Kagawa versterkt de band tusschen Japan- sche en Chineesche Christenen door Dr. Ir. H. G. VAN BEUSEKOM (Nieuwe berichten). Eén van de dingen, 'die in de tegenwoordige bewegingen van ihet Christendom in Japan die aandacht trekken, is het optreden naar buiten. Kagawa hoeft er van den aanvang af den nadruk op gelegd, dat de bewegingen, die iiij in het leven heeft geroepen, niet bedoeld zijn voor een enkele kerk of een kleinen kring van Christenen. Steeds heeft hij het oog gehad op de goheele Japansche Christenheid, op het geheebe volk van Japan en op de geheele wereld. In zijn drie acties: de Vrienden van Jezus, de Koningschap Gods Bewoging, en de Christelijke Internationale van Gebed en van Vriendschap, komen deze drie stadia van zijn wenk tot uiting. Kagawa zelf heeft zich mot een volkomen over gave in -dienst van al deze bewegingen gesteld en een groot deel van het jaar is hij op reis in Japan cn daarbuiten om overal het Evangelie te brengen en te getuigen van de begeerte van Christelijk Japan om in deze moeilijke tijden het lióht van Gods verlossende liefde te doen uitstralen over geheel Azië. De laatste berichten uit Japan melden, dat Ka gawa in het voorjaar een reis heeft gemaakt naar Formosa, de Philippijnen en een gedeelte van China. In Formosa, dat slechts op de doorreis werd aangedaan, heeft Kagawa twee dagen vertoefd. In de hoofdstad Taihokoe hield hij verschil lende bijeenkomsten voor Japanners, aan wie hij het Evangelie op zulk een wijze bracht; dat meer dan 300 personen voor Christus werden gewonnen. Op de Philippijnen, -waar hij 9 Febiuari aan kwam, heeft hij 19 dagen doorgebracht. Gedurende drien tijd heeft thdj per trein, per auto en per vlieg machine een groot gedeelte van deze eilandengroep bezocht. Hij heeft gesproken aan de Universiteit van Manilla, op de jaarvergadering van den Na- tionalen Ohristenraad, in de Manilla Union Kerk, op de jaarvergadering van do Bisschoppelijke Methodisten Kerk te San Fernando, in de Theo logische School van de Union Kerk en in tail van kerken, onderwijsinstellingen en vereenigingen. Wanneer hij sprak voor de op de Philippijnen gevestigde Japanners, dan sprak ihij dn het Jar pansch, maar overigens sprak hij in het Engelsoh. Verslagen van zijn toespraken versohenen in de groote bladen, in het Spaansch, het Engelsoh en het Japansoh. Portretten van Kagajwa en artikelen over hem en zijn werk verschenen in bladen en periodieken van de meest verschillende richtingen. In totaal heeft hij 70 maal in het openbaar ge sproken en vele duizenden mensdhen bereikt Vol gens liet „Manilla Bulletin" heeft hij gesproken voor jongen en ouden, voor studenten en profes soren, voor arbeiders en overheidspersonen. Hij bezocht gevangenissen en ziekenhuizen en won overal inlichtingen in. Bij alles vat hij deed, stond het verlangen op den voorgrond om de vol gelingen van Christus tot oen zegen te stellen voor hun me<leanensehen geestelijk en stoffelijk. Den avond voor zijn vertrek wend hem door den Japansohcn Consul-Generaal een diner aangeboden en na afloop sprak /hij een groot aantal van zain landgenooten toe en predikte hun Christus. Na afloop gaven niet minder dan 64 Japanners de begeerte te kennen, voortaan Jezus Christus als leidsman van hun leven te erkennen JnJh„„UTerSil6it Van Ma,,iHil verbaasde Wj Ein gaboor door q, Uitgebreide koimis, „ijn diep gevolgde overtuiging en zijn grooU, toewijding Cn overal, waar hij kwam, bij anmen en riiken byi ontwikkelden en eenvoudigen, bij welke naties mliteit ook, steeds kwamen zijn hoorders onder den indruk van de breedheid van zijn blik en zijn belangstelling en van zijn toewijding aan God en aan de zaak van Zijn Koninkrijk. Zijn hoorders hebben niet alles onthouden,, wat hij heeft gezegd, maar hij heeft hun ziel geraakt en zij hebben een blij venden indruk meegenomen van een mcnsch, die zich met zijn goheele ziel heeft overgegeven aan God en die nu looft oan het Evangelie te hrengen van Gods verlossende diefde. Men overdrijft ndeti, wanneer men zegt, dat met het l»e/.oek van Kagawa voor de Christelijke Ker ken op de Philippijnen een nieuw tijdperk is be gonnen. Velen hebben door tie woorden van Ka gawa een nieuw inzicht gekregen in de roeping en tie groote taak van de Christelijke gemeente in deze veranderde wereld. Op tic terugreis heeft. Kagawa Hongkong, Canton en Sjanghai hozocht. De bisschop van Hongkong ■(van de Engelsche Kerk) leidde hem bij het Engelseh sprekend publiek in en verzocht hem, zich vrij en onbeschroomd uit te spreken over de octueole vragen. Kagawa deed dit; voor een groot gehoor sprak Ihij over de samenwerking tusschen de volken als grondslag voor den vrede. Daarbij sjwiarde hij het Japansche imperialisme niet, doch evenmin het West-Europeesche. Aanvankelijk rees hiertegen in sommige kringen verzet, doch dit vermocht niet de (belangstelling voor de woorden van Kagawa ito temperen. Vele Engelsohen hebben door zijn iwoorden gevoeld, dat het kwaad, hetwelk Japan dn Mantïsjoerije doet, en waartegen ook Kagawa zich verzet, in verschillende opzichten een herhar ling is van wat Engeland in Britsoh-Indië heeft gedaan. En men besefte de noodzakelijkheid van een algemeenie belijdenis van zonden, voordat een geest van samenwerking tusschen de volken kan ontstaan. In Sjanghai werd Kagawa ont/vangen door de Chineesche Christenen. Op hun dringend verzoek sprak lvij in een Chineesche Kerk, waarvan de pre dikant met zijn gezin door do Japanners was vermoord bij den aanval op Sjanghai in het begin van 1933. Zijn woorden drongen zoo diep in de harten der Chineezen door, dat deze zich in vol komen broederlijke liefde aan hem verbonden voelden. De bijeenkomst eindigde met een Nieuw- Testamcnitische ltefdiemaaltijd. Na zijn vertrek schreef Kagawa aan den predi kant van deze gemeente het volgende: „Van ganscher harte dank ik U voor de ont vangst, die mij in Sjanghai is bereid. Wanneer gij allen zoozeer hebt geleden door de handen van mijn landgenooten, dan is ons samenzijn een won- dei*, waarvoor ik God moet danken. Ik kan aan de beroofde gezinnen niet de moeder of het kiind teruggeven, of de woonplaats, die gij hebt "verlo ren door de wreedheid van mijn landgenooten. Maar ik gevoel mij versterkt in het geloof, nu ik weet, dat gij door deze verliezen in de gemeen schap met Christus zijt bevestigd, en dat de leden van uw gemeente, die hun bezit cn hun ge liefden hebben verloren, door deze rampen een dieper en vaster geloof hebben verworven. Moge uw zorgen en mijn smart cn berouw ons dichter itiot elkander brengen in de gemeenschap van onzen Heer en Zaligmaker Jezus Christus. Moge God ons den weg wijzen tot een samenwerking tus- echen onze volken, opdat zulke ramipen in de toekomst wonden voorkomen." En de jonge predikant heeft hierop onder meer dit geantwoord. ^Gaj fliebt geschreven over hetgeen gij ons niet kunt teruggeven. Maar gij hebt ons heel veel te ruggegeven .doordat gij onze vriend wilt zijn. Het beteokent heel veel voor ons, dat gij ons wilt ge denken in het gebed. De gebedsgemeenschap met u is voor ons meer dan alles, wat wij verloren hebben." De banden, die ddt jaar opnieuw tusschen Ja pansche en Chineesche Christenen zijn gelegd, zijn dm liet licht der eeuwigheid van meer beteekenis dan alles wat de politiek in onze dagen in het Verre Oosten beraadslaagt en ter hand neemt. Twee gedichten van Lodensteyn Uit: Eenige Invallen, voorgekomen op een Reyze van Sluys in Vlaanderen na Hol land en wederom in 't Jaar 1652. OP DE GOEDE VOORWIND DES MORGENS Maat, wat weer is 't? 'k Heb in 't rusten 't Water en de sterke wind J-Ioorcn ruischen, en dat zuste(n) Mij in slaap. Laat zien, ik vind, Dunkt mij, nu een fraaie kou we, Waaiend uit de zuidcr-hand,2 Die ons, met dit tij, door 't Slouwe Doet passeeren 't Goesche land. Viert de schoot en lost de takels^ Voor de wind en voor het tij! Spoed volgt nu den spoed als schakels, 't Roer recht uit, 't zeil ruim in lij 1 Gisteravond moest men zuchten; Zcidf ik niet; 't zou nog wel gaan? Dit zijn nu de goede vruchten Van ons wachtend stille-staan! Zielen, die daar hulploos leggen, 't Wachten is u groote pijn; Leert doCh3, wat het is te zeggen: Stil zijn zal u(w) sterkte zijn. Leert, in al uw zie l-bewegen1 Voelt gij, dat uw krachten vla én Wachten op des Heeren zegen. Staat5; gij zult Zijn heil nog zdenl OP EEN STILTE Wel, dat mist0 mij; want ik «lachte: Moeders keuken heb ik vast; "ik Zal, nog eer ik weer vernachte, Zijn mijn vaders wisse gast! Dat 's nu uit7, en deze klaahten Zijn onnoodig tijd verkwist. k Wil gaan wijzer zijn8, en wachten 't Vaderland, dat nooit en mist! J. van Lodensteyns Uyt spanning en. Den Dertien de Druk merkelijk verbeterd. Te Amsterdam, By Joannes Kannewet, 1752. Pag. 348 en 349. 1 Suste; 2 bries uit het zuiden; 3 toch; 4 an alles, waardoor uw ziel wordt verontrust; 5 wacht; 6 ont gaat; 7 met die verwachting is 't nu gedaan; 8 *k wil wijzer worden. HOE PAR IJ S LEEFT Jardin de Luxembourg door NONO KUYPER De jardin de Luxembourg, op de grens tusschen het vijfde en het zesde arrondissement van Parijs, is een van de mooiste parken van de stad. In schoonheid en aanleg behoeft het pare de Mornt- souris of de Jardin des Tuilenies er niet voor onder te doen, maar de atmosfeer van de Luxem bourg trekt toch de meeste bezoekers. Er werd in Parijs eenigen tijd geleden een hicht-meetingsproef gedaan, waarbij werd vastgesteld dat de Jardin de Luxembourg, hoewel midden in de stad ge legen, het gezondste plekje van Parijs is. Op ieder uur van de dag vindt men er een groot aantal bezoekers, 's Morgens wandelen er de moe- deus en de nurses met kinderwagens en spelende kinderen. Op de banken cn stoelen ge- eerten wisselen daar de moeders dan bun trotsche mede deelingen uit over de groei en de intelligen tie van hun kleinen. Onderwijl ontstaan er ernstige tragediën onder de kinderen over weggenomen eigendommen en zoek geraakte speelgoederen. Er wonden bloote knietjes kapot gevallen en kleine handjes geschramd. Daar reageeren de Fransahe moeders merkwaar dig op. Als zoo'n miniatuur Parijzenaartje het ongeluk heeft te struikelen ,©en wondeplek op z'n knie of een buil op zijn hoofd te vallen, dan is de onmiddellijke reactie van de Fnansche moeder, om hert kind onder een stortvloed van verwijten, daar bovendien nog een pak op de broek of een slag oan de ooren bij te doen toekomen. Zelden ziet men er een moeder, die een kind dat zich pijn gedaan lieof't, troost. Een andere eigenaardigheid van de Fransohc mentaliteit vindt men in het feit dat de kinderen uit bijna alle standen, spelen, niet al Leen mert hoedjes op, maar zelfs met handschoenen aan. 's Winters zijn dat kleurige wollen wanten, maar 's zomers dragen zij garen en galcé handschoentjes, meestal in 't wit, die niet vuil mogen worden. De jongens dlragen daarbij imartirozenmutsen en dikwijls keurige lange broekjes; de meisjes dragen onberispelijke jurkjes en stroohoeden met linten en bloemen. Zóó uitge dost spelen de fransche kinderen dn do Jardin do Luxembourg. Zóó laten ze hun scheepjes varen dn de groote vijver of rijden ze op de grauwe Zóó laten zij hun scheepjes varen in de groote, vijver 254 Lodensteyns Reis- .invallen" Aanteekening bij de gedichten van Lodensteyn Ook déze beide gedichten uit Lodcnsteyins reis- „Invallen" worden gekenmerkt door een verras sende omwending van het alledaagsche naar het mysterieuze, geestelijke, en dc plotselingheid van deze 'wendingen is evenredig aan de troostelnjke diepzinnigheid ervan. Het is, alsof zachte handen zich onverwacht om onze slapen leggen, of ons schellen van de oogen vallen en wij dieper dan het iheillooze oppervlak van hot leven zien: de grend- en de zin-van-al wordt ons in een kortston dige ontroering als bij vermoeden openbaar. En niets kan troosten als dót vertroost. Wel dicht onder het vlak der dagelijkse he, profane voor stellingen moet die kracht- cn troostrijke ziels- grond, die diepte, in den dichter gelegen hebben. Hoe meer wij onszelf ver zijn en van ons innerlijk vervreemd, en hoe minder wij God noodig hebben, hoe gróóter is de afstamc' in ons tusschen beide; bij die in heiliging aldus toegenomenen liggen zij vlak onderen. Van de onduldbaarheid der smar telijkste ervaringen stappen zij moeiteloos over op dien zaligen grond, het vrijgobied van het geloof, waar „geen vijand óan kan" (Campbuysen). Van daar, dat de martelaars blijhartig, zingende kon den verbranden, P. v. R. huur-ezel'tijes, twee groote attracties van de Luxem bouirg. Van het Hollandsche ravotten is geen sprake. Want daarbij komt het uiterlijk te veel in gevaar. Misschien zijn daarom die kinderen minder baldadig en luidruchtig dan de Holland- sclie jeugd. Maar daarom ook kan men ze nooit hecloaimal als moe-gespeelde of warm-gestoeide kinderen zien, maar blijven ze altijd kleine dame tjes en heertjes, met voorzichtige bewegingen en ernstige, beheerschte gezichtjes. lOtm twaalf uur trekken de moeders met hun kinderen naar huis. En direct wordt de jardin de Luxembourg omgetooverd van een kinder-paraddjs tot oen openlucht-studeerkamcr. Want om twaalf uur als die scholen en colleges ten einde zijn, ptroomen de studenten en jonge menschen binnen, door al de verschillende ingangen. Het park grenst aan quartier Latin, het studenten-gedeelte van de stad waarin ook de Sorbonne, de beroemde univer siteit ligt. Tusschen de middag eten de studenten hier hun broodje, terwijl ze in hun boeken stu dieeren of dictaten bij werken. Er heersoht algemeene verontwaardiging als twee pratende dames of heeren zich op een bankje zotten bij de werkende jonge menschen. Zoo'n storing schijnt 'bijna niet geoorloofd. En vooral in dezen tijd van examens heersoht er een van werk golaiden atmospheer in de Luxembourg. Het is een ideaal voor die vele, meestal arme studen ten, die als bijen uit hun meerder of minder kleine kamertjes komen gekropen, om in hun overdrukke, werkende levens, een paar uur per «lag aan de ongezonde stadslucht te ontsnappen en in het prachtig aangelegde en verzorgde park wat rust en wat buitenlucht te genieten. Gedurende ieder seizoen wordt aan dc aanleg en het onder- houd gewerkt. Er zijn altijd bloeiende bloemen en ieder jaargetijde vindt men weer andere planten, nieuw aangelegde perken, welverzorgde paden. En in het voorjaar, als alles bloeit, als hel groen van <le 'booanen nog jong en frisch is, zonder de laag Parijsohe stof, die na eenige weken alles duimdik bedekt, is de jardin de Luxembourg voor jong en oud een dorado. 's Middags komen de wandelaars, uit alle deelen van de stad naar dit plekje getrokken. Dan zitten ze ondier de prachtige oude hoornen in het midden gedeelte, waar de kinderen bootjes met helder witte zeilen huren, om in de vijver te laten varen. Daar is de standplaats van de huur-ezeltjes, daar worden de kleurige kinderballonnen verkocht. En •door het heele parit vindt men de prachtige tuin beelden van Rodin en andere meesters. (Do bezoekers, die uit het zoo rijke en beroemde Miusée de Luxembourg komen, worden ook hier getroffen door de pitoresque schoonheid aan kleu ren en vormen van de jardin dc Luxembourg. Bonte Vragen Beantwoord door G. IC. A. Nonhebef, Apotheker en Scheikundige te Mid delburg. Men richte zijn vragen rechtstreeks aan het adres van den heer Nonhebei en voege voor iedere vraag f 0.20 aan postzegels bij. Als Mevr. K v. G. te Rotterdam wil zenden 20 ets oan postzegels en haar naam en adres wil aangeven, zal ik haar in ccn brief een goed ant woord geven. I-Iet antwoord is niet geschikt voor opnoimo in de courant. nonhebei; 23 Augustus. Vanmorgen zijn Nel en ik weer naar 't boscK getogen, vergezeld van mijn rioheliieu-madhtzak en „De kloof zonder brug". Maar de nachtzak is niet uit zijn omhulsel te voorschijn gekomen! Nel en ik hebben ademloos over „Do kloof" gebogen gezeten, de heele morgen. En om half één zijn we naar huis gehold, om met verwilderde gezichten tien minuten te laat aan tafel te verschijnen! We zdj.n er in één woord wèg van! „Ze schrijven tegenwoordig geen mooie boeken meer," had Nel juist gisteren nog pessimistisch zitten beweren. We waren op visite bij den directeur van het postkantoor, onzen buurman, en hadden met zijn. dochter een gesprek over boeken. „Neem dit date maar eens mee," zei ze, ,,'t zal jullie best bevallen." 't Heerlijkste vind ik, dat het zoo dik is. 't Is altijd zoo'n zonde als een mooi bock gauw uit is. Vanmiddag, toen Nel even voor Vader een bood schap in 't dorp moest dtocn, ben ik stilletjes ver der gaan lezen. We hadden wel afgesproken dat we gelijk zouden blijven, maar ik kón er niet af blijven. We waren aan zoo'n spannend gedeelte Vijif minuten later betrapte Douwe mij, snik kend over ,yde Kloof", in een hoekje van de bleek. Ik kon ei* niets aan doen, 't was bij het sterven van Jan. Douwe lachte zich slap, natuurlijk, wat kan je andei's van hem vernachten. Meneer en mevrouw Dibbits door K. LANTERMANS (Vervolg./ Maar hoe zou de indruk zijn, het resultaat, dat 'de lezing van die brief te weeg zou brengen? Dat wist hij niet. En daar hing toch zoo veel yooc hem van af. Even flitste ook de herinnering door zijn hoofd, dat dominee Blanken, de gevierde kanselredenaar uit de stad juist zijn bezoek had aangekondigd, maar hij duwde die herinnering dadelijk weg. Dat bezoek had heelemaal niets te beduiden gehad: slechts een gelegenheidsbezook. Hoe zou ze echter die brief ontvangen hebben? Zo had er natuurlijk den eigenaar van de Drie kamp, den vertegenwoordiger van het oude ge slacht wel in herkend. Zou ze dat hebben verdra gen? Of gestooten zijn? Voor het hoofd? Ze moest do brief nu al hebben: zeker ze had hem al. De klok van de toren buiten liet zijn doffe tien slagen in de wijde ruimte hoorcn met een suizend nagebrom van die slagen naar de kant van de Driekamp. Het was tijd om naar bed te gaan. Het dorp sliep al lang. Misschien was de dominee nog op, of de pastoor, maar de meester lag met zijn gezin natuurlijk ook al op bed. De huishoudster had al wel te rusten gezegd, maar Willem wachtte natuurlijk, tot meneer hem niet meer noodig had. Ook voor meneer van de Driekamp was tien uur een behoorlijke tijd om de nachtrust op te zoeken. Rust kon hij echter toch niet krijgen, meende hij, waarom zou hij dan naar bed gaan? Hij riep Willem en zei, dat hij maar naar bed moest gaan: zelf wilde hij nog een wandclingtje gaan maken. .Willem zou dan wel wachten, zei hij, tot meneer Wie maakt 'er nu een kansje?. Toen Nel thuis kwam moest zij dat gedeel.td eerst inhalen. „Wacht ouwetje," dacht ik, „nou zal ik jou eens observeeren, of jc ook aangedaan bent." Ze lacht me altijd uit, omdat dik nog iedere keer tra inen vergiet als ik ,jDe erfgenaam van Redclyffe" voor de zooveelste maal lees, en aan 't sterfbed van Guy toe ben. En jawel hoor, toen Nel aan 't bewuste stuk toe was waren haar ocgen ook niet droog. 't Is een echt boek voor de vacantic, bij stukjes en (beetjes kan je niet lezen. Ik vraag 't vast voor mijn verjaardag. 25 Augustus. Nog maar een week, en dan is onze heerlijke ivacantie al weer om. Maar we zullen er nog eens volop van genieten, dat staat vast! Vandaag zijn we bramen wezen plukken. Een heel biscuitblik hadden we vol, mijn becnen zitten vol schrammen van de bramenstruiken. Moeder is nu in de keu ken bezig om er jam van te maken. We zullen een potje in de kelder achterlaten, voor Oom Boudewiju! Ik ben in die zes weken toch gaan hechten aan villa „Hendrika", ondanks het lekkende dak en de muffe salon! Zouden we hier nog wei eens weer komen? Ik denk van niet. Dit was nu zoo'n mooie gelegenheid, om zonder geld tóch naar bui ten kunnen. Douwe wordt het hier een beetje zat, geloof ik. Hij loopt maar te brommen over 't feit, dat bier maar één keer per dag post 'komt, en dat hij nooit 't laatste nieuws meer weet. Net iets voor Douwe, a'n don Haag staat hij altijd met zijn neus vooraan, bij de bulletins! Hij mist hier zijn Arja-vrienden en zijn J.V. Maar Vader zou het hier best nog een halif jaartje kunnen uithouden, zooals hij beweert. De nieuwe cursus trekt hem nog niet erg aan. Nou, eerlijk gezégd heb ik ook nog niet bijster, veel zin om naar de stad terug te gaan! terugkwam, om te sluiten. Meneer meende, dat hij ook nog wel een deur sluiten kon: Willem moest maar gaan. De huisknecht vond wel iets. vreemds in het geval, zelfs iets heel vreemds, maar hij vroeg niet verder en ging te bed. Meneer stapte de deur uit. Zijn hoofd was zoo warm aan de slapen. Hij wilde wat opfrisschen. Het was buiten van dat halif donker, dat de vroegO wachten van mid-zonder kenmerkte. De takken der, boomen, vol in blad, wuiven door een trekking wat heen en weer als het gewuif van palmen in de tropen. Daarna is alles weer stil. In de verte wieuwt een kievit. Een koe loeit in de wei. Ook blaft er een hond, die zich verveelt cn uit louter tijdverdrijf nu en dan eens dof „blaf" zegt en een! paar seconden later weer eens „blaf". Er hangt iets weemoedigs in de luoht °P 'a'e zomeravonden, als er op het dorp geen geluid te hooren is, dat aan bestaan van menschen herinnert. Het is alleen, dc natuur zelf met de dierenwereld, die nog tee kenen van leven geven. Dan voelt de mcnsch, dio daar heen loopt, eigenlijk zonder doek zich een zaam, en zoo klein, zoo nietig. Ook kan het zijn', dat dit weemoedige gevoel alleen daarvan komt, dat de mensch nooit zoo alleen laat in de avond of in de voornacht rond loopt, als er al niet iets bijzonders met hem aan de hand is. Meneer Dibbits slenterde zonder doel rond, maar, hij kwam toch ook in de Achterstraat bij het huis, waar vroeger de Pruis gewoond had en waaraan eenige herinneringen verhouden waren. Maar die herinnering was al oud, heel oud. Toch scheen hel hem of ze ook frisch was, ja, die dag opgefrischt. Ook kwam hij op zijn wandeling midden in het dorp, liep de kerk voorbij in de richting van de school en hert meestershuis en kwam zoo ook voorbij het aloude Bertha-hof, zijn eigendom. Toen deed hij, wat hij nog nooit gedaan had: hij bleef voor het ijzeren hek staan en bék eek het gebouw^ voor zoover hij het zien kon in de halif-schemering van een heldere sterrenhemel zonder maan. 253

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 10