwijs was niet vrij. In naam van de eenheid der kerk en de eenheid van het „dierbare vaderland" hebben Groningers en Liberalen tientallen jaren lang dit mon strum verdedigd en de Christelijke schooï tegengestaan. In 1834, toen de reformatie kwam, heeft' ■zij zich echter niet kunnen beperken tot de kerk, maar zich naar haar levenswet uitge strekt tot elk levensterrein dat gedeformeerd was, ook met name van het onderwijs. Dat hebben niet alleen de Afgescheidenen ge daan; tal van Christenen buiten hun kring eveneens, maar bij de Afgescheidenen kwam het motief van hun reformatie er bij. Zóó sterk, dat b.v. Wormser van de reformatie van de school heil verwachtte voor de gede formeerde kerk. In de eerste tijd na de Afscheiding blijkt organisatorische actie voor de vrijmaking der school nog weinig in de kringen der Af scheiding. De Afgescheidenen hadden een te zware strijd te voeren voor het levensbestaan van de kerk, terwijl ook de strenge school wet van 1806 elk vrij onderwijs in feite on mogelijk maakte. Toch begon de schoolstrijd zeer spoedig, ook in hun kring, vooral na de troonsbestij ging van Willem II, die tegenover het vrije onderwijs milder stond dan Willem I. En de wetsveranderingen in 1842 en 1848 hebben aan de schoolstrijd sterke prikkels gegeven. Eerst bestond c|e actie der Afgescheidenen voor de school voornamelijk in klagen over de droeve en onveranderlijke toestand, en het zenden en schrijven van protesten. Maar daarbij kón het niet blijven, omdat het niet hielp. Toen begon men de kinderen weg te houden uit de openbare scholen. Een derge lijk advies gaf b.v. Scholte in „De Reforma tie" van 1842, na het bekende K. B. Verder ging de actie zich ontplooien. In verband met allerlei, ook sociale omstandig heden, begon men hier en daar te denken over landverhuizing naar Amerika, waar men den kinderen vrij Christelijk ondereijs kon laten geven. In 1847 vertrokken vele Af gescheidenen naar Noord-Amerika, en sticht ten daar Christelijke scholen. Maar ook in het eigen land begonnen ze met het geven van ondenvijs. Dwingelo be zat reeds vroeg een eigen school, in het ge heim, in het kerkgebouw. Amsterdam zond onder leiding van Ds van Velzen in 1840 een verzoek in om een diaconieschool te mo gen oprichten. En van alle kanten werden nu aan den Koning adressen gezonden met verzoek om vrijheid tot het oprichten van Christelijke scholen, in den regel door den Kerkeraad, soms ook door particuliere per sonen. Verschillende Synoden van de Chr. Afge scheiden Kerk hebben zich met de onderwijs kwestie bezig gehouden. Verzoeken wer den door haar aan de Overheid gericht. En middelen werden beraamd om te komen tot opleiding van onderwijzers, waarvoor men in den aanvang aangewezen achtte de Theo logische School! In later tijd ontwikkelden de dingen zich' in wat andere lijn, met handhaving van het school-reformatorisch beginsel der Afschei ding. In 1868 werd opgericht de Vereeniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs, welke door de Synoden terstond zeer in de sympa thie der gemeente werd aanbevolen. (Vervolg op blz. 9 De Utrechtsche straatmuzikanten maakten gisteren een goede dag. Ze hadden een nT. (h !Ca m elkaar itetel en de vele honderden, die zich naar de oude bilkm'iu^eelTwaar&'erlV" h"d"lkin° cm ^scheiding hij ,e toonen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 5