I:f' !s de Fontein des Levens"
MAANDAG 17 SEPTEMBER 19341
TWEEDE BLAD PAG.
jh' 'rukwekkende gedachtenisrede
van Prof. Dr. J. R. Slotemaker
de Bruine
Aanvaardde veertig jaar geleden
het predikambt in de
N. H. Kerk
Midden in Gods schoone natuur, in
het vriendelijke Kievitkerkje van het
weelderige Wassenaar, heeft gister-
j ochtend Prof. Dr. J. R. Slotemaker de
i Bruine een indrukwekkende gedachte
nisrede gehouden; zulks naar aanlei
ding van het feit, dat hij veertig jaar
I geleden het predikambt in de Ned.
Herv. Kerk aanvaardde. Tot de velen,
die getuige waren van deze plechtige
ure behoorden behalve onze minister-
president Dr. H. Colijn, ook de minis-
j ters Deckers en Oud, zoomede de oud-
minister Jhr. D. J. de Geer. Voorts Jhr.
Beelaerts van Blokland, Pres. van den
Kerkeraad te Wassenaar, Griffier v. d.
Eerste Kamer; de oud-burgemeester
van Leiden, Jhr. de Gijselaer en
eenige predikanten, w.o. Ds. L. D.
Poot, die de Zeemanscentrale verte
genwoordigde.
De dienst ving aan met het zingen van
'salm 119 25 en 88 (het vers van 't. Theo-
ogengezelschap, waarvan Prof. S. de B.
angen tijd lid is geweest), waarop de ge-
oofsbelijdenis werd uitgesproken, en gezon
den het laatste vers van Gezang 52. Daarna
yerd gelezen Jer. 2 9 en Joh. 4 6 en
'oorgegaan in gebed. Nadat nog gezongen
Psalm 42 1, 3 en 5 koos Prof. Slole-
naker tot tekst van zijn rede Psalm 36 10
,Bij U is de fontein des levens")
Hij herinnerde er om te beginnen aan, dat
iet deze tekst was, waarmee hij intrede
eed in zijn eersle gemeente. Dat was op
6 September 1894 in Haulerwijk, in den
luid-Oosthoek van Friesland.
Spr. had niet de behoefte gevoeld, dit feit
Jjzichtig te vieren; doch het totaal onge-
nerkt te laten voorbijgaan wilde hij ook
liet, omdat hij van God en van menschen
veel vriendelijkheid had mogen ontvan-
en. Nu weer van de kerkeraad van Was-
enaar, wien hij hartelijk dank zegde voor
iet afstaan van het kerkgebouw.
Dat spr. veertig jaar terug met genoemden
ekst den kansel beklom, toont aan, hoe hij
lestijds het leven zag. Alleen dan kan er
prake zijn van leven, wanneer er een fon-
ein is, die water opspuit. Geen stilstaand
vater, geen poel, doch een wel is daarvoor
Prof. Br J. R. SLOTEMAKER DE BRUINE
noodig. En tenslotte is, zooals de Psalmist
het zegt, God alleen de fontein van alle
leven.
Haulerwijk nu was een woestijn zonder
een fontein, zoowel in den letterlijken als
overdrachtelijken zin. Men verkeerde er
zoowel in een kerk-geestelijke als een econo-
misch-sociale woestijn, want er was tevens
groote armoede. De vraag reeds derhalve
aanstonds, wat er gedaan moest worden.
Het jaar 1894 was het jaar van den strijd
tusschen Domela Nieuwenhuis en Troelstra;
was het jaar van de oprichting der.
S.D.A.P. En het was destijds geen zeld
zaamheid in die streek, wanneer men als
predikant bij de menschen thuis kwam om
hen van Jezus te leeren, men het antwoord
hooren kreeg. „Dat is de Messias", terwijl
dan gewezen werd op een plaat van
Domela Nieuwenhuis
Nooit heeft spr. dan ook verkondigd, dat
irdsche nood geen beteekenis heeft, wan
neer het met het geestelijke maar in orde is.
Maar omgekeerd heeft spr. het. ook nooit
voor mogelijk gehouden, dat. er een nieuwe
ordening geschapen zou kunnen worden, in
dien de menschen niet van binnen veran
deren. De juiste weg, welke bewandeld be
hoort te worden gaf Golgotha te zien.
Het. was deze gedachte, welke spr. bezielde
toen hij daar in het Noorden aan het werk
toog. En naar mate hij - mèt zijn echtgo-
noote arbeidde, toonde God inderdaad,
dat bij Hem de fontein des levens is. Want
totaal uit elkaar geslagen gezinnen werden
hersteld en aannemelingen van 20 tot 73
jaar toe, die nog niet gedoopt waren, kwa
men tot den Heiland.
Zoo arbeidden wij met vreugde voort, al
dus spr. en m'n vrouw en ik hadden voor
ons geheele leven geen ander ideaal dan
het Wooi'd van Jezus: „Ik ben gezonden
x>r de verloren schapen".
God heeft het evenwel anders gemaakt.
Hij bracht me naar de stad, naar de Hooge-
De nieuwe Lutine
toren is in volle
zee op het wrak
geplaatst en men
is begonnen met
het wegzuigen.
school, om leeraren op te leiden, plaatste
me midden in het sociale leven (Chr. Werk
mansbond en C.N.V.), leidde me naar de
volksvertegenwoordiging en zelfs heb ik een
stuk van liet werk der Overheid mogen
dragen. Bij de inzegening te Haulerwijk had
ik niets, maar dan ook niets van dat ver
dere leven vermoed. In één opzicht is voor
mij gelukkig alles nog hetzelfde gebleven;
nog altijd geldt dat woord: „Bij U is de fon
tein des levens". Misschien zegt spr. het nu
nog wat dieper en ernstiger.
Wat spr. in die vervlogen jaren wel heel
duidelijk is geworden is dit, dat wie econo
mische nooden, nationaal en internationaal
op de handen neemt, telkens weer stuit op
zedelijke en geestelijke misstanden. Er wordt
van alle zijden geroepen om gerechtigheid
en sarnenbinding! Doch hoe? Het egoïsme
moet de wereld uit! Een mooi woord; doch
hoe? Geen klassenstrijd! Een mooi woord;
doch hoe? Trots alle leuzen wordt niets ge
vorderd.
Daarmee wil spr. niet zeggen, dat we wer
keloos moeten gaan zitten kijken, doch wèl,
dat buiten God om niets bereikt worden
kan. En het is helaas tegenwoordig een maar
al te veel voorkomend verschijnsel, dat in
de plaats van de gunst des Heeren men-
schengunst wordt begeerd. Hier denken we
aan de twee boosheden van het volk, waar
van Jeremia gewaagt. De menschen wei
geren te erkennen dat alleen bij God de
fontein des levens is.
Wat moeten wij kerksche menschen nu
doen? Stellig niet met een air over anderen
oordeelen en hun verwijten, dat zij de oor
zaak zijn van het ten onder gaan van Kerk,
Staat en Maatschappij. In de plaats daarvan
moeten we de vraag stellen of de schuld
niet bij ons ligt. Hebben wij voortdurend
blijk gegeven van de oude wetenschap? Het
moet toegegeven, dat. God niet bewezen kan
worden. Geloof is geen hersenzaak maar een
zielezaak. Doch waarom het gaat is, of we
waarachtig geleerd hebben dat. de geestelijke
dorst kan worden weggenomen door do
Fontein des Levens. Wij moeten drinken, en
dan doorgeven. Eerst dan zal het. goed' zijn
aldus eindigde spr.
Hierna zongen allen Gezang 220 3 en
ging Psof. Slotemaker in gebed voor, waar
op staande gezongen werd Psalm 73 13.
Vervolgens werd Prof. Slotemaker namens
den kerkeraad van Wassenaar en de ge
meente bij monde van Dr. Honders, harte
lijk geluk gewenscht. De gemeente be
schouwt. het als een groote eer, U weer eens
te mogen beluisteren aldus spr. Reeds heel
véél mocht ze van uw denken en doen en
van uw pastoralen arbeid genieten, en ze
verblijdt er zich over, dat de band tusschen
haar en uw gezin in elk geval is gehand
haafd gebleven.
Twee jaar diendet ge de gemeente als
hulpprediker en nooit hebt ge u geschaamd
om in ootmoed uw ziel voor God uit te stor
ten. Heb dank voor uw aristocratie des
geestes. Ook het te kerk gaan cleedt ge voort
durend met de grootste regelmaat, zonder
ooit te letten op de weersomstandigheden
of den voorganger. Daarvoor eeren wij u.
Doch tevens willen we u eeren als dienaar
der Kroon, in welke kwaliteit men vaak het
mikpunt is van hoon en spot. De geheele
gemeente van Wassenaar staat evenwel
achter u.
Trots uw veelzijdigen arbeid, op zoo veler
lei terrein, bleeft ge toch steeds voor alles
de minister verbi divini, de bedienaar des
Goddelijken Woords. Mathematisch waart
ge slechts 22 jaar predikant en 2 jaar hulp
prediker, maar waar ge steeds voor vijf
hebt geteld waart gij niet minder dan 120
jaar predikant. En met welk een vitaliteit.
En gij, die als predikant in de wieg werd
gelegd, zal dat blijven tot aan het einde. Wij
achten u als een waterdrager en een water-
putter!
Gij waart. het moge paradoxaal klin
ken altijd een groot vat, dat gauw over
liep. God schonk u die genade, zoowel voor
het kerkelijk, het maatschappelijk als het ge
zinsleven.Gorl heeft u het goede, rviet onthou
den, zooals Hij dat niemand onthoudt, die
uit Zijn gerechtigheid leeft.
Op verzoek van den spr. zongen allen
daarna Psalm 84 6, waarna Prof.
Slotemaker dank bracht voor de goede woor
den, doch omdat hij zich nog gerefor-
De eenvoudige
woning van den
multi-millionair
Oene van Teijen
te Beesterzwaag,
om wiens erfenis
een kwestie ge
rezen is tusschen
familie en den
universeel erfge-
meerd genoeg voelde, zooals hij zelf zeide
verzócht hij den dienst te mogen eindigen,
met Psalm 72 11 (Zijn naam moet eeuwig
eer ontvangen) opdat niet de mensch, doch
God verheerlijkt worde.
Pietgeen geschiedde qn waarmee de dienst
beëindigd werd.
Kunst en Letteren.
POËZIE PER GRAMOFOQNPLAAT.
De voordrachtskunstenaar Paul Huf heeft
het mooie plan tot uitvoering gebracht, de
levende voordracht van Nederlandsche let
terkunde vast te leggen op gramofoon.platen
Een album met 7 platen over Nederlandsche
literatuur is thans gereed gekomen bij Co
lumbia Gramophone Cy te Londen en zal
straks voor f 25 verkrijgbaar gesteld wor
den. De 14 speelkanten bevatten 35 gedich
ten: 't Wilhelmus, vier Middeleeuwsche, vijf
Vondeliaansche verzen, werk van Hooft,
van Deyssel, Verwey, van Eeden, Henr. Ro
land Holst, Boutens, Klóos, Leopold, Gorter,
Marsman, Werumeus Buning, Nijhoff,
Bloem, A. Roland Holst, Slauerhoff, van
Duinkerken, Engelman, Gossaert en Antho-
nie Donker. Voor het onderwijs achten wij
deze uitgave van groot belang. Jammer, dat
de Christelijke dichters niet ruimer verte
genwoordigd zijn. Jacqueline van der Waals
bijv, had toch niet mogen ontbreken. Of ook
Willem de Mérode!
KLAVARSCRIBO.
Een nieuw „Klavar-kantoor" te Slikker
veer wordt 22 September feestelijk en met
een demonstratie in gebruik' genomen, zoo
meldt het „Klavar-Nieuws" van deze maand,
dat verder melding maakt van weer tal
van nieuwe muziek-uitgaven in het nieuwe
muziekschrift „zonder kruisen en mollen",
zooals „Kun je nog zingen, zing dan mee",
„Geestelijke Liederen" van J. N. Voorhoeve,
25 koralen in modernen stijl van Willem
ROFFELRIJMEN.
ZIE VOORUIT!
.nks het tegen;
Zorgman, De études van Chopin in 9 band
jes enz. Aangekondigd wordt voorts het i
den handel brengen van een chromatisc'
gestemde metallofoon voor kinderen, waar
van de plaatjes op de wijze van klavier-
toetsen zwart en wit zijn gemaakt om kin
deren spelende aan 't klavar-muziekschrift
te wennen. „Deze metallofoons zijn zoo na
mogelijk van standaard stemming (a1
435 trillingen per seconde) zoodat men deze
ook in samenspel met een normaal gestem
de piano of orgel kan gebruiken." In ver
band hiermede wordt een bundeltje „Voor
twee kleine handjes" met de allereenvou
digste kinderliedjes aangekondigd, in wat
grooter en daardoor nog duidelijker schrift
dan de normale Klavar-lineatuur.
Wetenschap.
OPGRAVINGEN IN HST KREMLIN.
Zooals een oude legende verhaalt, is het
Kremlin te Moskou op de resten van een
oude stad gebouwd. In wetenschappelijke
kringen heeft men dit tot nog toe ook als
een legende beschouwd, maar bij de restau
ratie waarmee men onlangs is aangevangen
is men op belangrijke vondsten gestuit.
Men heeft oorspronkelijke ma
nuscripten van Cicero, Livius
en Tacitus gevonden en deze ter be
studeering een oudheidkundige commissie
toegezonden. Men heeft verder nog een zeer
fraai bewerkte, zwaar ijzeren kist gevonden,
die 'n aantal documenten en origineel e
brieven van Napoleon bevat. Men
vermoedt, dat Napoleon de kist in zijn over
haaste vlucht uit Moskou in 1812 achter
gelaten heeft. Ook heeft men een prachtig
tafelservies gevonden, dat Tsaar Alexander
I na de onderhandelingen van Tilsit aan
Napoleon ten geschenke heeft gegeven.
Nog interessanter is de ontdekking van
een deel van de bib loth eek van
I w a n de Verschrik kei ij ke, welke
tezamen met .een groote schat door hem in
druk uitgeoefend op do modern©
vakbonden om overeenstemming met
het Werkfonds te voorkomen, rek
Een van onze trouwe lezerst
Die ik kort geleden sprak,
Meende dat bij ons nog heel wat
Aan de voorlichting ontbrak.
De Partij deed veel te weinig;
't C.N.V. deed niet genoeg;
Ook de krant gaf lang niet alles
Wat de tijd wel van hem vroeg.
Wij, wij werkers op fabrieken,
Leven midden in de strijd;
Onze roode kameraden
Zijn veel beter ingewijd,
Hebben allerlei brochures,
Echte rake volkslectuur;
Dikivijls hebben ivij geen antwoord,
En dat wreekt zich op den duur.
Laat ik ruiterlijk erkennen:
't Vakverbond noch de Partij
Noch de krant kan ooit genóég doen,
Ook al gaan ze zij aan zij.
Dat de roode kameraden
Beter op de hoogte zijn
Is niet anders dan brutale
Pralend opgehouden schijn.
Zelfs de schrijvers der brochures
(Raak? welnee, alleen brutaal!)
Schermen slechts met dikke woorden
En dat doen ze geniaal.
Hun taktiek is die des dwazent
Duizend vragen werpt hij op,
Dat kan zelfs teveel gevergd zijn
Van de allerknapste kop.
Laat 07is op de daden letten
Die de rooide heeren doen,
En dan wordt het je geregeld
Voor de oogen geel en groen:
Elke dag staat in de A.P.:
„De regeering zie vooruit
Daarmee wordt op groote werken,
Op meer spoed vooral, geduid.
Lees nu even wat ik knipte:
Rood, doet alles wat het kan
Om de voortgang te beletten
Van het werkverschaffingsplan!
Zoo, zóó staat het, en niet anders!
Telkens blijkt het zonneklaar:
Rood is voor 't ivaarachtig welzijn
Van ons volk een groot gevaar.
LEO LENS
Nadruk verboden.)
'n Migraine op komst?
Als 's morgens dat onbehaaglijke
gevoel weer zoo'n ellendige
aanval van migraine aankondigt,
voorkom dan die misère met 1 of 2 a(k k e*b]
AKKEB,CACHETS
gemetseld moet zijn.
Prof. Stelecki, die belast is met de opgra
vingen, hoopt ook de schat, die uit goud,
edelsteenen en oude handschriften moet be
staan, te zullen vinden.
Uit de dagen der Afscheiding
Ds. H.de Cock in de gevangenis
te Groningen
Over het verblijf van den Ulmmschen
leeraar in de Groningsche gevangenis zendt
Ds. A. H. Hilbers, Chr. Geref. predikant te
Groningen ons eenige bijzonderheden, welke
niet algemeen bekend zijn. Zij werden gevon
den in de notulen van de Regentenvergade
ring, waarin van den gevangene de Cock
sprake is. Voorts heeft Ds Hilbers ons enkele
foto's doen toekomen, die geheel onbekend
zijn. Twee ervan komen voor in het vanwege
de Synode der Chr. Ger-ef. Kerk uitgegeven
Gedenkboek; de uitgever van dit boek, de
heer D. J. van Brummen te Dordrecht, gaf
ons toestemming tot overnemen.
Ter oriënteering van onze lezers herinneren we even aan het
tijdperk, waarin het optreden van de Cock aanleiding gaf tot
zijn gevangenneming. Op den Hervormingsdag van het jaar
1834 moest Ds. de Cock voor de rechtbank te Appingedam ver
schijnen wegens zijn houding in de kerk van Ulrüm op 19
[October, de eerste Zondag na de daad der Afscheiding. Hij had
toen den kansel willen beklimmen, doch dit was hem belet
door veldwachters, gezonden door den Officier van Justitie uit
Appingedam. De Cock had nochtans gepreekt (over Ef. 2:8
10)staande op een bank.
Dit feit kwam hem te staan op een boete van 150 gulden en
3 maanden gevangenisstraf. Van dit, op 7 Nov. gewezen vonnis,
ging de Cock in hooger beroep bij de rechtbank te Groningen.
Deze bekrachtigde het vonnis van Appingedam op den 28sten
Nov. en nog op denzelfden dag, 's middags 4 uur werd de Cock
onder politie-geleide vanuit de rechtzaal in de Botermgestraat
naar de gevangenis in de Zoutstraat gebracht. Het werd hem
niet vergund behoorlijk van vrouw en kinderen afscheid te
nemen en zijn zaken te regelen.
Uit alles bleek, dat de kerkelijke en burgerlijke overheid met
de rechterlijke macht hierin het eens waren, dat deze „kerke
lijke oproerkraaier" de Cock zoo spoedig mogelijk onschadelijk
moest gemaakt worden. Wat kon men dan beter doen, dan
hem het spreken onmogelijk te maken door hem in de gevan
genis te zetten?
Wij geven thans het woord aan Ds. Hilbers:
Zoo zat dan Ds. TI. de Cock, die met heiligen ijver voor de
Gereformeerde leer opkwam, in de gevangenis te Groningen.
Hoe het dezen getrouwen dienstknecht Gods aldaar gegaan
is, blijkt wel uit de brieven, die hij van daar naar zijn vrouw
zond.
Doch door bemiddeling van den WelEd. Heer Mr. de Visser,
kreekennis van de notulen van het college van regenten
er duidelijk hoe met Ds. de
Een vergadering van Regenten.
In de vergadering der regenten van 5 Dec. werd onder meer
het volgende besproken. Dat aan Hendrik de Cock is toegestaan
om tot „de Pistole" in de gevangenis te worden toegelaten. De
pistole was nog een soort „kamer", waarin men zich wat ge
makkelijker kon bewegen, dan in de cellen en andere lokalen
voor gevangenen. Hier moest huur voor betaald worden, doch
de heeren regenten besloten het volgende: „Er wordt onder
approbatie van dit verrichte besloten, de huurprijs der Pistole
van opgemelde H. de Cock in te vorderen, niet van af den dag,
dat dezelve die kamer werkelijk heeft betrokken, zooals vroe
ger in soortgelijke gevallen wel eens heeft plaats gehad, maar
slechts van af de dagteekening van dit besluit". De Cock be
hoefde dus de huur te betalen niet vanaf 28 Nov., maar vanaf
5 Dec. Deze welwillendheid betoonden de Heeren Regenten.
Een lid der vergadering meldt, dat hij, toen hij met het toe
zicht op de gevangenis belast was, onderscheidene stukken, die
door de Cock geschreven waren, in ontvangst genomen had en
nu ter vergadering bracht. Volgens hem kwamen daarin uit
drukkingen in voor, die ten deele „beleedigend" waren voor
daarin genoemde ambtenaren en collegiën enz. (Wie de brieven
van Ds. de Coclc kent uit dien tijd, weet wel, wat voor uitdruk
kingen „beleedigend" moe.ten geacht worden).
Ook had genoemde regent, brieven van Ds. de Cock bij zich,
gericht „aan onderscheidene gemeenten van zijn aanhang, waar
in vooral geen minder ongepaste uitdrukkingen jegens geconsti
tueerde autoriteiten of personen gevonden werden".
Er wordt besloten, nadat, de Cocks correspondentie gelezen is:
a. den concierge te gelasten om alle aan de Cock gerichle
stukken, na inzage aan hem ter hand te stellen en de brieven
De bekende „Groote Marktmet het stadhuis te Groningen, uit
den tijd vail Ds. H. de Cock. Geheel links op deze foto, txoee hui
zen verder dan hier te zien zijn, stond fceer waarschijnlijk het
hotel van den heer H. v. d. Laan, waar Ds. de Cock 'op 11 Maart
1834 moest verschijnen voor de Commissie van het iProv. Kerk
bestuur m verband met zijn schorsing.
door denzelven aan zijne vrouw geschreven, aan den regent der
maand ter hand te stellen, die derzelver expeditie, indien de in
houd zulks eenigszins toelaat, zal toestaan; en om eindelijk te
zorgen, dat door de Cock geenerlei papieren of schrifturen wor
den overgereikt aan de personen, die hem komen bezoeken en
b. den secretaris te commiteren om de ter vergadering geëx-
hibeerde schrifturen aan de Cock terug te geven, met de kennis
geving, dat het College de verzending van deze en soortgelijke
stukken niet kan toelaten doch aan hem overlaat om zich des
wege tot hooger autoriteit te wenden.
Hieruit blijkt dus, dat de correspondentie, die de Coclc voerde
onder strenge controle kwam te staan, dat hij zijn reeds geschre
ven brieven wel terug ontving maar geen toestemming verkreeg
van verzending, en dat hij deze toestemming maar verzoeken
moest bij een hoogere autoriteit. Bedoeld wordt, dat hij zich daar
voor wenden moest tot. den Gouverneur Rengers.
Ook werd nog besloten, dat, gedetineerde De Cock kon toege
laten worden bij de godsdienstoefeningen in de gevangenis, in
dien hij zulks verzocht, „mits hij vooraf belooft in de kerk het
woord niet te zullen opvatten". Wilde hij dit niet beloven, dan
zou hij niet tot de godsdienstoefening worden toegelaten.
Brief van de Cock aan den Gouverneur
In een vergadering van Vrijdag 19 Dec. wordt door de regen
ten behandeld een adres, door Ds. de Coclc aan den Gouverneur
gericht, met verschillende verzoeken.
Uit het advies blijkt, dat de heeren regenten nog wel eenige
goedwilligheid inzake de verzoeken van Ds. de Cock willen be-
toonen. Zij adviseeren ten minste aan den Gouverneur om vrij
heid te geven aan de Cock voor verzending van zijn brieven
en andere stukken, ook willen zij wel toestaan, dat de vrienden
van de Cock hem langer mogen bezoeken dan een kwartier
tijds, hoewel niet meer dan drie bezoeken daags. Een langdurig
bezoek van zijn vrouw werd niet toegestaan, terwijl men geen
bezwaar heeft, dat K. Ritsema hij de Cock in de pistole zal in-
Doch 14 dagen later komt in de regentenvergadering het be
sluit van den Gouverneur aangaande liet adres van Ds. de Coclc
ter tafel en daaruit blijkt, dat al zijn verzoeken geweigerd wor
den. De heeren regenten moeten op gelijken voet voortgaan zijn
brieven en stukken voor de drukpers te behandelen; geen rui
mere toegang wordt aan zijn vrienden toegestaan, zijn vrouw
mag niet eenige dagen bij hem vertoeven, en zijn geloofsgenoot
Ritzema mag niet in zijn vertrek geplaatst, worden.
Gouverneur Rengers kende voor de Coclc geen pardon. Hij
toonde het goed eens te zijn met alle hooge Overlieids personen
en kerkelijke besturen dier dagen, dat met geweld, die kerke
lijke strijd der afgescheidenen moest onderdrukt, worden.
Dat was het liberalisme, dat z.g.n. voor de geestelijke vrijheid
van den mensch opkwam. Na honderd jaar blijkt het, dat niet
het liberalisme, maar de waarheid van den verdrukten de Cock
gezegevierd heeft.
In de vergadering der regenten van 13 Febr. '34 kwam het be
richt binnen van den concierge Kruiger „dat op 26 dezer ont
slagen moest worden Hendrik de Cock"
Tot zoover de notulen van de Regentenvergadering.
Bezoeken In de gevangenis
Op Vrijdagmiddag (28 Nov.) kwam dus Da. de Cock in de
gevangepis. Hoe hij zelf gesteld was blijkt uil ziju schrijven
De andere zijde nan de Groote Markt met gezicht op de Martini
toren. Zeer dicht is hier bij de Guldenstraat, waar de „Afgeschei
denen" in 1839 een kerkje kregen, waarin fevens Ds. H. de Cock
zelf woonde.
Deze foto's zijn reproducties van gravures afkomstig uit hel
jaar 1820.
aan zijn vrouw. Toen hij 's avonds om 8 uur in „de pistole"
werd gebracht door den cipier Kruiger met zijn knecht, mocht
hij als Paulus en Silas weleer, zich verheugen in zijn God. Hij
begon Gode lofzangen te zingen. Op dien eersten avond, zong
hij blijmoedig Psalm 138, daarna de eerste zes verzen van
Psalm 68 en nadien Psalm 2 1—5. En als hij zijn eerste gc-
vangenismaal gebruikt heeft en zich ter ruste zal begeven, zingt
hij nog vers 6 en 7 van Psalm 2.
Voor hem gold het ook: Als ik omringd door tegenspoed, Be
zwijken moet, Schenkt Gij mij leven Hij kon instemmen, dat
de Heere zal opstaan tot den strijd om Zijn haters Ie ver
strooien. Hij mocht zich troosten met de wetenschap, dat de
hooge God zijn woedende vijanden zou verslaan, wijl hij streed
den stiïjd des Heeren.
Aan voortdurend bezoek ontbrak het De Cock niet- Zoowel
zusters als broeders bezochten hem geregeld en brachten hem
nog het een en ander mede. Zijne getrouwen leefden hartelijk
met hem mee.
Voorts bestudeerde hij, bij het geregeld lezen van den Bijbel
de institutie van Calvijn, las eveneens veel in het martelaars
boek. Zelf getuigt hij van zijn gevangenschap nog het volgende:
„Ik mag mij nog grootelijks verblijden over mijne ge
vangenis in de vriendschap der menschen, die mij bedie
nen; wanneer ik gedenk aan een Jeremias, Paulus en
zoovele andere martelaren, die ook in dezen nog vele
voorrechten moesten missen, die ik onwaardige, bij hen
te vergelijken, geringe dienstknecht des Heeren, uit de
volheid Zijner genade ontvangen mag.
Mijne gevangenis zij mij hier voorts door des Heeren
bnverdiende genade een Patmos van Jo'^*- ;«-n
Evangelist en een Wartburg van Luther en u iw,
worde geschonken de blijdschap van de vrt. \...i Live
uit genade om Jezus' .wil,"