EEN MAN VAN ÉÉN IDEE
Generaal Higgins in deResidenfie
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOcl
BINNENLAND.
De goede belijdenis getrouw
MAANDAG 19 FEBRUARI 1934
Een onderhoud met Generaal
Higgins van het Leger des Heils
Een krachtige, beginselvaste
en markante persoonlijkheid
Generaal Higgins
„Das war ein rnann
Dat waren de woorden van Goetlie toen
Napoleon hem een bezoek gebracht had.
En aan deze woorden dachten wij toen wij
mot (lc vertegenwoordigers van enkele
andere bladen, bijeen waren om met gene
raal Higgins een onderhoud te hebben.
Deze generaal is nu bijna zeventig jaar en
met de kracht en
de frischheid van
een nog met jeug
dig vuur bezielde
persoonlijkheid
komt hij binnen.
Zijn heele figuur
getuigt van opti
misme, het opti
misme van het
geloof, dat de har
ten verovert
een nog moeilij
ker werk dan het
verzetten van
bergen. Niettegen
staande zijn grijze
haar geeft het
steeds glim
lachende gelaat
de indruk van
nog ongebroken kracht al viel het ons
op, dat de generaal ietwat gebogen liep.
toen hij de kamer verliet
Men zou de vergelijking, waarvan wij in
het begin van dit artikel gewaagden, ook
nog verder kunnen doortrekken. Napoleon
wilde de wereld overwinnen en aan Frank
rijk ondergeschikt maken. Generaal Higgins
wil met zijn Leger hetzelfde doel najagen:
de wereld wil hij overwinnen, maar hij wil
die niet ondergeschikt maken aan een of
andere aardsche macht. Daarom was Napo
leons ideaal dat van een vergankelijk rijk
het is gekomen en het is gegaan. Maar
het werk dat het Leger des Heils verricht,
is voor een onvergankelijk Koninkrijk,
waarin het stoffelijke uiteindelijk het geeste
lijke dient.
Generaal Higgins is op z'n tiendaagsche
tournee door ons land vergezeld, behalve
van zijn echtge-
noote. van de
chef-secretaris
van het Hoofd
kwartier, kolonel
Nielsen. Op de
conferentie waren
.verder nog tegen
woordig de com
mandant van het
Leger in Neder
land, Bouwe Vlas,
met zijn secreta
ris en enkele an
dere functionaris-
Ik ben, zoo zei
ons de generaal,
een man van één
idee. Mijn gehecle
persoon wordt in
genomen door een bepaalde arbeid: aan
het Leger is mijn leven gewijd. Ik heb het
meer dan 52 jaar gediend.
Vrijdagavond is men vja Oostende en Brus
sel naar Nederland gekomen en van de
ontvangst in Den Haag heeft men in ons
nummer van Zaterdag reeds kunnen lezen
Maar het verblijf in zijn geboorteland wa«
voor de generaal slechts beperkt geweest tot
een paar maanden. Hij was net terugge
komen van een groote inspectiereis door
Amerika, Australië en vele deelen van
Europa.
Op een vraag naar de invloed van de
economische omstandigheden op de arbeid
van het Leger, zei de generaal, dat het
hem opgevallen was, dat deze het grootst
was in de „nieuwere" wereld, in landen
zooals Canada en Australië. Dat maakt ook
dat algemeen van het Leger meer wordt
verwacht dan voorheen. Men verwacht ook
van een organisatie als het Leger een
systeem voor hulpverleening. Er wordt
daarom ook méér gevraagd dan ooit te
voren. Dat het Leger veel doet ter bestrij
ding der werkloosheid blijkt wel uit het
feit, dat in het vorig jaar 351.000 personen
aan betrekkingen werden geholpen, terwijl
bovendien aan 200.000 personen tijdelijk
werk werd verschaft. Maar tegelijk met de
grootere verwachtingen vermeerdert de be
hoefte aan geld.
Het Leger gaat vooruit, zei de generaal,
en zoo mogelijk klonk daarbij nog een blij-
der klank in zijn heldere stem, we hebben
nu méér soldaten dan ooit tevoren. En hij
gaf nog meer cijfers: we hebben nu ruim
35000 officieren en geheel geëmployeerden,
Mevrouw Higgins
verder 150.000 onbezoldigde medewerkers
voor allerlei arbeid. We hebben verder 46000
muzikanten; we geven 125 periodieken uit,
we beschikken over tallooze dagscholen in
het Verre Oosten en over 700 inrichtingen
voor maatschappelijk werk, zooals toe
vluchtsoorden, hotels, enz.; in onze kinder
tehuizen kunnen 6000 kinderen worden op
genomen en in meer dan tachtig verschil
lende talen wordt ons werk verricht
Diezelfde morgen had de generaal nog een
telegram gekregen uit Korea, waarin gezegd
werd dat de toeloop van hen die, om het
in Leger des Heils-woorden uit te drukken,
bekeering zoeken, zoo groot is, dat het
onmogelijk is allen behoorlijk te helpen.
Wat of de generaal kon vertellen over de
mogelijkheid en de voortgang van het werk
in Centraal-Europa, met name in Duitsch-
land en Oostenrijk, werd er gevraagd.
Het antwoord was anders dan velen wel
licht zouden gedacht hebben. Om met Oos
tenrijk te beginnen: voorzoover op dat
oogenblik bekend was, had het Leger van
de moeilijkheden aldaar geen last gehad:
het werk ging voort, en schade aan ge
bouwen was niet toegebracht.
In Duitschland is de belangstelling in en
voor het Leger, zoo sprak de generaal,
grooter dan ooit tevoren. Maai' de econo
mische toestand is er zoo ernstig, dat ik
moet erkennen, dat dat ons moeilijkheden
veroorzaakt. Maar wat ons werk betreft,
hebben wij volkomen vrijheid, men bemoeit
zich niet met onze arbeid en met de regee
ring zijn er geen moeilijkheden. Voorzoover
mij bekend, zoo hoorden we verder, is men
blij, dat we ons werk voortzetten. In ieder
geval heeft men ons geen aanwijzingen ge
geven van het tegendeel. Wel ondervindt
men de invloed van het feit, dat de regee
ring zelf tracht alles te doen om de ar
moede te lenigen en daarvoor door „Win-
terhilfe" enz., alles in haar eigen kanaal
ziet te krijgen. Maar de generaal gelooft
niet, dat zulks gedaan wordt om de plan
nen van het Leger tegen te staan.
Over het werk van het Leger in Indië
vertelde de generaal vervolgens nog, dat
chef-commissioner Mapp juist een reis door
deze Nederlandsche koloniën heeft gedaan.
Hij had van het gouvernement alle moge
lijke medewerking ontvangen: van den gou
verneur-generaal af, tot de geringste lands
dienaar toe. Het was merkwaardig hoe tal
rijke scharen naar de samenkomsten kwa
men. Er wordt in Indië gewerkt voor de
leprozen, medisch werk geschiedt voor ar
men en zieken, er is een oog-inrichting;
en speciaal is bekend de arbeid onder de
Javaansche bedelaars. Commissioner Mapp
heeft de aandacht erop gevestigd, dat vooral
op Celebes nog veel te doen valt. Men
wenscht medewerkers uit Holland en, na
tuurlijk, ook meer geld. In Indië zijn ook
zeven tehuizen geopend voor Europeanen,
die door de crisis werkloos zijn geworden.
In Batavia heeft men daarvoor een groot
gebouw gekregen van de Koninklijke Paket-
vaart Maatschappij.
De crisis in hot algemeen heeft in de
wereld de gedachten der menschen, zoo
meende generaal Higgins nog, meer op de
religie gewend. Men verwacht hulp van
haar. Dat is zeer sterk het geval in de
Vereenigde Staten; minder in het oog loo
pend, maar waarschijnlijk nog sterker, in
Engeland.
Dat. was wat de generaal die de eenvou
dige Heilsleger-uniform droeg, ons vertel
de. Uit de rijke schat van zijn ervaring had
hij ongetwijfeld nog urenlang kunnen ver
der converseeren. Maar de tijd riep hem
weer tot andere bezigheden. In verschillen
de plaatsen van ons land zal men hem deze
week kunnen hooren. En zeer waarschijn
lijk zullen de zalen even vol zijn, als toen
hij enkele jaren geleden ons land bezocht.
Het spreken is hem, volgens zijn eigen ge
tuigenis. een vreugde. Hij leeft in het duide
lijk besef van de waarheid en de ernst van
zijn boodschap. Maar achter al zijn koste
lijke eigenschappen, ligt d,e van een krach
tige persoonlijkheid. En die persoonlijkheid
is innig en onverbrekelijk verbonden
een hoogstaand beginsel en karakter. Die
hem van nabij kennen zeggen dat zijn
vreugde en verzekerdheid de resultaten zijn
van zijn levend geloof in de eeuwige
Christelijke waarheden.
Buitengewoon groote belangstelling;
o.a. van ministers en oud-ministers
De generaal vertelt interessante
bijzonderheden
Nadat Zondagochtend, in verhand met
het bezoek van Generaal E d w. J. Hig
gins, door het Leger des Heals t-e Den
Haag een godsdienstoefening was gehou
den in het Gebouw voor Kunsten en We
tenschappen aldaar, hield men des mid
dags een groote openbare samenkomst in
hetzelfde gebouw. De belangstelling was
buitengewoon groot en onder de aanwezi
gen bevonden zich verschillende autoritei
ten. We merkten o. m. op den minister
president Dr. H. C o 1 ij n, den minister van
Sociale Zaken, Prof. Dr. J. R. Slotema-
ker de Bruine, de oud-ministers van
Justitie Donner en Schokking, zoo
mede nog enkele andere vooraanstaande
personen uit het Haagsche leven.
Het ruime podium was geheel met Heils
soldaten waaronder musici en zangers
gevuld, terwijl ook genoemde autoritei
ten, de chef van het Nederlandsche Heils
leger, commandant Bouwe Vlas en Ge
neraal Higgins zelf met diens erhtge-
noote daar hadden plaats genomen. De
padvinders van het Leger des Heils fun
geerden als vaandelwachters, zoodat al die
verschillende vlaggen en vaandels aan het
geheel een feestelijken aanblik gaven.
Om drie uur werd de samenkomst ge
opend met een gewijd lied van de muziek,
waarop majoor Buiterman in gebed voor
ging en daarna het woord gaf aan minis
ter Slotemaker de Bruine, die de leiding
had. De minister begon met mee te deelen
gaarne de uitnoodiging te hebben aanvaard
iets over den arbeid van het Heilsleger te
zeggen.
De arbeid van het Leger des Heils moet,
vooral juist in dezen benauwden tijd, wor
den gewaardeerd. En zulks op verschillende
gronden. Allereerst, omdat het Leger maat
schappelijk werk doet. Het praat wel is
waar veel, maar het doet ook daden. De
twee hier 'aanwezige oud-ministers van Jus
titie zouden daarover veel kunnen vertel
len; waarbij spr. bijvoorbeeld denkt aan de
ellende, welke hot drankmisbruik met zich
brengt. Dit is één van de vele gebieden
waarop het Leger ontzaglijk veel werk ver
richt En daarnaast is er nog zooveel meer.
Onlangs las spr. dat alleen to Den Haag
in het afgcloopen jaar 15.300 nachtverblij
ven en 61.200 maaltijden waren verstrekt
Zulke cijfers spreken boekdoelen. Het Leger
beschikt verder over vele maatschappelijke
instellingen.
In de tweede plaats verdient het werk
van het Heilsleger waardeering, omdat het
verricht wordt op godsdienstige basis. In
den arbeid van het Leger is Jezus Christus
neergedaald. Het kan niet genoeg geloofd
worden wanneer een organisatie haar
kracht put uit Jezus Christus.
Ten derde wilde spr. wijzen op het inter
nationale karakter van het Heilsleger, het
geen van groote beteekenis is. Wie het
woord internationaal hier uitspreekt, mag
dat doen met een verluchting. Immers, het
schijnt, of de volken al meer uit elkaar ge
slagen zijn en door steeds hoogere muren
verder van elkaar gescheiden worden.
Helaas zijn wij menschen van de Staatkun
de en Economie niet in staat het weder-
zijdsch vertrouwen terug te brengen en de
hooge muren af te breken. Maar het Heils
leger is een van die kringen, die beseffen
dat we allen één Vader hebben en \oor
Hem al onze zonden moeten belijden. Het
is om de drie genoemde redenen, dat het
Leger des Heils ieders belangstelling heeft
of krijgt.
Na deze woorden begroette de minister
Generaal Higgins en zijn vrouw in het
Engelsch en noemde ook de hooge gasten
de drie voornaamste redenen, waarom het
Leger-werk zoo zeer door hem gewaardeerd
wordt. Een luid applaus werd daarop ver
nomen.
Generaal Higgins aan het woord.
Nadat vervolgens door het koor een lied
Tijdens de plechtige bijeenkomst in het Ge bouw voor K. en W. Op den voorgrond v. Ln.r. generaal en r
Slotemaker de Bruine, minister Colijn en kommandant Bouwe Vlas.
Higgins, minister
ten gehoore was gebracht was het woord
aan Generaal Higgins, die zich verheugde
over hetgeen minister Slotemaker had ge
zegd. Spr. was er van overtuigd, dat indien
veler harten niet vol teerheid waren ge
weest, en God had het werk niet met Zijn
eenade gesteund, het Leger nooit was ge
worden wat het nu is. Nog nimmer als op
den dag van heden is de internationale ge
dachte in het Leger zoo sterk geweest, zoo
cing spr. voort. Voorheen is er vaak vrees
geweest voor breuken in die groote inter
nationale eenheid. Maar door den zegen
Gods is juist den laatsten tijd dc onderlinge
band sterker geworden dan ooit.
Spr. memoreerde vervolgens in het kort
welk een verandering de wereld heeft en
dergaan sedert het Leger zijn arbeid aan-
Verschillende „grappige" herinneringen
heeft spr. uit voorbije jaren bewaard. Zoo b.v.
hoe hem eenmaal dank gebracht werd door
iemand, die zijn vrouw door het Leger had
leeren kennen, en daarnaast door iemand,
wiens vrouw door het Leger ter aarde was
besteld. Dergelijke wonderlijke tegenstellin
gen komen telkens voor. Eenmaal is spr.
gedagvaard geworden, omdat hii een huis
bezat in een gemeente in Engeland en er
niet volgens de daar geldende bepalin
gen tegelijk in woonde. De kranten ver
meldden het met groote headlines, hetgeen
onder de vrienden van den Generaal veel
angst en zorg \erwekte. Nog nimmer heeft
spr. in verhand daarmee zooveel brieven en
zoovel geld ontvangen. Wat dit laatste be
treft op zóó'n gemakkelijke manier!
Met dat al wil het Leger alles doen om
zooveel mogelijk aan het doel van den
stichter, William Booth, te beantwoorden,
die eenmaal op een groote internationale
samenkomst te Londen uitriep: „Kamera
den, zoekt de zielen, maar zoekt eerst de
slechtste!"
Duizenden zijn er al door het Leger ge
red uit de Doel van ellende, om nog maar
niet te spreken over het verschaffen van
onderdak en eten. Natuurlijk word je wel
eens heotgenomen; ja eiken dag. Doch wat
heteekent dat, in vergelijking met den
zegenrijken arbeid.
Over dit beetnemen vertelde spr. het vol
gende geval, meegemaakt door een officier.
Het gebeurde eens, dat een man, die tel
kens weer bij het Leger aanklopte, herkend
werd. De officier, die hem natuurlijk niet
afwees, nam hem eerst duchtig onder han
den en Aroeg hem, waarom hij zelf zijn kost
niet wilde verdienen. „Och mijnheer", zoo
luidde het antwoord, „ik behoor tot die el
lendige middenmoot der maatschappij. Voor
zwaar werk ben ik te licht gebouwd en voor
licht werk weer te zwaar
Behalve dat het Leger velen tracht te
redden die door den drank dreigen onder
te gaan doet het Leger den laatsten tijd
ook veel voor misdadigers. Het zijn in den
regel de meest wanhopige gevallen, waar
mee de Regeeringen der verschillende lan
den geen raad meer weten. Kort geleden is
het leger begonnen met te werken onder de
rampzaligen op Duivelseiland en in Britsch
Indië arbeidt men onder plm. 10.000 van die
paria's. Verder verricht het Leger hulp on
der de melaatschen en lepra-lijders en ver
der ook dit zij vooral niet vergeten
met betrekking tot de niet-gewenschte kin.
deren. Wat op dit terrein ontmoet wordt is
met geen pen te beschrijven.
Preventieve arbeid.
Behalve gevallen menschen weer oprich
ten wil het Leger méér doen, n.l. de oor
zaken van het vallen opsparen. In de ha
vensteden en in de wereldsteden als Parij>-
is die taak buitengewoon zwaar. In Parijs
is onlangs, in tegenwoordigheid van den
president, een huis voor jonge (nog niet ge
vallen) vrouwen geopend. Het bevat 800
kamers en is steeds vol met meisjes, die
eigenlijk ten einde raad zijn en op den
rand van den afgrond staan.
Er is nog een tweede gebouw, dat 10 mil
lioen francs hoeft gekost (geheel door de
Fransche bevolking betaald), waar iedereen
die moeilijkheden heeft, van welken aard
ook, komen kan. Wat dit wil zeggen, is
nauwelijks onder woorden te brengen.
Eén ding, zoo besloot spr. ondeugend tot
minister Slotemaker, kan het Leger niet
wegnemen: de politieke moeilijkheden,
doch overigens wil het Leger doen wat in
zijn vermogen is om het Woord des Heeren
in een daad om te zetten: Heb uw naaste
lief gelijk uwzelf.
Hierna zongen allen „Grijp toch de kan
sen door God u gegeven", waarop minister
Slotemaker nog een enkel slotwoord sprak,
liet zingen „Dankt, dankt nu allen God",
en de plechtige samenkomst met dank
gebed eindigde.
MAATSCH. HULPBETOON
Eigenlijk gezegd wekt het verbazing, dat
pas op 25 Januari LI. een vereeniging werd
opgericht van leiders van openbare dien
sten en instellingen van maatschappelijk
hulpbetoon en dat pas enkele dagen het
eerste nummer van bet officieele orgaan
dezer jonge vereeniging verscheen.
Wat er op 't gebied van Maatschappelijk
Hulpbetoon (sociale armenzorg) gepresteerd
wordt, is verbazingwekkend; niet alleen
wat de financieel e olfers betrett, welke de
overheid van rijk en gemeente zich getroost,
doch ook wat de administratie, officieele en
organisatorische, aangaat
Wel was er zoo nu en dan overleg tus-
sohen de wethouders van Maatschappelijk
Hulpbetoon in de allergrootste steden:
maar van een organisatie was geen sprake
en pas enkele weken geleden verschenen,
bijna gelijktijdig, een tweetal handleidingen
over de steunverleening.
Ondanks alle gerechtvaardigde afkeer
van nog meer vereenigingen en nog meer
periodieken, roepen wij deze nieuwe orga
nisatie en haar orgaan, dat voorloopig als
maandblad zal verschijnen, een harteliji;
welkom toe. Het is, zooals de redactie in
haar inleidend artikel schrijft:
„Wanneer er één gemeentedienst is, die
zich in den laatsten tijd ontwikkeld heeft,
dan is het ongetwijfeld die van maatschap
pelijk hulpbetoon. Elk oogenblik staat zijn
leiding voor nieuwe maatregelen, die prak
tische uitwerking behoeven.
„Maatschappelijk Hulpbetoon" wil het or
gaan zijn, dat in dezen van voorlichting
dient en dat verder gelegenheid biedt om
over de theoretische, maar vooral ook over
de praktische zijden van de vele viyiag-
stukken op het gebied van het heden-
daagsch maatschappelijk hulpbetoon van
gedachten te wisselen. Aldus bedoelt het j
mede te werken aan een steeds betere i
functioneering van de diensten van den
zelfden naam. in het belang der gemeenten,
maar niet minder in dat. van hen. die. door j
den nood gedrongen, bij de overheid om
bijstand moeten aankloppen."
De redactie wordt gevoerd door supra- j
deskundigen, n.1. door de heeren S. C. de
Haas van Dorsser, L. A. van Doom en H.
Wisman, resp. directeur van Maatschappe-
lijk Hulpbetoon te Haarlem. Dordrecht en
Utrecht; met vase medewerking van: G.
W. F. van Hoeven, referendaris en Mr. J.
H. J. Schouten, commies bij het departe
ment van sociale zaken, D. van Geel, refe-
rendaris en H. P. Gerritsen, hoofdcommies 1
bij het departement van binnenlandsche
zaken, A. T. de Jong en M. J Oggel, resp.
secretaris-penningmeester van het burger
lijk armbestuur te Hillegersberg en Hoofd
dorp, e.a.
De eindredactie is blijkbaar opgedragen
aan den heer J. J. Bergsma, die reeds ver
schillende gemeentelijke periodieken voor
de „VUGA"; vereeniging van uitgevers voor
de gemeente-administratie verzorgt. Zijn
naam komt wel niet bij de redactie voor,
maar het redactie-adres luidt: Parkweg 229
Voorburg.
De eind-redactie is ddér in goede handen.
Uitgeefster is D» Erven J. J. Tijl te Zwolle
lid van de V.U.G.A.
Technisch is het eerste nummer zeer
goed verzorgd.
GEREF. VREDESORGAAN
VOOR MILITAIREN VERBODEN
De mö-nister van Defens:e heeft onder de
verboden geschriften opgenomen: Gerefor
meerd Vredesorgaan, maandblad van de Ge
reformeerde Vereeniging voor daadwerke
lijke vredesactie welk orgaan maandelijks
verschijnt
Zaterdag zal te As n plaats hebben de
oprichting van een Watersohapsbond in
Drente. Door den heer Ir. Jhr. C. E. W. van
P a n h u ij s Directeur van het Rijksbureau
voor de Ontwatering te 's Gravenhage zal
een rede worden gehouden over verlaging
van Waterschapslasten.
Aan alle Besturen van Waterschappen is
een uitnood'ging gezonden.
Geen pijn behoeft U meer te hinderen, als Ge er maar
steeds aan denkt dal er tegenwoordig "AKKERTJES"
zijn. Zorg steeds een doosje in huis te hebben. Ze
kosten slechts 50 cent per 12 stuks en kunnen vannacht
nog van pas komen bij Hoofdpijn, Kiespijn, Zenuw
pijn, Spierpijn, Vrouwenpijn, Kheumalische pijnen,
tA MX GAtti
Bovengenoemde prijs wordt verhoogd met bijslag voor Omzet-belasting
FEUILLETON
Een verhaal uit bange dagen
Door AGNES GIBERNE
„Ik smeek u, Githa, kijk niet zoo treurig,"
zeide zij ongeduldig. „Gij zoudt ons allen aan
het schreien maken-"
Dc glimlach waarmede Githa antwoordde,
was treuriger dan haar ernst geweest was
„Wat wilt gij van mij, Eleonore?" vroeg
zij eenvoudig.
„Ik wilde, dat gij wat vroolijker keek. Gij
hebt uw oogen bijna blind gesclueid. Ik zou
wel eens willen weten, of gij ook zoo zoudt
schreien, als ik eens wegging"
„Neen, neen, Githa heeft geen onzer /no
lief als Margaret," zeide Lady Cobham, nalf
jaloersch.
„Ik heb velen lief, madame, hoewel n:et
allen op dezelfde wijze." zeide Githa kalm.
„Hebt gij mij lief, Githa?" en Lady Coh
ham boog zich glimlachend neder om haar
voorhoofd te kussen.
Joans oogen kregen een uitdrukking van
woede, en zij zeide op heeschen toon: ,,'t Is
jammer, Eleonore, dat uw broeder niet hier
is, om diezelfde vraag voor zich zelf te
doen."
„Ik geloof dat Arnold zich elders met iets
beters bezighoudt," zeide Eleonore achteloos-
„Hij weet zeer goed welk antwoord hem te
wachten zou staan."
„Joan, gij bemoeit u met zaken, die u niet
aangaan," zeide Lady Cobham.
Joan deed, als hoorde zij de aanmerking
niet, en zeide: „Moeder, heeft u wel gezien,
dat Arnold aan tafel, terwijl hij zat te pra
ten, telkens Hugo's kop streelde?"
Lady Cobham was te veel aan vormen to
lrecht, om niet verontwaardigd te zijn ovei
dit gebrek aan goede manieren; maar zij
vergoelijkte de overtreding zopveel mogelijK
door te zeggen:
„Gij weet, dat Hugo de hond is. waarvan
Githa het meest houdt daarom verbaas ik
mij minder over zijn handelwijze. Maar ik
zou Githa aanraden hem dadelijk te bevelen,
dat hij het „Book of Courtesey" eens bestu
deert."
„Ik heb Arnold Savage niets te bevelen, en
het is mij volkomen onverschillig wat hij
doet of niet doet," zeide Githa kaJm- Lathy
Cobham keek misnoegd, terwijl Eleonore
haar toefluisterde: ..O Githa, Githa, wat b«»n
je toch hardvochtig!"
Lady Cobham sprong plotseling van hanr
stoel op, met hooggekleurd gelaat en ineen
geslagen handen.
„Een hoorn! Luister! De hoorn van mijn
gemaal! Hij is het zelf hij zelf en
geen ander. Hoort gij het .Githa?"
Allen luisterden een oogenblik aandachtig,
en waarlijk, op den adem van den storm
wind woei het verwijderd geluid van hoorn
geschal tot h«n over.
„Naar de ophaalbrug! naar de ophaal
brug met mij, Githa Chene, Eleonore Sa-
vage. Eleonore Culpepper en Joan ver
gezelt mij daarheen. Het zal mijn gemaal
niet aan een welkom ontbreken, «1 ware
het weder ook tienmaal stormachtiger. Naar
de ophaalbrug, spoedig!"
Met snellen, do;'h waardigen tred schreea
Lady Cobham, door de lange gangen, en de
trap bereikende, die naar de poort voerde,
daalde zij de nauwe steenen treden af, ge
volgd door de vier meisjes. En op 't oogen
blik dat Sir John Oldcastle over de neer
gelaten ophaalbrug reed, zag hij zijn schoo-
ne vrouw in de poort van het kasteel staan.
Er was natuurlijk geen sprake van, da*,
zulk een schoone en hooggeboren vrouwe het
modderige binnenplein kon oversteken: zij
bleef dus in de poort staan, terwijl haai
zijden gewaad door den wind heen en we
der bewogen, en zij zelve fantastisch ver
licht werd door de flikkerende toortsen
achter haar.
Nauwelijks zag Lord Cobham zijn gema
lin en haar chambrières staan, of hij stuur-
de zijn paard naar haar toe en sp ;g op
den grond. Lady Cobham wilde zich in zijl»
arnjen werpen, niettegenstaande zijn druip
natte en met modder bespatte kleederei.,
maar hij hield haar met zijn sterke, ge
harnaste handen op een afstand.
„Neen, neen, lieveling; waoht eenige oogen
blikken, tot ik beter voor uw aanraking ge
schikt zal zijn. Alfgar gij kunt met mij
medegaan."
„Maar, o mijn echtgenoot, wat voert u tot
ons?" vroeg Lady Cobham, terwijl zij hem
naar een nabij zijnd vertrek bracht. „Brengt,
gij ons slechte tijdingen?"
Zij wenkte Githa en Joan haar te volgen,
en zond de andere chambrières terug naai
haar eigen kamer. Alfgars vaardige vingers
begonnen de zware wajienrustinr van Lord
Cobham los te maken. Sir John onderging
de bewerking zwijgend, en hielp - iet, zooals
gewoonlijk, zelf mede. Zijn gelaat droeg een
vermoeide, bekommerde uitdrukking, die
Githa zich niet herinnerde, daar ooit op
gezien te hebben.
Lady Cobhams vraag, indien zij al ge
hoord was, bleef onbeantwoord. Zij stona
hem bezorgd aan te zien, maar herhaalde de
vraag niet, en wachtte zoo geduldig moge
lijk, tot het haar gemaal zou behagen haat
alles te vertellen.
Eindelijk was Alfgar met zijn werk ge
reed, en bleef hij staan om verdere beve
len af te wachten. §ir John stond in ge
peinzen verdiept, zonder acht te slaan op
zijn omgeving. Lady Cobham zag hem ang
stig aan.
„Sir John, gij zijt, geloof ik, vreeselijk
vermoeid!" braoht zij uit. Haar stem scheen
hem tot de werkelijkheid terug te roepen,
en hij hief zijn oogen met een half ver
schrikte uitdrukking tot haar op.
„Ik ben wat vermoeid, lieve Joan," zeide
hij, „maar het is meer vermoeienis van
den geest dan van het lichaam."
„Wat is het dat u zorg baart? Wilt gij
het uw Joan niet zeggen?"
Hij zag treurig op zijn schoone vrouw,
neder.
ch Joan, het ware misschien beter voor
u geweest, indien gij nooit de mijne waari
geworden. Er zullen waarschijnlijk dagen
komen,waarin gij dit dikwijls tot u zelve
zeggen zult."
„Sir John, wat zijn dit voor woorden?'
vroeg zij verwijtend. „Meent gij waarlijk
dat uw Joan zóó iets denken of zeggen
„Neen, maar het is om uwentwil dat ik
bezorgd ben, alleen om uwentwil Lieve
vrouw, er dreigt een storm, en ik weet ni:t,
hoe ik daaraan ontkomen kan."
Zij wrong wanhopig de handen, terwijl
alle kleur uit haar gelaat week.
„Mijn echtgenoot wat bezielde u, dat gij
den Koning, uw eenigen steun, verwierp!"
„Ik heb een beteren en machtiger steun,
lieve. Joan. Ik zou in een treurig geval ver-
keeren, indien ik nu op niemand anders
vertrouwen kon dan op een aardscb
nine
„Heeft de Koning u hierheen gezonden?"
vroog zij.
„Neen; ik ben uit eigen beweging hierheen
gekomen, niet op bevel van den Koning,'
antwoordde hij.
heeft gegeven," zeide zij aarzelend,
heeft gegeven, zeide zij aarzelend.
„Wat wilt g\j, mijn Joan? Het is op m'c-
mands aanraden, dat ik aldus heb gehandeld
maar waarlijk, indien ik nog één dag lan
ger in Londen ware gebleven, dan zou ik
vóór den avond een gevangene zijn geweest."
„Mijn gemaal, wat wilt gij thans doen?"
„Hier eenigen tijd blijven, mijn Joan, uui
te zien of de stemming van den Koning je
gens mij ook verbetert- Ik ben t it hiertoe
zijn getrouwe dienaar geweest, en als zyn
woede bekoeld is, geloof ik niet dat hij gaar
ne zien zou, dat mij iets kwaads over
kwam."
„En als zijn woede niet bekoelt," zei
de zij met bevende lippen. „Als zijn stem
ming jegens u niet verandert indien u
geen andere weg tot veiligheid overblijft --
dan dat gij uw dwalingen herroept"
„Dat zal ik nooit doen," antwoordde Lord
Ct'aham kalm. „Ik ben bereid, lieve Joan, tot
alias wat mijn Heere mij te dragen wil
geven-"
En zich afkeerende van zijn weenendo
vrouw, zeide Lord Cobham vriendelijk !ot
Githa:
„Wie denkt gij, lieve Githa, dat wij heden
op de heide ontmoet hebben?"
Githa wist niet wat te antwoorden; do.-h
een blik op Alfgars bleek gelaat, maakte
haar duidelijk wie bedoeld werden.
„Sir Reginald Margaret riep zij
uit
„Juist. Ik was zeer verbaasd haa>' daar te
zien, en zij zeide mij, dat het Lollardisme dc
oorzaak was, dat zij en wij moesten scheidr-n
Behalve dat weet ik niets- Er was gc-n
plaats om te schuilen in de nibijhei I en
het regende hevig. Toen ik haar in Gods
hoede aanbeval, begon zij een oogenblik te
schreien. Maar ik had niet verwacht, dat
onze luchthartige Margaret zoo spoedig in
de voorste gelederen ten stnjue zou trek
ken."
••Zij is in den laatsten tijd niet luchthartig
geweest," zeide Lady Cobham. En toen *ii
en Sir John te zamen in bizonderheden Mar
garets vertrek bespraken, terwijl Joan <-•
naar luisterde, wenkte Githa Alfgar, om
naast haar in de vensterbank te gaan zit
ten-
„Hebt gij met haar gesproken. Alfgar?"
vroeg zij met zachte stem, terwijl haar hart
voor hem bloedde.
„Slechts een enkel woord. Sir Reginald be
waakte haar angstvallig. O Githa. het is zoo
hard onze vroolijke, onze edele Marga
ret
(Wordt vervolgd).