HPfl
SCHRIJVERS
JEUGD
VOOR DE
De Groote B. en K.-
boeken
door
WILLEM DE MéRODE
1. Waar kinderen wonen.
2. Kleuters, die langs ons gaan
3. Het is bij den avond.
4. Het lied van den arbeid.
Uitgaven van Bosoh en Keuning
te Raam.
Uitgevers en auteurs zijn eigenlijk beklagens
waardige menschen. Ze leven gestadig in de
hondsdagen. Dagbladen ón tijdschriften drijven als
stapelwolken voorbij. En al slaat het niet in, deze
weersgesteldheid is voldoende om het lekkerste
gebak te verzuren, wat kok en kelhier beelemaal
niet aanstaat. De criticus is voor hen niet zoo-
acer een dondergod die met zijn hamer gooit, al9
met de bacil (bakzil, zei mijn oude hospita, of het
een soort panharing was) die het fijnsto room-
taartje bederft
Dames en heeren, die bovengenoemde boeken
Bclireoft, als dit babbeltje gedrukt is, verkeert liet
in de zelfde omstandigheden (ik weet niet of
het gezegende zijn) als uw schetsen.
Het kritiek je (de bacil) is een stukje gebak
geworden, dat al of niet als taartje door de lezers
wordt verorberd. Dan zijn zij op hun beurt do
bacillen-aandragers. Men zou bijna aan reïncar
natie gaan gcloovcn, zooiets als: van bacil tot ge
bak, of omgekeerd.
Daar wij het zelfde lot dcolen, laat ons oen ge
moedelijk praatje houden.
Allereerst wil ik u bekennen, dat ik de groote
B. on K.-boeken langen tijd met een wantrouwig
oog van verre heb aanschouwd. Ik dacht, dat het
imitatie kerstboeken waren. Maar na kennisma
king blijk rk me danig vergist te hebben. Ze ver
schillen genoeg in opzet en bedoeling van de
kerstboeken om hun bestaan te billijken.
Laten we even vasthouden aan de reeds vroeger
gebruikte vergelijking van de reeks kerstboeken
mot een barometer, die vooral in de laatste jaren
tamelijk nauwkeurig den stand dor chr. novel
list iek aangeeft.
We zouden de reeks B. en K.-bocken dan het
weerglas kunnen noemen. Ook uit deze werken
krijgen wc een beeld von Imj' Christelijk kort ver
haal. Echter niet zoo nauwkeurig en scherp als
uit de kerstboeken. Vooral in de laatote jaren
ïecft Risseeuw oen selectie toegepast, waardoor in
eijn bock werkelijk het beste te vinden is aan no
vellen uit de christelijke kringen, die er te krijgen
zijn. U behoeft dit niet als een liapje honing to
(beschouwen, omdat ik dit artikeltje in zijn blad
schrijf. Het is mijn besliste meening. Dacht ik bet
tegendeel, ik zou bet oven ronduit zeggen.
De opzet van de B. en K. boeken is anders. En
is telkens otn een bepaald onderwerp: heel kleine
kinderen, kleuters, ouderdon», arbeid, een reeks
verhalen gegroepeerd. Daardoor wordt de inhoud
van een boek op zichzelf beschouwd, eenzijdiger.
Wie alle boeken heeft en de schetsen door elkaar
leent, hindert dit niet zoo erg. Do kring der
auteurs is gnootcr dan bij bet kerstboek. Er zijn
enkele pacdagogischc dames en auteurs „met belof
ten" bij gekomen. Dit ulkw beeft zijn vóór en zijn
tegen. De bedoeling is niet in de eerste plaats een
litterair werk te geven, inaar een uock met goed
leesbare verhalen over genoemde onderwerpen.
Dat de jonge auteurs ook een kans krijgen is toe
te juichen, hoewelwe krijgen onze boekenkasten
vol beloften. Er i« ook iets voor om (uitgever
zijnde) te zeggen; jonge man, of charmante dame,
kom over eenigen tijd eens terug.
Werkelijk, misschien was dit niet verkoord.
Alsja, als de bibliotheken niet zooveel boe
ken moesten slokken.
Een tweede verschil met bet kerstboek is de
illustratie. Boek 1 heeft mooie foto's van kleine
dotjes, „o wat schattig, vindt uniet?" Ik hoor het
dc jonge rnocikce al zeggen. En ze zijn schattig.
Boek 2 (ddt is niet in den handel, maar oen pre
mie op liet aanbrengen van een aibonné op Dc
jonge Vrouw) geeft reproducties naar kinderstu
dies van Sari Góth, een Hongaarschc schilderes.
Ze behooren tot de mooiste kinderportretten die
ik ken. Doel 3 en 4 zijn geïllustreerd met kunst
foto's. De ouderdom is prachtig verbeeld. Onder
de arbcids-platcn zijn er enkele te geflatteerd,
vooral de intellectueclen hebben 1e veel gejiosecrd
nog. De werkers met hun handen komen er beter
af. Die zijn bijna allemaal goed getroffen.
En nu iets over den inhoud. Ik vraag u en mij:
wat moeten we met die Inleidingen? Weg er mee.
De boeken spreken voor zich zelf.
Alleen de notities over Sari Góth zijn te billijken.
„Waar Kinderen wonen", lijkt me over 't geheel
een beetje zoetig, te honneponnig. 0 Ida Hey er-
mans met uw Granny! Het verhaaltje is heel op
voedkundig, maar ik lust het niet Nee, nee, ik
als bacil zijnde, vind uw roomtaartje tó lekker.
Waarom zijn dames met goeie bedoelingen toch
altijd zoo opvoederig?
Mevrouw Kuypcr-van Oordt schreef een schets
naar mijn hart En ook Greeth Smitskamp (nti
mevr. Gilhuis-Smitskamp) is „de kwaadste niet".
Alleen het slot: vader bij het bedje starende naar
een portret] Precies een albumplaat je. Kunnen
we dat er niet afknippen?
„Kleuters, die la>-gs ons gaan," is tien keer
beter dan „Waar kinderen wonen", liet beste
verhaal uit dit boek is „Hartje" van Anne de Vries.
Juffrouw Leentje M. Hagen, voor de groeten,
die u mij in een finmantelijkc zakenbrief deed,
mag ik u publiekelijk wel eens plagen: het is heel
goed mogelijk, en ook in uw verbaal gemotiveerd,
maar plaag ons niet te veel met psalmversjes zin
gende of zeggende kinderen. Heusch, wc hebben
er te veel (in verbaaltjes!). Kort, krachtig zij
uw preek, geen gezwam over natuurbeschrijvingen
als in oen krabbel die ik ergens anders van u las.
En zooals in de/e schets vooral niet zulke
hevig interessante menschen.
No. 3, „Het is bij den avond". Dit is m.i. bet
mooiste deel uit dc serie. Ik vind er al dadelijk
vijf verhalen van de bovenste plank; nl. de schet
sen van Van Eerbeek, Leentje Hagen (dit verhaal
„Dc koningin" is een reuzenstap vooruit), mevr.
Kuypcr-van Oordt, C. Rijnsdorp (het beste verhaal
dat ik van bean ken) en Anne de Vries. En ein
delijk in „het Lied van den Arbeid" vinden we
mevrouw Kuypcr nóg eens als de beste „bijdiraag-
ster", terwijl het verhaal van Rie van Rossum
lang niet kwaad is.
Nu heb ik verschillende dames en heeren niet
genoemd, wat eigenlijk een onbillijkheid is, maar
een overzicht kan geen katalogus worden.
Dat ik de bijdragen van mijn broer niet becri-
tiseer, zal ieder begrijpelijk vinden. Een meer
„volksrh" auteur is De Rover. Het zal wel aan mij
liggen, maar ik houd daar niet zoo van, van ziju
genre, zonder te zeggen, dat het zoo slecht is.
Het ligt niet aan dc ingrediënten, maar aan de
wijze van opdienen. En dan wil ik toch nog even
het verbaal van Ds Heyncs noemen, de prikke
lende specerij bij dezen maaltijd. Dominee, dat
hapje doet ons goed.
Nog één slotopmerking over de foto's in „Het
lied van den arbeid". Leg u, als u het lx>ek bezit
('t is goedkoop) „Köpfe des All tags" er eens naast.
U ziet dan dc deugden en de gebreken van de
foto's. Alleen, vergeet niet; het volksvcrechil en
dat <1« foto's In „Het lied van den ariKiid" zijn
naar menschen die een geregeld bestaan hebben.
Het kalme, soms meditatieve vmdt men alleen bij
een l>ctrekkelijk zeker leven in vaste banen.
Socialistische dicht
kunst?
Toen ik den Brabander in eijn eerste bundel
„Vaart" ontmoette, leek het me niet moeilijk de
richting aan tc wijzen in welke dc dichter zich
ontwikkelen zou. Nu ziju tweede voor me ligt,
wolkc bet Januari-nr. van Het Venster (Uitgeverij
te Asten) vormt, blijkt hij inderdaad dc vermoede
weg <-n wel die der minste weerstand gevolgd te
hebben.
In Vaart toch openbaarde zich een opstandig
monsch, zooals er lieden talloos velen zijn. Op
standig tegen het leven, tegen de maatschappij,
tegen God.
Niet een opstandigheid die overeenstemt met
©en caiprieuS ealon-communisme, maar die in
wezen uitsluitend en alleen voortspruit uit een
onvrede in eigen hart.
In zooverre is zij echt en eerlijk.
En den Brabanders aard is nu eenmaal robust
en openhartig, dus krijgt u zijn mecningcn, ge
voelens en gedachten prompt aoo opgediend.
Een vont.
Zeker, alleen niet zoo scherp-lntellectueclniet
zoo geraffineerd cynisch (ondanks de titel Cyni
sche portretten is den Brabander, noch deze bun
del cynisch) en niet zoo pedant als dc heeren
(en zoo nu en dan een eenzame jonge dame, o
gruwel) die elkaar uit vriendschappclijko over
wegingen tot „Vent" bombardeeren, een titel,
welke tegelijkertijd een krachtig bewijs moet zijn
voor het geniale cn stcrk-vitale in hun vrucht
dragende en liistoriemakende en door de eeuwen
stand houdende kunstwerken.
Invloeden van voorgangers zijn ook in deze
bundel aan te wijzen. Hij zal dan ook wel als
epigonen-werk gebrandmerkt worden. Slechts de
dichter die een buitenlander tot gecstelijko vader
bezat, geldt in Holland voor een oorspronkelijk
talent.
Maar terzake.
Den Brabander volgde de weg, welke zich in
eijn eerste bundel reeds duidelijk afteekcndc.
Hij revolteerde, vocht, schold, vloekte cn bad.
En do ecnigc weg die hem werkelijk uit deze
geestelijke impasse had kunnen redden was de
laatste, die van het bidden, zooals hij een enkele
maal ontroerend deed in Vaart:
Wijk, wijk, o dood de breedte van één hand
En toon me één glimp maar van 't beloofde land
En stil de wanhoop van een moogokwclde
Wijk, wijk, o dood dc breedte van één hand.
Maar deze weg is ook de moeilijkste. Hij ver
langt een volkomen overgave. En daar is den
Brabander nog niet aan toe. Voorloopig worstelt
hij met en tegen zichzelf.
Het opstandige element overheerechte reeds de
eerste bundel in die mate, dat een toespitsing in
de volgende een vrij logische ontwik-keiing was.
Vele van den Brabanders verzen uit Vaart zijn
sterk sociaal gericht
Mistoestanden in do maatschappij, in de Kerk,
in de menschen, krijgen er duchtig van langs.
En indien we de zaak zuiver stellen en den
Brabander voorhouden, dat liijzelf in wezen geen
grein verschilt van de menschen die hij hekelt cn
mede-werkte aan deze „rotte-maa'schappij" en
„verdorven kerk" enz. cn er dus volstrekt mede
verantwoordelijk voor is, dan volgt hier even
volstrekt uit dat den Brabanders fulminccrcn
feitelijk gericht is togen zijn eigen hart.
En hij weet dit, al zal het hem dikwijls niet
bewust zijn.
Want ondanks de sociale gerichthe'd van zijn
werk (en speciaal dool ik hier thans op zijn bun
del Cynische portretten,) is den Brabander onder
geen cnikclc voorwaarde een socialistisch of com
munistisch kunstenaar.
Zijn werk ontspringt niet uit de overtuiging ra
een socialistisch of communistisch ideaal. Hij ziet
geen absoluut heil in oen of ander steLsel dat een
wereld, de mensch, hemzelf redden kan of zal.
Dit i» g«ra vleesch en bloed in hem.
Indien het zoo ware, hij zou het Inderdaad
makkelijker hebben.
Hij zou gekozen hebben, overtuigd zijn, onwrik
baar zijn in een geloof, in een ideaal en van daar
uit kunnen leven en werken, scheppen.
Hij zou kunnen, moeten en willen strijden
tegen mcnsclien van ©en andere klasse, hij zou
moeten, kunnen en willen haten en uit die haat,
scheppen.
Maar hij zou gerust zijn, overtuigd van de
waarheid die hij bezat, in het geloof ra zijn ideaal.
En dit bezit kent den Brabander niet
Er is geen tegenstelling tusschen hem, de onwrik
bare, de wetende, cn Mfet stelletje stommelingen
dat zijn alleenzaligmakende leer maar niet aan-
hangen wil. Want de Gehangene, de werklooze, de
soldaat en alle andere „portretten" die hij levend
maakt, zijn gelijk aan den Brabander.
Hij ziet hen, zooals hij zichzclvo ziet, zot hen
en daarbij zichzelf in een fel licht te kijk, onro
mantisch, hard cn sdherp. Zijn leed is het leed
om dc ellende van een ander, omdat hij in die
ellende zijner sujetten, de ellende van zijn eigen
innerlijk verscheurd hart weerziet.
En dat stemt hem tot «ra schrijnende, bittere
droefheid, tot oen diep ,<mede"-lijdcn, tot een
grondclooze en soms, o onontkoombare tegenstel
ling, goedmoedige woomoed, onder ©en bolster van
•wrange ruwe spot.
De socialist-communlstrkundtenaar verafschuwt
deze zielegcsteldheid.
Den Brabander haat niet, hij heeft lief en wil
verzoenen.
Het is misschien niet makkelijk voor deze be
wering oen „treffend" bewijs aan te voeren.
liet is echter onmiskenbaar de sfeer, die de
gansebe bundel doortrekt.
In oen enkel vers komt deze duidelijker naar
voren, in een enkel vers, omdat den Brabander
dikwijls tracht dit, ,,zaeh te-in-hem" te over
schreeuwen, dood te drukken. Hij noemt zich toch
immers socialist.
Maar het scherpst zien wc het portret van de
dichter zelf in deze bundel, niet cynisch, vooral
niet, maar het levend beeld van een mensch, een
dichter, staande voor de gespletenheid van alle
monschclijk leven, die dc brug niet ziet, welke de
kloof overspant.
Christus.
JAN H. DE GROOT.
162
Toen ze nog in Loorn-
dorp woonden
door
0. Gilhuis
(Vervolg.)
't Zweet brak hem soms uit, als ie er aan dacht,
dat Vader vanmiddag misschien achter 't kippen
hok moest wezen en de koffiemolen met geld zou
Vinden.
Was 't maar avond en donker.
Maar die avond mocht hij de deur niet uit.
„Daar komt voorloopig niets meer van in", zei
vader, „de menschen zouden werkelijk gaan den
ken, dat j ij het gedaan had en dat wij je voor
galg en rad lieten opgroeien. Je kunt bij ons in
de kamer wat lezen of teekenen cn daarmee uit,
anders ga je maar naar bed".
Beteuterd keek Kier voor zich uit
Zijn rechterhand speelde zenuwachtig met een
kwartje in z'n broekzak. Dat wou hij uit z'n eigen
spaarpot in dc koffiemolen doen om 't weer een
beetje goed tc maken. Dan vond dc Heere Jezus
t misschien niet zóó erg meer meende Kier. Maar
daar vroeg de Hccro Jezus niet om, Hij vroeg om
Kiers verkeerde hart en dit gaf Kier nog niet.
Mokkend viel Kier op een stoel neer en deed
alsof hij la9 in de krant
Ilij moest 't wegbrengen vanavond, 't moest,
andere zat-ic morgen misschien in de gevangenis.
Groenendijk kwam vast weer terug!
,,'k Ga naar bed", zei hij een half uurtje later.
Even keken z'n ouders vreemd op. Scheelde er
wat aan? Anders kon je hem ».r bijna met geen
Stok inkrijgen, cn nu
„Ben je uiet goed?" informeerde Moe.
„Jawel, 'n beetje hoofdpijn alleen!"
„Nou kruip er dan maar 's lekker onder!"
Even later kraakte de trap naar boven, Kier
Was naar bed gegaan.
„Stil's, net of ik iets hoor, aan dc achterdeurl"
fcei vader een half uurtje later.
„Ga maar 's even kijken", zei moeder, die haar
breipennen stil hield om beter te kunnen luiste
ren.
Ja, daar kwam iemand binnen.
Vlug ging Kiers vader de keuken in.
Maar wat was dnt nou? Hoe kon Kier nu van
buiten komen? Die ligt toch allang in bed. Hij
voelde dat 't iets ergs was en hij zag 't ook.
Wit van schrik stond Kier in dc deuropening.
Alles was weer op z'n plaats, zonder dat er iets
van gemerkt was en nu werd ie nog net gesnapt
bij de laatste stap! Waarom maakte die deur ook
roo'n lawaai!
„Wat heb jij gedaan, waar kom jc vandaan?"
Kier zweeg.
Vader werd wit van drift Die jongen had niet
in bed geiegen, die was naar buiten gegaan, dio
baden ineens dacht hij aan Groenendijk cn
die koffiemolen met geld uit 't kersthuisje.
Had zijn jongen dan tóch
„Spreek op zeg, wa heb je gedaan?"
Nog bleef Kier zwijgen. Hu durfde geen woord
lo spreken.
„Zeg jc niks, zeg je niks, pate, pats, dèr dan',
dAr dan, pas, pats", sloeg vader al z'n drift eruit.
Sla me maar, sla me maar, dacht Kier, als ik
maar niets hoef te zeggen, ik zeg het nóóit
„O, niet doen man, niet doen Karei", kwam Moe
er afwerend tusschen.
Vaders drift zakte.
»..„Ga naar do kamer", gebood hij kort en rustig.
Daar vertelde Kier eindelijk het droeve geheim,
dat z'n vader en moeder ontstelde en b c-
d r o e f d e.
,,'t Heeft gesneeuwd, 't heeft gesneeuwd", juich
te Fed de volgende morgen. Hij had zich opge-
heschen aan 't dakraam en kon zoo de tuin zien
en de weilanden die er achter lagen. Alles was één
lang wit kleed.
„Nou is 't een echt kersthuisje in de sneeuw",
praatte Fed achterom naar Anc, die voor de wasch-
tafel stond.
't Kon Anc weinig schelen. Eergisteren had hij
naar sneeuw verlangd, maar nu niet meer. 'r Was
immers toch niets mee' an nou 't geld gestolen
was.
Struikelend over z'n eigen bccncn kwam Fed
voor 't ontbijt de kamer nog binnen rollen. Hij
was al buiten geweest, om tc zien of de sneeuw
„pakte" om sneeuwballen te gooien.
,,'t Is er wéor, 't is er wéér?" riep hij het heelo
huis bij elkaar en in z'n handen had hij dc koffie
molen, met het geld erin.
Daar bgrecp niemand iets van.
„Misschien is 't een grap van Groenendijk, dat
ie dc dader vannacht gevangen heeft, en 't geld
alvast op dc oude plaats gezet heeft?" lachte Piet.
Lang hoefden ze niet te raden, want voor 't veel
later geworden was, stond Kier met z'n vader op
de stoep.
De man legde alles uit en vertelde dat Kier er
nu spijt van had, omdat hij ook wist, dat do
Heere Jezus 't alles gezien had. Kier knikte met
't hoofd, maar zweeg verder.
„En ziet u", ging Kiers vader verder, „bij wil
*t zoo graag weer goed maken, hij heeft nog geld
uit z'n spaarpot meegenomen voor dc bus. Als uw
jongens 't hem nu maar vergeven willen! En 't
moet immers in orde komen, anders kunnen we
morgen niet goed Kerstfeest vieren".
„Zeker", beweerde Pa, „de Heere Jezus heeft
zooveel vergeven Hij wil dat wij 't tusschen el
kaar ook goed maken."
Ane en Fed moesten binnen komen. Nog 's ver
telde Kiers vader hoe alles toegegaan was. Of zo 't
Kier wilden vergeven? Daar zou 't Kindje uit
Bethlehem blij mee zijn. Aarzelend gaven ze Kier
een hand. Nu ineens alles maar zoo vergeven?
Toen Vader nog 's zei dat dc Heere Jezus 't zoo
wilde, vergaven ze 't makkelijker cn heelemaal...
Tegen tienen kwam Groenendijk om 't onder
zoek voort tc zetten, maar Pa stuurde hem weg.
De „dief" was met 't gestolene teruggekomen, ver
teld hij. Maar de naam wilde Pa, persé niet
noemen.
Brommend trok Groenendijk af. Op zoo'n ma
nier had 't recht z'n loop niet!
De eerste Kerstdag vertelde Pa net als andere
jaren de Kerstgeschiedenis, mooier nog dan de
meesters op school. Maar nu gebeurde het in het
Kersthuisje en niet in de huiskamer. Pa had 't
eerst wat koud gevonden, maar met dc overjas
aan ging liet best, 't duurde ook maar een half
uurtje! Moe bracht warme anijsmelk op een groot
theeblad. Echt lekker en gezellig.
Vol aandacht luisterden ze naar 't oude beken
de en toch zoo mooie verhaal. Dat Jezus als een
klein Kindje op dc wereld gekomen was, om arme
zondaren zalig te maken, ook kinderen.
Zoo vierden ze hun Kerstfeest, zonder kerst
boom. Andere vrindjes hielden alleen een kale,
half verbrande kerstboom van 't Kerstfeest over,
zij een groote gift van ruim twintig gulden.
Een gift uit hun kersthuisje voor Zending en
Evangelisatie.
Voor het Kindeke, geboren te Bethlehem.
IX.
„Het Schoolfeest"
Dc mooie voorkamer begon werkelijk veel to
lijken op een uitdragerswinkl. Drie groot karton-
nn doozen stonden er midden over de vloer.
En daar kwamen uit te voorschijn, de vreemd
ste kleercn, hoeden en mutsen.
Piet, Mies en Anc pasten ze maar aan, 't een
na 't ander. Japonnen van hofdames uit de vorige
eeuw, de kleederdracht van Zeeuwsehc boerinnen,
Urker visechers, schildknapen, soldaten, allerlei
costuums kwamen uit de kisten te voorschijn.
(Wordt vervolgd).
Rebus
WIST JE DAT
HET GEWICHT VAN DIEREN
Verschillende menschen hebben een heel ver
keerde vooretelling van het gewicht der dieren.
Als men jullie eens vroeg, wat zwaarder zou
wegen, een leeuw of een tijger, dan zou je zoggen:
een leeuw! Dat is mis. Als leeuw en tijger onge
veer even groot zijn, weegt dc laatste het zwaarst.
Het zijn zijn groote manen, die den leeuw zwaar
der doen schijnen, dan hij is. Boren zijn véél
zwaarder dan ijgers, in 't bizonder ijsberen. Maar
hoeveel vet heeft die ook niet! Hij zou de groote
koude in de poolstreken anders moeilijk kunnen
trotsecrcn.
Het is wel zoo goed als zeker, dat het zwaarste
dier ter wereld de olifant is. De Afrikaansohe zijn
gemiddeld nog zwaarder dan de Aziatische. Ook'
de walrus is een zeer zwaar dier. Om dezelfde
reden, als de ijsbeer. Geweldig licht zijn, zooals
men weet, de vogels. Ze hebben vele kleine lucht-
reservoirtjes in hun lijven.
EEN „ZEE-KAMELEON"'
Jullie weet, dat liet kameleon do eigenschap
bezit om de kleur van zijn omgeving te kunnen
aannemen. Door deze beschuttende eigenschap
kan het zich bijna onzichtbaar voor rijn vervol
gers maken.
Er bestaat echter een zeedier, een polyp, tot <le
klasse der inktvieschen beh oo rende, dat hiertoe
eveneens in staat is. Het dier komt veel voor aan
de rotsachtigo kust van Italië. Bevindt het zich
nu in liet blauwe water van dc Adriatische Zoo,
dan neemt het dezelfde mooie kleur aan; maakt
het echte-r ©cn wandeling op dc grijze, rotsachtige
kust, dan is het, door kleurverandering, nauwe
lijks van zijn omgeving ta onderscheiden.