DE STERFDAG VAN WILLEM DEN ZWIJGER EEN TRAGISCHE DATUM: 10 JULI 1584 Herdachten we verleden jaar 'dat Prins .Willem van Oranje voor 400 jaar geboren werd, dit jaar is het drie en een halve eeuw geleden, dat do Vader des Vaderlands viel door moordenaars handen. Er was Filips II veel aan gelegen den Prins los te maken van de opstand tegen Spanje. Bij de Onderhandelingen te Keu len (Nov. 1579) liet de koning aan Oranje schitterende aanbiedingen doen. Oranje kon verkrijgen wat hij verkoos, maar do Prins had rijn lot verbonden met dat van ons .volk, dus wilde hij van geen afzonderlijk verdrag weten. Na deze mislukking pro beerde Filips II het op een andere wijze In Juni 1580 sprak hij, op aanraden van Granvelle, de ban uit tegen den Prins. Deze misdadige wijze van bestrijding werd meer toegepast en was niet iets van Filips alleen. Wie „vroom en edelmoedig genoeg gevon den mocht worden om ons van deze post te verlossen en hem ons dood of levend over te leveren, of wel hem het leven te bene men, zullen wij onmiddellijk na het ver richten der daad vijf en twintig duizend gouden kronen (f 75000) doen uitbetalen, en zoo hij cenig misdrijf mocht gepleegd heb ben, lioo groot ook, beloven wij hem dat te vergeven en, zoo hij niet reeds van adel is zullen wij hem om zijn vroomheid in de adelstand verheffen". Alzoo een „konink lijke" aanmoediging tot sluipmoord: f 75000 benevens brieven van „adeldom". De Prins beantwoordde, op aandrang van de Staten yan Holland, hot schandstuk in Dec. 1584 (apologie opgesteld door de hofprediker Vil liers). Had Filips II getracht een vlek te werpen op het bijzondere leven van Willem, in de verantwoording werd de chronique scanda leuse van des konings handel en wandel als echtgenoot en vader blootgelegd: het was waarlijk oog om oog, en tand om tand". Met dat al was de Prins nu vogelvrij ver klaard. En te verwonderen is het, dat niet meer veiligheidsmaatregelen genomen wer den, en dat men niet meer acht heeft ge slagen op de vreemdelingen, binnen Delft. De Prins zelf was van oordeel dat zoo er één gevonden zou worden, die het op zijn leven toelegde, alle maatregelen vruchteloos zouden zijn. Verschillende aanslagen zijn op den Prins gericht: de aanslag van Jean Jauregui ,(1582) is bekend. Minder bekend is dat een Vlissinger koopman Hans Hansz., in een wo ning naast het Prinsenhof (het oude St. Agathaklooster) buskruit had gebracht om dit in de lucht te laten vliegen. Op beschul diging van een Fries Aukema werd de zaak onderzocht en na gebleken juistheid werd deze koopman onthoofd. Dit was in Maart 1584. Zoo waren er tegen Juli 1584 wel vijf mannen, die zonder van elkaar te weten een aanslag in de zin hadden, n.l. een Fransch- nian, een Engelschman, een Schot, een Lo- tharinger en een Bourgondiër, te weten Balthazar Gérard, aan wien het plan ge- Jukt is. (Balthazar Gérard's vader Jean Gérard was rechter in Villefrance, een dorpje in Bourgondië. Deze was gehuwd met Barbe .van Eemskerke, die uit een Hollandsch ge slacht stamde. Hun negende kind, in 1557 géboren, was Balthazar, een zwakke, ten gere, schuwe knaap, zonder opgeruimdheid. Al vroeg had hij een doodelijke haat tegen (Willem van Oranje, welke haat gevoed werd door de verhalen van zijn vader en broers, over de ellende veroorzaakt door dezen rebel. Twintig jaar oud gaf hij in tegenwoordig heid van anderen uiting aan die haat, door een dolk in een schuurdeur te stooten met de wcnsch de dolk ook eens in het hart ,van Oranje te boren tot heil van de menschheid. Gewezen op het onlogische in die redeneering, daar de koning toch de middelen wel zou bezitten om de Prins uit de weg te ruimen, indien hij dit wenschte, kalmeerde Balthazar. Toen hij echter ver nam van de banvloek tegen Oranje, wensch te hij aan het „bevel des konings" te vol doen. Hij nam ontslag als klerk aan het ge rechtshof te Dóle, waar hij sinds 1569 werk zaam was, en ging naai- Luxemburg. Ilier vernam hij dat de Prins al dood was (1582) Daarom zocht hij maar weer een betrek king. Hij kwam als klerk bij zijn neef, Jean Duprel, secretaris bij de graaf van Mans- feit, gouverneur des konings in Luxem burg. Nu hoorde hij dat de aanslag van Jauregui was mislukt en onmiddellijk kwam zijn plan weer boven. In was maakte De Vade fi 'ïes. Vaderlands, hij afdrukken van van Mansfelts zegelring in de hoop hiermede toegang tot de Prins te kunnen krijgen. Nadat hij tevergeefs op een gunstige gelegenheid had gewacht om zijn plan te kunnen uitvoeren, liep hij weg. In Trier bezocht hij den rector van het Je- zuitencollcge, wien hij zijn plan voorlegde. Deze raadde het hem af, maar toen Baltha zar Gérard wees op zijn „goddelijke roe ping" gaf de Jczuit hem zijn zegen en zei hem, dat hij, zoo hij kwam te vallen, opge nomen zou worden onder de martelaren. Bij pater Jean Gory te Doornick biechtte hij zijn plan ook en ging vandaar naar Par ma's hoofdkwartier. Deze, die al zoovelen bij zich gehad had, met het plan de Prins te dooden, en hiervan nog geen andere re sultaten had gezien, dan dat de voorgescho ten gelden werden verbrast, weigerde Bal thazar, dien hij te onnoozel achtte, te ont vangen. Schriftelijk zette deze nu zijn plannen uiteen au vroeg toestemming de zegelafdrukken te mogen gebruiken. Dit werd hem toegestaan, maar voorschot werd hem geweigerd. Van Parma's raadsheer Assonville kreeg hij nog de belofte dat de belooning, zoo hij er het leven bij zou in schieten, zou uitgekeerd worden aan zijn familie. Nu ging hij naar Delft en vervoegde zich bij de Villiers, wien hij een droe\ig ver haal opdischte. Hij gaf voor de zoon te zijn van de bekende liugonoot Peter Guyon, die als martelaar te Besancon was gedood, en dat hij om des geloofs wille gevlucht was. Hij bood ook de zegelafdrukken aan. Zelfs schreef hij 6 Mei van uit zijn herberg een brief aan den Prins, zijn diensten aan biedend, waarin o.a. voorkomt: „Dat ik van nu voortaan onder uwo rogeering den Ileero zonder vreeze des doods mag dienen,'daar in het land van mijn geboorte, als zulk een genade niet waardig, die vrijheid (ofschoon zij van Christus door het storten van Zijn kostelijk bloed aan alle geloovigen gegeven) mij benomen is". En verder: „Ik bid God, dat Hij Uwe Excellentie in volmaakte ge zondheid een lang en gelukkig leven schenke". De brief eindigde: „Van Uwe' Excellentie de zeer nederige en toegenegen dienaar voor altoor", Frangois Guyon. De Prins, die Gérard volkomen vertrouw de en hem later zelfs verdedigde tegenover zijn gemalin op wie de man een ongunstige indruk maakte, bezorgde hem een betrek king bij Noël de Caron, heer van Schoon hoven, die als gezant naar Frankrijk zou gaan. Dit was een streep door zijn rekening Toen 10 Juni do hertog van Anjou gestor ven was, werd Francois Guyon echter met deze tijding naar Prins Willem gezonden. heeft de Prins, als naar gewoonte, doorge bracht in zijn werkkamer, die op de 1ste verdieping lag. Tegen de middag heeft hij daar ontvangen Rombertus Uylenburgh, burgemeester van Leeuwarden, die namens de Friesche steden den Prins over kerke- lijko aangelegenheden kwam spreken. Toen het sein tot de maaltijd werd gegeven noo- digde de Prins den burgemeester uit te blij ven eten. Deze, die daarop niet had gere kend, gaf natuurlijk toe. Beiden gingen naar beneden, naar de eetzaal. In de hal trad Francois Guyon op den Prins toe, en ver zocht hem een paspoort, daar hij terug wil de keeren naar Frankrijk. De Prins zeide hem na de maaltijd terug te komen en gaf zijn secretaris last het stuk op to stellen. Aan deze historische maaltijd namen be halve de Prins en de burgemeester ook deel de Prinses, Louise de Coligny, gravin von Scliwartsenburg, de zuster van den Prins, en drie dochters, n.l. Maria, Anna en Ama- lia. Aan tafel betoonde de Prins zich, als altijd een gezellig causeur. Balthazar Gérard was intussclien naai zij n herberg gegaan om do pistolen te halen Bij hot opstaan van tafel tegen twee uur kwam de Engelschc kolonel Morgan met ecnige officieren binnen, om den Prins even te spreken. Buiten de eetzaal gekomen word hij nog aangesproken door den Engcl- schen ritmeester Roger Williams. Als Oranje eindelijk do trap opgaat naar boven en de eerste trede heeft bereikt, schiet plot seling de moordenaar te voorschijn en lost zijn pistolen op de Prins. Oranje, door drie kogels getroffen, zakt ineen. Hij wordt op gevangen door zijn stalmeester Jhr. Jan van Maldere, die achter hem aanliep. Voorzich tig zet hij de Prins oj> de trap. De laatste woorden. Terwijl van Maldere de Prins op de trap zette, sprak deze de onvergankelijke woor den: „Mon Dieu, raon Dieu, ayo pitié de moy et du pauvre peuple" (Mijn God, mijn God, heb erbarmen met mij en dit arme volk). Een kostelijk gebed, deze nalaten schap van Prins Willem van Oranje aan ons volk. Daar zijn er geweest, die deze laatste woorden in twijfel hebben getrokken. Vol gens Fruim zijn liet Roomsch Katholieke historici geweest, die beweerden, dat de Prins in liet hart getroffen was, dus nooit deze woorden heeft kunnen spreken. Maar in het officieele verslag van de moord, op gesteld door de Villiers op last van de Sta- ten-Generaal, komen deze woorden voor. En van verschillende zijden, o.a. officieele brio ven, worden deze woorden bevestigd. De lezing moge iets verschillen, in hoofdzaak zijn alle verklaringen eensluidend. De Staten behielden voor zich alleen liet recht over dit feit een beschrijving uit te geven, toch heeft een „Delftsch Katholiek" een pamflet geschreven „Copio uit Delft", waarin de moord beschreven en verheer lijkt wordt. Zij die de bedoelde woorden loochenen, gronden dit op het pamflet „Delftsche Katholiek", volgens Fruin. Dal men van dio zijde dit gebed liever verdoe zelde is te begrijpen, daar do Prins toch was de rebel, een goddeloos schepsel. Ten overvloede heeft de lijkschouwing, door Petrus Forestus en Cornelius Bussennius, bewezen dat de kogels de long, het midden rif en de maag (dus niet het hart) hadden doorboord en aan do linkerzijde, bij de rug- wervel, tusschon de 7e en 8e rib hot lichaam hebben verlaten. Op het nooren van ds schoten kwam de Op Zondag 24 Juni kwam hij weer te Delft aan. Nadat de Prins de briev en gelezen had moest de boodschapper zelf bij de Prins, die nog te bed lag, komen. Deze, hierop aller minst gerekend, kon zijn opwinding nau welijks bedwingen, maar moest weer gaan, zooals hij gekomen was, daar hij geen enkel wapen bij zich had. Nu was hij dagelijks in de buurt van het St. Agathaklooster, be. zocht alle godsdienstoefeningen van de Vil liers, had zelfs een paar boekjes over de Calvinistische leer aangeschaft Op de vraag waarom hij nog langer bleef, gaf hij ten antwoord gaarne bodeloon te ontvangen om nieuwe kleeren te koopen, daar zijn oude op de reis veel hadden geleden. Dit werd aan de Prins overgebracht. Deze liet hem toen door de Villiors 12 kronen (f 36) uit betalen. Balthazar, die hierin de vinger Gods zag, kocht van een soldaat van do wacht twee pistolen. Het eene laadde hij met twee, het andere met drie kogels. Zoo wachtte hij de gelegenheid al. Die gelegen heid kwam Dinsdag 10 Juli K64. De laatste levensdag van (ten Prins. Do Prins was gekleed met e m bruin- lederen wambuis met wijd uitgesneden broek en daarover een mantel van grijs Friesch laken, om de hals een hoogge- plooide kraag en op de borst een geuzen penning met het randschrift: „Fidéle au Roy jusqu' fi la besace" (Getrouw aan den koning tot aan de bedelzak). Een breedge rande, donkerkleurige vilten geuzenhood voltooide zijn kleedij. Do morgen yan zijn laatste Jcveusdag Holland teruq, gravin von Schwarzcn mrg toesnellen. Toen ze de Prins zag vroeg ze hem in zijn niue- dertaal of b:j Jezus toebct'J-v Ie. Een flauw „ja" Wr.s rog i-tt antwooid. Op een 'n allerijl gesorcid bel. in d> eetzaal blies de Prins de laatste adem uit „Zoo is h«t einde geweest van aeze Pri-is, bij de zijnen en anderen ook geacht de wijste, voorzichtigste en gestadigste, grootmoedigste, geduldigste en voortreffe lijkste Prins van zijn tijd". Groot w-,s de droefheid van de Prinses, die nu om .-'es geloofs vvillo laar vader, haar eers o c-cMgenoot en tweede echtgenoot had verlv-n. II:» groot wav ook de verst i- genheid 'n het land. De begrafen s. 's Diags na cle moord werd het stoffelijk overschot gebalsemd. Tot 3 Augustus stond het lichaam nog boven aarde Nadat 3 dagen lang duizenden uit het gansche land toegestroomd waren om nog een laatste blik op de geliefde doode te werpen, werd hij in de Nieuwe Kerk te Delft begraven. Hoewel de Prins meermalen had laten merken niet op een statieuse begrafenis ge steld te zijn, wilden de Staten de begrafenis op hun kosten met koninklijke pracht doen geschieden. Ds. Arend Ivornelisz. Storm van 's-Graven- zandc hield oen korte Iijkpreclikatio over Openb. 14 13: „Zalig zijn do dooden, dio in do Ileere sterven van nu aan. Ju, zegt de geest, opdat zij rusten mogen van hun arbeid, en hun werken yolgcn raat hen". Later werd er een kostbaar praalgraf ge bouwd over de laatste rustplaats van de Vader des Vaderlands. Op last van de Sta- ten-Gcneraal werd het ontworpen en ge bouwd door de bekende bouwmeester Hen drik de Keyzer. In 1614 aangevangen werd het in 1622 voltooid door zijn zoon Pietcr. De kosten bedroegen 34000, een kolossale som, vooral voor dio tijd. Op het graf staat: „God Almachtig, ter eere en ter eeuwige gedachtenis van Willem van Nas sau, Prins van Oranje, als een Vader des Vaderlands, dewelke de dienst van de Ne derlanden meer heeft geacht, als de wel vaart en voorspoed van hem en de zijnen; do ware Religie, mitsgaders de Privilegiën van den Lande, weder ingevoerd heeft". Drio dagen lang zouden in allo steden van I-lolland drie maal 's daags do grootste klokken worden geluid. De blijdschap der vijanden was groot: „To 's-Iiertogcnbosch, in de Domkerk een Tc Dcum; 's avonds is de bliksem op de kerk gevallen en heeft do toren verbrand". (Groen van Prinsteror). Do moordenaar had, hoewel van „God geroepen" het toch noodig geacht maatrego- len ter ontvluchting te nemen. Buiten de stad stond een paard voor hem gereed en om de stadsgracht over te kunnen komen had hij een paar varkensblazen gekocht om daarop te drijven. Toon zijn heilloozo daad volvoerd was, vluchtte hij het gebouw uit over de binnenplaats, langs de stallen en zoo naar de stadswallen. Onderweg verloor hij oen pistool. Zijn gejaagdheid trok de aandacht van een stalknecht, die hem na- v J""1 fy «ff r/f -sj~' *'-■ 'V »S— t"$r ƒ"*- r. yp-r, r. f.~,. j:, Handschrift van den Zwijger. zette en greep. Anderen kwamen to hulp. Toen één hunner hem toeriep: „snood aard", gaf hij ten antwoord: „ik ben geen snoodaard, ik heb gedaan wat mijn koning mij gelast heeft", zoo was hij overtuigd van het goed recht en do vroomheid van zijn daad. Ilij werd zoolang opgesloten in do woninj van de concierge, waar hij het eerste ver hoor onderging door do Schepenen van Delft Hierbij toonde hij niet het minste berouw, doch vroeg papier en inkt om zijn bekentenis op te schrijven. Om te zien hoo hij zich zou houden, zeide men hem dat do Prins wel geraakt was, maar niet dood. De onverlaat zeide toen zeker te weten dat de Prins toch sterven zou: waarschijnlijk had hij de kogels vergiftigd. Zijn op schrift gestelde bekentenis was niet volledig en daar zijn rechters weten wilden of hij medeplichtigen had werd hij, naar de gewoonte dier dagen, op de pijn bank gelegd. -Volgens Fruin is hij niet meer dan driemaal gefolterd, maar dat was dan ook vreeselijk genoeg. Zoo b.v. werd hij op gehangen met een gewicht van 150 pond aan een teen, andere spreken van 300 pond. Hij werd voor het vuur geplaatst met schoenen van rauw leer, ingesmeerd me olie en vet, aan de voeten, die ten over vloede nog met kokend vet bespoten wei den. Het gevolg was, dat de schoenen krompen en het slachtoffer onduldbare pij nen leed. Toch verdroeg hij dit alles zonder een klacht te uiten; eens toen het te erg werd lispelde hij: „Bon Dieu, patience". (Goede God, geduld). 14 Augustus werd hij in het openbaar terechtgesteld. Het vonnis was onmensche- lijk, ingegeven door het wraakgevoel der rechters en alles behalve in de geest van Oranje, die bij Jauregui riep: „ik vergeef hem!" Do rechterhand moest met een gloei end wafelijzer afgerukt worden en het vleesch op zes plaatsen uit het lichaam gereten. Het hart hem uit de borst gesneden en in het gezicht geslingerd en ten slotte het lichaam gevierendeeld. Toen de moor denaar dit vroeselijkc vonnis hoorde, ver vloekte hij de dag waarop het plan bij hem opkwam. Maar de uitvoering verdroeg hij onverschrokken. Zelfs maakte hij met den rechterarm het teeken des kruizes toen de hand was afgescheurd. Zijn vijanden ge- Het doudclijk schot op 10 Juli f584. loofden hem van de duivel bezeten, zijn vrienden dat hij door God gesterkt werd. Op ellc der vier hoeken der stad werd een stuk van liet lichaam ten schand gesteld. Het hoofd werd op een scliandstaak ge plaatst, Op behendige wijze werd het gesto len en naar Keulen overgebracht, waar do moordenaar als een hciligo werd vereerd. Men heeft getracht, o.a. een kardinaal Barouius Balthazar Gérard onder de Sancti (heiligen), in elk geval onder de Beati (zaligen) opgenomen te krijgen, maar do „duivclsadvokaat" zou denkelijk aan de brief van 6 Mei wel genoeg hebben, om dit te verhinderen. Het testament van de Prlna. De geldzaken van de Prins waren, bij zijn dood, in schromelijke verwarring en ver- achtering. Een talrijk gezin bleef achter, een omslachtige huishouding, naar de eisch des tijds, een zoontje van ecnige maanden (Frederik Hendrik) en vier dochters, waar van de jongste drie jaar was. Geen honderd gulden aan contanten was er aanwezig, een gedeelte van de inboedel moost verkocht worden om in de eerste behoeften te voor zien. Zijn onroerende goederen waren meest in handen der Spanjaarden, en de rest met een liooge hypotheek belast. Hoewel hij, wat zijn brieven bewijzen, wel dacht aan zijn dochters, hoe ze misschien hier onver zorgd zouden achter blijven, heeft hij do publieke «aak gesteld boven zijn particu liere aangelegenheden. Zijn testament was zelfs nog niet voltooid. De verdeeling van wat er was moest geschieden onder 11 kim deren uit 4 huwelijken. De kinderen van do Prins waren uit zijrï huwelijk met: Anna van Egmond: Filips Willem] Maria, gravin van Iiohehohc. Anna van Saksen: Maurits; Anna gehuwd met Willem Lodewijk w Nassau3 Emelia gehuwd met prins Emmancl van Portugal. Charlotte de Bourbon: Louisa Juliana gehuwd met Palsgraaf Frederik IV; Elisabeth gehuwd met Henri de la Tour hertog van Bolirgondië; Catharina Belgica gehuwd met Filips Lodewijk graaf van Hanan; Charlotte Brabantina gehuwd met Claude hertog van Tremovillc; Charlotte Flandrina gestorven als abdis te Poitiers; Emelia Secunda gehuwd met Frederik Ca* sknier hertog van Lansberg. Louise de Coligny: Frederik Hen* drik. Zijn natuurlijke zoon Justinus van' Nassau werd later luit.-admiraal van Zee* Fruin vertelt in zijn „Verspreide ge schriften" hoe die balseming zich toedroeg. Hij heeft geput uit een werk van Petrus Forcestus, die enkele jaren lijfarts van de Prins is geweest. De buik werd in de lengte en ter zijde opengesneden, do ingewanden, maag en spieren, lever, milt werden er uit genomen. Vervolgens werd de borst geopend en de „geestelijke deelen", hart en longen, verwijderd en de slokdarm tot de wortel der tong afgesneden. Het aldus leege lichaam werd eerst met koud water uitgewasschen en met sponsen gereinigd en daarop mefi een acetum (een zure wijn waarvan het recept werd opgegeven) en ton slotte met brandewijn op gelijke wijs behandeld. Nu volgde het eigenlijke balsemen. liet vleesch werd zorgvuldig met een poeder (het recept werd weer opgegeven: in hoofdzaak aloë, mynrhe en dergelijke) ingewreven „zooals men varkensvleesch pleegt te zouten". Dan werden de holten met in brandewijn ge drenkt werk opgevuld en verder weer met poeder behandeld. Ten slotte werd alles met de naald zorgvuldig dicht genaaid. Op gelijke wijze werd het hoofd behandeld. Het lichaam werd dan in heet lijnwaad gewik keld en met een soort schipperspek (recept' weer opgegeven) besmeerd. Het lichaam kon zoo S tot 10 jaar in goede staat blijven. Uarnix van, Sint Aldcgonde leest Prins. WH Icjti zijn -proeve, van het. WWlelmug voot^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 8