I:f' !s de Fontein des Levens" MAANDAG 17 SEPTEMBER 19341 TWEEDE BLAD PAG. jh' 'rukwekkende gedachtenisrede van Prof. Dr. J. R. Slotemaker de Bruine Aanvaardde veertig jaar geleden het predikambt in de N. H. Kerk Midden in Gods schoone natuur, in het vriendelijke Kievitkerkje van het weelderige Wassenaar, heeft gister- j ochtend Prof. Dr. J. R. Slotemaker de i Bruine een indrukwekkende gedachte nisrede gehouden; zulks naar aanlei ding van het feit, dat hij veertig jaar I geleden het predikambt in de Ned. Herv. Kerk aanvaardde. Tot de velen, die getuige waren van deze plechtige ure behoorden behalve onze minister- president Dr. H. Colijn, ook de minis- j ters Deckers en Oud, zoomede de oud- minister Jhr. D. J. de Geer. Voorts Jhr. Beelaerts van Blokland, Pres. van den Kerkeraad te Wassenaar, Griffier v. d. Eerste Kamer; de oud-burgemeester van Leiden, Jhr. de Gijselaer en eenige predikanten, w.o. Ds. L. D. Poot, die de Zeemanscentrale verte genwoordigde. De dienst ving aan met het zingen van 'salm 119 25 en 88 (het vers van 't. Theo- ogengezelschap, waarvan Prof. S. de B. angen tijd lid is geweest), waarop de ge- oofsbelijdenis werd uitgesproken, en gezon den het laatste vers van Gezang 52. Daarna yerd gelezen Jer. 2 9 en Joh. 4 6 en 'oorgegaan in gebed. Nadat nog gezongen Psalm 42 1, 3 en 5 koos Prof. Slole- naker tot tekst van zijn rede Psalm 36 10 ,Bij U is de fontein des levens") Hij herinnerde er om te beginnen aan, dat iet deze tekst was, waarmee hij intrede eed in zijn eersle gemeente. Dat was op 6 September 1894 in Haulerwijk, in den luid-Oosthoek van Friesland. Spr. had niet de behoefte gevoeld, dit feit Jjzichtig te vieren; doch het totaal onge- nerkt te laten voorbijgaan wilde hij ook liet, omdat hij van God en van menschen veel vriendelijkheid had mogen ontvan- en. Nu weer van de kerkeraad van Was- enaar, wien hij hartelijk dank zegde voor iet afstaan van het kerkgebouw. Dat spr. veertig jaar terug met genoemden ekst den kansel beklom, toont aan, hoe hij lestijds het leven zag. Alleen dan kan er prake zijn van leven, wanneer er een fon- ein is, die water opspuit. Geen stilstaand vater, geen poel, doch een wel is daarvoor Prof. Br J. R. SLOTEMAKER DE BRUINE noodig. En tenslotte is, zooals de Psalmist het zegt, God alleen de fontein van alle leven. Haulerwijk nu was een woestijn zonder een fontein, zoowel in den letterlijken als overdrachtelijken zin. Men verkeerde er zoowel in een kerk-geestelijke als een econo- misch-sociale woestijn, want er was tevens groote armoede. De vraag reeds derhalve aanstonds, wat er gedaan moest worden. Het jaar 1894 was het jaar van den strijd tusschen Domela Nieuwenhuis en Troelstra; was het jaar van de oprichting der. S.D.A.P. En het was destijds geen zeld zaamheid in die streek, wanneer men als predikant bij de menschen thuis kwam om hen van Jezus te leeren, men het antwoord hooren kreeg. „Dat is de Messias", terwijl dan gewezen werd op een plaat van Domela Nieuwenhuis Nooit heeft spr. dan ook verkondigd, dat irdsche nood geen beteekenis heeft, wan neer het met het geestelijke maar in orde is. Maar omgekeerd heeft spr. het. ook nooit voor mogelijk gehouden, dat. er een nieuwe ordening geschapen zou kunnen worden, in dien de menschen niet van binnen veran deren. De juiste weg, welke bewandeld be hoort te worden gaf Golgotha te zien. Het. was deze gedachte, welke spr. bezielde toen hij daar in het Noorden aan het werk toog. En naar mate hij - mèt zijn echtgo- noote arbeidde, toonde God inderdaad, dat bij Hem de fontein des levens is. Want totaal uit elkaar geslagen gezinnen werden hersteld en aannemelingen van 20 tot 73 jaar toe, die nog niet gedoopt waren, kwa men tot den Heiland. Zoo arbeidden wij met vreugde voort, al dus spr. en m'n vrouw en ik hadden voor ons geheele leven geen ander ideaal dan het Wooi'd van Jezus: „Ik ben gezonden x>r de verloren schapen". God heeft het evenwel anders gemaakt. Hij bracht me naar de stad, naar de Hooge- De nieuwe Lutine toren is in volle zee op het wrak geplaatst en men is begonnen met het wegzuigen. school, om leeraren op te leiden, plaatste me midden in het sociale leven (Chr. Werk mansbond en C.N.V.), leidde me naar de volksvertegenwoordiging en zelfs heb ik een stuk van liet werk der Overheid mogen dragen. Bij de inzegening te Haulerwijk had ik niets, maar dan ook niets van dat ver dere leven vermoed. In één opzicht is voor mij gelukkig alles nog hetzelfde gebleven; nog altijd geldt dat woord: „Bij U is de fon tein des levens". Misschien zegt spr. het nu nog wat dieper en ernstiger. Wat spr. in die vervlogen jaren wel heel duidelijk is geworden is dit, dat wie econo mische nooden, nationaal en internationaal op de handen neemt, telkens weer stuit op zedelijke en geestelijke misstanden. Er wordt van alle zijden geroepen om gerechtigheid en sarnenbinding! Doch hoe? Het egoïsme moet de wereld uit! Een mooi woord; doch hoe? Geen klassenstrijd! Een mooi woord; doch hoe? Trots alle leuzen wordt niets ge vorderd. Daarmee wil spr. niet zeggen, dat we wer keloos moeten gaan zitten kijken, doch wèl, dat buiten God om niets bereikt worden kan. En het is helaas tegenwoordig een maar al te veel voorkomend verschijnsel, dat in de plaats van de gunst des Heeren men- schengunst wordt begeerd. Hier denken we aan de twee boosheden van het volk, waar van Jeremia gewaagt. De menschen wei geren te erkennen dat alleen bij God de fontein des levens is. Wat moeten wij kerksche menschen nu doen? Stellig niet met een air over anderen oordeelen en hun verwijten, dat zij de oor zaak zijn van het ten onder gaan van Kerk, Staat en Maatschappij. In de plaats daarvan moeten we de vraag stellen of de schuld niet bij ons ligt. Hebben wij voortdurend blijk gegeven van de oude wetenschap? Het moet toegegeven, dat. God niet bewezen kan worden. Geloof is geen hersenzaak maar een zielezaak. Doch waarom het gaat is, of we waarachtig geleerd hebben dat. de geestelijke dorst kan worden weggenomen door do Fontein des Levens. Wij moeten drinken, en dan doorgeven. Eerst dan zal het. goed' zijn aldus eindigde spr. Hierna zongen allen Gezang 220 3 en ging Psof. Slotemaker in gebed voor, waar op staande gezongen werd Psalm 73 13. Vervolgens werd Prof. Slotemaker namens den kerkeraad van Wassenaar en de ge meente bij monde van Dr. Honders, harte lijk geluk gewenscht. De gemeente be schouwt. het als een groote eer, U weer eens te mogen beluisteren aldus spr. Reeds heel véél mocht ze van uw denken en doen en van uw pastoralen arbeid genieten, en ze verblijdt er zich over, dat de band tusschen haar en uw gezin in elk geval is gehand haafd gebleven. Twee jaar diendet ge de gemeente als hulpprediker en nooit hebt ge u geschaamd om in ootmoed uw ziel voor God uit te stor ten. Heb dank voor uw aristocratie des geestes. Ook het te kerk gaan cleedt ge voort durend met de grootste regelmaat, zonder ooit te letten op de weersomstandigheden of den voorganger. Daarvoor eeren wij u. Doch tevens willen we u eeren als dienaar der Kroon, in welke kwaliteit men vaak het mikpunt is van hoon en spot. De geheele gemeente van Wassenaar staat evenwel achter u. Trots uw veelzijdigen arbeid, op zoo veler lei terrein, bleeft ge toch steeds voor alles de minister verbi divini, de bedienaar des Goddelijken Woords. Mathematisch waart ge slechts 22 jaar predikant en 2 jaar hulp prediker, maar waar ge steeds voor vijf hebt geteld waart gij niet minder dan 120 jaar predikant. En met welk een vitaliteit. En gij, die als predikant in de wieg werd gelegd, zal dat blijven tot aan het einde. Wij achten u als een waterdrager en een water- putter! Gij waart. het moge paradoxaal klin ken altijd een groot vat, dat gauw over liep. God schonk u die genade, zoowel voor het kerkelijk, het maatschappelijk als het ge zinsleven.Gorl heeft u het goede, rviet onthou den, zooals Hij dat niemand onthoudt, die uit Zijn gerechtigheid leeft. Op verzoek van den spr. zongen allen daarna Psalm 84 6, waarna Prof. Slotemaker dank bracht voor de goede woor den, doch omdat hij zich nog gerefor- De eenvoudige woning van den multi-millionair Oene van Teijen te Beesterzwaag, om wiens erfenis een kwestie ge rezen is tusschen familie en den universeel erfge- meerd genoeg voelde, zooals hij zelf zeide verzócht hij den dienst te mogen eindigen, met Psalm 72 11 (Zijn naam moet eeuwig eer ontvangen) opdat niet de mensch, doch God verheerlijkt worde. Pietgeen geschiedde qn waarmee de dienst beëindigd werd. Kunst en Letteren. POËZIE PER GRAMOFOQNPLAAT. De voordrachtskunstenaar Paul Huf heeft het mooie plan tot uitvoering gebracht, de levende voordracht van Nederlandsche let terkunde vast te leggen op gramofoon.platen Een album met 7 platen over Nederlandsche literatuur is thans gereed gekomen bij Co lumbia Gramophone Cy te Londen en zal straks voor f 25 verkrijgbaar gesteld wor den. De 14 speelkanten bevatten 35 gedich ten: 't Wilhelmus, vier Middeleeuwsche, vijf Vondeliaansche verzen, werk van Hooft, van Deyssel, Verwey, van Eeden, Henr. Ro land Holst, Boutens, Klóos, Leopold, Gorter, Marsman, Werumeus Buning, Nijhoff, Bloem, A. Roland Holst, Slauerhoff, van Duinkerken, Engelman, Gossaert en Antho- nie Donker. Voor het onderwijs achten wij deze uitgave van groot belang. Jammer, dat de Christelijke dichters niet ruimer verte genwoordigd zijn. Jacqueline van der Waals bijv, had toch niet mogen ontbreken. Of ook Willem de Mérode! KLAVARSCRIBO. Een nieuw „Klavar-kantoor" te Slikker veer wordt 22 September feestelijk en met een demonstratie in gebruik' genomen, zoo meldt het „Klavar-Nieuws" van deze maand, dat verder melding maakt van weer tal van nieuwe muziek-uitgaven in het nieuwe muziekschrift „zonder kruisen en mollen", zooals „Kun je nog zingen, zing dan mee", „Geestelijke Liederen" van J. N. Voorhoeve, 25 koralen in modernen stijl van Willem ROFFELRIJMEN. ZIE VOORUIT! .nks het tegen; Zorgman, De études van Chopin in 9 band jes enz. Aangekondigd wordt voorts het i den handel brengen van een chromatisc' gestemde metallofoon voor kinderen, waar van de plaatjes op de wijze van klavier- toetsen zwart en wit zijn gemaakt om kin deren spelende aan 't klavar-muziekschrift te wennen. „Deze metallofoons zijn zoo na mogelijk van standaard stemming (a1 435 trillingen per seconde) zoodat men deze ook in samenspel met een normaal gestem de piano of orgel kan gebruiken." In ver band hiermede wordt een bundeltje „Voor twee kleine handjes" met de allereenvou digste kinderliedjes aangekondigd, in wat grooter en daardoor nog duidelijker schrift dan de normale Klavar-lineatuur. Wetenschap. OPGRAVINGEN IN HST KREMLIN. Zooals een oude legende verhaalt, is het Kremlin te Moskou op de resten van een oude stad gebouwd. In wetenschappelijke kringen heeft men dit tot nog toe ook als een legende beschouwd, maar bij de restau ratie waarmee men onlangs is aangevangen is men op belangrijke vondsten gestuit. Men heeft oorspronkelijke ma nuscripten van Cicero, Livius en Tacitus gevonden en deze ter be studeering een oudheidkundige commissie toegezonden. Men heeft verder nog een zeer fraai bewerkte, zwaar ijzeren kist gevonden, die 'n aantal documenten en origineel e brieven van Napoleon bevat. Men vermoedt, dat Napoleon de kist in zijn over haaste vlucht uit Moskou in 1812 achter gelaten heeft. Ook heeft men een prachtig tafelservies gevonden, dat Tsaar Alexander I na de onderhandelingen van Tilsit aan Napoleon ten geschenke heeft gegeven. Nog interessanter is de ontdekking van een deel van de bib loth eek van I w a n de Verschrik kei ij ke, welke tezamen met .een groote schat door hem in druk uitgeoefend op do modern© vakbonden om overeenstemming met het Werkfonds te voorkomen, rek Een van onze trouwe lezerst Die ik kort geleden sprak, Meende dat bij ons nog heel wat Aan de voorlichting ontbrak. De Partij deed veel te weinig; 't C.N.V. deed niet genoeg; Ook de krant gaf lang niet alles Wat de tijd wel van hem vroeg. Wij, wij werkers op fabrieken, Leven midden in de strijd; Onze roode kameraden Zijn veel beter ingewijd, Hebben allerlei brochures, Echte rake volkslectuur; Dikivijls hebben ivij geen antwoord, En dat wreekt zich op den duur. Laat ik ruiterlijk erkennen: 't Vakverbond noch de Partij Noch de krant kan ooit genóég doen, Ook al gaan ze zij aan zij. Dat de roode kameraden Beter op de hoogte zijn Is niet anders dan brutale Pralend opgehouden schijn. Zelfs de schrijvers der brochures (Raak? welnee, alleen brutaal!) Schermen slechts met dikke woorden En dat doen ze geniaal. Hun taktiek is die des dwazent Duizend vragen werpt hij op, Dat kan zelfs teveel gevergd zijn Van de allerknapste kop. Laat 07is op de daden letten Die de rooide heeren doen, En dan wordt het je geregeld Voor de oogen geel en groen: Elke dag staat in de A.P.: „De regeering zie vooruit Daarmee wordt op groote werken, Op meer spoed vooral, geduid. Lees nu even wat ik knipte: Rood, doet alles wat het kan Om de voortgang te beletten Van het werkverschaffingsplan! Zoo, zóó staat het, en niet anders! Telkens blijkt het zonneklaar: Rood is voor 't ivaarachtig welzijn Van ons volk een groot gevaar. LEO LENS Nadruk verboden.) 'n Migraine op komst? Als 's morgens dat onbehaaglijke gevoel weer zoo'n ellendige aanval van migraine aankondigt, voorkom dan die misère met 1 of 2 a(k k e*b] AKKEB,CACHETS gemetseld moet zijn. Prof. Stelecki, die belast is met de opgra vingen, hoopt ook de schat, die uit goud, edelsteenen en oude handschriften moet be staan, te zullen vinden. Uit de dagen der Afscheiding Ds. H.de Cock in de gevangenis te Groningen Over het verblijf van den Ulmmschen leeraar in de Groningsche gevangenis zendt Ds. A. H. Hilbers, Chr. Geref. predikant te Groningen ons eenige bijzonderheden, welke niet algemeen bekend zijn. Zij werden gevon den in de notulen van de Regentenvergade ring, waarin van den gevangene de Cock sprake is. Voorts heeft Ds Hilbers ons enkele foto's doen toekomen, die geheel onbekend zijn. Twee ervan komen voor in het vanwege de Synode der Chr. Ger-ef. Kerk uitgegeven Gedenkboek; de uitgever van dit boek, de heer D. J. van Brummen te Dordrecht, gaf ons toestemming tot overnemen. Ter oriënteering van onze lezers herinneren we even aan het tijdperk, waarin het optreden van de Cock aanleiding gaf tot zijn gevangenneming. Op den Hervormingsdag van het jaar 1834 moest Ds. de Cock voor de rechtbank te Appingedam ver schijnen wegens zijn houding in de kerk van Ulrüm op 19 [October, de eerste Zondag na de daad der Afscheiding. Hij had toen den kansel willen beklimmen, doch dit was hem belet door veldwachters, gezonden door den Officier van Justitie uit Appingedam. De Cock had nochtans gepreekt (over Ef. 2:8 10)staande op een bank. Dit feit kwam hem te staan op een boete van 150 gulden en 3 maanden gevangenisstraf. Van dit, op 7 Nov. gewezen vonnis, ging de Cock in hooger beroep bij de rechtbank te Groningen. Deze bekrachtigde het vonnis van Appingedam op den 28sten Nov. en nog op denzelfden dag, 's middags 4 uur werd de Cock onder politie-geleide vanuit de rechtzaal in de Botermgestraat naar de gevangenis in de Zoutstraat gebracht. Het werd hem niet vergund behoorlijk van vrouw en kinderen afscheid te nemen en zijn zaken te regelen. Uit alles bleek, dat de kerkelijke en burgerlijke overheid met de rechterlijke macht hierin het eens waren, dat deze „kerke lijke oproerkraaier" de Cock zoo spoedig mogelijk onschadelijk moest gemaakt worden. Wat kon men dan beter doen, dan hem het spreken onmogelijk te maken door hem in de gevan genis te zetten? Wij geven thans het woord aan Ds. Hilbers: Zoo zat dan Ds. TI. de Cock, die met heiligen ijver voor de Gereformeerde leer opkwam, in de gevangenis te Groningen. Hoe het dezen getrouwen dienstknecht Gods aldaar gegaan is, blijkt wel uit de brieven, die hij van daar naar zijn vrouw zond. Doch door bemiddeling van den WelEd. Heer Mr. de Visser, kreekennis van de notulen van het college van regenten er duidelijk hoe met Ds. de Een vergadering van Regenten. In de vergadering der regenten van 5 Dec. werd onder meer het volgende besproken. Dat aan Hendrik de Cock is toegestaan om tot „de Pistole" in de gevangenis te worden toegelaten. De pistole was nog een soort „kamer", waarin men zich wat ge makkelijker kon bewegen, dan in de cellen en andere lokalen voor gevangenen. Hier moest huur voor betaald worden, doch de heeren regenten besloten het volgende: „Er wordt onder approbatie van dit verrichte besloten, de huurprijs der Pistole van opgemelde H. de Cock in te vorderen, niet van af den dag, dat dezelve die kamer werkelijk heeft betrokken, zooals vroe ger in soortgelijke gevallen wel eens heeft plaats gehad, maar slechts van af de dagteekening van dit besluit". De Cock be hoefde dus de huur te betalen niet vanaf 28 Nov., maar vanaf 5 Dec. Deze welwillendheid betoonden de Heeren Regenten. Een lid der vergadering meldt, dat hij, toen hij met het toe zicht op de gevangenis belast was, onderscheidene stukken, die door de Cock geschreven waren, in ontvangst genomen had en nu ter vergadering bracht. Volgens hem kwamen daarin uit drukkingen in voor, die ten deele „beleedigend" waren voor daarin genoemde ambtenaren en collegiën enz. (Wie de brieven van Ds. de Coclc kent uit dien tijd, weet wel, wat voor uitdruk kingen „beleedigend" moe.ten geacht worden). Ook had genoemde regent, brieven van Ds. de Cock bij zich, gericht „aan onderscheidene gemeenten van zijn aanhang, waar in vooral geen minder ongepaste uitdrukkingen jegens geconsti tueerde autoriteiten of personen gevonden werden". Er wordt besloten, nadat, de Cocks correspondentie gelezen is: a. den concierge te gelasten om alle aan de Cock gerichle stukken, na inzage aan hem ter hand te stellen en de brieven De bekende „Groote Marktmet het stadhuis te Groningen, uit den tijd vail Ds. H. de Cock. Geheel links op deze foto, txoee hui zen verder dan hier te zien zijn, stond fceer waarschijnlijk het hotel van den heer H. v. d. Laan, waar Ds. de Cock 'op 11 Maart 1834 moest verschijnen voor de Commissie van het iProv. Kerk bestuur m verband met zijn schorsing. door denzelven aan zijne vrouw geschreven, aan den regent der maand ter hand te stellen, die derzelver expeditie, indien de in houd zulks eenigszins toelaat, zal toestaan; en om eindelijk te zorgen, dat door de Cock geenerlei papieren of schrifturen wor den overgereikt aan de personen, die hem komen bezoeken en b. den secretaris te commiteren om de ter vergadering geëx- hibeerde schrifturen aan de Cock terug te geven, met de kennis geving, dat het College de verzending van deze en soortgelijke stukken niet kan toelaten doch aan hem overlaat om zich des wege tot hooger autoriteit te wenden. Hieruit blijkt dus, dat de correspondentie, die de Coclc voerde onder strenge controle kwam te staan, dat hij zijn reeds geschre ven brieven wel terug ontving maar geen toestemming verkreeg van verzending, en dat hij deze toestemming maar verzoeken moest bij een hoogere autoriteit. Bedoeld wordt, dat hij zich daar voor wenden moest tot. den Gouverneur Rengers. Ook werd nog besloten, dat, gedetineerde De Cock kon toege laten worden bij de godsdienstoefeningen in de gevangenis, in dien hij zulks verzocht, „mits hij vooraf belooft in de kerk het woord niet te zullen opvatten". Wilde hij dit niet beloven, dan zou hij niet tot de godsdienstoefening worden toegelaten. Brief van de Cock aan den Gouverneur In een vergadering van Vrijdag 19 Dec. wordt door de regen ten behandeld een adres, door Ds. de Coclc aan den Gouverneur gericht, met verschillende verzoeken. Uit het advies blijkt, dat de heeren regenten nog wel eenige goedwilligheid inzake de verzoeken van Ds. de Cock willen be- toonen. Zij adviseeren ten minste aan den Gouverneur om vrij heid te geven aan de Cock voor verzending van zijn brieven en andere stukken, ook willen zij wel toestaan, dat de vrienden van de Cock hem langer mogen bezoeken dan een kwartier tijds, hoewel niet meer dan drie bezoeken daags. Een langdurig bezoek van zijn vrouw werd niet toegestaan, terwijl men geen bezwaar heeft, dat K. Ritsema hij de Cock in de pistole zal in- Doch 14 dagen later komt in de regentenvergadering het be sluit van den Gouverneur aangaande liet adres van Ds. de Coclc ter tafel en daaruit blijkt, dat al zijn verzoeken geweigerd wor den. De heeren regenten moeten op gelijken voet voortgaan zijn brieven en stukken voor de drukpers te behandelen; geen rui mere toegang wordt aan zijn vrienden toegestaan, zijn vrouw mag niet eenige dagen bij hem vertoeven, en zijn geloofsgenoot Ritzema mag niet in zijn vertrek geplaatst, worden. Gouverneur Rengers kende voor de Coclc geen pardon. Hij toonde het goed eens te zijn met alle hooge Overlieids personen en kerkelijke besturen dier dagen, dat met geweld, die kerke lijke strijd der afgescheidenen moest onderdrukt, worden. Dat was het liberalisme, dat z.g.n. voor de geestelijke vrijheid van den mensch opkwam. Na honderd jaar blijkt het, dat niet het liberalisme, maar de waarheid van den verdrukten de Cock gezegevierd heeft. In de vergadering der regenten van 13 Febr. '34 kwam het be richt binnen van den concierge Kruiger „dat op 26 dezer ont slagen moest worden Hendrik de Cock" Tot zoover de notulen van de Regentenvergadering. Bezoeken In de gevangenis Op Vrijdagmiddag (28 Nov.) kwam dus Da. de Cock in de gevangepis. Hoe hij zelf gesteld was blijkt uil ziju schrijven De andere zijde nan de Groote Markt met gezicht op de Martini toren. Zeer dicht is hier bij de Guldenstraat, waar de „Afgeschei denen" in 1839 een kerkje kregen, waarin fevens Ds. H. de Cock zelf woonde. Deze foto's zijn reproducties van gravures afkomstig uit hel jaar 1820. aan zijn vrouw. Toen hij 's avonds om 8 uur in „de pistole" werd gebracht door den cipier Kruiger met zijn knecht, mocht hij als Paulus en Silas weleer, zich verheugen in zijn God. Hij begon Gode lofzangen te zingen. Op dien eersten avond, zong hij blijmoedig Psalm 138, daarna de eerste zes verzen van Psalm 68 en nadien Psalm 2 1—5. En als hij zijn eerste gc- vangenismaal gebruikt heeft en zich ter ruste zal begeven, zingt hij nog vers 6 en 7 van Psalm 2. Voor hem gold het ook: Als ik omringd door tegenspoed, Be zwijken moet, Schenkt Gij mij leven Hij kon instemmen, dat de Heere zal opstaan tot den strijd om Zijn haters Ie ver strooien. Hij mocht zich troosten met de wetenschap, dat de hooge God zijn woedende vijanden zou verslaan, wijl hij streed den stiïjd des Heeren. Aan voortdurend bezoek ontbrak het De Cock niet- Zoowel zusters als broeders bezochten hem geregeld en brachten hem nog het een en ander mede. Zijne getrouwen leefden hartelijk met hem mee. Voorts bestudeerde hij, bij het geregeld lezen van den Bijbel de institutie van Calvijn, las eveneens veel in het martelaars boek. Zelf getuigt hij van zijn gevangenschap nog het volgende: „Ik mag mij nog grootelijks verblijden over mijne ge vangenis in de vriendschap der menschen, die mij bedie nen; wanneer ik gedenk aan een Jeremias, Paulus en zoovele andere martelaren, die ook in dezen nog vele voorrechten moesten missen, die ik onwaardige, bij hen te vergelijken, geringe dienstknecht des Heeren, uit de volheid Zijner genade ontvangen mag. Mijne gevangenis zij mij hier voorts door des Heeren bnverdiende genade een Patmos van Jo'^*- ;«-n Evangelist en een Wartburg van Luther en u iw, worde geschonken de blijdschap van de vrt. \...i Live uit genade om Jezus' .wil,"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 5