ZONDAG -her- krantje Letterraadsel Mijn geheel brbtaat uit dertien letters en stelt de verblij "plaats voor van den bevelhebber met zijn staf van generaals enz. 1 Kotneinsch cijfer voor het getal 200. 2. Zeker zoogdier van bruinroode kleur, met dik behaarden staart en loodrecht gespleten pupil, bekend om zijn loozen en diefachtigen aard. 3. Dagelijksch voedsel uit gekneed en -daarna gebakken meel bestaande. 4.""Een soort van eik in Noord-Ameriika, die het geelhout oplevert tot het ?eel-verven. b- Een boom, wassende in Indiö en op de eilan den der Zu dzee me' vuehten, ter zwaarte van drie of vier pon» die gebakken, den smaak van zuiver tarwebrood hebben. G. Bedreven in de kunst van oorlog, krijg 7. Het te zoeken voord, waarvan het laatste deel óók vijftien minuten beteekent! 8. Ambtenaar die gerechtelijke aanzeggingen, bekendmakingen en protesten doet, belastingschul digen vervolgt gerechtelijke en vrijwillige verkoo- pingen van roerend gped houdt en op wicn de meeste menschen niet erg gesteld zijn! 9. Met kracht of geweld verjagen; doen op houden. 10. Benaming van. drie godessen, gezellinnen van de godin Venus; Thalia was één van haar! 11. Brabantsch woord voo. een braak liggenden akker, die als schraal weiland gebruikt wordt; ook wel met „soK". 12. Een zwarte, kleverige en zeer brandbare zelfstandigheid, die achterblijft, als men teer dis tilleert. 13. Romeinsch cijfer voor het getal 80; verkorte naam voor den 80-deeligen thermometer. Oplossing van het letterraadsel in het vorige nummer De Zonnekoning. 1. D. voor diminendo afnemend; 2. hek; 3. lezen; 4. bedompt; verknoeid; 6. karbonaadje; 7. de Zonnekoning; 8. onder-kruier; 9. klezooren; 10. klapten; 11. heide; 12. Ons; 13. g. voor gram. Grapjes Nichtje: Weet u, hoe iemand een koe tusschen een kudde schapen kan zien? Tante: Nee, kind. Nichtje: Wel, met zijn oogen natuurlijk! Wim: Hoeveel lucifers zijn erin een dozijn, oom? Oom: Natuurlijk twaalf, jongen. Wim: En hoeveel halve lucifers? Oom: Nu, ik denk vierentwintig. Wim: Mis oom, natuurlijk maar twaalf! Oom: Zoo, Piet, wat doe je nu zoo al op school? Piet: Wachten tot ze uit gaat, oom! Duimelot Een verhaal voor Kinderen Om voor te lezen VI Niemand had gemerkt, dat Duimelot tus schen de beenen van de hotelier door, dwars over de gang geloopen was naar de witte breede marmeren trap, die naar beneden leidde. Op deze trap lag een dikke en heel zachte looper. Duimelot sprong geluidloos en zonder zich pijn te doen van tree op tree en bereikte toen door de wijdopen deur de straat. Steeds de muur langs, rende hij, zoo hard hij maar kon, voort. Eindelyk bleef hij «liep- ademhalend naast de deur van een huis in een donkere hoek staan en keek alle kanten rond. Wat was me dat nog een leven en rumoer op straat, zoo laat op de avond! Groote electrische booglampen straalden van boven hun witte licht over menschen en dingen uit. Telkens schoof een tram bellend voorbij. Vrachtauto's ratelden er doorheen. En dan al die voetgangers! Een heele tijd stond Duimelot in zijn hoekje naar het gewoel te kijken. Plotseling kromp hy verschrikt ineen. Een luid-drei gend „toe-oe-oetweerklonk, en een auto met twee bijzonder lichte oogen, die er uit zagen als gloeiende reuzenoogen, reed vlak langs het trottoir en stopte juist voor de deur, waar Duimelot naast stond. Ai, wat was dat mooiDe heele auto was helrood gelakt, en van binnen met blau we zijde bekleed. Hm, dacht Duimelot, in zoo'n deftige wa gen wou ik ook wel eens rijden! Maar om de vele menschen waagde hij het toch niet, te dicht bij de auto te komen. Hij bleef stil in zijn hoekje wachten en keek naar de bestuurder. Die was een nog jonge man in een leeren jas met gouden knoopen. In zijn handen hield hij een klein rad op een stang, en slechts af en toe zag hij op naar de ramen van het huis, waarvoor zijn auto stond. Na korten tijd ging de deur open. Een dienstmeisje stapte eruit en opende het por tier. Achter haar stapten met voorzichtige trippelpasjes twee oude dames het huis 'lit. Ho, maar nu is het tijd! dacht Duimelot, hij kwam uit zijn schuilhoek en ging vlug aan de rokzoom van een der twee hangen. Die merkte er natuurlyk niets van. Ze klau terden langzaam en omslachtig in de autf. de deur werd dichtgeklapt en h»na ge- ruischloos rolde de wagen voort. D'e motor zoemde, zoemde, zoemde voor Duimelot er erg in had, was hy in slaap gevallen. Hoe lang Duimelot geslapen had, wist hy niet. Plotseling woei hem een koude wind in 't gezicht, hij werd wakker, wreef zijn oogen uit en stond op. Zijn pak was heel stoffig en vuil geworden. Zoo goed en kwaad als het ging, sloeg hy met zijn handen het stof van zich af. Het portier stond wijd open. Hij hoorde buiten iemand fluitend heen en weer gaan. Duimelot sloop tot aan het open deurtje en keek nieuwsgierig om zich heen. Daar zag hij de chauffeur, die had een lang blauw en witgestreepte buis aan en kwam juist met een volle gieter bij de auto. Het water goot hij over de wielen, om het straatvuil eraf te spoelen. Hij floot vergenoegd een deuntje en was nu aan deze dan aan gene zyde van de auto bezig. Daar kwam een oude vrouw met Het meisje steunde bepaald onder de volle emmer. schop, ragebol en stofdoek over de binnen plaats aanloopen. Ze klauterde in de auto en begon de fijne zijden kussens af te borstelen. Duimelot deed als gisteren, hij haakte zich aan de rokzoom van de oude vrouw vast en werd, zonder dat ze er erg in had, mee naar buiten gedragen. Zoo gauw ze echter op de binnenplaats stond, rende hy. vliegensvlug weg, dwars over de met asphalt bedekte plaats op.de poort toe. Nu stond hij weer op straat en keek beide kanten op. Waar nu heen? Na kort be raad besloot hij rechtsaf te gaan, om de mooie huizen eens te bekijken. Heel deftige, hooge huizen stonden daar, alle met goed verzorgde voortuinen. Hier moesten wel enkel rijke menschen wonen. Aan de randen der trottoirs stonden kastanjeboomen. Het was een zonnige herfstmorgen, maar de lucht was koel. Hier en daar lagen al veel droge bladeren op het trottoir. Duimelot stak zyn handen in z'n zakken en slenterde vergenoegd voort. Daar kwam hy aan een zijstraat. Op goed geluk sloeg hij af. Op dit trottoir liepen veel meer men schen. Vooral veel kinderen, die zich met hun tasschen naar school haastten, zag Dui melot. Maar nu moest hy zich toch goed in acht nemen. Hy sloop daarom weer dicht langs de huizen. Opeens hoorde hij achter zich een jongen zeggen„Kyk eens Frits, daar loopt een muis„Trap 'em doodTrap 'em dood! Pak 'mü riep dadelijk daarop een andere stem. Duimelot had dadelijk gemerkt, dat de twee hem voor een muis hielden. Nu rende hy, zoo hard hij kon, langs de huizen voort. Een vreeselyke angst greep hem aan. Als hy nu eens doodgetrapt werd! Hij keek om zich heen en zag twintig stappen achter zich twee groote jongens, die hem achter volgden. Duimelot draafde in de diepste ontzetting verder, zoo vlug zyn beenen maar meewilden. Zoo liep hy, zonder erop te let ten, juist op een ijzeren rooster voor een kel derraam toe. Plotseling stortte hy tusschen de gladde ijzeren staven naar omlaag. Het zou slecht met hem afgeloopen zijn, als hij niet zacht op allerlei oud papier gevallen was, dat onder het rooster lag. Half ver doofd van de schrik en de val bleef hij en kele oogenblikken liggen. Daar hoorde hij boven zich weer de stem men. „Hier is ie ingesprongen! Hier moet ie nog in zyn! Frits heb je geen stok?" „Waar, waar, waar is ie dan?" Een van beide knielde neer en probeerde het rooster op te lichten, maar het was hem toch te zwaar. „Geef mij je liniaal eens." Frits gaf ze hem. Toen sprong Duimelot op en verstopte zich achter een groot stuk papier. „Zeg, maar dat was geen muis", hoorde hy Frits zeggen. „Wat kan het dan anders geweest zijn? Dacht je soms van een olifant?" „Och, dat weet ik wel, dat het geen olifant was, maar een muis is het ook niet geweest." „Kom nu toch liever, Frits, het is zóó 9 uur, we komen anders nog te laat op school.*' (Volgende week verder.) 48 behoorende bij NIEUWE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 10 FEBRUARI - No. 6 JAARGANG 1934 Gerechtigheid zaaien ■ochtvaardlerhold Do rechtvaardigheid, waarover Jakobus in liet tekstwoord spreekt, is niet de gcieclitigheid van Christus, die ons in den weg des geloofs toegere kend wordt. De. apostel heeft het oog op de ge rechtigheid in handel en wandel, waardoor Gods kinderen zich moeten onderscheiden in een geval len wereld, waarin alles niet toegaat naar den eisclr van 't heilig Recht, zooals het in de Godde lijke wet voor allo eeuwen geformuleerd is. Blij kens liet verhand in ons hoofdstuk wast de vrucht van gerechtigheid niet uit den natuurlijken bodem der zondige menschlieid >p. Ondanks alle wijsheid cn alle verstand, waarop men zich beroemt, loopt in de wereld, onder de volken, in het nationale leven, in den gezinskring, en óók in liet onderlinge verkeer en het persoonlijke leven alles scheef, de zonde heeft dc verhouding tusschen God en mensch, cn daardoor eveneens tusschen de men schen in hun samenleven vervalseht. De ljai'monie is niet door louter aardsche wijsheid, die van be neden is te herstellen. Er is hiertoe ïioodig do, wijsheid, die van Boven is, zonals Jakobus in dc voorafgaande verzen betoogt. Deze alleen is zui ver, vieodzaam, bescheiden, gczeggclijk, barmhar tig, onpartijdig en ongeveinsd. Waar deze hemel se he wijsheid heerscht en de leiding des levens neemt, zal do vrucht rijpen, die aangeduid wordt niet den hoogen naam: Gerechtigheid! Lovcnsgercchtigheid is daarom een genade-gave. Wij kunnen haar evenmin missen als de ver geving der zonden of de rcchtvaardigmaking, waardoor wij schuldvrij voor Gods aangezicht ko men te staan. In de Heilige Schrift wordt zij steeds als het eind-doel van Christus' zaligmakende werk beschreven. Gerechtigheid zou de gordel zij ner lendenen zijn, profeteert Jesajn. En die groote Koning zou regceren in gerechtigheid met dit heil rijke gevolg, dat de goedertierenheid en waarheid elkander op aarde zullen ontmoeten, dc gerechtig heid en vrede elkander zullen kussen. Tevens leest gij echter reeds in de oud-testamcntisclie profe tieën, dat dc triomf uor gerecht.glieid door dc liefde tot dc ongc "ochtighcid grooteiijks belemmerd Zal .worden. Denk slechts aan 's ilecrcn klacht: „Och, dat gij naar mijn geboden geluisterd Hadl zoo zou uw vrede geweest zijn als oonc rivier, en uwe gerechtigheid a's c!e golven der zee". Des niettemin hebben wij de belofte, dat dc gerechtig heid éénmaal ie aarde zal vervullen, m ts dé ge-, loovigen hun roeping verstaan om overal gerech tigheid te zaaien in vrede voor degenen, die vrede maken. Inderdaad, zij moet gezaaid worden. Alléén hot onkruid der ongerechtigheid schiet vanzelf op uit don akker der door den val bedorven menschheid. 't Kan ook niet anders, want al het gedichtsol der gedachten va.i 's menschen hart is alleenlijk boos van der jonkheid af aan, er is slechts een oogst van onkruid, een oogst van boosheid en verkeerdheid te wnchtcn, indien de akker aan zichzelf overgelaten wordt. Een goede vrucht zal steeds ontspruiten uit een goed zaad, dat van denzei fclcn aard als dc ge hoopte oogst zal 106ton zijn. Wilt gij den zwarten akker der mcnschheid zien veranderen in een golvend halmonveld van onkel gerechtigheid, dan zult gij moeten beginnen met in eigen kring ge rechtigheid te zraien. Nu is ieder mensch buiten kijf een zaaier. De woorden, die gij spreekt; de daden, die gij Verricht; de manier, waarop gij u kleedt; de ver- strooiing, die gij zoekt; uw levensgewoonte, uw omgang niet ande cn, uw optreden tegenover wut good en kwaad in de oogen .los Ileeren is, in één woord elke schrede, die gij op den levensweg af legt,... 't zijn altcgadcr levenskrachtige zaadkor rels, gij strooit ze meestal uit zonder er u zelf be wust van te zijn, maar gij kunt er vast op rekenen, dat er een oogst uit.zal opkomen, die Gode wcl- beliagelijk is, of ook een oogst, die zijn mishagen opwekt. Dit is de angstige verantwoordelijkheid onzes levens. Eiken ochtend, wanneer, wij ons opmaken om aan den arbeid t" gaan, geldt van teder onzer het woord: „Een zaaier ging uit om te zaaien". Indien Wij Jezus Christus eigen zijn, zal elke korrel, die ons uit de hand glipt, gerechtigheid moeten zijn. 't Is onze roep ng oov in ac moeilijkste omstan digheden de rechte lijn van 's Heeren geboden te volgen, al zou het nrofijtelijker of gemakkelijker voor ons zelf zijn door een halve onwaarheid of eon kleine slimh- d even van 't smalle pad af te wij ken. De wet is oj ïteenen tafelen geschreven: het majestueuze Reent kan wel gebroken, maar niet omgebogen worden, wi' mogen niet buigzaam an tot concessies beieid zijn, wanneer er een keus tusschen goed en kwaad gedaan moet worden, de strakke lijn der gerechtigheid is de éénig-zuiverc, de wereld beoordeel* er dp gcloovigcn naar, of zij haar steeds volgen, dan wel uit zwakke toegeef lijkheid er de hand me ie lienten en de ongerech tigheid over hun kant laten gaan. Altoos langs de heirbaan van het Redt, dit zij ons aller devies. Wij bewijzen daarmede bezield te zijn met den Geest van Hem, die in de wereld gekomen is om het kronpme recht te maken. Leven wij door 't ge loof waarlijk uit den Immanuël, dan zal alle in vloed, die van ons uit aat, en alle zaad, dat wij zaaien, gerechtigheid zijn. En toch, wij mogen slechts in vrede zaaien. Niet steeds is et de geschikte ijd om het be ginsel der gerechtigheid naar voren te brengen en heilzaam cp onze omgeving in te werken. Het zaaien is een arbeid van zware verantwoordelijk heid. omdat de geheele oogst cr ten deele van af hangt. Daarom zal wie gerechtigheid zaait, zich zelf in bedwang morten hebben: er zal geen bitter heid, nijd, wrok, afgunst, toorn, toosheid in zijn hart mogen zijn, want al is zijn protest tegen het kwaad dan gegrond, en al is zijn vermaning of be straffing nog zoo verdiend, ei zal geen vrucht uit voortkomen, o, niet imdat- het zaad niet deugde lijk was, maar omdat hij zt f er .liet bij in een vreedzame stemming verkeerde,. gerechtigheid wordt slechts in 'rede gezaaid! Het is van veel belang, dat gij in uw eigen le—nskring zaait, en wat gij er uitstrooit, maai het is van niet minder belang, hoe gij zaait. Boet gij het in drift of op vliegendheid, dan zal er geen oogst op uw akker rijpen; in hoogmoed of op lieerschzuchtigen toon, dan zal het allerzuiverste zaad niet ontkiemen, uw arbeid zal geen verbetering, doch slechts verbitte ring kweeken. Hier ligt dc bron van veel teleurstelling. Ecri vader, die met harde woorden zijn kinde ren op de paden des Heeren wil houden of brem gen, zal later in droefheid klagen: 't was alles vergeef6ch! Een onderwijzer, die kostelijke verhalen uit den Bijbel aan zijn klasse vertelt, maar niet met lip pen, die door de vurige kool van het altaar ge reinigd zijn, mag zicli niet over de geestelijke onvruchtbaarlieid van zijp jarenlange arbeid ver wonderen. En een leeraar, die niets anders wensebt tc weten dan Jezus Christus cn trien gekruisigd, maar dit Evangelie "erkonJigt niet een hart, vol van antipathie jegens sommigen in de gemeente, die hem minder welwillend gezind zijn, zal niet op een rijken oogst mogen hopen. Een stille in den lande, die don zondaar liefderijk bij de hand vat on naar liet Kruis "idt, of me een rustige hand den zoeker naar loven wijst, verstaat wat het is „in vrede" te zaaien cn kweekt een oogst van ge rechtigheid. Nochtans zal het zaaiin van gerechtigheid niet bij ieder vrucht 'oortbrengen. Volgens Jakobus bereikt het slechts zijn doel bij degenen, die vrede, maken, d.w.z. bij hen, di. niet in twistgierigheid cn nijd een welbehagen hebben, maar als vrecd- zamen wenschen te wandelen, toenemende in ge rechtigheid cn heiligheid. Dc landman bezaait den Banden Zondagsblad 1933 Vanaf heden zijn banden voor het Zondagsbed aargang 1933 te bestel len. Prijs per band met uitvoerig register - 65 cents Op te geven aan de Administratie akker niet, wanneer de stormwind over de velden giert of dc donderwolken zich in knallende slae-ni ontlasten. Het is verloren moeite ondei twisters en kijvci*s het zaad Ier gerechtigheid te strooien: de wind neemt het op en blaast bet weg. Die on evenwichtige naturen hebben eerst iets anders noodig: de aanraking van den Vredevorst, die 'n het Evangelie met zijn genade tot hen komt, om niet slechts hun zonde te verzoenen, maar óók .iet oproer in hun hart door de groote stilte, den die pen vrede van Christus te vervangen, zoodat '-ij zich mogen scharen onder de zaligen, waarvan de Heiland gezegd heeft: „Zalig zijn de vreedzamen, want zij zullen Gods kinderen genoemd worden." Ook onder doze vreedzamen schiet helaas nog menige wortel dor bitterheid .-p. Maar toch zijn zij ontvankelijk voor het zaad der gerechtigheid. De discipelen des Heeren zullen dit zaad ongetwij feld ook buiten dien kring in vrede zaaien op hoop tegen hoop. Maar onder de vreedzamen mogen zij vast en zeker vrucht van hun arlieid verwachten. Wat uit het zaad dor gerechtigheid opschiet is uiteraard weder gerechtigheid naar den regel: zooals het zaad is, zoo zal de oogst ook zijn. En zoo gaat het bij lien van gerechtigheid tot gerech tigheid. Er wast een steeds rijker oogst van gererh- tigheid op den akker der mcnschheid, en dit is een voorbode van der. tijd, waarin de profetic «er'vuld wordt: „En het recht zal in cle woestijn wonen, en de gerechtigheid zal op het vruchtbare veld ver blijven. En tiet werlj der gerechtigheid zal vrede zijn; en dc weking der gerechtigheid zal zijn ge rustheid en zekerheid tot in eeuwigheid" (Jes. 32 16—17). De Weg SEERP ANEMA De weg ten hemel is geen effen baan met veil'gcnd lommer voor ons zelfbehagen, waarlangs met vrom° woorden cn met waan wij d' afgod van ons ik naar boven dragon. De weg is Christus Christus beeft bestaan to kiezen 't harde pad der oo.'declslagen, en wie met Hem Gods vreö wil binnengaan moot achter Ilom z'n eigen vrede wagen. Maar 't lijdzaam volgen in dien wond'ron stoet, dien boetgozang cn zucht cn kruiscnschuren langs stronk cn steen bij duister kennen doet, dat leert de ziel in onhoilzwang're uren, wier wee z' allchgs in wellust leert verduren, die Gods genu genade baron doet (Uit: Wat verzen en proza"). J. H. Kok, Kampen. 41

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 9