OVER FABELACHTIGE EN UITGESTORVEN DIEREN LENTE IN HET SPREEWALD OVER WOLKEN EN NEVELEN HI De schatkamers der natuur zijn zoo rijk voorzien van levende en doode schatten, dat het wel eens bevreemdend is, op te merken, hoe de menschelijke fantasie erop uit is, het bestaande met het bestaanbare aan te vul len. Om van de gevallen, waarin ook zelfs deze tweede grens nog wordt overschreden, maar te zwijgen. De geruchten omtrent het opduiken van onbekende gedierten, zooals bijvoorbeeld in Loch Ness, zijn thans weer vrijwel verstomd Men zal ons dus niet van sensatielust be schuldigen, als wij nu eens een dergelijk wonderverhaal vermelden, dat een eeuw ge leden in een Nederlar.dsche illustratie werd gepubliceerd. Voor de curiositeit van het ge val geven wij het hier weer op geheel de zelfde wijze als wij het aantroffen. „Van al de gedrochtelijke dieren -r- zoo vangt het verhaal veelbelovend aan wel ker bestaan door talrijke en zeer geloofwaar dige getuigenissen gestaafd en niettemin dikwijls betwist wordt, is misschien de vree-, selijke Kraken hetmerkwaardigste om zijn buitengewoon kolossale grootte. Volgens overleveringen, die sedert eeuwen in de zeeën van het Noorden tot wet zijn geworden, gelijkt de Kraken, wanneer hij aan de oppervlakte verschijnt, veeleer naar een eiland dan naar een vlsch en wanneer hij onder de oppervlakte inslaapt, ontbreekt het water aan de schepen op de plaats zelf, waar even tevoren het zinklood nauwelijks den grond raakte. Volgens dezelfde overleveringen zal de Kraken tot het eind der wereld in het léven blijven, daar geen macht een zoodanige massa kan vernietigen, inaar van den an deren kant is hem door de Goddelijke Voor zienigheid het vermogen om zich voort te telen ontzegd, omdat de zee niet toereikend zoude geweest zijn een gansch ras dezer reuzen te voeden en zelfs te bevatten. Met getal fier Krakens blijft dus onveranderlijk hetzelfde als bij het begin der wereld. Zoo deze wonderdadige verhalen alleen op de getuigenis der visschers berustten zoude men dezelve onder de fabels kunnen rang schikken; doch geloofwaardige natuurwaar nemers hebben deze volksverhalen, hoewel met eenige wijzigingen, bevestigd. Omtrent het einde der achttiende eeuw was een Kraken op de kust van Noorwegen komen Ie sterven: hij bedekte een ontzo'tond groote ruimte met zijn lijk en de verpestende zijn inwendige oppervlakte een menigte van luchtgaten van de grootte van een klein tafelbord. Een geheel soortgelijk voorval bejegende eenige zeelieden van St Malo, zoo als blijkt uit een schilderij, welke zij ter herinnering daaraan, in de kapel van St Thomas aldaar hebben doen ophangen. Zij werden, op de kust van Angola, door een Kraken aangeval len, die zich aan de masten en de hulk van hun vaartuig vasthechtende, hetzelve onder water poogde mede te trekken. Hij zou daarin waarschijnlijk geslaagd zijn, toen de zeelieden het geluk hadden hem eenige zijner armen af te houwen. het dan ook een ietwat groote. De geologen hebben bij hun nasporingen de overblijfse len ontdekt van heel wat dieren, die thans niet meer in levenden staat worden aange troffen. De befaamde Fransche natuurkundige Curier komt de eer toe, er heel veel toe te heben bijgedragen, dat uit deze fragmenten met een vrij groote mate van zekerheid de geraamten en de karakteristieken van deze zoogenaamde voorhistorische dieren konden worden gereconstrueerd. Cuvicr kreeg de verminkte overblijfselen van eenige honder den geraamten verward en gemengd voor zich. Doch hoe moeilijk deze taak ook was, hij wist ze nochtans te volbrengen. Naar aanleiding van de vaste wetten, die er in het rijk der natuur heerschen .vormde hij uit hun onderdeel en opnieuw deze oude die ren. Zoo bijvoorbeeld komen de pooten met de bijzondere eigenschapen van de tanden, en de tanden met die van de pooten overeen De beenderen van de dijen, beenen enz. be antwoordden alle aan het denkbeeld, dat hij zich uit de beschouwing van de andere dee- len van het lichaam had gevormd. Door gedurige oefening was hij in staat alleen uit een brok van den voorpoot van een dier te zien, tot welke orde dit dier eens had be hoord, hetgeen hij o.a. opmaakte uit de vor men van dit been en uit de sporen, welke vaag zichtbaar, de Plesiosaurus. De fantas- Deze verhalen van later'en tijd stemmen in alie opzichten overeen met een beschrij ving, welke men m Plinius vindt, van een op de kust van Spanje geclooden visch, die ruim zeven honderd ponden woog en wiens armen van een buitengewone lengte en zoo dik waren, dat een man dezelve niet om vatten konde, terwijl zij buitendien met breede en zware zuigers gewapend waren. De volkomen overeenkomst dezer laatste verhalen gedoogt geenszins, dat men het be staan van den Kraken in twijfel trefeke, en bewijst tevens, dat dit zeegedrocht behoort lucht, welke bij van zich gaf, was derwijze groot, dat men daaruit een pestziekte in het land vreesde. Een bisschop van Noorwegen verhaalt.dat hij op zekeren dag plotseling een eiland uit de zee ziende verrijzen, op de gedachte kwam er een mis te vieren. Hij deed een altaar derwaarts brengen en verrichtte er de eore- dienst; doch nauwelijks had hij de mis ge ëindigd of het eiland bewoog zich, verdween en bleek een Kraken geweest te zijn. Bij deze verhalen en nog andere getuige nissen, welke wij met stilzwijgen voorbij gaan, kan men nog eenige verhalen voegen, die eenvoudiger en stelliger, daardoor meer vertromven schijnen te verdienen. Een geloofwaardig scheepskapitein getuigt dat hij in de wateren van St Helena krui sende, aangerand werd door een Kraken, die zijn reusachtige armen over het schip wer pende, verscheidene manschappen aanvatte en twee hunner in de zee rukte, ondanks de wanhopigste pogingen om hen te redden. De equipage was erin geslaagd om met bijlen en sabels een der armen van het gedrocht af te houwen. Hoewel dit slechts een ge deelte van een arm was, daar het lichaam van den visch niet eens boven het water zichtbaar was geweest, was dit gedeelte ech ter nog dertig voet lang. Van de dikte eens mans iiep deze arm spits toe en had aan tot het geslacht der polypen, een soort van zeewormen, welker bestaan niet betwis' wordt en welker geschiedenis en beschrij ving nauwkeurig bekend zijn. Het eenige punt ter beschouwing is dus. of de verhalen deswege overdreven zijn. Het is mogelijk, dat de vrees voor een zoo ge- duchten en vreeselijk gewapenden vijand de oogen en het oordeel der zeelieden hebben kunnen benevelen, zoodat zij duimen voor voeten hebben aangezien; doch tevens moet men erkennen, dat de zee in haar boezen nog onbekende geheimen bevat en nog de kortelings gemelde verschijning eener slang met paardenmanen en vlammende oogen is een bijna afdoemd bewijs voor het bestaan voor den Noorweegschen Kraken". Zoover dit oud bericht, dat op een eenigs- zins verbijsterende wijze bij de befaamde zeeslang eindigt, welke nog wei ter onder steuning van dit „sterke verhaal" moet dienst doen. Wij betreuren het intusschen, onze lezers niet op een afbeelding van een „Kraken" te kunnen vergasten, zelfs bij d'en huidigen stand der foto-reportage. DIEREN UIT VROEGER EEUWEN Van dieren die... nog niet bestaan, tot de soorten, wier bestaan reeds eeuwen ge leden geëindigd is, lis slechts één stap, zij Donderkoppen aan de lucht de spieren, die daarop bevestigd waren ge weest, daarop hadden nagelaten. Deze sporen toonden natuurlijkerwijze de grootte der spieren aan, en dit, gevoegd bij de maniei waarop zij bevestigd waren geweest, leidde tot de kennis van de manier, waarop zij hadden gefunctioneerd. Zoo van detail tot detail voortgaande, en als het ware traps gewijze opklimmende, kon het reeds voor eeuwen uitgestorven dier met een vrije groo te mate van waarschijn?ijlcheid worden ge reconstrueerd .waarbij vondsten van beter intact gebleven skeletten een goede gelegen heid voor controle en eventueel voor aan vulling boden. De fossiele overblijfselen worden in den •egel in kalkaardlagen aangetroffen, maar ook veelvuldig in holen en spelonken. Een der oudst békende vindplaatsen moet die an Bauman wezen, in de nabijheid van de stad Brunswijk. De ingang van deze holte is zeer nauw. Zij zelf bestaat uit vijf of zes ruimten, die moeilijk zijn te bereiken en voor een deel met water zijn gevuld. De fossiele overblijfselen, hier aangetroffen, behoorden tot het meerendeel aan het berengeslacht. In Engeland heeft men het merkwaardig hol van Kirkdale in Yorkshire, het eerst door Dr. Buckland bezocht en beschreven. De in dit hol gevonden tanden en beenderen be hoorden aan drie-en-twintig verschillende diersoorten. Ondier de vleeschetende merkte men o.a. een soort van hyena op, groot er dan alle thans bekende soorten. De menigte der gevonden tanden was zoo groot, dat zij vol gens berekening aan niet minder dan twee- of driehonderd dieren moet hebben behoord. Men vond er o.a. tusschen twee groote tijger tanden van vier duim lengte, en een paar maaltanden, die grooter waren dan van den sterksten leeuw. Ook trof men een massa beenderen aan van olifanten, rhinocerossen, rivierpaarden, herten en waterratten. Wanneer men de verschillende vondsten van fossiele dieren nagaat, komt men tot de ontdekking ,dat men daaronder meest overblijfselen van de vleeschetende soorten aantreft, en dat de fossiele beren in het bij zonder zeer talrijk vertegenwoordigd zijn Een merkwaardig fossiel beest, het M e- gatherium, had de grootte van een os, en moet overigens meer op een luipaard, dan op welk ander thans levend dier geleken hebben. Het werd opgegraven in Paraguay, bij werkzaamheden aan den oever der Luxan, op een diepte van ongeveer honderd voet. Het Palaeotherium heeft wat het getal en de rangschiking van zijn tanden, en nog meer wat de neusbeenderen betreft, eenige overeenkomst met den tapir. Er zijn daarvan verschillende soorten; de grootste hebben de hoogte van een paard. Het Anoplotherium komt ici ver schillende gedaanten voor, waarvan het meest gewone was een dier van ongeveer de hoogte van een wild zwijn, doch veel lan ger, en van een zeer langen en dikken staart •oorzien. Hij leek veel op een otter van zeer ;roote afmetingen. Vermoedelijk kon dit beest dan ook uitstekend zwemmen. De Mammouth is zeer verschillend van de thans levende olifant. Men heeft zijn beenderen op diverse plaatsen aangetroffen, maar een van de zonderlingste Mammouth- dsten heeft in 1799 in Siberië plaats ge had. Toen vond een visscher nabij den mond der Lena, dezelfde rivier, waaraan later Le nin zijn naam zou ontleenen, temidden der ijsblokken een vormlooze massa, waarvan hij den aard onmogelijk kon gissen. Het ijs begon geleidelijk weg te smelten, en tegen het einde van den volgenden zomer werd zijde van het dier en een van zijn slag tanden duidelijk zichtbaar. Later kwam de heele massa terecht op een zandbank langs de kust. De visscher maakte zich meester van de beide slagtanden, welk hij voor vijf tig roebels verkocht. Een zekere heer Adams die met Graaf Golowkin een gezantschaps reis naar China maakte, hoorde te Yakoetsk van deze ontdekking en begaf zich aanstond; naar de vindplaats, waar bij het dier nog aantrof, doch reeds deerlijk verminkt, want het was reeds gedeeltelijk door wilde lieren en honden verslonden. Echter was het ge raamte nog zoo goed als geheel intact. Het geen over was gebleven woog zoo zwaar, dat tien personen nauwelijks de overblijfselen konden wegdragen. Meer dan dertig pond haar en borstels, door de witte beren bij het verslinden van het vleesch in den natten grond getrapt, werden weggevoerd. De heer Adams verzamelde de brokken met de mees te zorg, en kocht ook de slagtanden weer terug ,die ruim negen voet lang waren. Zon der deze tanden woog de Mammouthkop nog ruim vierhonderd pond. Ia Siberie treft men zoo dikwijls Mam- mouth-beenderen aan, dat de bewoners zelfs een legende hebben, ter verklaring dezer vondsten. Zij beweren ,dat deze behooren tot het geraamte van een onderaardsch dier, dat als de mol leefde en de zon niet kon ver dragen. Ook de Chineezen kennen deze fabe! van Tien-Schu zooals zij het noemen, de „muis die zich verbergt". Zij beschrijven dit beest als een onder den grond levende muis, die zoo groot is als een os of buffel, en sterft zoodra zon- of maanlicht erop vallen. De groote Mastodon is misschien wel het grootste van alle fossielen. Toen men zijn overblijfselen ontdekte in Albany, aan de Hudsonrivier, geloofde men, de beende ren te hebben gevonden van de reuzen, waar over de Heilige Schrift spreekt. Later trof men talrijker brokken aan van dit ontzettend groote dier, doch niet volledig genoeg om te bepalen, tot welike diersoort zij hadden behoord. De Mastodon schijnt evenals de olifant van een snuit voorzien te zijn ge- eest. Een der gevonden tanden woog ze ventien pond. De Noord-Amerikaansche Roodhuiden heb ben een typische overlevering, om het ver dwijnen van deze ontzettend groote dieren te verklaren. Zij zeggen, dat een troep van deze gevaarlijke wezens eenigen tijd de erten, buffels en andere voor de Indianen Een Cumulus (Mooi-weeriuolk.) nuittige dieren vernielde. Eindelijk greep de „Machtige Man Hierboven" zijn donder en doodde ze alle, met uitzondering echter van den grootste, die naar de Groote Meren de wijk nam ,en zich daar nog steeds mpet op houden. De Pterodactylus is een van de zon- derlingste, tot nog toe ontdekte dieren. Het is eigenlijk een kruipend dier met vleugels, die aan een van de t.eenen zijn bevestigd, welke langer is dan de andere. Zij hadden bovendien een langen hals en een vogel snavel. De Ichthyosaurus had klaarblijke lijk den muil van den dolfijn, de tanden van den krokodil, den kop en het borstbeen van den hagedis, en de graten van den visch. Men vermoedt, dat het gewone soort een lengte heeft bereikt van 25 voet. De Plesiosaurus bezat den kop van een hagedis, den hals van een slang en de zwempooten van den Ichthyosaurus. Het moet een zeer vlug watergedierte zijn ge weest. „lik heb medelijden met de menschen, die in de Lente niet naar het Spreewald komen", zeide ons een oude schipper uit Burg, ter wijl hij een handvol versch stroo in zijn eveneens zeer bedaagde schuit wierp, ten einde haar „mooi" te maken voor de gasten van elders. Onze. schipper moet het weten, wanneer het Spreewald het mooist is, deze oude waterrat! Sedert zeventig jaar woon' hij in zijn scheef, met mos bedekte huisje tusschen riet en elzeboomen. Hij kent alle geheimen van dit geheimzinnige land van ater en bosschen, hetwelk men het Spree wald noemt. Hij weet waar de schaarsch ge- 'orden vischotters zich verborgen houden, en waar de nog zeldzamere kreeften. Hij weet waar men bet best korhoenders jaagt, waar de zilverreiger nestelt en honderd andere dingen. Hij kent de meer dan drie honderd waterwegen, vlieten en kanalen even goed als de Amerikanen, die sedert vele jaren enthousiaste vrienden van het Spreewald zijn. Te Lehde heeft eens een ver maard Amcrikaansch filmregisseur een op name gemaakt. Hij verzekerde, dit dit onge evenaarde lagunendorp het mooiste en ori gineelste van de wereld is. Iemand anders zond eens uit Afrika een prentbriefkaart met het adres: „Restaurant „De vroolijke snoek" in Duitschland. En de kaart werd prompt besteld bij Vader Richter, wiens schrijftafel, toen hij nog leefde, vaak met brieven iuit alle mogelijke landen getooid De Duitschers zelf hebben de schoonheden der natuur vaak veel verder gezocht dan in het Spreewald. Er zijn Duitschers, die aan de Stille Zuidzee of in de bosschen van Afrika goed den weg weten, maar het Spree wald nog niet hebben ontdekt. En toch kan men ook hun slechts den raad geven deze streek eens te bezoeken, want zij zal wel licht den diepsten indruk maken op hen, die een flink stuk van de wereld hebben ge zien. Wij hebben hier twee heerlijke Lenteda gen doorgebracht vol glans en blauwe luch ten. Dit bekoorlijke waterland heeft ons voor immer veroverd. Door zijn eindelooze stilte leefden wij als in een droom. De een zaamheid der diepe bosschen, de op het wa ter heerschende rust, bespeuren zij, die aan de drukte der stad gewend zijn, bijzon der sterk. Alle weiden zijn bloeiende zeeën: geel-schitterende dotterbloemen, sneeuwwitte veldkers, blauwe koekoeksbloe men, seringen, vlierstruiken, vogelkers. Deze tooien ook de tuinen aan de oevers. Geuren de golven van strand tot strand en de heer lijke frisschen adem van het jonge groen, lichte bladerkronen, welke zich urenlang bo ven onze hoofden welven... Droomerig kla tert de vloed om onze boot. De waterwe gen, vol spiegelingen licht en schaduw in oneindige afwisseling, openen en sluiten zich. Alles glijdt voorbij, nadert, verdwijnt het is een voortdurende hetoovering onzer „Ik heb medelijden met de menschen, die thans niet naar het Spreewald komen". Ja, waar zou men heen moeten trekken om uit te rusten, te genieten, te blijven? Hier is al les een idylle, wat ligt tusschen weiden, bosch en water en het is eigenlijk onver schillig, of men zijn hut te Burg, Straupitz, Alt-Zaüche Schlepzig of Lehde bouwt al heeft ook elk dezer gemeenten een eigen cachet. Men kan prachtige wandelingen door de bosschen ondernemen, voornamelijk van Straupitz en Alt-Zauche, maar ook van Schlepzig en Krausnick uit. Trouwens: wel licht bevat geen streek zulke verborgen rust- nestjes als het Beneden-Spreewald. Lübë.v met de „Spreewaldbahn" is een gemakkelijk te bereiken uitgangspunt voor een tocht door dit gebied, In bet drukker bezochte Opper-Spreewald lokken ons niet alleen het allerliefste landschap, maar ook de bonte kleederdrachten van het Spreewald-volkje bijzonder in de omgeving van Burg en Vet- schau, en de oeroude woonplaatsén in het zeer origineele Lehde. Over de meer en meer uitstervenden overblijfselen van den ouden volksaard dezer streek zou heel wat te zeggen zijn. Als vriend van een eigenaardig, eeuwenoud volk, hetwelk met zijn eigen aardige kleederdrachten, oude zeden en ge bruiken, zijn gevoelige muziek, als het ware als de rest van een verre romantiek midden in onzen nuchteren tijd staat, £ou men dit stukje aarde het liefst tot natuurstaat willen verheffen, vooraleer het geheel verdwijnt. Want aldus zou de streek van het Spree wald veel van haar aantrekkelijkheid ver liezen. De oude goden leven, vaak onbewust., voort in de nliantasie dezer menschen. De griezelige Bubak komt de stoute kinderen lialen. Hier bestaan nog meerminnen, nacht merries, goede en kwade geesten. Een ge heimzinnige sfinx trekt, als godin van den middag, over de in de zon schitterende ko renvelden. De vi'oolijke gebruiken van de vvinterschc spin vertrekken (Spinnten), welke men voornamelijk nog in het Midden-Spree- wald vindt, waar geen nabijgelegen fabrieks stad jongens en meisjes naar den arbeid in de fabrieken lokt, kan men hier beden nog bestudeeren. Met vastenavond, op kermis en bruiloft kan men de oeroude dansen met doedelzak-muzielcen .de eigenaardig eanjrek- kelijke volksliederen leeren kennen. En wat men zooal op deze feestdagen voorgezet krijgt! Een der lievelingsgerechten van de bevolking van het Spreewald is gierst met lijnolie. Allerlei andere gierst-gerechten staan hier op de spijskaart, zoqals gierst- balletjes met stroop of met bruine boter of bruine suiker alles even schilderachtig als voedzaam, zoo verzekeren U 'de vrouwen. „Snoek met Spreewaldsaus" uit de „Vroo lijke Snoek" vervaardigd volgens een oud, zich in het bezit van den waard bevindend, recept, heeft wereldvermaardheid verworven en wie deze visch verorbert in den uitge- strekten, aan het water gelegen tuin van dit restaurant, zal ook de culinaire aantrekke lijkheden van het Spreewald leeren kennen! De waterdampen, welke in de lucht aan-' wezig zijn, blijven doorschijnend en onzicht baar, zoolang zij vatbaar voor uitzetting zijn. Zoodra zij echter aanvangen in droppelend water over te gaan. worden zij zichtt aar. De eerste verschijnselen, welke dc/e overgang teweeg brengt, zijn de nevel en de wolken. Nevel is in het Avezen der zaak niet van wolken verschillend. Dampen, Avelke op den aardbodem liggen zijn nevelen; die, welke in hoogere lucht hangen, worden Avolken ge noemd. De nevel wordt gevormd door ontelbare zeer kleine waterblaasjes, gelijk saussure door het vergrootglas ontdekt heeft. Het af zonderlijk gewicht van elk blaasje is te ge ring, om den weerstand der omringende lucht te kunnen breken. Daarom kan het niet vallen, maar moet blijven hangen. Dat deze blaasjes zich niet tot regendruppels ver eenigen of tot grooterc watermassa's, wordt veroorzaakt door de lucht, Avelke zich ertus-' schcn bevindt en misschien ook Avel door wederzijdsche electrische afstooting. De hoogte der wolken is zeer verschillend. Jacob Bemouilli heeft eens proeven genomen om deze hoogten te berekenen door den tijd na te gaan, Avelke er verloopt van zonsonder gang tot op het oogenblik, waarin de door de beschijning der zonnestralen ontstane roode wollkenkleur verdwijnt. Maar deze proeven zijn op niets uitgeloopen. Hoe uiteenloopend de gedaanten der aa'oI- ken ook kunnen Avezen en niets biedt zulk een boeiend schouwspel als een kruiend zwerk toch ontwaart men bij nadere be schouwing zekere vormen, die aan enkele wolken meer bijzonder eigen schijnen te zijn. Reeds Lampadius maakte onderscheid tus schen streepAvolken, schapemvolken, onbe grensde en begrensde wolken, vliegende wol ken met horizontale grondlijnen en derge lijke meer. De Engelsche natuurgeleerde Lucas Ho ward nam drie grondvormen yan wolken aan, namelijk de Cirrus of Vedenvolk; de Cumulus of Stapelwolk en de Stra- t u s of Schichtwolk. Bovendien onderscheid de hij nog een viertal tusschenvormen, Avelke wij hier niet alle zullen opsommen. De Cirrus of Vedenvolk heeft dezen La- tijnschen naam te danken aan zijn overeen komst met een haarlok. Zulk een Avolk be staat uit fijne strepen, Avelke in onderschei den richting met elkander zijn yenhonden. GeAvoonlijk is zij, na langdurig helder Aveer, de eerste Avol'k, die op het blauwe veld des hemels te voorschijn komt. De Cumulus of Stapelwolk vertoont zich bij haar eerste ontstaan als een klein, onregelmatig Avolkje, in matige hoogte boven de horizon. Allengs vergroot zich dit Avolkje ajan de bovenzijde tot een half kogelvormige gedaante, welker grondvlak parallel blijft met de horizon. Hierop vereenigen zich een aantal soortgelijke Avol'kjes, alsof zij elkander Avederzijds aantrekken, tot een groote massa en zoo vormen zij een gansche stapelwolk, welker grondvlakte voortdurend parallel blijft met de horizon. Soortgelijke stapelwol ken, welke dikwijls bij heet Aveer voorkomen hebben niet altijd regen of omveer tenge volge. Vaak nemen zij slechts tot aan het tijdstip van de grootste hitte toe, waarna zij allengs weder verminderen, om kort na zonsondergang ten eenenmale te verdwijnen. De Stratus of Schichtwolk is de laag ste van alle wolkensoorten en ontstaat dicht boven de aarde of boven het Avater. Zij is dezelfde als de vlakke, drijvende nevel, die zich 's avonds begint uit te breiden. Men ziet de schichtwolk het meest in de herfst nachten, en Avanneer de zon 's morgens door dit soort Avol'ken heenbreekt, beschouAvtmcn dit als de voorbode van een mooien en hel deren dag. Da Strcdo-Cumulu s of Lappendeken

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 8