Ge Spellingvereenvoudiging
Mann Conrad Wilhelm Löhe
MAANDAG 11 JUNI 1934
TWEEDE BLAD PAG. 5
Goed onderscheiden leidt tot goed
begrijpen
Spellingwijziging' is geen
taalverandering
Pr.l Nadat op 19 April het compromis
voorstel inzake despoiling werd gepubliceerd
bleef het aanvankelijk rustig. In enkele
bladen verschenen artikelen erover, die
het algemeen het bewijs leverden, dat de
schrijvers zich de materie konden indenken.
Niet lang daarna echter kwamen er aller
lei stukken, die bleken te zijn van personen
die minder goed op de hoogte zijn en ook
van menschen die tegen het compromis zijn
om allerlei gewichtige redenen, maar die
hee-1 vaak op niets anders neerkomen dan op
tegenzin tegen verandering.
Uit onderwijskringen werd evenwel, voor-
zoover wij hebben kunnen nagaan, vrijwel
niet anders dan adhaesie betuigd. Het on
derwijs is ook de eerst-belanghebbende. Mer.
weet daar uit ervaring, hoe enorm veel tijd
er gaat zitten in het aan de kinderen bij
brengen van allerlei vormen en onderschei
I dingen, die op zichzelf geen zin hebben. En
het troosteloos» is daarbij dat zeer velen al
o! gauw vergeten wat er met zooveel moei
te is ingestampt. De tijd gaat heen met
I spellingsdril en er blijft niets over om de
jeugd het schrijven van behoorlijke zinnen
te leer en.
In de strijd om het spellingsvoorstel is
nog een element dat opvalt. Dat is de ho
pelooze verwarring die er heerscht over de
begrippen taal en spelling.
I Taal is een levend iets. Onze woorden be
staan uit klanken en de woorden verbinden
we tot zinnen. Van het standpunt van het
huidige oogcmblik uit kan men zeggen dat
we met elkaar afgesproken hebben dat we
een bepaald lichaamsdeel voet noemen. En
als we nu die drie klanken in een bepaalde
volgorde hooren, komt een bepaald beeld
ons voor de geest.
Natuurlijk heeft de taal een geschiedenis.
Over de geschiedenis van de woorden, de
vormveranderingen, die ze in de honder
don en duizenden jaren die achter ons lig
gen ondergaan hebben en over het ontstaan
van nieuwe woorden, zijn verschillende theo
rieën, die ons echter niet bezig hoeven te
houden. We constateeren alleen het. feit.,
dat de taal er op een bepaald moment zoo-
en-zoo uitziet.
Ten einde onze gedachten te bewaren heb
ben we het schrift. Dat schrift berust louter
op afspraak. Het eene volk deed liet door
hiërogliefen, een ander had het z.g.n. spij
kerschrift, weer en ander deed het met be
hulp van een ingewikkeld systeem van knoo-
pen en wij doen het met behulp van 26 tee-
kens. Een bepaalde klank stellen we voor
joor v, een andere door oe, en een derde
door t Als wc de combinatie van die drie
klanken in een bepaalde volgorde uitstoo-
ten en we willen dat vastleggen in teekens
krijgen we „\oet". Het is nu wel duidelijk
dat klanken de taal vormen, maar dat de
weergave, van die klanken, de letter tee
kens, <ie spelling geeft.
Spelling is dus, om zoo te zeggen, een sym
bool van de taal. Nu verandert de taal in
meer of minder vlugge mate. Vroeger sneller
dan nu. Maar tegenover de overvloed van
vormen die bepaalde woorden bijv. in het
Westgermaansch hadden, staat de weelde
tui vormen in heit (oudere) Genmaansch;
j de overvloedige weelde in het (nog oudére)
Indogermaanse h en do zeer beperkte vormen-.
rijkdom van de moderne" Gënnaansélïe 'dia-'
1 lecten. Zoo had het Gotisch voor de enkele
modern-Engelsciie vorm „had" en het Neder-
landsche „had, hadden', 16 verschillende
vormen, waaronder zulke lintwormen als
habaide.dieima. De.taal verandert dus geleide
lijk de spelling kan dat slechts met spron
gen doen.
Als er in de loop van de eeuwen, waarin"'
deze taal-vcreen-voüdiging heeft plaats ge
had, ook eens een minister Marchant de
spelling, het schriftelijk (beeld dus van
de taal, had willen vereenvoudigen, d.w.z.
wat in werkelijkheid niet meer bestond uit
hei beeld wilde verwijderen en dit dus meer
in overeenstemming had willen brengen met
de feiten., zou er dan ook een storm zijn op
gestoken? Gelukkig 'bestond er toe.n nop
geen van regeeringswege geijkte spelling.
Een van de laatste overblijfselen van het
oude flexie-systeem is to onzaliger ure reeds
lang na zijn overlijden van het regeerings-
merkteeken voorzien, toen de spelling offi
cieel geregeld werd. Nu zitten we ermee. Had
den de Vries en Te Winkel de buigings-n
losgelaten, dan zou er nu peen haan meer
naar kraaien. En als Minister Marchant er
eindelijk in slaagt dit doode hout oiit te snij
den, dan heeft na korte tijcl niemand meer
weet. van de „geweldige" beteekenis van di'
letterteeken.
Eenigc tijd geleden schreven wij, dat de
„Vereenvoudigers" zich vrijwel stil hielden.
Dat was toen ook zoo. Vermoedelijk wachtte
men af, wat er zooal los zou komen. Nadat
er toen door de Nederlandsche dag- en week
bladen een stroom van artikelen gegaan is,
waaruit voor meer ter zake kundigen zonne
klaar bleek dat de schrijvers over het al
gemeen óf weinig of heelemaal geen notie
hadden van de dingen waar ze over schreven
kwamen de deskundigen voor de dag. Nieu-
gezichtspunten brachten ze niet naar vo-
Want wat ze schreven was reeds tien
tallen jaren uit den treure herhaald. Alleen
had het publiek er te weinig aandacht aar»
geschonken. Maai* nu de minister het vraag
stuk in het centrum der belangstelling heeft
geplaatst, is er gelegenheid om de zaak nop
eens weer uiteen te zetten, in de hoop dai
en nu eindelijk eens zal trachten ook de
•gu menten der „Vereenvouchers" te onder
zoeken. Tot dusver is van 'waarlijk steekhou
dende weerlegging niet veel gebleken.
Alleen ,Tgevoels"-argmnenten werden inge
bracht. Zooals bijv. dat. „schone bomen" veel
an liun schoonheid verlóren hadden. Wat
n wezen niet verschilt, van wat iemand zei
toen Stegen beek voor De Vries en Te Winkel
erd verwisseld: de kachel straalt niet zoo
veel warmte uit als de kagchel.
Zooals we reeds hierboven zeiden, taal en
spelling zijn zaken die men ter doge bij een
juiste beoordeeling van de thans aanhangige.
oorstellen moet onderscheiden. Om over de
spelling te oordeelen moet men van enkele
grondbeginselen uitgaan. We vonden die
nadat liét bovenstaande reeds geschreven
was, buitengewoon goed samengevat door Dr.
W. H. Stavenman, en willen .ze hier citeercn:
1. Spelling is een middel om schrifte
lijk iets aan een ander te doen weten. Dit
dient zo eenvoudig en zo duidelijk moge
lijk te geschieden.
2. De spelling is niet anders dan het in
tekens weergeven van de klanken die
men spreekt. Er is dus bij spelling geen
sprake van mooi en lelijk. Wil men met
van Deyssel „fraaye" schrijven, dan is
dat een persoonlijke liefhebberij.
3. De spelling is voor het hele volk;
er bestaat geen afzonderlijke, spelling voor
meer of minder ontwikkelden.
4. Er bestaat dus ook geen luxe-spel
ling, zooals er luxe aiuitoos zijn.
5. Fonetische spelling, d.w.z. een spel
ling die alle verschil in uitspraak weer
geeft door verschil in tekens, is op prak
tische gronden niet mogelijk (men zou
bij'V. moeten schrijven: ombeleeft, bijde-
hant, sestig; in 't oosten zou men verschil
moeten maken tussen de klinker in ppt
en in ton).
6. Spelling is veranderlijk, omdat de
uitspraak der woorden verandert De ver
andering der uitspraak gaat ongemerkt,
die der spelling moet sprongsgewijze ge
schieden. Dit wekt verzet
7. (En dit is de grootste fout die velen
maken). Spelling is geen taal.
Ze is alleen een symbool in tekens voor
gesproken taal.
8. (Een andere principieel e fout, dis met
spelling eigenlijk niets te maken heeft,
maar die uit de spelling van het lidwoord
d en voortkomt)Het grammatica-
1 e geslacht hééf t niets te m a-
ken met het sexueele geslacht.
Iemand -heeft beweerd dat tenville van do
duidelijkheid sloten moest blijven bestaan
naast slooten, en beren naast heeren. Maar
waarom maakt hij dan alleen bezwaar te
gen de spelling en niet tegen de woorden
zelf, zegt Dr. Staverman terecht En als er nu
eens iemand voor elke 'beteekenis van het
woord sloten een andere spelling wou heb,
hen, bijv. sloten (kasteelen), slooten (grep
pels, sloooten (deursloten), sloooolen (werk
woord), zaui dan dezelfde protesteerder niet
weer gaan protesteeren? Woorden ontJee
non hun beteekenis immers aan het verband
waarin zij voorkomen?
Laten we hopen, dat het initiatief van mi
nister Marchant niet door hardnekkig ver
zet tegen heilzame vereenvoudiging ver
lamd wordt.
BINNENLAND
MAATREGELEN TEGEN
„LEENVROUWEN"
HET EINDE DER WOEKERPRACTIJK?
Een speciaal vergunningsstelsel.
Ingediend is een wetsontwerp houdende
eenige wettelijke regelen nopens 't afbc-la-
lingsbedrijf.
Aan de Memorie van Toelichting wordt
het volgende ontleend:
De regeering denkt hier in de eerste nlaats
aan de praktijken van de zoogenaamde
..leenvrouwen" of „weekvrouwen", die voor
al in onze steden bekende figuren zijn. Deze
vrouwen plegen zich op ergerlijke wijze aan
woeker schuldig te maken, niet alleen door
het uïtleenen van geldsommen, maar ook
door het verkoopen van huishoudelijke go
bruilcsvoorwerpen op afbetaling.
Wat zich hier afspeelt, blijft vrijwel steeds
aan het oog van den rechter onttrokken. Dë
weekvrouw denkt er niet aan, zich in geval
van wanbetaling tot den rechter te wenden.
Zij heeft haar slachtoffers in haar feitelijke
macht. Zij maakt schandaal aan de deur,
wanneer een klant het zou wagen te protes
teeren. Zij dreigt den onkundigen erhtge-
noot in te lichten. En zoo weet zij haar
slachtoffers gedwee tot wekelijksche afbeta
ling te nopen.
Bovendien is het. rechtskarakter van de
aangegane transactie vaak zeer onzeker
De regeering is van oordeel, dat. op beide
genoemde gebieden de hulp van 't pubheke
recht moet worden ingeroepen. En we! in
beide gevallen door invoering van een ver
gunningstelsel. Zulk een stelsel biedt groote
voordeelcn; wie zich aan ernstige mis
bruiken heeft schuldig gemaakt, zal de ver
gunning niet kunnen verkrijgen. En.hoven-
ciien: de vergunninghouder, die zich mis
draagt, loopt gevaar zijn vergunning te \er-
liezen. Daarom is vooral de preventieve be
teekenis van zulk een stelsel groot.
Ten aanzien van het colportagestelsel is
zulk een regeling ook technisch-juridisch
betrekkelijk eenvoudig. Het eolporteeren
van goederen op afbetaling wordt, behou
dens vergunning, verboden.
RADIO-VISSCHERIJ-OMROEP
Met ingang van heden worden de Vissche
rij berichten, evenals vorige jaren, wederom
door de Reedersvereeniging voor de Neder
landsche haringvisscherij uitgezonden. Om
geroepen worden de nummers der binnen
gekomen schepen te Scheveningen, Vlaar-
dingen en ÏJmuidcn met de vangsten, de
manktnoteeringen van de haring, alsook de
visscherijberichten, zoowel van Schotland
als van Engeland.
Het uitzenden geschiedt alle dagen (ook
dés Maandags- wat vorige jaren niet het
geval was) des morgens acht uur precies
over Scheveningen-Haven op een golflengte
van 1205 meter.
DE UNIFORM DER ZIELSVERZORGERS
Bij Kon. besluit van 31 Mei 1931 no 92, is
bepaald- dat zoowol de Leger- en Vlootpre-
clikant in al genieenen dienst als een Hoofd
aalmoezenier voor Leger en Vloot gerechtigd
zijn tot het dragen van de uniform van
kapit ein ter zee, met de on derschei dings-
teekenen. welke voor de geestelijke verzor
gers zijn vastgesteld.
Op de luchtvaarttentoonstelling
in het Jaarbeursgebouw te
Utrecht. Oud en nieuw op
luchtvaartgebied: een oude bal
longondel en een modern vlieg
tuig.
De opening van de wereldtentoonstelling te Chicago die den naam draagt Century of ProgressEen dichte menigte
bevolkt tijdens de openingsparade de bevlagde hoofd-allee.
NAT. CHRISTEN GEHEEL-
ONTHOUDERSVEREENIGING
DE ALGEMEENE VERGADERING.
De jaarlijksche algemeene vergadering
van de Nat. Chr. Geh. Onth. Ver., waarvan
de Minister van Sociale Zaken, Prof. Dr. J.
R. Slotemaker de Bruine voorzitter is, zal
Dinsdag 28 en Woensdag 29 Aug. a.s. in
..Musis Sacrum" te Schiedam worden ge
houden. Aan den avond van Maandag 27
Aug. vindt in het eigen gebouw van de afd
een begroetingssamenkomst plaats.
Aan den middag van Dinsdag 20 Aug. zal
het college van B. en W. van Schiedam de
vergadering officieel ten stadhuize ontvan
gen. Na afloop van de m'ddagzitting zal
een boottocht door de Rptterdamsche ha
vens worden gehouden.
Dien avond wordt in de Groote Kerk een
wijdingsdienst gehouden, waarin zullen
voorgaan de heeren Ds, J. W. Tonsbeek,
Ned. Herv. predikant ter plaatse en voor
zitter van de afd. Schiedam en Dr. A. H.
Edelkoort, Ned. Herv. predikant te Feijcn
oord. Het kerkkoor der Schiedamsche ge
meente verleent welwillende medewerking.
De agenda der vergadering vermeldt de
verkiezing van drie leden van het hoofd
bestuur wegens periodieke aftreding van de
heeren Ds. J. J. P. Valeton te Zwolle. Ds. P.
Veen te Utrecht en Mr. W. F. F. Baron van
Verschuer, burgemeester van Beesd, waar
van alleen de laatste zich herkiesbaar steil.
Voor de twee andere plaatsen heeft het
hoofdbestuur geen candidaten gesteld, maar
zijn door verschillende afd. totaal 22 per
sonen gecandideerd.
Ook moet worden voorzien in de vacature
in de commissie van redactie wegens perio
dieke aftreding van Mej. H. W. Crommeilin
te Zeist, die herkiesbaar is.
Voorts zijn er voorstellen van verschillen
de afd. betrekking hebbend op onderschei
den zaken. Na afhandeling daarvan zullen
twee referaten worden gehouden, resp. door
d<> heeren Ds. B. E. J. Bik, Herst. Ev. Luth
predikant te Enkhuizen, over: „De huidige
belemmeringen voor onze beweging" en Ds.
D. v. Krevelen, em. pred. te Bosch en Duin,
secr. der vereeniging, over: „Israels profe
ten en de Alcoholkwestie"
DE KENTERING
Twaalf jaar lang heeft Prof. Hearing in
het orgaan „Kéék en Vrede" aan proies-
tantsche kringen een pacifisme en wegrloos
heidszin gepredikt, die hot toenmaals -
antimilitaristische socialisme niet weinig in
het gevlei kwamen. Evenals de SDA.P
heeft de loop der dingen hem tot 'beter in
zicht gebraciht Thans is hij blij, geen over
winning te hebben behaald, schrijft de r.k.
"trechts'ch e Crt.
Want, zoo zegt hij in het April-nummer
van zijn orgaan: ..zulk een overwinning, dat
zien wij thans iri, haddon wij niet mogen
wenschcn. Om de gevolgen niet en om de
beweegkrachten niet Immers: indien Hitier
of een ander oorlogsgevaar was verrezen,
dan zou de woede van het volk, ook van
het kiezersvolk der ontwapeningspartijen,
zich tegen de leiders hebben gekeerd, met
het heftige verwijt: waartoe hebt gij ons
gebracht?"
Thans erkent Prof Heering ronduit, dat er
niet alleen een politiemacht moet zijn ter
bewaring van de orde in het binnenland,
maar ook een grenswacht, die de taak heeft
ons volk tegen buitenlanders te beveiligen
en toegerust moet zijn met de wapenen, die
zij behoeft., om haar taak te vervullen.
Dezelfde zwenking dus, als de S.D.A.P
gemaakt heeft Wat is een weermacht, in
staat om ons volk tegen het. buitenland te be
veiligen en daartoe voldoende bewegend, an
ders, dan hetgeen de niet-defaitisten onder
Leen leger" verstomden en nog verstaan?
De dingen kunnen in de politiek wel spoe
dig keereui
JEUGDHERBERGEN
Het jeugdherberg-werk geniet thans in
breedie kringen der 'bevolking bekendheid
en belangstelling. Een belangrijke factor
vormde hierbij de snelle groei. In een 5-tal
jaren werden bijna 70 jeugdherbergen op
gericht. maakten de leden \an honderden
ei.gdoiganisa'ies, clul s. sportverenigingen
scholen, gebruik van dit instituut, weiden
30.000 individueele trekkers bij de Neder
landsche Jeugdherberg Centrale ingeschre-
ven en steeg het o\ ernaehtiagscijfer over
1933 tot niet minder dan 146.000.
Weer staat een nieuw trekseizoen voor de
deur en naar het zich laat aanzien zal de
belangstelling voor de jeugdherbergen verre
die van de vorige jaren overtreffen Weer
zal Holland's jeugd uitzwermen over ons
land. Naar welke jeugdherbergen zal men
gaan? En waar zijn de mooiste gedeelten
van Nederland?
Om al die jeugdige toeristen voor te lich
ten, heeft de Nederlandsche Jeugdherberg
Centrale in samenwerking met den A.N.W.B
en de Commissie ter Bevordering van de
Heemschutgedachte onder de Jeugd een
aantal fiets-, wandel- en kanotochten samen
gesteld, leidend langs dc meest interessante
en fraaiste gedeelten van ons land.
Aan deze tochten kunnen uitsluitend in
geschrevenen deelnemen van de Nederland
sche Jeugdherberg Centrale. De tochten zijn
zoo samengesteld, dat behalve de indivi
dueele trekkers, ook schoolklassen, groepen,
clubs, gezinnen onder leiding van ouderen
gemakkelijk in staat zijn aan enkele een
voudige eischen te voldoen.
De routeboekjes, waarin een volledige be
schrijving voorkomt van den tocht, zijn te
gen zeer geringe vergoeding verkrijgbaar
bij de Nederlandsche Jeugdherberg Centrale
Plantage Franschelaan li te Amsterdam.
EEN BEWOGEN CONGRES
DE SAMENWERKING IS PROBAAT
Naar aanleiding van hetgeen wij schre
ven over „het bewogen congres" der r.k.
raadsleden, schrijft dc heer J. O. Vermeer,
anti-rev. wethouder te Hillegom, ons o.m.
het volgende:
Als weerslag op uw artikelen is mij door
verschillende raadsleden gevraagd: „Hoe
maakt u het wel met zoo n burgemeester?"
Ik kan daar met volle overtuiging op ant
woorden: Heel best! Een uitstekende ver
houding!
Burgemeester Pont is een hard werker, dien
we kunnen waardeeren. Ook hij kan wet
houders, raadsleden, ambtenaren, die wer
ken en de belangen der gemeente dienen,
waardeeren. Ook wanneer de meeningen
verschillen of soms tegenovergesteld zijn.
Het nrae-advies heb ik ernstig gelezen, met
de strekking ga ik niet accoord, de conclu
sie verwerp ik en zoo men wil nog meer,
maarwie aandachtig durft te lezen
ook datgene, wat geschreven is en waar men
het niet mede eens is, zal toch kunnen en
moeten erkennen, dat de vinger op menig
wondaplek wordt gelegd, zoodat dit dwingt,
tot nadenken.
Dat bij de vele m.i. juiste critiek geen
enkel woord van waardeering voor het toch
zeker vele goede in het praeadvies, werd
gehoord of gelezen, wijst zeker ook niet op
de goede mentaliteit."
Tot zoover de heer Vermeer, aan wiens
opmerkingen we gaarne plaats verleenen,
om elke gedachte weg te nemen, alsof er iets
persoonlijks in onze beschouwing stak.
Wat de heer Vermeer schrijft over de „on
gelukkige uitdrukking" ten aanzien van de
burgemeesters welke niet in 't praeadvies,
maar in de hitte van het debat gebezigd
werd, laten we weg, omdat het minder ter
zake doet. Een praeadviseur die van te voren
weet, dat hij dingen zegt, welke moeten
prikkelen, dient zich ook in 't débat te
kunnen beheerschen.
ROFFELRIJMEN
Vvat Jansen verwacht
Jansen schrijft: Ik sta te kijken
Van 't onmogelijke plan
Al de uitgangs-n's te schrappen,
Volgens orders van Marsjan.
Wat de ee en oo, en verder
Aanbetreft de s-c-h.
Weet ik ook niet of ik strakjes
Achter de minister sta.
't Is me waarlijk al te gortig.
Al te dictatoriaal;
Dat moet iedereen erkennen
Na het lezen van dit staal
Vo ,r mijope rame bloeie
So .ne rozeimijtui
Aade blauwe einder grijze
Vaag de toppe va het dui
Ro d e goud straalt ihet wesle
't Sijnsel vade moede zo
Die zo stout zij blijde stormlo p.
Langs de hemelbaa bego
Alle vogels zwijge slape
Ihubedjes idebo m;
Enzaam fluit de late lijster;
De natuur ligt i n dedro m.
Het wordt kil; de nacht komt nader
Ge geluid wordt me r geho rd;
'k S'.uif mij venster naar benede
Eontdoe mij vamij bo .rd.
Zilv.ersijnsel s ijnt gestreke
Over 't ingeslapebos
Langzaam is de maavers ene
Nieuwe he.rlijkheid bre.kt los!
To verso als i. het sproic;c,
S alt der nachtegale lied;
Zo iets is slechts te bezlnge
Te besrijveis het niét!
Zoo als jij het'hebt bezongen
En- beschreven, onbewust,
Jansen, zoo ver doorgedreven
Is het niet; stel je gerust!
Nadruk verboden.) LEO LENS
Wij willen gaarne het goede in elk be
toog opmerken, maar wïë generaliseert, zoo
als de Hillegomsche praeadviseur op het
bewogen congres, kan niet op een zacht
zinnige bejegening rekenen.
Dat echter zulke ambtsdragers in de
practijk meevallen, is een algemeen bekend
verschij nsel.
DE NOOD IN DE KLOMPEN INDUSTRIE
De verschillende patroonsorganisaties in
de klompen-industrie te Enter (O.) hebben
vergaderd, ten einde de kritieke toestand t^
bespreken.
Reeds geruimen tijd geleden werd er door
de organisaties in de klompenbranche een
plan tot saneering van het bedrijf bij de
regeering aanhangig gemaakt. Inmiddels
is de toestand zoodanig verergerd, dat wan
neer niet spoedig maatregelen genomen
worden, voor velen dc hulp te laat zal
komen.
Een telegram van deze strekking is aan
den Minister van Econ. Zaken verzonden.
Uit Oost-lndie
RESIDENTSBENOEMINGEN
BUITENZORG. 9 Juni (Aneta). Benoemd tot
Resident: van Bangka en O. J. C. Mann, ass.-res.
van Gorcn'.alo; van Timor en O. J. J. Bosch, ass.-
res. van Slngfeawang co van de Westerafd. vaa
Borneo J. Oberman, ass.-res. van Menado,
j-e bijzonderheden uit zijn
merkwaardig leven
Door H. A. Kooistra
IV-
Met het stichten van deze Vereeniging
begint dan ook feitelijk de geschiedenis van
het Instell.ngswezen te Neuenbottelsau.
We moeten daarbij echter niet vergeten,
dat deze Protestantsche Stichting plants
vond in het Roomsch-Katholieke Beyeren en
dus daarmede als het ware een Protes-
tantsch Centrum werd gevormd. Het was.
naar Löhe zelf verzekert, niet Je aanvan
kelijke bedoeling, een Diaronessenhuis te
stichten. Het is zelfs zeer waarschijnlijk, dat
dit laatste gemakkelijker en althans een
voudiger zou zijn geweest dan "net eerste
In het laatste geval toch zou men op
hulp van buiten hebben kunnen rekeiun-
Nu het evenwel slechts een Vereeniging
betrof, was men veel meer op eigen kleine,
kring en kracht aangewezen.
Toen Löhe het verzoek tot lc Overheid
richtte, deze vereeniging t.e mogen stichten,
ontving hij mededeeli'ng. dat daartegen geen
herwaar bestond. Deze Vereeniging omvatte
geheel Beyeren.
Het is vaker opgemerkt, dat de arbeid der
klein en eenvoudig begin; zelfs is het niet
Barmhartigheid zich kenmerkt door haar
zelden moeilijk, het juiste begin te vinden.
Het juiste gebeuren* dat de geboorte eigen
lijk moet beteekenen, ligt vaak in het
duister. Verschillende dingen namen een
begin, waaraan niemand iets gelegen lag
Onzekerheid is een kenmerk, dat de juiste
Stichtingsdag van tal van Inrichtingen
omhult. Terecht heeft Löhe daarover dat ook
zelf opgemerkt, en dat zal dan ook wel de
reden zijn geweest, dat hij een en andu
heeft te boek gesteld wat tot hel ontstaan
en de ontwikkeling van de verschillende
Anstalten. die tot Neuenbettelsau in betrek
king staan, heeft geleid: „De gedachten van
den mensch kunnen, wanneer zij goed wor
den in acht genomen, van een geweldige
kracht zijn." „Daarom", zoo zegt hij verder,
„is het dan ook gewenscht, dat wat waarde
heeft, vast te houden: het kan bijdragen, de
dingen in hun ontwikkeling beter le waar
deeren.
In Maart 1S54 vindt de constitutie van do
Vereeniging definitief plaats. De Statute'.":
vicioen gereed gemaakt en ter goedkeuring
naar het betrokken ministerie opgezonden-
In artikel 1 vindt men het algemeen do-ïl
orntchreven ia: „opwekking en ontwikk-^
ling voor den dienst der lijdende, mensch
huid onder de Luthersche bevolking in
Be-> oren."
loon deze Statuten waren goedgekeurd
en terug ontvangen, schreef Löhe: „De Heere
die ons tot een gezegend begin va'.i deze
zaak, de harten genadig heeft geleid, zul
ook verder tot Zijn eer en tot heil van i'.e
Lnthersrhe bevolking in Beyeren, ia! ook
tot tiidelijken zegen voor alle onze naasten
willen doen gedijen en het ons aan liefde,
goede raad en hulp vm gcloofsgenooten,
niet laten ontbreken. Hem zij Zijn eigen
zaak bevolen!"
Niettemin vernemen we de klacht: „met
wantrouwen en argwaan worden we be le
gend en dit verlamt zoo onze kracht."
Ook al verhinderde dit niet, dat op ver
schillende plaatsen afdeelingen werden op
gericht maar Löhe heeft alle aanleiding,
zijn klacht te herhalen en zich te verbazen
dat inzake het vrouwelijk Diaconaat in
eigen land, niet die belangstelling werd
verkregen, die men had verwacht.
„Wij waren en zullen blijven een Inrich
ting van geringe beteekenis, want schier
nergens konden we een opgewekte en van
vreugde getuigende deelneming aan onze
arbeid opmerken."
Tal van afdeelingen voerden dan ook een
zeer moeilijk en haast twijfelachtig en
kwijnend bestaan. Met de moed, die aan
vertwijfeling grenst, werkt Löhe voort, om
de zoo zwakke plant in het leven te be
houden.
Löhe vangt de strijd aan die er is tusschen
liefde en nood. En het gelukt hem, zooveel
liefde te wekken en te winnen, dat hij
daarna bericht, dat de Vereeniging gelijkt
op een rijk land, waar het. onkruid bloeit en
welig wortel schiet, maar waarin ook tuin
lieden arbeiden, die op bloemen en vruchten
wachten. Het zijn allen Diaconessen van
Neuenbettelsau. wier vreugde het is, het
geurende en vroolijkc leven te verzorgen,
waaraan nu reeds 15 jaar wordt gearbeid-
Alle menschelijke arbeid lijdt aan onvol
komenheid en nooit en nergens bereikt men.
wat men zich he-ft voorgesteld. Dit echter
weten wo zéker, dat men hier jarenlarg
niets anders heeft gewild en niets anders
heeft nagestreefd, dan dat de Barmhartig
heid des Heeren in velerlei goede daden
werd geroemd en geprezen. En die Diacones
stelde hij hoog.
Hij zag haar vol „begeestering", als een
die alles vermocht.
Hij verwachtte veel van zijn Diaconessen
en gaf hen nog meer uit zichzelf. Dat hij de
Diacoflessenstand heeft opgebouwd en tracht
te te verheffen, is algemeen bekend. Kunst
zinnig mensch als Löhe was, wilde hij ook
zijn Diaconessen mee doen genieten in alles
wat goed en schoon was en voegde aan het
onderwijs ook toe een cursus in de kunst
geschiedenis.
Stelde hij de Diacones hoog, waardeerde
hij haar uitermate, niet minder waren ziin
eischen. Hij was het, die omschreef, wat de
Diacones voor de Gemeente beteekende en
hij omschreef het m de schoone ca betee-
kenisvolle Diaeonessenspreuk:
„Wat wil ik? Dienen wil ik.
Wie wil ik dienen? Den Heer, in Zijn
armen en ellendigen.
En wat zal mijn loon 2ijn? Mijn loon is,
dat ik dienen mag!
En als ik daarbij omkom? „Kom ik om.
zoo kom ik om", sprak Esther, die de Heere
nog niet kende.
En als ik dan daarbij oud word? Zoo zal
do Heere mij verzadigen met Zijn genade en
erbarmen! Ik ga met vrede en heb geen
zorg."
Als ik schilderen kon. zoo zeide hij eens,
dan schilderde ik de Diacones, zooals zij ziin
moet. Een heele reeks van voorstellingen
zou ik in beeld brengen. Ik zou haar teelle
nen in den stal en aan het altaar, in de
kerk en op de ziekenzaal, in dc wasscherij
en bezig den naakte te kleeden, op het velJ
en zingend in het kerkkoor.
De Diacones zal het geringste doen on
het hoogste kunnen; zij behoort zich het
geringste niet te schamen en nei hoogste
niet te bederven. De voeten in net stof, r>ii
de nederigste arbeid de handen aan de
harp en het hoofd in het licht der zou
Gods genade, vol aandacht en erkenning
van het werk van Jezus Christus zoo
zou ik haar schilderen, op het titelblad vs.n
de geheele reeks van voorstellingen en ik
zou er onder schrijver* Alles vermag ?.ii.
En hij prentte het hen in, dal trouw in
het kleine, de grootste, de heldhaftigste
deugd is.
Met zulk een bewondering, waar deering
en erkenning van zijn Diaconessen, behoeft
het niet te verwonderen, dat Löhe in het
geloof ean Gods roeping, bergen van moei
liikheden en bezwaren kon verzetten-
Ik liep weliswaar mijn verhaal vooruit
want uit de Vereeniging voor vrouweliirve
Diaconie in 1853, werd reeds een jaar later
de Stichting van een Diaconesscnhuis ge
boren.
Het leggen van den eersten steen, een
belangrijk moment op zichzelf, aing anders
toe, dan dit gewoonlijk het geval is. Ook
typeert die gebeurtenis de persoonlijk he.VI
van Löhe en daar hij dit alles zelf hpeft
beschreven, om redenen, die ik hierboven
reeds noemde, mag ik van deze wijze vnn
Kteenlcggen wel iets meedeelen.
Allen waren het er over eens, dat dif
od waardiee wijze, onder gebed en het lezen
uit Gods Woord en gezang; moest plaats
hebben. Dit heeft voor ons niets vreemds.
En toch was het zoo geheel anders. Te vicp
uur des namiddags ging men naar het
terrein, waar het gebouw zou worden opge
trokken.
Voor de stoet ging de plaatselijke preJi»
kant, gevolgd door verschillende hoogwanr-
digheidsbekleeders, zoowel als een aantal
weeskinderen en verden? belangstellenden
voor deze gewichtige onderneming.)
Als men het gebouw was genaderd op
ongeveer 100 M., zette het gezang in: „Ein
Lamlein geht und tragt die Schuld-" Als
men tot de Zuid oosthoek komt spreekt do
Inspecteur de zegenbede uit: „Onze hulpo
staat Li den naam des Heeren, die den
hemel en de aarde gemaakt heeft" en leest
daarna Matth. 20 2028.
Dan spreekt Löhe het gebed uil-
Als dit is uitgesproken, zet de stoet zich
weer in beweging en gaat naar de Zuid
zijde van hot gebouw en opnieuw leest men
daar Joh. 13 -i17 en wordt jpnieuw ge
beden. Vervolgens onder liet zingen van het
lied: „Herzlirh lieb habe ich dicli, o Hcrr",
gaat. men naar de Zuid-Westzijde, leest
Matth. 25 3136 en weer wordt e.?n gebed
uitgesproken. Dan zingt men gezamenlijk:
„Fange dein Werk mit Tezu an" en zette de
tocht naar het Noordelijke gedeelte voort,
waar de Voorzitter der Vereeniging een
toesprong houdt, waarin o.m. ook dezo
woorden voorkomen: „Dit huis is gebouwd,
niot uit rijkdom van hen, die dit werk onder
en, maar in het vertrouwen op het wel
gevallen Go''s"