CURACAO 300 JAAR NEDERLANDSCH
Het oostelijk deel van Willemstad, met in de verte de Tafelberg,
Curacao, het eiland met den Spaansch
klinkenden naam, dat daar ergens ver weg
ligt in de Garaibische Zee. ruim vier dag
reizen van Suriname verwijderd, heddenkit
dit jaar, dat het voor drie eeuwen gehecht
■n erd aan het grond- en rechtsgebied van
den Nederlandse-hen staat. Het was een heel
andere tijd, dan die wij nu beleven, zoo rond
het jaar 1634,. Men zat midden in een periode
welke om haar bedrijvigheid, haar kracht tot
daden, haar welslagen op zoo velerlei ter
rein, door den lateren geschiedschrijver de
Gouden Eeuw genoemd zou worden. Hoe
was hier in het kleine land aan de Noordzee
alles vol actie en ondernemingslust. De
groote koopvaarders en reed'ers gingen voor
in het beramen en uitvoeren van plannen,
die de vlag van deze gewesten tot, aan de
andere zijde van den aardbol voerden, en
vandaar brachten de diepgeladen schepen
hun kostbaren buit binnen. Zoo werd het
tot een stapelplaats van rijkdom.
Ook de kunsten bloeiden, ook de weten
schap begon triomfen te vieren, het leven,
dat men soms zoo schier roekeloos in stoute
ondernemingen waagde, verkreeg door di:
alles naar het scheen nog extra waarde.
De oude Spaansche erfvijand was echter
nog niet bedwongen. In 1628 had Piet Hein
de befaamde Spajansche zilvervloot buit ge
maakt, nadat hij een jaar tevoren in de
Allerheiligenbaai, bij Brazilië, een sterke
oorlogsvloot van ditzelfde Land verslagen
had Amerika lokte ons aan, werd de West
Indische Compagnie niet opgericht met het
doel, die verre en vreemde gewesten onder
Nederlandsclien invloed te brengen?
Deze ondernemingslust werd, op een nega
tieve wijze, door den Spanjaard in.de hand
gewerkt 1-Iij dwarsboomde ons in Portugal,
tot nog toe onze groote zoutleverancier. We
zouden dit dan nu wel zelf halen waar het
te halen viel, in de verre West. Geen wonder
dat de voorstellen van een zekeren Jan
J an sz. Otzcn, die in Spaansche krijgs
gevangenschap was geweest en het eiland
Curacao had ieeren kennen, in goede aarde
vielen bij de heeren der West-Indische Com
pagnie. Curasao had een prachtige natuur
lijke haven. Het was, door zijn ligging, er als
toe voorbeschikt om tot basis voor onder
nemingen van wijder omvang te dienen. Zoo
werd er dan besloten, dat er een expeditie
naar deze verre gewesten zou worden uitge
rukt, die er den toestand maar eens verken
nen moest en zoo zij de gelegenheid schoon
zag, er maar toe overgaan moest van Cura
sao een Hollandsch steunpunt in de West-
injes te maken.
Groot was de vloot niet, die het anker
lichtte. We weten het nog precies. Daar was
de Groot Hoorn, van 350 lasten, bewapend
met 20 ijzeren en 16 steenen stukken, en met
een bemanning van 80 koppen; verder hei
jacht De Eenhoorn, groot. SO last, met 10 ijze
ren en 6 steenen stukken en 50 matrozen;
het jacht De Brack, groot 30 last, dat 6 ijze
ren en 2 steenen stukken voerdeen 50 matro
zen; en tenslotte het fluitschip de Engel-
Gabriel, groot 160 last, met 1-1 ijzeren en 8
steenen stukken. Dit laatste scheepje diende
tot proviandschip; men had voor negen
maanden levensmiddelen aan boord en 225
soldaten, om de spits af te bijten.
De reis had een zeer voorspoedig verloop:
begin Mei verlieten de vier schepen het
vaderland en op 1 Juli verschenen zij voor
de zuidkust van Curacao. De wind blies
sterk Noord Oost en het vlootje, dat onder
commando stond van Van WaLbeeck, was
de baai, welke tot haven diende voorhij, eer
Otzen zich herinneren kon, waar men bin
nen moest vallen.
Op den 29en Juli kwam men, na een storm
achtige reis, opnieuw voor het eiland en liep
men het sindsdien befaamde Schottegat bin
nen. Pierre le Grand, die het bevel over de
soldaten en Van Walbeeck, die het comman
do over de schepen had, hieitfen krijgsraad.
Van den vijand bemerkte men geen spoor,
ook niet tijdens de eerste ontdekkingstoch
ten. Don Alonso Lopez de Morlo, de Spaan
sche bevelhebber, die zich eerst schuil had
gehouden, verklaarde zich tenslotte bereid,
hot eiland te verlaten op vooiwaarde, dat de
32 Spanjaarden en de 310 Indianen, die bij
hem waren, vrijen af tocht, zou worden ge
gund naar Coro. Op 21 Augustus had deze.
verscheping plants en zoo was Curasao in
Hollandsche handen.
Wat deze naam feitelijk beteekent, daar is
men nooit achter kunnen komen, ondanks
allerlei veronderstellingen. Curasao is een
woord of een uitdrukking uit de sedert dien
uitgestorven Caraibische taal.
Men moet niet meenen, dat er nu in patria
onverdeelde vreugde over deze nieuwe aan
winst was. De vendrig Van Oosterzee
bijvoorbeeld, die ini 1635 in Holland terug
keerde, was van inzicht, „dat het eylandt
beter noyt en ware geïncorporeerd".
Natuurlijk was er grond voor dit pessimis
me' Lang was Curasao slechts een vrij arm
zalig eilandje aan de Venezulaansche kust,
met .weinig bronnen van bestaan. Dat bet ten
tijde van dén befaamden Van Stuyvesant
een voordeelig bezit werd, is iets waarover
men thans, nu de denkbeelden zich zoozeer
in menig opzicht hebben gewijzigd, zich niet
meer bijster verheugen kan. Immers, de wel
vaart, die er toen heerschte, dankte zijn
ontstaan aan den verfoeilijken slavenhandel,
aan het zoogenaamde levende ebbenhout, dat
bij heele scheepsladingen uit Afrika werd
weggestolen om in Amerika te worden „ver
zilvei'd". Ook «de ikaperij, een bedrijf, dat
thans niet minder uit den pas is,, bracht
toentertijd aan Curasao groot gewin. Verder
kwamen, sinds 1767, de oneenigheden tus-
schen Engeland en zijn Noord-Amerikaan-
sche koloniën vooral aan onze West-Indische
Typische urindboomen op GMffifdP staande tyi een natuurlijken Cactustuin,
eilanden t'en stade, die een basis werden
voer een goede winst opleverend© sluik
handel.
De verdere historie van Curacao willen
wij met een enkel woord de revue laten pas
seeren Op 26 Juli werd het eiland ontdekt
door den Spaanschen zeevaarder Alonso de
Ojeda; in 1634 krijgen de Hollanders het
bezit en in 1666 trachten de Engelschen het
ons op hun beurt bij verrassing te ontnemen
hetwelk hun echter niet gelukte.
Jarenlang bleef het eiland een twistappel
tusschen de groote mogendheden van
dagen. In 1673 landden de Franschen er, doch
slaagden er niet in, zich er te handhaven.
De Almanaque de Curagao noemt nog de
volgende historische data:
1678 Vergaan van de Fransche vloot onder
d'Estrées, die een aanval op Curacao in den
zin had.
1713 Brandstichting van Cassard.
1750 en 1795 Slavenopstanden.
1800 Fransche aanval, Curasao stelt zich
onder Britsche bescherming.
1802 Bij den vrede van Amiens komt Cura-
Cao weer aan Nederland.
1804 Eugelsche blokkade.
1807 Verrassing van Curacao door een En
gelsche vloot, terwijl al de command©erend-o
officieren nog in den nieuwjaarsroes lagen.
Bijna zonder slag of stoot viel het eiland
toen in EngeLschie handen en bleef liet onder
Engelseh bestuur tot het jaar 1815. Op 27
Januari 1816 werd het door den vice-admi-
raai Albert Kikkert als gouverneur-generaal
overgenomen.
Over liet algemeen genomen bleef ook in
de 19o eeuw de handel van Curacao 'kwijl
mede door de conflicten, welke er van
tot tijd met Venezuela ontstonden. Eerst toen
de petroleumindustrie zich op het eiland
ging vestigen, daartoe aangelokt door de rus
tige toestanden, welke er heerschten er
zeker niet minder door de prachtige veilige
haven, brak er een tijd van voorspoed aan.
Van belang is ook de exploitatie der fosfaat,
de zoutwinning en de stroohoedindustrie.
Aan het ijveren van Monseigneur Niewindt
was het grootend eels te danken, dat in 1863
de slavernij werd opgeheven.
Curacao is thans bezig zijn schuld aan heit
moederland af te betalen. Het heeft in Wil
lemstad een wereldhaven, welke nauwelijks
voor die van Amsterdam onderdoet, en Em-
mastad, de zetel der Bataafsche Petroleum
Maatschappij, verschaft aan zeer velen ar
beid en brood.
Een echt-inheemsche bevolking bezit het
eiland niet meer; de roodhuiden, die er
maal hun woonplaatsen hadden, zijn in den
loop der geschiedenis geheel weggevaagd,
vrijwel zonder sporen na te laten. De huidige
Curacaoenaars zijn goeddeels afstammelin
gen van Portugeesche Joden, van Hollan
ders en van door dwang geïmporteerde
negers.
In „Natuur en Mensch" schrijft een Cura-
gaoen/aar over deze laatste, verreweg de tal
rijkste bevolkingsgroep o.m.: Wij behoeven
niet te vertellen, dat het gebied, waarop da
neger bij uitstek gelegenheid heeft zijn
gaven te ontplooien, de muziek is. Ook de
Curagaosche neger maakt hierop geen uit
zondering. Behalve als uitmuntende jazz
spelers hebben verscheiden Curacaosche
kleurlingen zich verdienstelijk gemaakt als
componisten van Curagaosche walsen, „dan-
sa's" enz.
De typische Afrikaansche negerdans vin
den wij op Curagao onvervormd terug. Dit
is de zg. „tamboe". De dans wordt uitge
voerd door vrouwen en mannen door elkaar,
echter zonder parenvorming, ieder danst
alleen. Goed uitgevoerd is bet eigenlijk een
heupdans. De „muziek" bestaat uit, dikwijls
geïmproviseerd gezang, terwijl een trom
mel, 'een koehoorn en een vijl het rhythme
aangeven. Dat het bij zulke danspartijen,
onder den opzwependen invloed van de mo
notone melodie en het strakke rhythme,
wild kan toegaan, laat zich begrijpen.
De ontwikkeling der negers staat nog op
een vrij laag peil. De regeering heeft hier-
voor niets gedaan. Des te meer heeft de
R. K. missie gewerkt voor de geestelijke en
lichamelijke opheffing van de negerbevol
king Dank zij de R. K. geestelijkheid is de
toestand op het oogenblik zoo, dat van de
jongere generatie een groot gedeelte lezen
en schrijven kan.
Interessant is het de verhouding tusschen
de blanke en de gekleurde bevolking op
Curacao na te gaan. De kleurlingen, afstam
melingen van de als slaven ingevoerde
negers overtroffen weldra de blanken verre
in aantal. De negerslaven werden op Cura
gao relatief goed behandeld (wij zijn natuur
lijk de laatsten om te ontkennen dat. voor
al in de eerste tijden, verschrikkelijke
wreedheden zijn gepleegd)Dit is daardoor
te begrijpen, dat in de kleine kolonie tus-
schen de meesters en hun slaven weldra pa
triarchale verhoudingen ontstonden; het
aantal slaven die zwaar plantagewerk had
den te verrichten, was relatief veel kleiner
dan b.v.« in Suriname. Vooral tegenover de
huisslaven die het intieme familieleven me-
demaakten, en die dikwijls als „familiestuk
ken" van vader op zoon overgingen ont
stonden humane gevoelens.
Tot de verbetering van de toestanden zal
het gebruik van slavinnen als kindermeisje
niet weing bijgedragen hebben, deze „jaja's"
waren natuurlijk bij voorbaat van de liefde
van hun toekomstige meesters of meesteres
sen verzekerd. De humane gevoelens ten op
zichte van de „jaja's" gekoesterd, reflecteer
den zich natuurlijk ook eenigszins op de an
dere slaven en slavinnen. Niet zelden kreeg
een „jaja" meerdere generaties op te voe
den, waardoor zij op den duur voor de fa
milie een vertrouwenspersoon werd, dio
slechts ongaarne werd gemist.
Dat het contact tusschen blanke en kleur
ling veel inniger moest zijn dan in Oost-
lndië, waar de Europeanen, en wel slechts
voor een deel van zijn leven, in contact
komt met een wisselend contingent inlan
ders, die trouwens reeds hun eigen gemeen
schap bezitten, is begrijpelijk. Een factor,
die hieroij eveneens een rol van beteekenis
speelt, is het verschil in mentaliteit tusschen
den neger en den Maleier. De neger adap
teert zich veel makkelijker, maakt gauw
contact met de buitenwereld en wordt daar
om door de blanke veel makkelijker begre
pen dan de Maleier. Tvpeerend is in dit ver
band het feit, dat voor het Maleische „ma-
loe" (verlegen, in verwarring, zich onwennig
en vreemd voelen) geen Papiamentsch equi
valemi, bestaat, terwijl tevens „amok" en
„matah glap" hij den neger niet voorkomt.
De Maleische mentaliteit stelt de blanke al
tijd weer voor raadsselen; de beste kenners
geven dat toe; met het begrijpen van
neger zal echter niemand, die zich er eenige
moeite, voor geeft, eenige last hebben. De ne
ger is in tegenstelling tot den Maleier open,
ongedwongen in optreden, uitbundig en
vroolijk. Daar waar de slaven goed behan
deld werden ontstond een groote gehecht
heid cn aanhankelijkheid tegenover de mees
ters. Na de afschaffing van de. slavernij
was de toestand zoo geworden, dat de heele
pegerbevolking met het lief en leed van de
„sjons" medeleefde. Het ongeluk of de dood
van een geliefde «„sjon" werd niet alleen
door de heele blanke bevolking betreurd en
besproken, maar eveneens door de geheeLe
negerbevolking; immers ook iedere kleur
ling kende hem, sprak over zijn edelaardig
heid en weldaden en treurde dus om zijn
ongeluk.
Uitermate typeerend voor de verhouding
den niet geheel verschillende taal) konden
zij elkaar slechts verstaan door middel van
het gebroken Hollandsch of het gebroken
Portugeesch, dat zij van hun meesters
leerden. Bij de uitwisseling van slaven
door verkoop en bij het contact van slaven
van Hollapdsche en van Portugeesche mees
ters versmolten het verbasterde Hollandsch
en het verbasterde Portugeesch met elkaar
tot het „Papiamentsch". Dat dit slavent/dab
tje op den duur de spreektaal is geworden
van de hoogere standen en zoowel het Hol
landsch als het Portugeesch verdrongen
heeft, kan aan eenige omstandigheden wor
den toegeschreven, die wij hier even willen
In de eerste plaats dient genoemd te wor
den de omstandigheid, dat de kinderen bij
na geheel aan de zorgen van kindermeiden
werden toevertrouwd (de „yaya's", pendan
ten van de „baboe's"). Geen wonder, dat de
kinderen de taal dier kindermeiden als hun
moedertaal gingen beschouwen en bij hun
onderlinge gesprekken dan ook steeds ge
bruikten Voorts was de vrouw des huizes
gedurende het grootste gedeelte van den dag
aangewezen op gesprekken met de groote
scharen negerinnen, die als huismeiden
dienst deden. Een krachtige stimulans voor
de algemeene aanvaarding van het Papia
mentsch zal ook Avel het feit geweest zijn.
dat de Hollanders en Portugeezen, om el
kaar te verstaan, wel gedwongen waren zich
ervan te bedienen.
Behalve van het Hollandsch en het Portu
geesch heeft het Papiamentsch een sterken
invloed ondervonden van het Spaansch.
Deze invloed had het te danken aan het le
vendige verkeer met Zuid-Amerika,
Allengs maken typisch Portugeesche
woorden en uitdrukkingen plaats voor
Spransche equivalenten; dit is heel begrij
pelijk, want terwijl het contact met het
Portugeesch na de verdwijning van deze taal
op Curagao geheel verbroken is, is het con
tact met het Spaansch voortdurend blijven
bestaan In het oude Papiamentsch treffen
wij dan ook veel meer typisch Portugeesche
woorden en constructies aan dan in het nieu
were Papiamentsch.
Een sterke eenheid is het Papiamentsch
nog niet geworden, immers do Curagaoë
naars van Hollandsche afkomst spreken
een Papiamentsch, dat veel meer naar het
Hollandsch georiënteerd is dan het Papia
mentsch van de Portugeesche Joden. Vooi
zeer vee) begrippen bestaan dan ook twee
woorden, één van Hollandsche en één van
Portugeesch-Spaansche afkomst. Om een
eenigszins overdreven voorbeeld te noemen:
aan den eenen kant van de Curagaosche ha
ven (waar de afstammelingen van de Hol
landers wonen) zal men hooren „Si bo let op
lion lobo merae ku e dos jongeluinam-ei ta
Een verschijning, weVkg in de goed-geoutilleerde oliehaven vreemd aandoet; het roman
tische oude zeiischip.
is het feit, dat nog voor kort d!e gewoonte
bestond om op oudejaarsnacht alle schokken
de gebeurtenissen van het afgeloopen jaar
op zelfgemaakte wijsjes te bezingen; de
slechte „sjons" werden over den hekel ge
haald. de goede geprezen; dikwijls bleven
de intiemste familie-aangelegenheden niet
onaangeroerd.
Niettegenstaande het innige contact tus
schen neger en blanke werd het verschil
door beide altijd zeer scherp aangevoeld.
Ook na afschaffing van de slavernij werd
een kleurling in- de blanke „society" zoo
goed als nooit opgenomen, wij moeten ech
ter niet vergeten, dat slechts weinig kleur
lingen het tot een belangrijken graad van
ontwikkeling hebben gebracht. De neger
werd wel door den blanke als minder be
schouwd, echter in geenen deele (als door
de Amerikanen) gehaat en veracht. De ne
ger voelde zichzelf ook veel minder en han
delde geheel dienovereenkomstig, d'.w.z. be
handelde den blanke met een natuurlijken
eerbied, zonder echter te vervallen in krui
perige onderdanigheid (dit geldt natuurlijk
voornamelijk voor na den slaventijd). De
Curagaosche neger van tegenwoordig heeft
een gpast gevoel van eigenwaarde, schoppen
en slaan door den blanke komt dan ook se
dert vele tientallen van jaren niet meer
voor.
In den allerlaatstem tijd- zijn vele kleur
lingen in de gelegenheid' gekomen om zich
wat. te ontwikkelen en zich te verrijken;
socialistische denkbeelden zijn binnengedron
gen en veel van den eerbied voor den blanke
is verloren gegaan; de verhouding is dan
ook bijna gelijk geworden/ als de verhouding
die in Europa tusschen werkgevers en werk
nemers bestaat.
Over de Curagaosche omgangstaal, het zoo
genaamd Papiamentsch, schrijft dezelfde
auteur ook heel interessante dingen. De ne
gerslaven, zoo zegt hij, waren wel gedwon
gen de taal van hun meesters aan te leeren.
De negerslaven met Hollandschen meester
leerden dus een gebrekkig Hollandsch en
de slaven met Portugeesche meesters een
gebrekkig Portugeesch. Hun eigen taal ver
dween al heel gauw, immers daar slaven
van één meester dikwijls van zeer verschil
lende origine waren (dus uit streken, stam
verlief riba otro", wat beteekent „Als je goed
oplet zal je merken dat die twee jongelui
op elkaar verliefd zijn", terwijl men aan den
anderen kant (waar voornamelijk Portugee
sche Joden wonen) te hooren zal krijgen „Si
bo buta atenshon bon lo bo ri.para cu e dos
jovenesnon-ei ta namora di otra".
Wij hebben er reeds op gewezen, dat het
Papiamentsch zoowel het Hollandsch als
het. Portugeesch als spreektaal volkomen
verdrongen heeft.
Het Portugeesch is omstreeks 1850 geheel
uitgestorven. In 1870 werd de laatste preek
in het Portugeesch gehouden (sindsdien
wordt het Hollandsch gebruikt).
Als schrijftaal heeft het Papiamentsch
zich echter nooit ingeburgerd, hiertoe doet
dienst óf het Hollandsch, öf het Spaansch
óf het Engelsch. Het waarom is niet moei
lijk in te zien. In de eerste plaats heeft zich
in de kleine Curagaosche gemeenschap
geen voldoende gelegenheid voorgedaan voor
de vorming van een eigen literatuur. In de
tweede plaats heeft het amphotere karak.
ter van de taal schuld, 'immers de klanken
en klanksymbolen van het Hollandsch cn
het Portugeesch (en Spaansch) loopen zoo
uiteen, dat eenheid in de spelling uiterst
lastig te verki'ijgen is. Hoe zal men een
woord schrijven van Hollandsche afkomst,
naar Spaansche analogieën vervormd en op
zijn Afrikaansch geïntoneerd?
Terwijl de Curagaoënaar ook in den
vreemde taai aan het Papiamentsch als
spreektaal blijft vasthouden, zal hij nooit
een brief in deze taal schrijven om de een.
voudige reden, dat hij met de spelling geer
raad zou weten. Toch heeft het niet geheel
aan ernstige pogingen ontbroken om meei
eenheid in de spelling te brengen. Wij wij.
zen slechts op het voortreffelijke werkje
van pater van der Veeri-Zeppenfeldt „Prak.
tische Handleiding tot de Papiamenitsch{
Spraakkunst".
Men "zou zich kunnen afvragen waarom
na de verdwijning van het Portugeesch, he
Hollandsch niet als schrijftaal ingeburgeri
is bij de Portugeesche Joden De reden i
echter niet lastig in te zien. De Curagaosch
Joden toch hadden als kooplui een levendi
gen handel op Zuid- en Noord-Amerika, bi
ven dien bevonden velen van hun familie
leden zich in deze streken, hetzij als émi
grés, hetzij tijdelijk voor zakenreizen. Geei
wonder dus, dat het Portugeesch als schrijf
taal verdrongen is door het Spaansch
het Engelsch en niet door het Hollandse!
In het Papiamentsch blijven de werkwoor
den zelf steeds in den vorm van de onbepaal
de wijs (behalve bij het tegenwoordig deel
woord). Alle tijden worden aangegeven dooi
vervoeging met het hulpwerkwoord („ta").
Het verleden deelwoord van den lijden',
den vorm wordt gevormd door de klemtoon
op de laatste lettergreep te leggen
De meervoudsvorm wordt aangeduid dooi
achter het enkelvoud „nan" (wat „zij", meer
voud, beteekent) te plaatsen.
Nog een bewijs voor de betrekkelijke pri
mitiviteit van de taal is het herhaaldelijke
gebruik van klemtoonverlegging om vai
werkwoord het zelfstandig naamwoord af
te leiden.
Als voorbeeld: ènsjè, zich beangstigen',
In het "eerste geval hebben wtfj te doen
met gelijke beklemtooning van de beide
lettergrepen, waaruit het woord bestaat, iets
dat hij het Papiamentsch veelvuldig voor-
komt en dat wij niet dikwijls hij andere
len zullen aantreffen.
De hierboven genoemde merkwaardighe
den heeft het Papiamentsch gemeen mei
bijna alle talen, die op gelijke wijze ont
staan zijn (de z.g. Creoolsche talen", clz.
len, die ontstaan wanneer een overheerschte
menschengroep gedwongen wordt de taal
der overheerschers in korten tijd aan te
leeren).
De bevrijding der negers uit him slaver
nij, onder de regeering van Koning Willem
III. heeft onder deze eenvoudige menschen
een groote liefde wakker geroepen voor het
Oranjehuis. Ook anderszins voelen zij zich
verhonden aan Nederland, dat nu weldra
drie eeuwen de zaken van hun eiland zal
hebben behartigd. Moge ocek in de toekomst,
deze eenheid bestendigd blijven, en dieper
en breeder uitgroeien, zoowel tot heil
het moederland, als van de zoo rijk gescha
keerde bevolkingsgroepen van Oost en
West.
- Avondstemming aan de, Piscadcrabaai.