EEN MAN VAN ÉÉN IDEE Generaal Higgins in deResidenfie HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOcl BINNENLAND. De goede belijdenis getrouw MAANDAG 19 FEBRUARI 1934 Een onderhoud met Generaal Higgins van het Leger des Heils Een krachtige, beginselvaste en markante persoonlijkheid Generaal Higgins „Das war ein rnann Dat waren de woorden van Goetlie toen Napoleon hem een bezoek gebracht had. En aan deze woorden dachten wij toen wij mot (lc vertegenwoordigers van enkele andere bladen, bijeen waren om met gene raal Higgins een onderhoud te hebben. Deze generaal is nu bijna zeventig jaar en met de kracht en de frischheid van een nog met jeug dig vuur bezielde persoonlijkheid komt hij binnen. Zijn heele figuur getuigt van opti misme, het opti misme van het geloof, dat de har ten verovert een nog moeilij ker werk dan het verzetten van bergen. Niettegen staande zijn grijze haar geeft het steeds glim lachende gelaat de indruk van nog ongebroken kracht al viel het ons op, dat de generaal ietwat gebogen liep. toen hij de kamer verliet Men zou de vergelijking, waarvan wij in het begin van dit artikel gewaagden, ook nog verder kunnen doortrekken. Napoleon wilde de wereld overwinnen en aan Frank rijk ondergeschikt maken. Generaal Higgins wil met zijn Leger hetzelfde doel najagen: de wereld wil hij overwinnen, maar hij wil die niet ondergeschikt maken aan een of andere aardsche macht. Daarom was Napo leons ideaal dat van een vergankelijk rijk het is gekomen en het is gegaan. Maar het werk dat het Leger des Heils verricht, is voor een onvergankelijk Koninkrijk, waarin het stoffelijke uiteindelijk het geeste lijke dient. Generaal Higgins is op z'n tiendaagsche tournee door ons land vergezeld, behalve van zijn echtge- noote. van de chef-secretaris van het Hoofd kwartier, kolonel Nielsen. Op de conferentie waren .verder nog tegen woordig de com mandant van het Leger in Neder land, Bouwe Vlas, met zijn secreta ris en enkele an dere functionaris- Ik ben, zoo zei ons de generaal, een man van één idee. Mijn gehecle persoon wordt in genomen door een bepaalde arbeid: aan het Leger is mijn leven gewijd. Ik heb het meer dan 52 jaar gediend. Vrijdagavond is men vja Oostende en Brus sel naar Nederland gekomen en van de ontvangst in Den Haag heeft men in ons nummer van Zaterdag reeds kunnen lezen Maar het verblijf in zijn geboorteland wa« voor de generaal slechts beperkt geweest tot een paar maanden. Hij was net terugge komen van een groote inspectiereis door Amerika, Australië en vele deelen van Europa. Op een vraag naar de invloed van de economische omstandigheden op de arbeid van het Leger, zei de generaal, dat het hem opgevallen was, dat deze het grootst was in de „nieuwere" wereld, in landen zooals Canada en Australië. Dat maakt ook dat algemeen van het Leger meer wordt verwacht dan voorheen. Men verwacht ook van een organisatie als het Leger een systeem voor hulpverleening. Er wordt daarom ook méér gevraagd dan ooit te voren. Dat het Leger veel doet ter bestrij ding der werkloosheid blijkt wel uit het feit, dat in het vorig jaar 351.000 personen aan betrekkingen werden geholpen, terwijl bovendien aan 200.000 personen tijdelijk werk werd verschaft. Maar tegelijk met de grootere verwachtingen vermeerdert de be hoefte aan geld. Het Leger gaat vooruit, zei de generaal, en zoo mogelijk klonk daarbij nog een blij- der klank in zijn heldere stem, we hebben nu méér soldaten dan ooit tevoren. En hij gaf nog meer cijfers: we hebben nu ruim 35000 officieren en geheel geëmployeerden, Mevrouw Higgins verder 150.000 onbezoldigde medewerkers voor allerlei arbeid. We hebben verder 46000 muzikanten; we geven 125 periodieken uit, we beschikken over tallooze dagscholen in het Verre Oosten en over 700 inrichtingen voor maatschappelijk werk, zooals toe vluchtsoorden, hotels, enz.; in onze kinder tehuizen kunnen 6000 kinderen worden op genomen en in meer dan tachtig verschil lende talen wordt ons werk verricht Diezelfde morgen had de generaal nog een telegram gekregen uit Korea, waarin gezegd werd dat de toeloop van hen die, om het in Leger des Heils-woorden uit te drukken, bekeering zoeken, zoo groot is, dat het onmogelijk is allen behoorlijk te helpen. Wat of de generaal kon vertellen over de mogelijkheid en de voortgang van het werk in Centraal-Europa, met name in Duitsch- land en Oostenrijk, werd er gevraagd. Het antwoord was anders dan velen wel licht zouden gedacht hebben. Om met Oos tenrijk te beginnen: voorzoover op dat oogenblik bekend was, had het Leger van de moeilijkheden aldaar geen last gehad: het werk ging voort, en schade aan ge bouwen was niet toegebracht. In Duitschland is de belangstelling in en voor het Leger, zoo sprak de generaal, grooter dan ooit tevoren. Maai' de econo mische toestand is er zoo ernstig, dat ik moet erkennen, dat dat ons moeilijkheden veroorzaakt. Maar wat ons werk betreft, hebben wij volkomen vrijheid, men bemoeit zich niet met onze arbeid en met de regee ring zijn er geen moeilijkheden. Voorzoover mij bekend, zoo hoorden we verder, is men blij, dat we ons werk voortzetten. In ieder geval heeft men ons geen aanwijzingen ge geven van het tegendeel. Wel ondervindt men de invloed van het feit, dat de regee ring zelf tracht alles te doen om de ar moede te lenigen en daarvoor door „Win- terhilfe" enz., alles in haar eigen kanaal ziet te krijgen. Maar de generaal gelooft niet, dat zulks gedaan wordt om de plan nen van het Leger tegen te staan. Over het werk van het Leger in Indië vertelde de generaal vervolgens nog, dat chef-commissioner Mapp juist een reis door deze Nederlandsche koloniën heeft gedaan. Hij had van het gouvernement alle moge lijke medewerking ontvangen: van den gou verneur-generaal af, tot de geringste lands dienaar toe. Het was merkwaardig hoe tal rijke scharen naar de samenkomsten kwa men. Er wordt in Indië gewerkt voor de leprozen, medisch werk geschiedt voor ar men en zieken, er is een oog-inrichting; en speciaal is bekend de arbeid onder de Javaansche bedelaars. Commissioner Mapp heeft de aandacht erop gevestigd, dat vooral op Celebes nog veel te doen valt. Men wenscht medewerkers uit Holland en, na tuurlijk, ook meer geld. In Indië zijn ook zeven tehuizen geopend voor Europeanen, die door de crisis werkloos zijn geworden. In Batavia heeft men daarvoor een groot gebouw gekregen van de Koninklijke Paket- vaart Maatschappij. De crisis in hot algemeen heeft in de wereld de gedachten der menschen, zoo meende generaal Higgins nog, meer op de religie gewend. Men verwacht hulp van haar. Dat is zeer sterk het geval in de Vereenigde Staten; minder in het oog loo pend, maar waarschijnlijk nog sterker, in Engeland. Dat. was wat de generaal die de eenvou dige Heilsleger-uniform droeg, ons vertel de. Uit de rijke schat van zijn ervaring had hij ongetwijfeld nog urenlang kunnen ver der converseeren. Maar de tijd riep hem weer tot andere bezigheden. In verschillen de plaatsen van ons land zal men hem deze week kunnen hooren. En zeer waarschijn lijk zullen de zalen even vol zijn, als toen hij enkele jaren geleden ons land bezocht. Het spreken is hem, volgens zijn eigen ge tuigenis. een vreugde. Hij leeft in het duide lijk besef van de waarheid en de ernst van zijn boodschap. Maar achter al zijn koste lijke eigenschappen, ligt d,e van een krach tige persoonlijkheid. En die persoonlijkheid is innig en onverbrekelijk verbonden een hoogstaand beginsel en karakter. Die hem van nabij kennen zeggen dat zijn vreugde en verzekerdheid de resultaten zijn van zijn levend geloof in de eeuwige Christelijke waarheden. Buitengewoon groote belangstelling; o.a. van ministers en oud-ministers De generaal vertelt interessante bijzonderheden Nadat Zondagochtend, in verhand met het bezoek van Generaal E d w. J. Hig gins, door het Leger des Heals t-e Den Haag een godsdienstoefening was gehou den in het Gebouw voor Kunsten en We tenschappen aldaar, hield men des mid dags een groote openbare samenkomst in hetzelfde gebouw. De belangstelling was buitengewoon groot en onder de aanwezi gen bevonden zich verschillende autoritei ten. We merkten o. m. op den minister president Dr. H. C o 1 ij n, den minister van Sociale Zaken, Prof. Dr. J. R. Slotema- ker de Bruine, de oud-ministers van Justitie Donner en Schokking, zoo mede nog enkele andere vooraanstaande personen uit het Haagsche leven. Het ruime podium was geheel met Heils soldaten waaronder musici en zangers gevuld, terwijl ook genoemde autoritei ten, de chef van het Nederlandsche Heils leger, commandant Bouwe Vlas en Ge neraal Higgins zelf met diens erhtge- noote daar hadden plaats genomen. De padvinders van het Leger des Heils fun geerden als vaandelwachters, zoodat al die verschillende vlaggen en vaandels aan het geheel een feestelijken aanblik gaven. Om drie uur werd de samenkomst ge opend met een gewijd lied van de muziek, waarop majoor Buiterman in gebed voor ging en daarna het woord gaf aan minis ter Slotemaker de Bruine, die de leiding had. De minister begon met mee te deelen gaarne de uitnoodiging te hebben aanvaard iets over den arbeid van het Heilsleger te zeggen. De arbeid van het Leger des Heils moet, vooral juist in dezen benauwden tijd, wor den gewaardeerd. En zulks op verschillende gronden. Allereerst, omdat het Leger maat schappelijk werk doet. Het praat wel is waar veel, maar het doet ook daden. De twee hier 'aanwezige oud-ministers van Jus titie zouden daarover veel kunnen vertel len; waarbij spr. bijvoorbeeld denkt aan de ellende, welke hot drankmisbruik met zich brengt. Dit is één van de vele gebieden waarop het Leger ontzaglijk veel werk ver richt En daarnaast is er nog zooveel meer. Onlangs las spr. dat alleen to Den Haag in het afgcloopen jaar 15.300 nachtverblij ven en 61.200 maaltijden waren verstrekt Zulke cijfers spreken boekdoelen. Het Leger beschikt verder over vele maatschappelijke instellingen. In de tweede plaats verdient het werk van het Heilsleger waardeering, omdat het verricht wordt op godsdienstige basis. In den arbeid van het Leger is Jezus Christus neergedaald. Het kan niet genoeg geloofd worden wanneer een organisatie haar kracht put uit Jezus Christus. Ten derde wilde spr. wijzen op het inter nationale karakter van het Heilsleger, het geen van groote beteekenis is. Wie het woord internationaal hier uitspreekt, mag dat doen met een verluchting. Immers, het schijnt, of de volken al meer uit elkaar ge slagen zijn en door steeds hoogere muren verder van elkaar gescheiden worden. Helaas zijn wij menschen van de Staatkun de en Economie niet in staat het weder- zijdsch vertrouwen terug te brengen en de hooge muren af te breken. Maar het Heils leger is een van die kringen, die beseffen dat we allen één Vader hebben en \oor Hem al onze zonden moeten belijden. Het is om de drie genoemde redenen, dat het Leger des Heils ieders belangstelling heeft of krijgt. Na deze woorden begroette de minister Generaal Higgins en zijn vrouw in het Engelsch en noemde ook de hooge gasten de drie voornaamste redenen, waarom het Leger-werk zoo zeer door hem gewaardeerd wordt. Een luid applaus werd daarop ver nomen. Generaal Higgins aan het woord. Nadat vervolgens door het koor een lied Tijdens de plechtige bijeenkomst in het Ge bouw voor K. en W. Op den voorgrond v. Ln.r. generaal en r Slotemaker de Bruine, minister Colijn en kommandant Bouwe Vlas. Higgins, minister ten gehoore was gebracht was het woord aan Generaal Higgins, die zich verheugde over hetgeen minister Slotemaker had ge zegd. Spr. was er van overtuigd, dat indien veler harten niet vol teerheid waren ge weest, en God had het werk niet met Zijn eenade gesteund, het Leger nooit was ge worden wat het nu is. Nog nimmer als op den dag van heden is de internationale ge dachte in het Leger zoo sterk geweest, zoo cing spr. voort. Voorheen is er vaak vrees geweest voor breuken in die groote inter nationale eenheid. Maar door den zegen Gods is juist den laatsten tijd dc onderlinge band sterker geworden dan ooit. Spr. memoreerde vervolgens in het kort welk een verandering de wereld heeft en dergaan sedert het Leger zijn arbeid aan- Verschillende „grappige" herinneringen heeft spr. uit voorbije jaren bewaard. Zoo b.v. hoe hem eenmaal dank gebracht werd door iemand, die zijn vrouw door het Leger had leeren kennen, en daarnaast door iemand, wiens vrouw door het Leger ter aarde was besteld. Dergelijke wonderlijke tegenstellin gen komen telkens voor. Eenmaal is spr. gedagvaard geworden, omdat hii een huis bezat in een gemeente in Engeland en er niet volgens de daar geldende bepalin gen tegelijk in woonde. De kranten ver meldden het met groote headlines, hetgeen onder de vrienden van den Generaal veel angst en zorg \erwekte. Nog nimmer heeft spr. in verhand daarmee zooveel brieven en zoovel geld ontvangen. Wat dit laatste be treft op zóó'n gemakkelijke manier! Met dat al wil het Leger alles doen om zooveel mogelijk aan het doel van den stichter, William Booth, te beantwoorden, die eenmaal op een groote internationale samenkomst te Londen uitriep: „Kamera den, zoekt de zielen, maar zoekt eerst de slechtste!" Duizenden zijn er al door het Leger ge red uit de Doel van ellende, om nog maar niet te spreken over het verschaffen van onderdak en eten. Natuurlijk word je wel eens heotgenomen; ja eiken dag. Doch wat heteekent dat, in vergelijking met den zegenrijken arbeid. Over dit beetnemen vertelde spr. het vol gende geval, meegemaakt door een officier. Het gebeurde eens, dat een man, die tel kens weer bij het Leger aanklopte, herkend werd. De officier, die hem natuurlijk niet afwees, nam hem eerst duchtig onder han den en Aroeg hem, waarom hij zelf zijn kost niet wilde verdienen. „Och mijnheer", zoo luidde het antwoord, „ik behoor tot die el lendige middenmoot der maatschappij. Voor zwaar werk ben ik te licht gebouwd en voor licht werk weer te zwaar Behalve dat het Leger velen tracht te redden die door den drank dreigen onder te gaan doet het Leger den laatsten tijd ook veel voor misdadigers. Het zijn in den regel de meest wanhopige gevallen, waar mee de Regeeringen der verschillende lan den geen raad meer weten. Kort geleden is het leger begonnen met te werken onder de rampzaligen op Duivelseiland en in Britsch Indië arbeidt men onder plm. 10.000 van die paria's. Verder verricht het Leger hulp on der de melaatschen en lepra-lijders en ver der ook dit zij vooral niet vergeten met betrekking tot de niet-gewenschte kin. deren. Wat op dit terrein ontmoet wordt is met geen pen te beschrijven. Preventieve arbeid. Behalve gevallen menschen weer oprich ten wil het Leger méér doen, n.l. de oor zaken van het vallen opsparen. In de ha vensteden en in de wereldsteden als Parij>- is die taak buitengewoon zwaar. In Parijs is onlangs, in tegenwoordigheid van den president, een huis voor jonge (nog niet ge vallen) vrouwen geopend. Het bevat 800 kamers en is steeds vol met meisjes, die eigenlijk ten einde raad zijn en op den rand van den afgrond staan. Er is nog een tweede gebouw, dat 10 mil lioen francs hoeft gekost (geheel door de Fransche bevolking betaald), waar iedereen die moeilijkheden heeft, van welken aard ook, komen kan. Wat dit wil zeggen, is nauwelijks onder woorden te brengen. Eén ding, zoo besloot spr. ondeugend tot minister Slotemaker, kan het Leger niet wegnemen: de politieke moeilijkheden, doch overigens wil het Leger doen wat in zijn vermogen is om het Woord des Heeren in een daad om te zetten: Heb uw naaste lief gelijk uwzelf. Hierna zongen allen „Grijp toch de kan sen door God u gegeven", waarop minister Slotemaker nog een enkel slotwoord sprak, liet zingen „Dankt, dankt nu allen God", en de plechtige samenkomst met dank gebed eindigde. MAATSCH. HULPBETOON Eigenlijk gezegd wekt het verbazing, dat pas op 25 Januari LI. een vereeniging werd opgericht van leiders van openbare dien sten en instellingen van maatschappelijk hulpbetoon en dat pas enkele dagen het eerste nummer van bet officieele orgaan dezer jonge vereeniging verscheen. Wat er op 't gebied van Maatschappelijk Hulpbetoon (sociale armenzorg) gepresteerd wordt, is verbazingwekkend; niet alleen wat de financieel e olfers betrett, welke de overheid van rijk en gemeente zich getroost, doch ook wat de administratie, officieele en organisatorische, aangaat Wel was er zoo nu en dan overleg tus- sohen de wethouders van Maatschappelijk Hulpbetoon in de allergrootste steden: maar van een organisatie was geen sprake en pas enkele weken geleden verschenen, bijna gelijktijdig, een tweetal handleidingen over de steunverleening. Ondanks alle gerechtvaardigde afkeer van nog meer vereenigingen en nog meer periodieken, roepen wij deze nieuwe orga nisatie en haar orgaan, dat voorloopig als maandblad zal verschijnen, een harteliji; welkom toe. Het is, zooals de redactie in haar inleidend artikel schrijft: „Wanneer er één gemeentedienst is, die zich in den laatsten tijd ontwikkeld heeft, dan is het ongetwijfeld die van maatschap pelijk hulpbetoon. Elk oogenblik staat zijn leiding voor nieuwe maatregelen, die prak tische uitwerking behoeven. „Maatschappelijk Hulpbetoon" wil het or gaan zijn, dat in dezen van voorlichting dient en dat verder gelegenheid biedt om over de theoretische, maar vooral ook over de praktische zijden van de vele viyiag- stukken op het gebied van het heden- daagsch maatschappelijk hulpbetoon van gedachten te wisselen. Aldus bedoelt het j mede te werken aan een steeds betere i functioneering van de diensten van den zelfden naam. in het belang der gemeenten, maar niet minder in dat. van hen. die. door j den nood gedrongen, bij de overheid om bijstand moeten aankloppen." De redactie wordt gevoerd door supra- j deskundigen, n.1. door de heeren S. C. de Haas van Dorsser, L. A. van Doom en H. Wisman, resp. directeur van Maatschappe- lijk Hulpbetoon te Haarlem. Dordrecht en Utrecht; met vase medewerking van: G. W. F. van Hoeven, referendaris en Mr. J. H. J. Schouten, commies bij het departe ment van sociale zaken, D. van Geel, refe- rendaris en H. P. Gerritsen, hoofdcommies 1 bij het departement van binnenlandsche zaken, A. T. de Jong en M. J Oggel, resp. secretaris-penningmeester van het burger lijk armbestuur te Hillegersberg en Hoofd dorp, e.a. De eindredactie is blijkbaar opgedragen aan den heer J. J. Bergsma, die reeds ver schillende gemeentelijke periodieken voor de „VUGA"; vereeniging van uitgevers voor de gemeente-administratie verzorgt. Zijn naam komt wel niet bij de redactie voor, maar het redactie-adres luidt: Parkweg 229 Voorburg. De eind-redactie is ddér in goede handen. Uitgeefster is D» Erven J. J. Tijl te Zwolle lid van de V.U.G.A. Technisch is het eerste nummer zeer goed verzorgd. GEREF. VREDESORGAAN VOOR MILITAIREN VERBODEN De mö-nister van Defens:e heeft onder de verboden geschriften opgenomen: Gerefor meerd Vredesorgaan, maandblad van de Ge reformeerde Vereeniging voor daadwerke lijke vredesactie welk orgaan maandelijks verschijnt Zaterdag zal te As n plaats hebben de oprichting van een Watersohapsbond in Drente. Door den heer Ir. Jhr. C. E. W. van P a n h u ij s Directeur van het Rijksbureau voor de Ontwatering te 's Gravenhage zal een rede worden gehouden over verlaging van Waterschapslasten. Aan alle Besturen van Waterschappen is een uitnood'ging gezonden. Geen pijn behoeft U meer te hinderen, als Ge er maar steeds aan denkt dal er tegenwoordig "AKKERTJES" zijn. Zorg steeds een doosje in huis te hebben. Ze kosten slechts 50 cent per 12 stuks en kunnen vannacht nog van pas komen bij Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuw pijn, Spierpijn, Vrouwenpijn, Kheumalische pijnen, tA MX GAtti Bovengenoemde prijs wordt verhoogd met bijslag voor Omzet-belasting FEUILLETON Een verhaal uit bange dagen Door AGNES GIBERNE „Ik smeek u, Githa, kijk niet zoo treurig," zeide zij ongeduldig. „Gij zoudt ons allen aan het schreien maken-" Dc glimlach waarmede Githa antwoordde, was treuriger dan haar ernst geweest was „Wat wilt gij van mij, Eleonore?" vroeg zij eenvoudig. „Ik wilde, dat gij wat vroolijker keek. Gij hebt uw oogen bijna blind gesclueid. Ik zou wel eens willen weten, of gij ook zoo zoudt schreien, als ik eens wegging" „Neen, neen, Githa heeft geen onzer /no lief als Margaret," zeide Lady Cobham, nalf jaloersch. „Ik heb velen lief, madame, hoewel n:et allen op dezelfde wijze." zeide Githa kalm. „Hebt gij mij lief, Githa?" en Lady Coh ham boog zich glimlachend neder om haar voorhoofd te kussen. Joans oogen kregen een uitdrukking van woede, en zij zeide op heeschen toon: ,,'t Is jammer, Eleonore, dat uw broeder niet hier is, om diezelfde vraag voor zich zelf te doen." „Ik geloof dat Arnold zich elders met iets beters bezighoudt," zeide Eleonore achteloos- „Hij weet zeer goed welk antwoord hem te wachten zou staan." „Joan, gij bemoeit u met zaken, die u niet aangaan," zeide Lady Cobham. Joan deed, als hoorde zij de aanmerking niet, en zeide: „Moeder, heeft u wel gezien, dat Arnold aan tafel, terwijl hij zat te pra ten, telkens Hugo's kop streelde?" Lady Cobham was te veel aan vormen to lrecht, om niet verontwaardigd te zijn ovei dit gebrek aan goede manieren; maar zij vergoelijkte de overtreding zopveel mogelijK door te zeggen: „Gij weet, dat Hugo de hond is. waarvan Githa het meest houdt daarom verbaas ik mij minder over zijn handelwijze. Maar ik zou Githa aanraden hem dadelijk te bevelen, dat hij het „Book of Courtesey" eens bestu deert." „Ik heb Arnold Savage niets te bevelen, en het is mij volkomen onverschillig wat hij doet of niet doet," zeide Githa kaJm- Lathy Cobham keek misnoegd, terwijl Eleonore haar toefluisterde: ..O Githa, Githa, wat b«»n je toch hardvochtig!" Lady Cobham sprong plotseling van hanr stoel op, met hooggekleurd gelaat en ineen geslagen handen. „Een hoorn! Luister! De hoorn van mijn gemaal! Hij is het zelf hij zelf en geen ander. Hoort gij het .Githa?" Allen luisterden een oogenblik aandachtig, en waarlijk, op den adem van den storm wind woei het verwijderd geluid van hoorn geschal tot h«n over. „Naar de ophaalbrug! naar de ophaal brug met mij, Githa Chene, Eleonore Sa- vage. Eleonore Culpepper en Joan ver gezelt mij daarheen. Het zal mijn gemaal niet aan een welkom ontbreken, «1 ware het weder ook tienmaal stormachtiger. Naar de ophaalbrug, spoedig!" Met snellen, do;'h waardigen tred schreea Lady Cobham, door de lange gangen, en de trap bereikende, die naar de poort voerde, daalde zij de nauwe steenen treden af, ge volgd door de vier meisjes. En op 't oogen blik dat Sir John Oldcastle over de neer gelaten ophaalbrug reed, zag hij zijn schoo- ne vrouw in de poort van het kasteel staan. Er was natuurlijk geen sprake van, da*, zulk een schoone en hooggeboren vrouwe het modderige binnenplein kon oversteken: zij bleef dus in de poort staan, terwijl haai zijden gewaad door den wind heen en we der bewogen, en zij zelve fantastisch ver licht werd door de flikkerende toortsen achter haar. Nauwelijks zag Lord Cobham zijn gema lin en haar chambrières staan, of hij stuur- de zijn paard naar haar toe en sp ;g op den grond. Lady Cobham wilde zich in zijl» arnjen werpen, niettegenstaande zijn druip natte en met modder bespatte kleederei., maar hij hield haar met zijn sterke, ge harnaste handen op een afstand. „Neen, neen, lieveling; waoht eenige oogen blikken, tot ik beter voor uw aanraking ge schikt zal zijn. Alfgar gij kunt met mij medegaan." „Maar, o mijn echtgenoot, wat voert u tot ons?" vroeg Lady Cobham, terwijl zij hem naar een nabij zijnd vertrek bracht. „Brengt, gij ons slechte tijdingen?" Zij wenkte Githa en Joan haar te volgen, en zond de andere chambrières terug naai haar eigen kamer. Alfgars vaardige vingers begonnen de zware wajienrustinr van Lord Cobham los te maken. Sir John onderging de bewerking zwijgend, en hielp - iet, zooals gewoonlijk, zelf mede. Zijn gelaat droeg een vermoeide, bekommerde uitdrukking, die Githa zich niet herinnerde, daar ooit op gezien te hebben. Lady Cobhams vraag, indien zij al ge hoord was, bleef onbeantwoord. Zij stona hem bezorgd aan te zien, maar herhaalde de vraag niet, en wachtte zoo geduldig moge lijk, tot het haar gemaal zou behagen haat alles te vertellen. Eindelijk was Alfgar met zijn werk ge reed, en bleef hij staan om verdere beve len af te wachten. §ir John stond in ge peinzen verdiept, zonder acht te slaan op zijn omgeving. Lady Cobham zag hem ang stig aan. „Sir John, gij zijt, geloof ik, vreeselijk vermoeid!" braoht zij uit. Haar stem scheen hem tot de werkelijkheid terug te roepen, en hij hief zijn oogen met een half ver schrikte uitdrukking tot haar op. „Ik ben wat vermoeid, lieve Joan," zeide hij, „maar het is meer vermoeienis van den geest dan van het lichaam." „Wat is het dat u zorg baart? Wilt gij het uw Joan niet zeggen?" Hij zag treurig op zijn schoone vrouw, neder. ch Joan, het ware misschien beter voor u geweest, indien gij nooit de mijne waari geworden. Er zullen waarschijnlijk dagen komen,waarin gij dit dikwijls tot u zelve zeggen zult." „Sir John, wat zijn dit voor woorden?' vroeg zij verwijtend. „Meent gij waarlijk dat uw Joan zóó iets denken of zeggen „Neen, maar het is om uwentwil dat ik bezorgd ben, alleen om uwentwil Lieve vrouw, er dreigt een storm, en ik weet ni:t, hoe ik daaraan ontkomen kan." Zij wrong wanhopig de handen, terwijl alle kleur uit haar gelaat week. „Mijn echtgenoot wat bezielde u, dat gij den Koning, uw eenigen steun, verwierp!" „Ik heb een beteren en machtiger steun, lieve. Joan. Ik zou in een treurig geval ver- keeren, indien ik nu op niemand anders vertrouwen kon dan op een aardscb nine „Heeft de Koning u hierheen gezonden?" vroog zij. „Neen; ik ben uit eigen beweging hierheen gekomen, niet op bevel van den Koning,' antwoordde hij. heeft gegeven," zeide zij aarzelend, heeft gegeven, zeide zij aarzelend. „Wat wilt g\j, mijn Joan? Het is op m'c- mands aanraden, dat ik aldus heb gehandeld maar waarlijk, indien ik nog één dag lan ger in Londen ware gebleven, dan zou ik vóór den avond een gevangene zijn geweest." „Mijn gemaal, wat wilt gij thans doen?" „Hier eenigen tijd blijven, mijn Joan, uui te zien of de stemming van den Koning je gens mij ook verbetert- Ik ben t it hiertoe zijn getrouwe dienaar geweest, en als zyn woede bekoeld is, geloof ik niet dat hij gaar ne zien zou, dat mij iets kwaads over kwam." „En als zijn woede niet bekoelt," zei de zij met bevende lippen. „Als zijn stem ming jegens u niet verandert indien u geen andere weg tot veiligheid overblijft -- dan dat gij uw dwalingen herroept" „Dat zal ik nooit doen," antwoordde Lord Ct'aham kalm. „Ik ben bereid, lieve Joan, tot alias wat mijn Heere mij te dragen wil geven-" En zich afkeerende van zijn weenendo vrouw, zeide Lord Cobham vriendelijk !ot Githa: „Wie denkt gij, lieve Githa, dat wij heden op de heide ontmoet hebben?" Githa wist niet wat te antwoorden; do.-h een blik op Alfgars bleek gelaat, maakte haar duidelijk wie bedoeld werden. „Sir Reginald Margaret riep zij uit „Juist. Ik was zeer verbaasd haa>' daar te zien, en zij zeide mij, dat het Lollardisme dc oorzaak was, dat zij en wij moesten scheidr-n Behalve dat weet ik niets- Er was gc-n plaats om te schuilen in de nibijhei I en het regende hevig. Toen ik haar in Gods hoede aanbeval, begon zij een oogenblik te schreien. Maar ik had niet verwacht, dat onze luchthartige Margaret zoo spoedig in de voorste gelederen ten stnjue zou trek ken." ••Zij is in den laatsten tijd niet luchthartig geweest," zeide Lady Cobham. En toen *ii en Sir John te zamen in bizonderheden Mar garets vertrek bespraken, terwijl Joan <-• naar luisterde, wenkte Githa Alfgar, om naast haar in de vensterbank te gaan zit ten- „Hebt gij met haar gesproken. Alfgar?" vroeg zij met zachte stem, terwijl haar hart voor hem bloedde. „Slechts een enkel woord. Sir Reginald be waakte haar angstvallig. O Githa. het is zoo hard onze vroolijke, onze edele Marga ret (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 10