Kagawa versterkt de
band tusschen Japan-
sche en Chineesche
Christenen
door
Dr. Ir. H. G. VAN BEUSEKOM
(Nieuwe berichten).
Eén van de dingen, 'die in de tegenwoordige
bewegingen van ihet Christendom in Japan die
aandacht trekken, is het optreden naar buiten.
Kagawa hoeft er van den aanvang af den nadruk
op gelegd, dat de bewegingen, die iiij in het leven
heeft geroepen, niet bedoeld zijn voor een enkele
kerk of een kleinen kring van Christenen. Steeds
heeft hij het oog gehad op de goheele Japansche
Christenheid, op het geheebe volk van Japan en
op de geheele wereld.
In zijn drie acties: de Vrienden van Jezus, de
Koningschap Gods Bewoging, en de Christelijke
Internationale van Gebed en van Vriendschap,
komen deze drie stadia van zijn wenk tot uiting.
Kagawa zelf heeft zich mot een volkomen over
gave in -dienst van al deze bewegingen gesteld en
een groot deel van het jaar is hij op reis in Japan
cn daarbuiten om overal het Evangelie te brengen
en te getuigen van de begeerte van Christelijk
Japan om in deze moeilijke tijden het lióht van
Gods verlossende liefde te doen uitstralen over
geheel Azië.
De laatste berichten uit Japan melden, dat Ka
gawa in het voorjaar een reis heeft gemaakt naar
Formosa, de Philippijnen en een gedeelte van
China.
In Formosa, dat slechts op de doorreis werd
aangedaan, heeft Kagawa twee dagen vertoefd. In
de hoofdstad Taihokoe hield hij verschil lende
bijeenkomsten voor Japanners, aan wie hij het
Evangelie op zulk een wijze bracht; dat meer dan
300 personen voor Christus werden gewonnen.
Op de Philippijnen, -waar hij 9 Febiuari aan
kwam, heeft hij 19 dagen doorgebracht. Gedurende
drien tijd heeft thdj per trein, per auto en per vlieg
machine een groot gedeelte van deze eilandengroep
bezocht. Hij heeft gesproken aan de Universiteit
van Manilla, op de jaarvergadering van den Na-
tionalen Ohristenraad, in de Manilla Union Kerk,
op de jaarvergadering van do Bisschoppelijke
Methodisten Kerk te San Fernando, in de Theo
logische School van de Union Kerk en in tail van
kerken, onderwijsinstellingen en vereenigingen.
Wanneer hij sprak voor de op de Philippijnen
gevestigde Japanners, dan sprak ihij dn het Jar
pansch, maar overigens sprak hij in het Engelsoh.
Verslagen van zijn toespraken versohenen in de
groote bladen, in het Spaansch, het Engelsoh en
het Japansoh. Portretten van Kagajwa en artikelen
over hem en zijn werk verschenen in bladen en
periodieken van de meest verschillende richtingen.
In totaal heeft hij 70 maal in het openbaar ge
sproken en vele duizenden mensdhen bereikt Vol
gens liet „Manilla Bulletin" heeft hij gesproken
voor jongen en ouden, voor studenten en profes
soren, voor arbeiders en overheidspersonen. Hij
bezocht gevangenissen en ziekenhuizen en won
overal inlichtingen in. Bij alles vat hij deed,
stond het verlangen op den voorgrond om de vol
gelingen van Christus tot oen zegen te stellen voor
hun me<leanensehen geestelijk en stoffelijk.
Den avond voor zijn vertrek wend hem door den
Japansohcn Consul-Generaal een diner aangeboden
en na afloop sprak /hij een groot aantal van zain
landgenooten toe en predikte hun Christus. Na
afloop gaven niet minder dan 64 Japanners de
begeerte te kennen, voortaan Jezus Christus als
leidsman van hun leven te erkennen
JnJh„„UTerSil6it Van Ma,,iHil verbaasde Wj
Ein gaboor door q, Uitgebreide koimis, „ijn diep
gevolgde overtuiging en zijn grooU, toewijding
Cn overal, waar hij kwam, bij anmen en riiken
byi ontwikkelden en eenvoudigen, bij welke naties
mliteit ook, steeds kwamen zijn hoorders onder
den indruk van de breedheid van zijn blik en
zijn belangstelling en van zijn toewijding aan God
en aan de zaak van Zijn Koninkrijk.
Zijn hoorders hebben niet alles onthouden,, wat
hij heeft gezegd, maar hij heeft hun ziel geraakt
en zij hebben een blij venden indruk meegenomen
van een mcnsch, die zich met zijn goheele ziel
heeft overgegeven aan God en die nu looft oan
het Evangelie te hrengen van Gods verlossende
diefde.
Men overdrijft ndeti, wanneer men zegt, dat met
het l»e/.oek van Kagawa voor de Christelijke Ker
ken op de Philippijnen een nieuw tijdperk is be
gonnen. Velen hebben door tie woorden van Ka
gawa een nieuw inzicht gekregen in de roeping
en tie groote taak van de Christelijke gemeente in
deze veranderde wereld.
Op tic terugreis heeft. Kagawa Hongkong, Canton
en Sjanghai hozocht. De bisschop van Hongkong
■(van de Engelsche Kerk) leidde hem bij het
Engelseh sprekend publiek in en verzocht hem,
zich vrij en onbeschroomd uit te spreken over de
octueole vragen.
Kagawa deed dit; voor een groot gehoor sprak
Ihij over de samenwerking tusschen de volken als
grondslag voor den vrede. Daarbij sjwiarde hij het
Japansche imperialisme niet, doch evenmin het
West-Europeesche. Aanvankelijk rees hiertegen in
sommige kringen verzet, doch dit vermocht niet
de (belangstelling voor de woorden van Kagawa
ito temperen. Vele Engelsohen hebben door zijn
iwoorden gevoeld, dat het kwaad, hetwelk Japan
dn Mantïsjoerije doet, en waartegen ook Kagawa
zich verzet, in verschillende opzichten een herhar
ling is van wat Engeland in Britsoh-Indië heeft
gedaan. En men besefte de noodzakelijkheid van
een algemeenie belijdenis van zonden, voordat een
geest van samenwerking tusschen de volken kan
ontstaan.
In Sjanghai werd Kagawa ont/vangen door de
Chineesche Christenen. Op hun dringend verzoek
sprak lvij in een Chineesche Kerk, waarvan de pre
dikant met zijn gezin door do Japanners was
vermoord bij den aanval op Sjanghai in het begin
van 1933. Zijn woorden drongen zoo diep in de
harten der Chineezen door, dat deze zich in vol
komen broederlijke liefde aan hem verbonden
voelden. De bijeenkomst eindigde met een Nieuw-
Testamcnitische ltefdiemaaltijd.
Na zijn vertrek schreef Kagawa aan den predi
kant van deze gemeente het volgende:
„Van ganscher harte dank ik U voor de ont
vangst, die mij in Sjanghai is bereid. Wanneer
gij allen zoozeer hebt geleden door de handen van
mijn landgenooten, dan is ons samenzijn een won-
dei*, waarvoor ik God moet danken. Ik kan aan
de beroofde gezinnen niet de moeder of het kiind
teruggeven, of de woonplaats, die gij hebt "verlo
ren door de wreedheid van mijn landgenooten.
Maar ik gevoel mij versterkt in het geloof, nu ik
weet, dat gij door deze verliezen in de gemeen
schap met Christus zijt bevestigd, en dat de
leden van uw gemeente, die hun bezit cn hun ge
liefden hebben verloren, door deze rampen een
dieper en vaster geloof hebben verworven. Moge
uw zorgen en mijn smart cn berouw ons dichter
itiot elkander brengen in de gemeenschap van onzen
Heer en Zaligmaker Jezus Christus. Moge God
ons den weg wijzen tot een samenwerking tus-
echen onze volken, opdat zulke ramipen in de
toekomst wonden voorkomen."
En de jonge predikant heeft hierop onder meer
dit geantwoord.
^Gaj fliebt geschreven over hetgeen gij ons niet
kunt teruggeven. Maar gij hebt ons heel veel te
ruggegeven .doordat gij onze vriend wilt zijn. Het
beteokent heel veel voor ons, dat gij ons wilt ge
denken in het gebed. De gebedsgemeenschap met
u is voor ons meer dan alles, wat wij verloren
hebben."
De banden, die ddt jaar opnieuw tusschen Ja
pansche en Chineesche Christenen zijn gelegd, zijn
dm liet licht der eeuwigheid van meer beteekenis
dan alles wat de politiek in onze dagen in het
Verre Oosten beraadslaagt en ter hand neemt.
Twee gedichten van
Lodensteyn
Uit: Eenige Invallen, voorgekomen op een
Reyze van Sluys in Vlaanderen na Hol
land en wederom in 't Jaar 1652.
OP DE GOEDE VOORWIND DES MORGENS
Maat, wat weer is 't? 'k Heb in 't rusten
't Water en de sterke wind
J-Ioorcn ruischen, en dat zuste(n)
Mij in slaap. Laat zien, ik vind,
Dunkt mij, nu een fraaie kou we,
Waaiend uit de zuidcr-hand,2
Die ons, met dit tij, door 't Slouwe
Doet passeeren 't Goesche land.
Viert de schoot en lost de takels^
Voor de wind en voor het tij!
Spoed volgt nu den spoed als schakels,
't Roer recht uit, 't zeil ruim in lij 1
Gisteravond moest men zuchten;
Zcidf ik niet; 't zou nog wel gaan?
Dit zijn nu de goede vruchten
Van ons wachtend stille-staan!
Zielen, die daar hulploos leggen,
't Wachten is u groote pijn;
Leert doCh3, wat het is te zeggen:
Stil zijn zal u(w) sterkte zijn.
Leert, in al uw zie l-bewegen1
Voelt gij, dat uw krachten vla én
Wachten op des Heeren zegen.
Staat5; gij zult Zijn heil nog zdenl
OP EEN STILTE
Wel, dat mist0 mij; want ik «lachte:
Moeders keuken heb ik vast;
"ik Zal, nog eer ik weer vernachte,
Zijn mijn vaders wisse gast!
Dat 's nu uit7, en deze klaahten
Zijn onnoodig tijd verkwist.
k Wil gaan wijzer zijn8, en wachten
't Vaderland, dat nooit en mist!
J. van Lodensteyns Uyt spanning en. Den Dertien
de Druk merkelijk verbeterd. Te Amsterdam, By
Joannes Kannewet, 1752. Pag. 348 en 349.
1 Suste; 2 bries uit het zuiden; 3 toch; 4 an alles,
waardoor uw ziel wordt verontrust; 5 wacht; 6 ont
gaat; 7 met die verwachting is 't nu gedaan; 8 *k
wil wijzer worden.
HOE PAR IJ S LEEFT
Jardin de Luxembourg
door
NONO KUYPER
De jardin de Luxembourg, op de grens tusschen
het vijfde en het zesde arrondissement van Parijs,
is een van de mooiste parken van de stad. In
schoonheid en aanleg behoeft het pare de Mornt-
souris of de Jardin des Tuilenies er niet voor
onder te doen, maar de atmosfeer van de Luxem
bourg trekt toch de meeste bezoekers. Er werd in
Parijs eenigen tijd geleden een hicht-meetingsproef
gedaan, waarbij werd vastgesteld dat de Jardin
de Luxembourg, hoewel midden in de stad ge
legen, het gezondste plekje van Parijs is. Op ieder
uur van de dag vindt men er een groot aantal
bezoekers, 's Morgens wandelen er de moe-
deus en de nurses met kinderwagens en
spelende kinderen. Op de banken cn stoelen ge-
eerten wisselen daar de moeders dan bun trotsche
mede deelingen uit over de groei en de intelligen
tie van hun kleinen. Onderwijl ontstaan er ernstige
tragediën onder de kinderen over weggenomen
eigendommen en zoek geraakte speelgoederen. Er
wonden bloote knietjes kapot gevallen en kleine
handjes geschramd.
Daar reageeren de Fransahe moeders merkwaar
dig op. Als zoo'n miniatuur Parijzenaartje het
ongeluk heeft te struikelen ,©en wondeplek op z'n
knie of een buil op zijn hoofd te vallen, dan is
de onmiddellijke reactie van de Fnansche moeder,
om hert kind onder een stortvloed van verwijten,
daar bovendien nog een pak op de broek of een
slag oan de ooren bij te doen toekomen.
Zelden ziet men er een moeder, die een kind
dat zich pijn gedaan lieof't, troost. Een andere
eigenaardigheid van de Fransohc mentaliteit vindt
men in het feit dat de kinderen uit bijna alle
standen, spelen, niet al Leen mert hoedjes op, maar
zelfs met handschoenen aan. 's Winters zijn dat
kleurige wollen wanten, maar 's zomers dragen zij
garen en galcé handschoentjes, meestal in 't wit,
die niet vuil mogen worden. De jongens dlragen
daarbij imartirozenmutsen en dikwijls keurige lange
broekjes; de meisjes dragen onberispelijke jurkjes
en stroohoeden met linten en bloemen. Zóó uitge
dost spelen de fransche kinderen dn do Jardin
do Luxembourg. Zóó laten ze hun scheepjes varen
dn de groote vijver of rijden ze op de grauwe
Zóó laten zij hun scheepjes varen in de groote, vijver
254
Lodensteyns Reis-
.invallen"
Aanteekening bij de gedichten van Lodensteyn
Ook déze beide gedichten uit Lodcnsteyins reis-
„Invallen" worden gekenmerkt door een verras
sende omwending van het alledaagsche naar het
mysterieuze, geestelijke, en dc plotselingheid van
deze 'wendingen is evenredig aan de troostelnjke
diepzinnigheid ervan. Het is, alsof zachte handen
zich onverwacht om onze slapen leggen, of ons
schellen van de oogen vallen en wij dieper dan
het iheillooze oppervlak van hot leven zien: de
grend- en de zin-van-al wordt ons in een kortston
dige ontroering als bij vermoeden openbaar. En
niets kan troosten als dót vertroost. Wel dicht
onder het vlak der dagelijkse he, profane voor
stellingen moet die kracht- cn troostrijke ziels-
grond, die diepte, in den dichter gelegen hebben.
Hoe meer wij onszelf ver zijn en van ons innerlijk
vervreemd, en hoe minder wij God noodig hebben,
hoe gróóter is de afstamc' in ons tusschen beide;
bij die in heiliging aldus toegenomenen liggen zij
vlak onderen. Van de onduldbaarheid der smar
telijkste ervaringen stappen zij moeiteloos over op
dien zaligen grond, het vrijgobied van het geloof,
waar „geen vijand óan kan" (Campbuysen). Van
daar, dat de martelaars blijhartig, zingende kon
den verbranden,
P. v. R.
huur-ezel'tijes, twee groote attracties van de Luxem
bouirg. Van het Hollandsche ravotten is geen
sprake. Want daarbij komt het uiterlijk te veel
in gevaar. Misschien zijn daarom die kinderen
minder baldadig en luidruchtig dan de Holland-
sclie jeugd. Maar daarom ook kan men ze nooit
hecloaimal als moe-gespeelde of warm-gestoeide
kinderen zien, maar blijven ze altijd kleine dame
tjes en heertjes, met voorzichtige bewegingen en
ernstige, beheerschte gezichtjes.
lOtm twaalf uur trekken de moeders met hun
kinderen naar huis. En direct wordt de jardin de
Luxembourg omgetooverd van een kinder-paraddjs
tot oen openlucht-studeerkamcr. Want om twaalf
uur als die scholen en colleges ten einde zijn,
ptroomen de studenten en jonge menschen binnen,
door al de verschillende ingangen. Het park grenst
aan quartier Latin, het studenten-gedeelte van de
stad waarin ook de Sorbonne, de beroemde univer
siteit ligt. Tusschen de middag eten de studenten
hier hun broodje, terwijl ze in hun boeken stu
dieeren of dictaten bij werken.
Er heersoht algemeene verontwaardiging als
twee pratende dames of heeren zich op een bankje
zotten bij de werkende jonge menschen. Zoo'n
storing schijnt 'bijna niet geoorloofd. En vooral
in dezen tijd van examens heersoht er een van
werk golaiden atmospheer in de Luxembourg. Het
is een ideaal voor die vele, meestal arme studen
ten, die als bijen uit hun meerder of minder
kleine kamertjes komen gekropen, om in hun
overdrukke, werkende levens, een paar uur per
«lag aan de ongezonde stadslucht te ontsnappen en
in het prachtig aangelegde en verzorgde park wat
rust en wat buitenlucht te genieten. Gedurende
ieder seizoen wordt aan dc aanleg en het onder-
houd gewerkt. Er zijn altijd bloeiende bloemen en
ieder jaargetijde vindt men weer andere planten,
nieuw aangelegde perken, welverzorgde paden.
En in het voorjaar, als alles bloeit, als hel
groen van <le 'booanen nog jong en frisch is, zonder
de laag Parijsohe stof, die na eenige weken alles
duimdik bedekt, is de jardin de Luxembourg
voor jong en oud een dorado.
's Middags komen de wandelaars, uit alle deelen
van de stad naar dit plekje getrokken. Dan zitten
ze ondier de prachtige oude hoornen in het midden
gedeelte, waar de kinderen bootjes met helder
witte zeilen huren, om in de vijver te laten varen.
Daar is de standplaats van de huur-ezeltjes, daar
worden de kleurige kinderballonnen verkocht. En
•door het heele parit vindt men de prachtige tuin
beelden van Rodin en andere meesters.
(Do bezoekers, die uit het zoo rijke en beroemde
Miusée de Luxembourg komen, worden ook hier
getroffen door de pitoresque schoonheid aan kleu
ren en vormen van de jardin dc Luxembourg.
Bonte Vragen
Beantwoord door G. IC. A. Nonhebef,
Apotheker en Scheikundige te Mid
delburg.
Men richte zijn vragen rechtstreeks
aan het adres van den heer Nonhebei
en voege voor iedere vraag f 0.20
aan postzegels bij.
Als Mevr. K v. G. te Rotterdam wil zenden 20
ets oan postzegels en haar naam en adres wil
aangeven, zal ik haar in ccn brief een goed ant
woord geven. I-Iet antwoord is niet geschikt voor
opnoimo in de courant.
nonhebei;
23 Augustus.
Vanmorgen zijn Nel en ik weer naar 't boscK
getogen, vergezeld van mijn rioheliieu-madhtzak
en „De kloof zonder brug". Maar de nachtzak is
niet uit zijn omhulsel te voorschijn gekomen! Nel
en ik hebben ademloos over „Do kloof" gebogen
gezeten, de heele morgen. En om half één zijn we
naar huis gehold, om met verwilderde gezichten
tien minuten te laat aan tafel te verschijnen!
We zdj.n er in één woord wèg van! „Ze schrijven
tegenwoordig geen mooie boeken meer," had Nel
juist gisteren nog pessimistisch zitten beweren.
We waren op visite bij den directeur van het
postkantoor, onzen buurman, en hadden met zijn.
dochter een gesprek over boeken.
„Neem dit date maar eens mee," zei ze, ,,'t zal
jullie best bevallen."
't Heerlijkste vind ik, dat het zoo dik is. 't Is
altijd zoo'n zonde als een mooi bock gauw uit is.
Vanmiddag, toen Nel even voor Vader een bood
schap in 't dorp moest dtocn, ben ik stilletjes ver
der gaan lezen. We hadden wel afgesproken dat
we gelijk zouden blijven, maar ik kón er niet af
blijven. We waren aan zoo'n spannend gedeelte
Vijif minuten later betrapte Douwe mij, snik
kend over ,yde Kloof", in een hoekje van de bleek.
Ik kon ei* niets aan doen, 't was bij het sterven
van Jan. Douwe lachte zich slap, natuurlijk, wat
kan je andei's van hem vernachten.
Meneer en mevrouw
Dibbits
door
K. LANTERMANS
(Vervolg./
Maar hoe zou de indruk zijn, het resultaat, dat
'de lezing van die brief te weeg zou brengen? Dat
wist hij niet. En daar hing toch zoo veel yooc
hem van af.
Even flitste ook de herinnering door zijn hoofd,
dat dominee Blanken, de gevierde kanselredenaar
uit de stad juist zijn bezoek had aangekondigd,
maar hij duwde die herinnering dadelijk weg. Dat
bezoek had heelemaal niets te beduiden gehad:
slechts een gelegenheidsbezook.
Hoe zou ze echter die brief ontvangen hebben?
Zo had er natuurlijk den eigenaar van de Drie
kamp, den vertegenwoordiger van het oude ge
slacht wel in herkend. Zou ze dat hebben verdra
gen? Of gestooten zijn? Voor het hoofd? Ze moest
do brief nu al hebben: zeker ze had hem al.
De klok van de toren buiten liet zijn doffe tien
slagen in de wijde ruimte hoorcn met een suizend
nagebrom van die slagen naar de kant van de
Driekamp. Het was tijd om naar bed te gaan. Het
dorp sliep al lang. Misschien was de dominee nog
op, of de pastoor, maar de meester lag met zijn
gezin natuurlijk ook al op bed. De huishoudster
had al wel te rusten gezegd, maar Willem wachtte
natuurlijk, tot meneer hem niet meer noodig had.
Ook voor meneer van de Driekamp was tien uur
een behoorlijke tijd om de nachtrust op te zoeken.
Rust kon hij echter toch niet krijgen, meende hij,
waarom zou hij dan naar bed gaan? Hij riep
Willem en zei, dat hij maar naar bed moest gaan:
zelf wilde hij nog een wandclingtje gaan maken.
.Willem zou dan wel wachten, zei hij, tot meneer
Wie maakt 'er nu een kansje?.
Toen Nel thuis kwam moest zij dat gedeel.td
eerst inhalen.
„Wacht ouwetje," dacht ik, „nou zal ik jou
eens observeeren, of jc ook aangedaan bent." Ze
lacht me altijd uit, omdat dik nog iedere keer tra
inen vergiet als ik ,jDe erfgenaam van Redclyffe"
voor de zooveelste maal lees, en aan 't sterfbed
van Guy toe ben.
En jawel hoor, toen Nel aan 't bewuste stuk toe
was waren haar ocgen ook niet droog.
't Is een echt boek voor de vacantic, bij stukjes
en (beetjes kan je niet lezen. Ik vraag 't vast voor
mijn verjaardag.
25 Augustus.
Nog maar een week, en dan is onze heerlijke
ivacantie al weer om. Maar we zullen er nog eens
volop van genieten, dat staat vast! Vandaag zijn
we bramen wezen plukken. Een heel biscuitblik
hadden we vol, mijn becnen zitten vol schrammen
van de bramenstruiken. Moeder is nu in de keu
ken bezig om er jam van te maken. We zullen
een potje in de kelder achterlaten, voor Oom
Boudewiju!
Ik ben in die zes weken toch gaan hechten aan
villa „Hendrika", ondanks het lekkende dak en
de muffe salon! Zouden we hier nog wei eens
weer komen? Ik denk van niet. Dit was nu zoo'n
mooie gelegenheid, om zonder geld tóch naar bui
ten kunnen.
Douwe wordt het hier een beetje zat, geloof ik.
Hij loopt maar te brommen over 't feit, dat bier
maar één keer per dag post 'komt, en dat hij nooit
't laatste nieuws meer weet. Net iets voor Douwe,
a'n don Haag staat hij altijd met zijn neus vooraan,
bij de bulletins! Hij mist hier zijn Arja-vrienden
en zijn J.V. Maar Vader zou het hier best nog een
halif jaartje kunnen uithouden, zooals hij beweert.
De nieuwe cursus trekt hem nog niet erg aan.
Nou, eerlijk gezégd heb ik ook nog niet bijster,
veel zin om naar de stad terug te gaan!
terugkwam, om te sluiten. Meneer meende, dat
hij ook nog wel een deur sluiten kon: Willem
moest maar gaan. De huisknecht vond wel iets.
vreemds in het geval, zelfs iets heel vreemds,
maar hij vroeg niet verder en ging te bed.
Meneer stapte de deur uit. Zijn hoofd was zoo
warm aan de slapen. Hij wilde wat opfrisschen. Het
was buiten van dat halif donker, dat de vroegO
wachten van mid-zonder kenmerkte. De takken der,
boomen, vol in blad, wuiven door een trekking
wat heen en weer als het gewuif van palmen in
de tropen. Daarna is alles weer stil. In de verte
wieuwt een kievit. Een koe loeit in de wei. Ook
blaft er een hond, die zich verveelt cn uit louter
tijdverdrijf nu en dan eens dof „blaf" zegt en een!
paar seconden later weer eens „blaf". Er hangt
iets weemoedigs in de luoht °P 'a'e zomeravonden,
als er op het dorp geen geluid te hooren is, dat
aan bestaan van menschen herinnert. Het is alleen,
dc natuur zelf met de dierenwereld, die nog tee
kenen van leven geven. Dan voelt de mcnsch, dio
daar heen loopt, eigenlijk zonder doek zich een
zaam, en zoo klein, zoo nietig. Ook kan het zijn',
dat dit weemoedige gevoel alleen daarvan komt,
dat de mensch nooit zoo alleen laat in de avond
of in de voornacht rond loopt, als er al niet iets
bijzonders met hem aan de hand is.
Meneer Dibbits slenterde zonder doel rond, maar,
hij kwam toch ook in de Achterstraat bij het huis,
waar vroeger de Pruis gewoond had en waaraan
eenige herinneringen verhouden waren. Maar die
herinnering was al oud, heel oud. Toch scheen hel
hem of ze ook frisch was, ja, die dag opgefrischt.
Ook kwam hij op zijn wandeling midden in het
dorp, liep de kerk voorbij in de richting van de
school en hert meestershuis en kwam zoo ook
voorbij het aloude Bertha-hof, zijn eigendom. Toen
deed hij, wat hij nog nooit gedaan had: hij bleef
voor het ijzeren hek staan en bék eek het gebouw^
voor zoover hij het zien kon in de halif-schemering
van een heldere sterrenhemel zonder maan.
253