OVER FABELACHTIGE
EN UITGESTORVEN
DIEREN
LENTE
IN HET
SPREEWALD
OVER WOLKEN
EN NEVELEN
HI
De schatkamers der natuur zijn zoo rijk
voorzien van levende en doode schatten, dat
het wel eens bevreemdend is, op te merken,
hoe de menschelijke fantasie erop uit is, het
bestaande met het bestaanbare aan te vul
len. Om van de gevallen, waarin ook zelfs
deze tweede grens nog wordt overschreden,
maar te zwijgen.
De geruchten omtrent het opduiken van
onbekende gedierten, zooals bijvoorbeeld in
Loch Ness, zijn thans weer vrijwel verstomd
Men zal ons dus niet van sensatielust be
schuldigen, als wij nu eens een dergelijk
wonderverhaal vermelden, dat een eeuw ge
leden in een Nederlar.dsche illustratie werd
gepubliceerd. Voor de curiositeit van het ge
val geven wij het hier weer op geheel de
zelfde wijze als wij het aantroffen.
„Van al de gedrochtelijke dieren -r- zoo
vangt het verhaal veelbelovend aan wel
ker bestaan door talrijke en zeer geloofwaar
dige getuigenissen gestaafd en niettemin
dikwijls betwist wordt, is misschien de vree-,
selijke Kraken hetmerkwaardigste om zijn
buitengewoon kolossale grootte.
Volgens overleveringen, die sedert eeuwen
in de zeeën van het Noorden tot wet zijn
geworden, gelijkt de Kraken, wanneer hij
aan de oppervlakte verschijnt, veeleer naar
een eiland dan naar een vlsch en wanneer
hij onder de oppervlakte inslaapt, ontbreekt
het water aan de schepen op de plaats zelf,
waar even tevoren het zinklood nauwelijks
den grond raakte.
Volgens dezelfde overleveringen zal de
Kraken tot het eind der wereld in het léven
blijven, daar geen macht een zoodanige
massa kan vernietigen, inaar van den an
deren kant is hem door de Goddelijke Voor
zienigheid het vermogen om zich voort te
telen ontzegd, omdat de zee niet toereikend
zoude geweest zijn een gansch ras dezer
reuzen te voeden en zelfs te bevatten. Met
getal fier Krakens blijft dus onveranderlijk
hetzelfde als bij het begin der wereld.
Zoo deze wonderdadige verhalen alleen op
de getuigenis der visschers berustten zoude
men dezelve onder de fabels kunnen rang
schikken; doch geloofwaardige natuurwaar
nemers hebben deze volksverhalen, hoewel
met eenige wijzigingen, bevestigd.
Omtrent het einde der achttiende eeuw
was een Kraken op de kust van Noorwegen
komen Ie sterven: hij bedekte een ontzo'tond
groote ruimte met zijn lijk en de verpestende
zijn inwendige oppervlakte een menigte van
luchtgaten van de grootte van een klein
tafelbord.
Een geheel soortgelijk voorval bejegende
eenige zeelieden van St Malo, zoo als blijkt
uit een schilderij, welke zij ter herinnering
daaraan, in de kapel van St Thomas aldaar
hebben doen ophangen. Zij werden, op de
kust van Angola, door een Kraken aangeval
len, die zich aan de masten en de hulk van
hun vaartuig vasthechtende, hetzelve onder
water poogde mede te trekken. Hij zou
daarin waarschijnlijk geslaagd zijn, toen de
zeelieden het geluk hadden hem eenige
zijner armen af te houwen.
het dan ook een ietwat groote. De geologen
hebben bij hun nasporingen de overblijfse
len ontdekt van heel wat dieren, die thans
niet meer in levenden staat worden aange
troffen.
De befaamde Fransche natuurkundige
Curier komt de eer toe, er heel veel toe te
heben bijgedragen, dat uit deze fragmenten
met een vrij groote mate van zekerheid de
geraamten en de karakteristieken van deze
zoogenaamde voorhistorische dieren konden
worden gereconstrueerd. Cuvicr kreeg de
verminkte overblijfselen van eenige honder
den geraamten verward en gemengd voor
zich. Doch hoe moeilijk deze taak ook was,
hij wist ze nochtans te volbrengen. Naar
aanleiding van de vaste wetten, die er in
het rijk der natuur heerschen .vormde hij
uit hun onderdeel en opnieuw deze oude die
ren. Zoo bijvoorbeeld komen de pooten met
de bijzondere eigenschapen van de tanden,
en de tanden met die van de pooten overeen
De beenderen van de dijen, beenen enz. be
antwoordden alle aan het denkbeeld, dat hij
zich uit de beschouwing van de andere dee-
len van het lichaam had gevormd. Door
gedurige oefening was hij in staat alleen
uit een brok van den voorpoot van een dier
te zien, tot welke orde dit dier eens had be
hoord, hetgeen hij o.a. opmaakte uit de vor
men van dit been en uit de sporen, welke
vaag zichtbaar, de Plesiosaurus. De fantas-
Deze verhalen van later'en tijd stemmen
in alie opzichten overeen met een beschrij
ving, welke men m Plinius vindt, van een
op de kust van Spanje geclooden visch, die
ruim zeven honderd ponden woog en wiens
armen van een buitengewone lengte en zoo
dik waren, dat een man dezelve niet om
vatten konde, terwijl zij buitendien met
breede en zware zuigers gewapend waren.
De volkomen overeenkomst dezer laatste
verhalen gedoogt geenszins, dat men het be
staan van den Kraken in twijfel trefeke, en
bewijst tevens, dat dit zeegedrocht behoort
lucht, welke bij van zich gaf, was derwijze
groot, dat men daaruit een pestziekte in het
land vreesde.
Een bisschop van Noorwegen verhaalt.dat
hij op zekeren dag plotseling een eiland uit
de zee ziende verrijzen, op de gedachte kwam
er een mis te vieren. Hij deed een altaar
derwaarts brengen en verrichtte er de eore-
dienst; doch nauwelijks had hij de mis ge
ëindigd of het eiland bewoog zich, verdween
en bleek een Kraken geweest te zijn.
Bij deze verhalen en nog andere getuige
nissen, welke wij met stilzwijgen voorbij
gaan, kan men nog eenige verhalen voegen,
die eenvoudiger en stelliger, daardoor meer
vertromven schijnen te verdienen.
Een geloofwaardig scheepskapitein getuigt
dat hij in de wateren van St Helena krui
sende, aangerand werd door een Kraken, die
zijn reusachtige armen over het schip wer
pende, verscheidene manschappen aanvatte
en twee hunner in de zee rukte, ondanks de
wanhopigste pogingen om hen te redden. De
equipage was erin geslaagd om met bijlen
en sabels een der armen van het gedrocht
af te houwen. Hoewel dit slechts een ge
deelte van een arm was, daar het lichaam
van den visch niet eens boven het water
zichtbaar was geweest, was dit gedeelte ech
ter nog dertig voet lang. Van de dikte eens
mans iiep deze arm spits toe en had aan
tot het geslacht der polypen, een soort van
zeewormen, welker bestaan niet betwis'
wordt en welker geschiedenis en beschrij
ving nauwkeurig bekend zijn.
Het eenige punt ter beschouwing is dus.
of de verhalen deswege overdreven zijn. Het
is mogelijk, dat de vrees voor een zoo ge-
duchten en vreeselijk gewapenden vijand de
oogen en het oordeel der zeelieden hebben
kunnen benevelen, zoodat zij duimen voor
voeten hebben aangezien; doch tevens moet
men erkennen, dat de zee in haar boezen
nog onbekende geheimen bevat en nog de
kortelings gemelde verschijning eener
slang met paardenmanen en vlammende
oogen is een bijna afdoemd bewijs voor het
bestaan voor den Noorweegschen Kraken".
Zoover dit oud bericht, dat op een eenigs-
zins verbijsterende wijze bij de befaamde
zeeslang eindigt, welke nog wei ter onder
steuning van dit „sterke verhaal" moet
dienst doen.
Wij betreuren het intusschen, onze lezers
niet op een afbeelding van een „Kraken" te
kunnen vergasten, zelfs bij d'en huidigen
stand der foto-reportage.
DIEREN UIT VROEGER EEUWEN
Van dieren die... nog niet bestaan, tot
de soorten, wier bestaan reeds eeuwen ge
leden geëindigd is, lis slechts één stap, zij
Donderkoppen aan de lucht
de spieren, die daarop bevestigd waren ge
weest, daarop hadden nagelaten. Deze sporen
toonden natuurlijkerwijze de grootte der
spieren aan, en dit, gevoegd bij de maniei
waarop zij bevestigd waren geweest, leidde
tot de kennis van de manier, waarop zij
hadden gefunctioneerd. Zoo van detail tot
detail voortgaande, en als het ware traps
gewijze opklimmende, kon het reeds voor
eeuwen uitgestorven dier met een vrije groo
te mate van waarschijn?ijlcheid worden ge
reconstrueerd .waarbij vondsten van beter
intact gebleven skeletten een goede gelegen
heid voor controle en eventueel voor aan
vulling boden.
De fossiele overblijfselen worden in den
•egel in kalkaardlagen aangetroffen, maar
ook veelvuldig in holen en spelonken. Een
der oudst békende vindplaatsen moet die
an Bauman wezen, in de nabijheid van de
stad Brunswijk. De ingang van deze holte
is zeer nauw. Zij zelf bestaat uit vijf of zes
ruimten, die moeilijk zijn te bereiken en voor
een deel met water zijn gevuld. De fossiele
overblijfselen, hier aangetroffen, behoorden
tot het meerendeel aan het berengeslacht.
In Engeland heeft men het merkwaardig
hol van Kirkdale in Yorkshire, het eerst door
Dr. Buckland bezocht en beschreven. De in
dit hol gevonden tanden en beenderen be
hoorden aan drie-en-twintig verschillende
diersoorten. Ondier de vleeschetende merkte
men o.a. een soort van hyena op, groot er dan
alle thans bekende soorten. De menigte der
gevonden tanden was zoo groot, dat zij vol
gens berekening aan niet minder dan twee-
of driehonderd dieren moet hebben behoord.
Men vond er o.a. tusschen twee groote tijger
tanden van vier duim lengte, en een paar
maaltanden, die grooter waren dan van den
sterksten leeuw. Ook trof men een massa
beenderen aan van olifanten, rhinocerossen,
rivierpaarden, herten en waterratten.
Wanneer men de verschillende vondsten
van fossiele dieren nagaat, komt men tot
de ontdekking ,dat men daaronder meest
overblijfselen van de vleeschetende soorten
aantreft, en dat de fossiele beren in het bij
zonder zeer talrijk vertegenwoordigd zijn
Een merkwaardig fossiel beest, het M e-
gatherium, had de grootte van een os,
en moet overigens meer op een luipaard, dan
op welk ander thans levend dier geleken
hebben. Het werd opgegraven in Paraguay,
bij werkzaamheden aan den oever der
Luxan, op een diepte van ongeveer honderd
voet.
Het Palaeotherium heeft wat het
getal en de rangschiking van zijn tanden, en
nog meer wat de neusbeenderen betreft,
eenige overeenkomst met den tapir. Er zijn
daarvan verschillende soorten; de grootste
hebben de hoogte van een paard.
Het Anoplotherium komt ici ver
schillende gedaanten voor, waarvan het
meest gewone was een dier van ongeveer de
hoogte van een wild zwijn, doch veel lan
ger, en van een zeer langen en dikken staart
•oorzien. Hij leek veel op een otter van zeer
;roote afmetingen. Vermoedelijk kon dit
beest dan ook uitstekend zwemmen.
De Mammouth is zeer verschillend
van de thans levende olifant. Men heeft zijn
beenderen op diverse plaatsen aangetroffen,
maar een van de zonderlingste Mammouth-
dsten heeft in 1799 in Siberië plaats ge
had. Toen vond een visscher nabij den mond
der Lena, dezelfde rivier, waaraan later Le
nin zijn naam zou ontleenen, temidden der
ijsblokken een vormlooze massa, waarvan
hij den aard onmogelijk kon gissen. Het ijs
begon geleidelijk weg te smelten, en tegen
het einde van den volgenden zomer werd
zijde van het dier en een van zijn slag
tanden duidelijk zichtbaar. Later kwam de
heele massa terecht op een zandbank langs
de kust. De visscher maakte zich meester
van de beide slagtanden, welk hij voor vijf
tig roebels verkocht. Een zekere heer Adams
die met Graaf Golowkin een gezantschaps
reis naar China maakte, hoorde te Yakoetsk
van deze ontdekking en begaf zich aanstond;
naar de vindplaats, waar bij het dier nog
aantrof, doch reeds deerlijk verminkt, want
het was reeds gedeeltelijk door wilde lieren
en honden verslonden. Echter was het ge
raamte nog zoo goed als geheel intact. Het
geen over was gebleven woog zoo zwaar, dat
tien personen nauwelijks de overblijfselen
konden wegdragen. Meer dan dertig pond
haar en borstels, door de witte beren bij het
verslinden van het vleesch in den natten
grond getrapt, werden weggevoerd. De heer
Adams verzamelde de brokken met de mees
te zorg, en kocht ook de slagtanden weer
terug ,die ruim negen voet lang waren. Zon
der deze tanden woog de Mammouthkop
nog ruim vierhonderd pond.
Ia Siberie treft men zoo dikwijls Mam-
mouth-beenderen aan, dat de bewoners zelfs
een legende hebben, ter verklaring dezer
vondsten. Zij beweren ,dat deze behooren tot
het geraamte van een onderaardsch dier,
dat als de mol leefde en de zon niet kon ver
dragen. Ook de Chineezen kennen deze fabe!
van Tien-Schu zooals zij het noemen, de
„muis die zich verbergt". Zij beschrijven dit
beest als een onder den grond levende muis,
die zoo groot is als een os of buffel, en
sterft zoodra zon- of maanlicht erop vallen.
De groote Mastodon is misschien wel
het grootste van alle fossielen. Toen men
zijn overblijfselen ontdekte in Albany, aan
de Hudsonrivier, geloofde men, de beende
ren te hebben gevonden van de reuzen, waar
over de Heilige Schrift spreekt. Later trof
men talrijker brokken aan van dit ontzettend
groote dier, doch niet volledig genoeg om
te bepalen, tot welike diersoort zij hadden
behoord. De Mastodon schijnt evenals de
olifant van een snuit voorzien te zijn ge-
eest. Een der gevonden tanden woog ze
ventien pond.
De Noord-Amerikaansche Roodhuiden heb
ben een typische overlevering, om het ver
dwijnen van deze ontzettend groote dieren
te verklaren. Zij zeggen, dat een troep van
deze gevaarlijke wezens eenigen tijd de
erten, buffels en andere voor de Indianen
Een Cumulus (Mooi-weeriuolk.)
nuittige dieren vernielde. Eindelijk greep de
„Machtige Man Hierboven" zijn donder en
doodde ze alle, met uitzondering echter van
den grootste, die naar de Groote Meren de
wijk nam ,en zich daar nog steeds mpet op
houden.
De Pterodactylus is een van de zon-
derlingste, tot nog toe ontdekte dieren. Het
is eigenlijk een kruipend dier met vleugels,
die aan een van de t.eenen zijn bevestigd,
welke langer is dan de andere. Zij hadden
bovendien een langen hals en een vogel
snavel.
De Ichthyosaurus had klaarblijke
lijk den muil van den dolfijn, de tanden van
den krokodil, den kop en het borstbeen van
den hagedis, en de graten van den visch.
Men vermoedt, dat het gewone soort een
lengte heeft bereikt van 25 voet.
De Plesiosaurus bezat den kop van
een hagedis, den hals van een slang en de
zwempooten van den Ichthyosaurus. Het
moet een zeer vlug watergedierte zijn ge
weest.
„lik heb medelijden met de menschen, die
in de Lente niet naar het Spreewald komen",
zeide ons een oude schipper uit Burg, ter
wijl hij een handvol versch stroo in zijn
eveneens zeer bedaagde schuit wierp, ten
einde haar „mooi" te maken voor de gasten
van elders. Onze. schipper moet het weten,
wanneer het Spreewald het mooist is, deze
oude waterrat! Sedert zeventig jaar woon'
hij in zijn scheef, met mos bedekte huisje
tusschen riet en elzeboomen. Hij kent alle
geheimen van dit geheimzinnige land van
ater en bosschen, hetwelk men het Spree
wald noemt. Hij weet waar de schaarsch ge-
'orden vischotters zich verborgen houden,
en waar de nog zeldzamere kreeften. Hij
weet waar men bet best korhoenders jaagt,
waar de zilverreiger nestelt en honderd
andere dingen. Hij kent de meer dan drie
honderd waterwegen, vlieten en kanalen
even goed als de Amerikanen, die sedert
vele jaren enthousiaste vrienden van het
Spreewald zijn. Te Lehde heeft eens een ver
maard Amcrikaansch filmregisseur een op
name gemaakt. Hij verzekerde, dit dit onge
evenaarde lagunendorp het mooiste en ori
gineelste van de wereld is. Iemand anders
zond eens uit Afrika een prentbriefkaart
met het adres: „Restaurant „De vroolijke
snoek" in Duitschland. En de kaart werd
prompt besteld bij Vader Richter, wiens
schrijftafel, toen hij nog leefde, vaak met
brieven iuit alle mogelijke landen getooid
De Duitschers zelf hebben de schoonheden
der natuur vaak veel verder gezocht dan in
het Spreewald. Er zijn Duitschers, die aan
de Stille Zuidzee of in de bosschen van
Afrika goed den weg weten, maar het Spree
wald nog niet hebben ontdekt. En toch kan
men ook hun slechts den raad geven deze
streek eens te bezoeken, want zij zal wel
licht den diepsten indruk maken op hen,
die een flink stuk van de wereld hebben ge
zien.
Wij hebben hier twee heerlijke Lenteda
gen doorgebracht vol glans en blauwe luch
ten. Dit bekoorlijke waterland heeft ons
voor immer veroverd. Door zijn eindelooze
stilte leefden wij als in een droom. De een
zaamheid der diepe bosschen, de op het wa
ter heerschende rust, bespeuren zij, die
aan de drukte der stad gewend zijn, bijzon
der sterk. Alle weiden zijn bloeiende
zeeën: geel-schitterende dotterbloemen,
sneeuwwitte veldkers, blauwe koekoeksbloe
men, seringen, vlierstruiken, vogelkers. Deze
tooien ook de tuinen aan de oevers. Geuren
de golven van strand tot strand en de heer
lijke frisschen adem van het jonge groen,
lichte bladerkronen, welke zich urenlang bo
ven onze hoofden welven... Droomerig kla
tert de vloed om onze boot. De waterwe
gen, vol spiegelingen licht en schaduw in
oneindige afwisseling, openen en sluiten
zich. Alles glijdt voorbij, nadert, verdwijnt
het is een voortdurende hetoovering onzer
„Ik heb medelijden met de menschen, die
thans niet naar het Spreewald komen". Ja,
waar zou men heen moeten trekken om uit
te rusten, te genieten, te blijven? Hier is al
les een idylle, wat ligt tusschen weiden,
bosch en water en het is eigenlijk onver
schillig, of men zijn hut te Burg, Straupitz,
Alt-Zaüche Schlepzig of Lehde bouwt al
heeft ook elk dezer gemeenten een eigen
cachet. Men kan prachtige wandelingen door
de bosschen ondernemen, voornamelijk van
Straupitz en Alt-Zauche, maar ook van
Schlepzig en Krausnick uit. Trouwens: wel
licht bevat geen streek zulke verborgen rust-
nestjes als het Beneden-Spreewald. Lübë.v
met de „Spreewaldbahn" is een gemakkelijk
te bereiken uitgangspunt voor een tocht
door dit gebied, In bet drukker bezochte
Opper-Spreewald lokken ons niet alleen het
allerliefste landschap, maar ook de bonte
kleederdrachten van het Spreewald-volkje
bijzonder in de omgeving van Burg en Vet-
schau, en de oeroude woonplaatsén in het
zeer origineele Lehde. Over de meer en
meer uitstervenden overblijfselen van den
ouden volksaard dezer streek zou heel wat te
zeggen zijn. Als vriend van een eigenaardig,
eeuwenoud volk, hetwelk met zijn eigen
aardige kleederdrachten, oude zeden en ge
bruiken, zijn gevoelige muziek, als het ware
als de rest van een verre romantiek midden
in onzen nuchteren tijd staat, £ou men dit
stukje aarde het liefst tot natuurstaat willen
verheffen, vooraleer het geheel verdwijnt.
Want aldus zou de streek van het Spree
wald veel van haar aantrekkelijkheid ver
liezen.
De oude goden leven, vaak onbewust.,
voort in de nliantasie dezer menschen. De
griezelige Bubak komt de stoute kinderen
lialen. Hier bestaan nog meerminnen, nacht
merries, goede en kwade geesten. Een ge
heimzinnige sfinx trekt, als godin van den
middag, over de in de zon schitterende ko
renvelden. De vi'oolijke gebruiken van de
vvinterschc spin vertrekken (Spinnten), welke
men voornamelijk nog in het Midden-Spree-
wald vindt, waar geen nabijgelegen fabrieks
stad jongens en meisjes naar den arbeid in
de fabrieken lokt, kan men hier beden nog
bestudeeren. Met vastenavond, op kermis
en bruiloft kan men de oeroude dansen met
doedelzak-muzielcen .de eigenaardig eanjrek-
kelijke volksliederen leeren kennen. En wat
men zooal op deze feestdagen voorgezet
krijgt! Een der lievelingsgerechten van de
bevolking van het Spreewald is gierst met
lijnolie. Allerlei andere gierst-gerechten
staan hier op de spijskaart, zoqals gierst-
balletjes met stroop of met bruine boter of
bruine suiker alles even schilderachtig
als voedzaam, zoo verzekeren U 'de vrouwen.
„Snoek met Spreewaldsaus" uit de „Vroo
lijke Snoek" vervaardigd volgens een oud,
zich in het bezit van den waard bevindend,
recept, heeft wereldvermaardheid verworven
en wie deze visch verorbert in den uitge-
strekten, aan het water gelegen tuin van dit
restaurant, zal ook de culinaire aantrekke
lijkheden van het Spreewald leeren kennen!
De waterdampen, welke in de lucht aan-'
wezig zijn, blijven doorschijnend en onzicht
baar, zoolang zij vatbaar voor uitzetting zijn.
Zoodra zij echter aanvangen in droppelend
water over te gaan. worden zij zichtt aar. De
eerste verschijnselen, welke dc/e overgang
teweeg brengt, zijn de nevel en de wolken.
Nevel is in het Avezen der zaak niet van
wolken verschillend. Dampen, Avelke op den
aardbodem liggen zijn nevelen; die, welke in
hoogere lucht hangen, worden Avolken ge
noemd.
De nevel wordt gevormd door ontelbare
zeer kleine waterblaasjes, gelijk saussure
door het vergrootglas ontdekt heeft. Het af
zonderlijk gewicht van elk blaasje is te ge
ring, om den weerstand der omringende
lucht te kunnen breken. Daarom kan het
niet vallen, maar moet blijven hangen. Dat
deze blaasjes zich niet tot regendruppels ver
eenigen of tot grooterc watermassa's, wordt
veroorzaakt door de lucht, Avelke zich ertus-'
schcn bevindt en misschien ook Avel door
wederzijdsche electrische afstooting.
De hoogte der wolken is zeer verschillend.
Jacob Bemouilli heeft eens proeven genomen
om deze hoogten te berekenen door den tijd
na te gaan, Avelke er verloopt van zonsonder
gang tot op het oogenblik, waarin de door de
beschijning der zonnestralen ontstane roode
wollkenkleur verdwijnt. Maar deze proeven
zijn op niets uitgeloopen.
Hoe uiteenloopend de gedaanten der aa'oI-
ken ook kunnen Avezen en niets biedt
zulk een boeiend schouwspel als een kruiend
zwerk toch ontwaart men bij nadere be
schouwing zekere vormen, die aan enkele
wolken meer bijzonder eigen schijnen te zijn.
Reeds Lampadius maakte onderscheid tus
schen streepAvolken, schapemvolken, onbe
grensde en begrensde wolken, vliegende wol
ken met horizontale grondlijnen en derge
lijke meer.
De Engelsche natuurgeleerde Lucas Ho
ward nam drie grondvormen yan wolken
aan, namelijk de Cirrus of Vedenvolk;
de Cumulus of Stapelwolk en de Stra-
t u s of Schichtwolk. Bovendien onderscheid
de hij nog een viertal tusschenvormen, Avelke
wij hier niet alle zullen opsommen.
De Cirrus of Vedenvolk heeft dezen La-
tijnschen naam te danken aan zijn overeen
komst met een haarlok. Zulk een Avolk be
staat uit fijne strepen, Avelke in onderschei
den richting met elkander zijn yenhonden.
GeAvoonlijk is zij, na langdurig helder Aveer,
de eerste Avol'k, die op het blauwe veld des
hemels te voorschijn komt.
De Cumulus of Stapelwolk vertoont
zich bij haar eerste ontstaan als een klein,
onregelmatig Avolkje, in matige hoogte boven
de horizon. Allengs vergroot zich dit Avolkje
ajan de bovenzijde tot een half kogelvormige
gedaante, welker grondvlak parallel blijft
met de horizon. Hierop vereenigen zich een
aantal soortgelijke Avol'kjes, alsof zij elkander
Avederzijds aantrekken, tot een groote massa
en zoo vormen zij een gansche stapelwolk,
welker grondvlakte voortdurend parallel
blijft met de horizon. Soortgelijke stapelwol
ken, welke dikwijls bij heet Aveer voorkomen
hebben niet altijd regen of omveer tenge
volge. Vaak nemen zij slechts tot aan het
tijdstip van de grootste hitte toe, waarna zij
allengs weder verminderen, om kort na
zonsondergang ten eenenmale te verdwijnen.
De Stratus of Schichtwolk is de laag
ste van alle wolkensoorten en ontstaat dicht
boven de aarde of boven het Avater. Zij is
dezelfde als de vlakke, drijvende nevel, die
zich 's avonds begint uit te breiden. Men
ziet de schichtwolk het meest in de herfst
nachten, en Avanneer de zon 's morgens door
dit soort Avol'ken heenbreekt, beschouAvtmcn
dit als de voorbode van een mooien en hel
deren dag.
Da Strcdo-Cumulu s of Lappendeken