VAN dlfen G. K. A. NONHEBEL Apotheker te Middelburg Lctgevalletjes op reis OVER DUINPAADJES EN PENSION BEDDEN Aangezien Pluvius, waarschijnlijk afgeleid door zijn aangebeden waternimf, die hij zeker een Qieetje op het droge had gehaald, het nu een tijdje -vergat om het laten regenen, namen wij deze bij zondere gelegenheid te haat om langs don voet «Ier zoo schoon begroeide duinen eens naar Schoorl te wandelen, dat aardige dorpje te bekijken en het oude kerkje even binnen te loopen. In het midden der kerk, met eenige stoelen er om heen, stond een tafel, versierd met veldbloemen, waar op, naast, den bijbel, velerlei religieuss werken Dagen. Langs een artistiek aangelegd paadje be klommen we daarna bet duin en stonden ver baasd over bet ontzaglijk wijde panorama vanaf Ihotel Berg en Dal over de Ooy. Wij besloten langs één der zoo bekende Schoorl- sohe duinpaadjes weer naar Bergen terug te kee- ren. Hoe schoon die wegeltjes (Randweg, Ko ninginneweg, Waterleidingwet enz.) ook mochten zijn, toch waren we na P/2 uur moeizaam tippelen blij, dat we weer vasten grond onder onze voelen Meertje te Bergen. «voelden, want op dat zoo mulle zand waren kuitspieren nog niet ingesteld. Als ik er nog eens moet wandelen, dan huur IK een vlooieivvrije (als die er ten minste bestaat)] kameel af. Die is dat werkje in de Sahara van jongsaf gewend. Na dezen veel bewogen en ven» moeienden dag was dan ook de zoete rust ons zeer welkom. Helaas! die rust was maar van korten iduur. Er zijn menschen, die kunnen overal op sloipent op een bank, in een leuningstoel, zelfs zóó maar, met bet hoofd op de armen gestut, op tafel. Al1 kan ik mij nog al gemakkelijk schikken naar «Ie omstandigheden, zoo is me die kunst toch nooit eigen geworden. Zoo stond ik (het is nu jaren geleden) in dorpen of kleine provinciestadjes na een lezing soms voor de zeldzaamste puzzle's. Hoe moet men slapen in een ledikant, dat 150 cM. lang is, als men niet als een krakeling wil liggen? Na een vermoeiende voordracht temij to bed begevende, voelde ik na een heel langzaam, suizend zakken weer den vloer van mijn kamer. Ik geloof zeker, dat dat bed was opgevuld met geklopt eiwit. Zoo kwam ik eens op een winter nacht even voor twaalven in mijn logement. Het vroor 10 graden en het water in mijn lampetkan was ijs. Alles was al lang in diepe rust. Onder de sprei lag... niets. Men had vergeten het bed op te maken. Ik ben dien nacht niet bevroren, onaar ik zal u niet onthullen, hoe dat geïmpro viseerde bed er uit zag. Een uitdragerswinkel. Een heele stapel kranten, die ik in een kast vond, deed daarbij uitstekend dienst. Op een andermaal werd ik eens midden in den nacht wakker door het gekletter van een gewel dige regenbui. Kort daarop viel een droppel op mijn neus en ging dat dóór eiken minuut eentje Ging ik andersom liggen, dan kreeg ik natte voc- ten. Daar ik op die natuurkundige voordracht voor het opstellen van instrumenten wat materiaal bij me bad, kon ik met een paar schroeven en een flink stuk gewaste taf een opvangnet aan de lage zoldering maken, dat toen dc droppels opving. Daar het spatten van de droppels mij echter wak ker hield, moest ik er nog eens uit om er een handdoek in te leggen. Toon ik den volgenden ochtend wakker werd, zag ik vlak boven mijn hoofd een reuzen-blaas niet niet al te schoon water en constateerde ik, dat gewaste taf nog al een soliede stof is. Ook kussens, die met gemak te verpakken zijn in een sigarenkistje van 100, zijn vaak een heele puzzle om ze zóó op te knobbelen, dat incn er op slapen kan. En de bedden zelf och wat heb ik dikwijls gedacht aan een versregel uit Bernard ter I-laar's: „Abd-el-kader" nl.: „Vergeefs geklaagd; vergeefs gerammeld met mijn kelen". De minste beweging, die ge maakt, een schuren en knarsen van de vee- ren en zoo ge het in uw hoofd krijgt eens om to draaien, dan is het heele pension wakker. Men slaapt gemeenlijk niet slecht op bedden, die miet al te zacht zijn en als veerenibeddcn een die pen put vormen, maar deze beelden waren zóó hard, dat het liggen er op een ware pijniging werd. Daar het hotel overvol was, konden wo helaas ook niet om een andere kamer verzoeken. Een oogenlblik door den slaap overmand, werden we weer direct door spieipijn gewekt, wakker. Bij het krieken van den melkboer (ik bedoel dage raad) verlieten we onze pijnbank en trachtten, door een kwartiertje kamergymnastiek te. doen onze ledematen zoodanig los te maken, dat we ons konden aankleeden. De bark te Bergen, 1 Tot ergernis der nog bezig zijnde werkvrouw en lot gioote verbazing van den welwillcnden ober (verschenen wc voor dag en dauw aan het ontbijt en brachten genoemden ober al gauw dn bet laat ste stadium van verbazing door de vraag of in dit hotel alle gasten soms op dergelijke „marmer platen" moesten slapen. De ober, die ons beslist eerst voor Syibarieten unoet hebben aangezien, begreep er niets van, daar geen der zeer talrijke gasten zich daarover be klaagd had. Na het ontbijt nog een regenjas (het gezellig samenzijn van Pluvius en de nimf was zeker afgeloopen) van onze kamer halend, stonden we pardoes voor dc oplossing van dit vreemde iraadsel in den vorm van een uiterst verlegen Duitsch kamermeisje in gezelschap van acht wit houten plankjes. Zeer bedremmeld vroeg ze excuus dat vergeten had de plankjes uit de bedden te nemen. Ze trok zoo'n meewarig gezichtje, dat ik liet haar toekomende standje maar binnen de lippen hield, er een beetje op kauwde en ten slotte maar inslikte. Mijn booze bui zakte af, maar de pijn in mijn geradbraakte schouderbladen zakte belaas niet mede. Toen kwam liet verhaal. Er waren den dag te voren een paar toeristen vertrokken, die er oen maand gelogeerd hadden, en zich den eersten dag beklaagd hadden over de bedden nl. dat zc niet Siard genoeg waren. Den volgenden <l»sg hadden zc door middel van den timmerman lil ieder bed vier plankjes laten aanbrengen, waardoor de vee- rende, werking van het veeronde metaaldraad was opgeheven. Hot waren mogelijk a.s. leden van een of andere Znidpoo 1 -0xpoditiedie zich aan het („barden" waren. Het ras der Kaninefaten blijkt alzoo nog niet uitgestorven. Ik heb vergeten aar. den ol>er te vragen of ze ook „hun biefstuk murw reden onder het zadel hunner paarden." Deze codex werd door Dr. Tischendorff, een be kend Duitsch handschriftkenner en -uitgever, in !een kist met afval in het Catharinakloostcr bij de Sinaï ontdekt in het jaar 1844. Jazelfs lagen er al 43 bladen in de keuken bestemd om er de kachel mee aan te maken. Na zeer veel moeite |(de monniken begonnen, nu Dr. Tischendorff ze ier attent op maakte, te hegrijpen, wat ze bezaten), gelukte het den uitvinder de monniken te bewe gen de codex aan hun beschermheer den Czaar Van Rusland aan te bieden. Deze zond als tegen prestatie vele ridderorden en een som gelds van =t= 12000 gld. En thans is het, wederom na veel moeite, aan de Engelsche regeering gelukt er be slag op te leggen. De Sovjets hebben het manu script voor 1.200.000 gld. aan de Engelsche regee- ring verkocht. Dc Russen hechten meer aan het goud, dan aan het levende woord van God, en we mogen er blij om zijn, dat dit oude handschrift bij 'een Christennatie is beland. De codex dateert uit «1c 4e eeuw, bestaat uit 364 bladen van perkament 38 X 34 c.M., ieder blad met vier kolommen en wordt thans in een glazen vitrine in het Britsch museum te Londen tentoongesteld. De 43 losse bladen berusten in de universiteitsbibliotheek van Leipzig. (Heeft Dr. Tischendorff deze bladen zelf meegenomen?). De Codes Sinaïticus wordt altijd aangeduid met «le Hohreeuwsche letter Aleph en behoort tot de kostbaarste hoeken ter wereld. In genoemd Britsch Museum te Londen berust ook het tweede niet minder kostbare handschrift ■van den Bijbelde Codex Alexandirinus, lange tijd te Alexandria bewaard, vandaar de naam. Deze codex is een halve eeu\y jonger (2e Jielft 5e eeuw) en door den patriarch van Konstan- tinopel in 1628 aan den Koning van Engeland ge schonken. Ook hierop is de heele Bijbel in het Grieksch geschreven, 2 kolommen op iedere blad zijde. Eenige bladen ontbreken. Deze codex wordt altijd aangeduid met de letter A. De derde majuskelcodex berust te Rome in de bibliotheek van het Vuticaan en heet deshalve Codex Vatican us. Ook dit handschrift be vat de geheele Grieksche Bijbel in hoofdletters en; bestaat uit 759 bladen, ieder van drie klommen as echter ook niet volledig, o.a. ontbreekt er haast geheel Genesis aan. Het is geschreven in de 4e euw en wordt aangeduid met de letter B. Natuurlijk zouden we zoo nog eenige tijd doof kunnen gaan; we doen dit evenwel niet en bo- sluiten de rij met een voorbeeld van een praclit- codex n.l. de Codex Purpureus, aangeduid met de letter N. Dit handschrift wordt in St. Petersburg bewaard en bevat dc vier evangeliën in prachtschrift, n.l. zilveren letters op purperen: grond, dc namen van God cn Qhristus zijn goud- letters. Het dateert uit de 6e eeuw. Haast onnoodig zal het zijn op te merken, dat al deze codices van onschatbare waardij zijn voof het juist vertalen en weergeven van de oorspron* kelijke tekst. JOH. G. DE VRIES. HOE PAR IJ S LEEFT Marche aux Puces DE VLOOIENMARKT door NONO KUYPER Een typische uiting van de Parijsdie handels geest vindt men in het levendige marktwezen* Bijna iedere buurt heeft 's morgens zijn eigen levensmiddelenmarkt. En in alle straten, rondom de groote boulevards, tot in de verste uithoeken van de stad, vindt men dc open uitstallingen. De kra men met zijden shawls en blouses, de rekken met bontkragen en lingerieën, dc bakken met poeder- doozen en toiletartikelen. Maar het meest interessante en 'bezienswaardige Zal er vandaag een liefhebber voor zijn? 228 op dit gebied Is wel de z.g. „vlooienmarkt", die iedieren Vrijdag-, Zaterdag-, en Zondagmorgen, bij regen en bij zonneschijn, aan de porte de Clinanr court, gehouden wordt. Men kan zich de vlooienmarkt het best voor stellen als een eindeloos groote uitdragerswinkel, waar in de ontelbare kramen en tenten dc meest fantastische mengelmoes van goederen geboden iword't. Daar staat een prachtige antieke commode, waarop ©en kist vol zeldzaam ordinaire 50 ets. Dioppen 011 glazen. Daar hangen een" paar typisch Fransche sier- poppen met uitgerekte lappen halzen in deernis wekkende toestand boven een tafel met fietsban den. Er ligt een kostelijke Spaansche schotel in gezelschap van een aantal matrassen die do „vlooien"-anarkt werkelijk alle eer aandoen!, cn een collectie uitvorkoopscorsetten, in alle maten en vormen. Men vindt er oude schoenen tusschen pannen en oud aardewerk. E11 alle soorten kleeding, voor alle soorten van menschen. Ook bloemen, vogels, vissollen en lekkernijen worden ten zeerste aan geprezen. Men .ziet op die ochtenden 's morgens vroeg al, een groot aantal Parijsche mannen, vrouwen, dikwijls inet kinderen en zuigelingen, hier hun inkoojHui voor huishouden, toilet of anderszins, doen. Men ziet er antiquairs, die met kennersblik tusscihen de kralen, blikken- cn steenen- byoute- rieën zoeken, tot zc er plotseling een echte ame thyst of robijn tusschen vinden. En ook artisten, die afdingen op oude kannen of kleurige etalage poppen. En altijd ook een aantal vreemdelingen, die zich amuseeren met het typische en schilderachtige beeld, dat de vlooienmarkt biedt. Met de bait naar huis. Hij kon er alleen opkomen Frans Bijl was rentenier. De groote „men" wist te vertellen, dat hij zestigduizend gulden rijk was. Nu had nog nooit iemand in zijn geldkistje mogen kijken, maar zeker was, dat hij er „warmpjes" in zat. Even zeker was hot, dat hij oig gierig was. Frans Bijl had over dc crisis hooren praten en moest gaan bezuinigen! En hij ging ook bezui nigen. Alle weken moest Frans voor zijn vrouw naar 'de stad. Dan stapte hij in do bus, legde twee kwadjes uit en kocht zich oen retourtje. Afge laden met boodschappen kwam hij dan terug. Maar zooals gezegd, Frans ging bezuinigen. Twee en vijftig maal twee kwartjes is zes en twintig gulden. Dut verreisde Frans per jaar naar de stad. Hij had daar nooit eerder aan gedacht, maar dat leek hem toch een enorme geldverspilling. Dat moest anders. En dat kón anders. Hij had een twecdc-handsch fiets te koop zien staan voor zegge twaalf gulden. Als hij er gelukkig mee was, had dc fietsenmaker gezegd, kon hij er wel vier jaar mee rijden. Zijn besluit stond vast. Frans kocht de fiets. Zijn schoonzoon leerde hem 's avonds rijden. Het resultaat van twee avonden was, dat hij alleen over den weg reed. Alleen één bezwaar bleef hem nog over. Dat was het opstappen. Want steeds als hij zijn voet op het opstapijzer plaatste, raakte hij zijn stuur kwijt cn kegelde over den grond! En toch moest hij het lecren. Je ging toch geen fiets koopen, om toch met de bu9 naar dc stad te gaan? En je kon er tocli kwalijk naast gaan loopen, net zoolang, totdat iemand jo .wilde helpen bij het opstappen? Wat zou daar te koop zijn? Buiten het dorp, op den landweg zou hij nog 'eens gaan probecren. Na een paar uur ging zijn yrouw eens kijken, hoe de oefeningen slaagden. Daar kwam Frans aan. Zijn kop glom van ge noegen. Tien pas bij zijn vrouw vandaan, snoefde hij: „ik ken d'r al alleeniig opkommen!" Toen zwenkte zijn stuur naar links, dc trapper sloeg tegen den berm van dei> weg aan en Frans lag onder aan den kant van de sloot. Zijn vrouw: „Jah, en je ken d'r al allecnig afkommen ook! J. A. B'. HET WONDER DER GESLACHTEN Het vrouwenoverschot neemt af De volkstelling van het vorige jaar, aldus de N. Rott. Crt. (zij is op 16 Juni 1933 gehouden) be wijst naar wij in het Berl: Tagobl. lozen dat het door den wereldoorlog veroorzaakte geweldige vrouwenoverschot geleidelijk afneemt. Er zijn thans nog 1059 vrouwen tegen 1000 mannen. (In 1919 was het cij'fcr der vrouwen 1101, in 1925 was Diet 1067. Vóór den oorlog waren er gemiddeld 1029 vrouwen tegen 1000 mannen). Opmerkelijk is, dat bij de geboorte het percen tage jongens sedert den oorlog grooter is dan nor- anaal. Terwijl voor den oorlog tegen 1000 meisjes, «lie geboren worden, 1055 jongens stonden, zijn deze cijfers voor de jaren 1925'33: 1000 0.11 1062. Het vrouwenoverschot dat nog bestaat is voor namelijk in de groote steden geconcentreerd. In kleine gemeenten (van 100 tot 500 zielen) is een ananncnoverschot, maar in de steden wonen 108S vrouwen tegen 1000 mannen. Het vrouwenover schot is het grootst te Berlijn, waar op 1000 man nen 1168 vrouwen wonen. OVER DE KRACHT VAN SPURGEONS STEM Wat de kracht van Spurgeons stem betreft, is liet volgende van belang. Eens werd hij uitgenoodigd om in het groolc Crystal Palace te Sydenham te prediken. De vraag, dc angstige vraag kwam bij hem op (hij was toen nog zeer jong) of zijn stem zwaar genoeg zou zijn voor zulk een enorme ruimte, 's Mor gens ging hij eerst naar het gebouw om zijn stem te beproeven. Toen hij op het podium stond, sprak hij luide de woorden uit: „Dit is een ge trouw woord cn alle aanneming waardig, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is, om zon daren zalig te maken". Toen hij deze woorden uitsprak, gevoelde hij zich verzekerd, dat zijn stem gehoord zou worden tot in de verste hoeken, en herhaalde de woorden nog eens op zachtcrcn toon. Iloe ver zijn woorden echter gereikt hadden, heeft hij dien morgen niet geweten; dat is pas gebleken, meer dan vijf en twintig jaar later, toen Spurgeons broeder geroepen werd aan het sterfbed van een ambachtsman, wiens einde naderde. Dc lccraar vroeg: „Zijt gij bereid?" „O, ja!", antwoordde de stervende blijmoedig. „Kunt gij mij vertellen, hoe gij dc redding uwer ziel verkreegt?" „Dat is zeer eenvoudig", zei de lijder met een blij gelaat. „Van ambacht ben ik loodgieter. Vijf en twintig jaar geleden was ik onder den dom van 't Crystal Palace aan het werk. Ik dacht, dat ik» geheel alleen was. Ik was toen zonder God en zonder hoop. Opeens hoorde ik een stem van den hemel, die zeidc: „Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Jezus Christus in de wereld gekomen is, om zondaren zuhg te maken." Door de inhoud van deze woor den werd ik overtuigd van zonde. Jezus Christus bleek ook mijn Zaligmaker te zijn. Ik nam Hem in mijn hart, op dat oogenblik, als zoodanig aan, en heb Hem sedert dien tijd altoos gediend." Dit voorbeeld toont niet alleen, dat God een allcdaagsch voorval gebruiken kan om langs een zonderlingen weg zielen tc bekeeren, maar bewijst ook de fenomenale stemkracht waarover Spur- gcon mocht beschikken. (Uit: „Spurgeon en zijn boodschap aan ons" door A. G. Barkey Wolf). Uitgave J. N. Voorhoeve, Den Haag. 18 Juli. O 'dierbare ouwe oom Boude wijn., wat zweven er dozer dagen toch liefdevolle gedachten om je kale solieiicljc! Want 't is hier een waar Dorado. 't Huisje ligt verrukkelijk, aan een dennenlaan, die in 't IkxscIi uitloopt. Wat je hier 't meest opvalt is de stilte. Geen trams, bijna geen auto's, cn geen haastige menschen. We nemen het er allemaal heerlijk van. 's Mor- Igons ontbijten we laat. En na tafel zingen we een psalim, Moeders lievelingsvvensch is eindelijk vervuld! -Thuis kan liet nooit, want 's morgens gaat alles even gehaast. Maar hier hebben we de tijd aan onszelf. Douwe begeleidt het gezang op Diet wormstekige orgeltje van Oom Boudewijn, dat sterk naar muizen ruiikt. Alles is hier heerlijk oudcrwetsch ingericht, we zitten als levende ana chronismen op roodon pluchen stoeltjes mot ver gulde pooten, en in de „mooie kamer" prijkt een snoezig ibijbelioorend kanapeetje, dat wc gereser veerd hebben voor Piet cn Lenie! Voor Douwe en Jaap hebben we, zooals het plan was, een bed moeten huren. Dat was nog een heel probleem, want wc haddon geen plaats om het neer te zetten. De kamers zijn zoo klein, en een zolder is er niet. Nu staat het in 't-schuurtje, 't Kan heel best, 't is een keurig schuurtje met oen raam, en er slaat alleen maar wat oude rommel. Eén moeilijkheid is er aan verbonden, de grendel kan alleen maar van buitenaf er voor worden geschoven, cn de jongens willen toch niet achter een losse deur 6lapcn! Dus Vader gaat ze iedere avond opsluiten, cn 's morgens weer verlossen! Nee, dan hebben Nel en ik een betere rustplaats in de logeerkamer, onder de indrukwekkende portretten van Da Costa en een anderen ouden heer, we weten niet wie dat is. 20 Juli, O, wat is vacantie toch een heerlijkheid! En tot nog toe treffen we zulk schitterend wecr4 iedere dag zon! Nel en ik heipon 's morgens enst Moeder gauw, en dan trekken we samen het bosoh in. Nel met een boek, (zc zit. natuurlijk nog met 't naderend examen in haar maag!) cn ik met mijn traditio- iieele handwerkje, dat ik iedere dag trouw mee zeul, omdat Moeder „niet begrijpen kan boe een (meisje zoo urenlang met leege handen kan zitten!" E11 dus sleep ik netjes mijn Rirhclieu-thceniuts mee op alle tochten, hij is al pikzwart en nog voor geen vierde part af! Vader en Moedor zoeken hun heil de heele dag maar in de tuin, ze komen 't hek haast niet uit. Als twee parkieten zitten ze in hun ligstoelen onder de dennen, Moeder fleurt zoo heerlijk op. E11 Vader, nou, die is haast niet te herkennen! Hij loopt de heele dag te fluiten, en flaneert rond in een hemelsblauw polohemd mot oen open kraag, 't Effect wordt bedorven door zijn stroohocd, maar anders zou hij sprekend op Byron lijken! 's Mid dags gaat bij een dutje doen op dc bleek, in de ifellc zon, languit in 't gras, met. z'n stroolioed over z'n oogon. E11 zoo heeft Jaap hem gekiekt! 's Middags maken wc tochten met de jongens, uren ver de hei over, achter elkaar op de smalle zandpaadjes. Wat is 't leven dan toch heerlijk, als je languit in een warme zandkuil ligt, met de donkere hei om je heen cn de blauwe hemel boven je! We hebben nog nooit zoo'n vacantie gehad. E11 dan te denken, dat er nog pas één week van om is! Maandag komen Piet en Lenie, hoe meer zielen hoe meer vreugd! 229

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 14