door G. K. A. NONHEBEL Apotheker te Middelburg Een uitstapje, dat misliep In den zoo strengen winter van 1890, waarin al- fc's was loegevroieü, spraken op een avond vier vrienden af bij goed weer den volgenden-dag een iociitje op sciiaaisen te maken van Üliecin naai Marken, riet was ues morgens een stralende dag, maar helaas wakkerde tegen 12 (ons vertrekuur; de wind uit het N. sheds aun, zoodat wij, al door tegen dien scherpen wind op rijdend. rij vermoeid pas om 4.90 te Amsterdimi aiT.vteiden en dus pas uen volgenden dag naar Marken re den en dit. heziciitiguen. Onze bedoeling ook Vo- lendam te bezoeken, verviel door gebren aan tijd. Jaien later, onze vacantie te Amsterdam door brengend, vatten we het plan op om met liet toe- fistensloomijootje naar ivlarken eens mede t« gaan dal eerst Monnikendam, daarop Volendam en ten slotte. Marken zou aandoen. Het weer was goed maar zeer winderig, het bootje propvol Engelsehen, Duitschers en Fran- schcn en wij alleen als Nederlanders. Kort voor hej vertrek kwam de gids aan boord, die dooi zijn corpulentheid,.zoilnig" gezicht en gioute vooi- komendheid zich zeer in zijn voordeel van de Eugeischeii onderscheidde, riij was zeer gesteld op zijn pet, die een schrikkelijk aantal gouden bie zen vertoonde. De boot voer binnendoor naar Monnikendam, wat wij ook al eertijds gepasseerd waren, en on derwijl-vertelde hij in drie talen herhalend wat er voor merkwaardigs onderweg te zien was Met een grappig gezicht keek hij ons dan aan om te onderzoeken, of hij het nog eens voor de vierde maat en dan. in onze taal zou moeten ovcrzcggcu met een bedankje als het niet noodig was. De kudde wandelde heel vreedzaam door Monniken dam en ging ten slotte weer aan boord, waar op het achterdek een eenvoudige lunch was klaar gezet. Het sein tot het vertrek naar Vohmdam werd gegeven, het plaatsje, dat ons eigenlijk al leen interesseerde cn wij bibberden weer verder door het draaien van de schroef. Zoo al etende eens rondkijkende naar het verdwijnend Monni kendam en naar de kust, kreeg ik op eenmaal het gevoel ,dat we niet meer vooruit gingen Kort daarop klonken vreemdsoortige signalen naar de machinekamer, het personeel kwam in bijzondere actie en eindelijk vei breidde zich de mare, dat we „vast aan den grond" zaten. Hierop deed de machine nog eens razend haar best, zelfs meer dan ik met het oog op haar leeftijd voor veilig achtte, maar kon helaas niets meer bereiken, dan dat de een voor den ander zijn zakdoek voor deu neus hield vanwege de opgcploegde modder. Daar zaten we. De kapitein seinde om hulp. Na eeni- gen tijd verscheen een stoomboot in de verte, die op ons aanhield. Dicht bij gekomen voer zij ech ter langs ons heen, terwijl haar personeel, ons uit lachte. Die boot was u.l. een concurrent op die lijn. Onderwijl wakkerde dc wind aan tot een zeer stevigen bries en toen we na een paar uur er over gingen denken te beproeven met een jol- letje naar Monnikendam terug te gaan, daagde er eindelijk hulp op in den vorm van een zeer kleine hoogaarts, die de 100 passagiers moest op nemen. Wanneer die overscheping op die zwab berende hoogaarts van al die gillende, door ma trozen vaak gedragen dames, met wier costuums de felle wind de zonderlingste fratsen uithaalde, èens gefilmd had kunnen worden, dan zou u nog nooit zoo hartelijk hebben gelachen. Eindelijk was de laatste passagier aan boord, gaf onze ka pitein zijn commando over aan den schipper en beloofde ons van Marken te zullen afhalen Het bezoek aan Volendam was om het tijdverlies niet meer mogelijk. Het zeil werd gehcschen. Toen we .echter uit de haven het ruime sop bereikten en de hoogaarts over de baren dobberde, dames van zenuwachtigheid gingen huilen cn de vele passa giers zachtaan tot dc overtuiging kwamen, dat dit wel eens hun laatste reis zou kunnen worden, daar telkens water oversloeg in die volle boot, kwam de gids, met wien ik ondertusschen goede maatjes was geworden naar mij toe en overlegden we, hoe wij de passagiers wat konden afleiden in deze heusch niet gemoedelijke.omstand'gheden. We klommen daartoe boven op de kajuit en be gonnen beurt om beurt een anecdote te vertellen. Dat sloeg in. Hét was alleen niet gemakkelijk de zelfde anecdotes in die verschillende talen zoo over te brengen, dat ze niets aan hun effect ver loren. Op eens zei hij: „Nou weet ik niks meer, mijnheer". En nog altijd herinner ik me zijn groo te gevatheid, om uit een paar losse, hem toege fluisterde zinnen een nieuwe anecdote met groot élan weer voor te dragen, waarbij hij dan harte lijk mcelachtc, omdat ze voor hem ook nieuw wa ren. Maar de passagiers vergaten ondertusschen hun angst en het zeeziek worden. Het was een dwaas gezicht, al die menschen, gezeten op tros sen, balken enz. cn de meesten plat op den bo dem van de schuit en de twee conferenciers ais marktkramers schreeuwend tegen den wind boven op die kajuit. Maar vroolijk zeilden we Mar ken binnen en voeren met de ondertusschen vlot geraakte stoomboot weer naar Amsterdam u-rug. MaarVolendam zag ik weer niet ennog niet. BRIEF UIT HET ZONNIGE ZUIDEN Cote d'Azure verschij ningen en verschijnselen door JAN DE GROOT U weet lezer (U kunt, u behoort het althans te weten) dat ik mijn land, mijn vaderland met al zijn merkwaardige wisselende weersgesteldheden uit de grond van mijn hart liefheb, ook al ver loopt de winter in een nat gcklieder waar )e ake lig van wordt en zomcrvacantie in een veertien dagen winterjas met slobkousen. Er waren dan ook andere redenen welke mij tot de Vlucht naar het Zuiden drongen, een drang overigens, het zij eerlijk bekend, waarmede ik niet al te veel innerlijkcn strijd- heb gehad. De overgang is een verbijsterend iets. Het ge- Viel dat het in Arasterdam mistte, ijskoud mistte over een sappig laagje halfgesmolten sneeuw, toen dc trein op een veel te vroog morgenuur startte. Duitschland baadde norscli In de regen. Zwit serland leek aanvankelijk veel op de kerstetalago van een suikerbakker, maar kreeg bij Kander- steg in de buurt een grimmig aspect, dat het landschap aan de Italiaansche kant van de S'm- plon niet verloor, alleen mceuwdo het niet meer, Menton, Promenade du Midi maar de volle zon stond aan een helderblauwe hemel. Koud was het, bar koud, daar in dc hoogte en afdalend naar de Italiaansche meren bleef de sneeuwwereld ons links en rechts van de rails ver gezellen.. En geloof me die gaat vervelen, voorat als Turijn geen enkele wijziging brengt. Je bent nu eenmaal op weg naar de zomci, althans naar een mild voorjaar en dan nog onder de Zuid-Fransche zee-alpen in dc winter te zitten met een douane-station"waarvan het bijbehooreii- de dorp door een lawine van elke gemeenschap verstoken- is, neen, dan wordt een mensch som ber gestemd en krijgt neiging om zijn teleursteh ling met een zonnig fleschje Ghianti in de res tauratie-wagen weg te spoelen. Maar de nacht daalde snel cn de beslagen ra men maakten het uitzicht niet dan na eenige in spanning mogelijk en de lust daartoe was me ver gaan, mede door de achtentwintig uur sporens, welke een n'et bepaald verkwikkende indruk op mijn gemoedsgesteldheid hadden achter gelaten-. Tot de beminnelijke Italiaansche, die mij al een poos je meehielp de Fransche taal op een ontstellende wijze om zeep te helpen, uitriep dat het niet meer sneeuwde. Ik meende dat het dat sinds het Zuider Simplon einde al niet meer gedaan had maar een plek in het glas met mijn handschoen openzeemend, be merkte ik haar bedoelen. We waren uit het sneeuwlandschap. De rotsen schoten, voor zoover we niet door tunnels ratelden, grauw en kaal langs ons. Even later stopte de trein in Nice (St. Roch). Het opgeverfde tweede hands treintje boemelde met vierkante wielen de kust langs naar Menton. Vi lief rancho Beauliou E'/.e Cap d'ail Monaco Monte Carlo de lichten der huizei» en lantaarns versierden dc gansche kust tot Cap Martin toe, dan eindelijk Menton. Een sneeuwvrije wereld, een nachthemel bezaaid met sterren, een gedeukte maan, oranje geel bo ven een kalme zee, palmensilhouetten in lantaun» licht, dan bracht een auto ons naar Villa Lucie hier aan de Valléc de Gorbio, even buiten het centrum van Menton. Prompt acht jaar geleden, stelde ik de volgenoe ochtend, na een stevige nachtslaap vast, was ik ook hier. We leefden toen een „vollée" verder op naar de stad toe, in dc Borrigo. Zou er veel veranderd zijn? De Boulevard is dezelfde gebleven, alleen op oe plaats waar de „Kiosquo" stond, het kleine mu- ziektentje waar 's morgens en 's middags gecon certeerd wordt, is een geweldig nieuw Casino in aanbouw. Iets verder op zijn de muzikanten lp een soort open kraam ondergebracht. Rondom staan de leunstoeltjes. De dikke Mentonasqu® „propriétairc" met haar zwart en grijs gestreept# rok en het platte hoedje op haar ravenzwarte ha ren is dezelfde. De acht jaren hebben haar r.ftuw» Kjks veranderd. Maar ik mis de krantcnvorkooper van de Matin cn het valt me op dat er niet zooveel gasten zijn als weleer. Malaise? Old England is in letterlijke z.n redelijk vertegenwoordigd. Waar zijn de vlot te jonge sportieve meisjes van het groote eiland? Slechts de ouderdom koestert in de beschutte hoek jes de stroeve botten in de zon. Ik slenter de Jardin puhlique In. Het Casino Municipal is gesloten. Malaise? Maar met koorts achtige haast bouwt men een nieuw. Zeker een of andere geheimzinnige gchl-politischc affaire. Ik ga het viaduct onderdoor en de Borrigo in. De bedding van het beekje is versmald, de weg Is verbreed. Dc brug bij het „Octroi" is van ge daante verwisseld. Vroeger hout, thans cement. Het muildierpad naar Sainte Agnés, onder de top van de Righii is autoweg. De „Russian Farm" «p de heuvel, waar herinneringen liggen aan voor treffelijke koppen thee, lijkt wel een kippenfon- kerij. Het pad er heen is een puzzle. Onze oude villa, heeft een barbierszaak in de voortuin ge kregen en op dat pittoresquo bergdorpje Cabrol- lés waar je slechts via een rotspaadje kon komen loopt een rammelende autobus in de plaats van 28 het oudo tentkarretje met het paard en het muil dier er voor en de zweepkletsende en „hiep" schreeuwende koetsier op de bok. Motor, asfalt, cement. Nuchtere zakelijke we reld. Cultuur. Noem het voor de drommel hoe u wilt. maar dc bekoring, de romantiek van Men- ton's achterland is voor goed naar de maan. Voor mij uit wandelt de vrouw van de melk boer. Ze schijnt me niet veranderd. Ik linal haar in. „Bonjour Madame, est ce que vous me recon- ©aissez?" (Herkent u mij nog?) „Bonjour Monsieur", zingt ze, haar oogen lachen onzeker. „Non, ah, non monsieur". Maar dan opeens: „Ah, oui oui Wc schudden handen en praten...... praten. Ik ben in een blije, baldadige stemming, als Ik afscheid heb genomen en langs de zee huiswaarts keer. Op het strand van grove kiezelsteen, waarover do zoo een luie branding sissend uitknult, zoekt een meisje naar schelpen. Dat is het eenige Jonge kind hier schijnt het. Francaise, denk ik hardop. Ik zei al, in een soort baldadige stemming te zijn, blij om de ontmoeting en dc herkenning van de Borrigo'sche melkvrouw. En me niet storend aan een voorbijwandelend echtpaar-op-leeftijd, Engelsehen hoor ik, roep ik overmoedig naar beneden: „Est ce quo vous cherchez votro bonheur, Ma demoiselle". (Is u bezig uw geluk te zoeken, juf frouw?) Een Engelsch meisje zou opgekeken, een snib bige toet getrokken en langzaam met het schelpen zoeken voortgegaan zijn. Niet aldus dit kind van het land. Ze staat recht, ziet me aan, lacht haar roode lJpjes opzij en al de witte tandjes bloot, Mon bonheurjuicht ze, non m'sieu, en ze BCliudt d'r bol dat haar pijpekrullen dansen. „Cest ici" (dat is hier), zeg ik en wijs met een pracht gebaar op ni'n hart Ze giert van het lachen. Maar we zijn samen een kopje café noir gaan drinken in do Hermitage met het uitzicht op dc blauwe zee cn ik was verzoend met Menton en do asfaltwegen naar de plaatsjes in de bergen en de rammelende, gierende autobussen. DIT EN DAT KEIZER FRANS JOZEF EN DE SOLDAAT De vroegere Oostenrijksche keizer, Jozef II, kwam op zekeren dag incognito en als burger ge kleed, van een rit terug. Hij was nu weer op weg terug naar Weenen. Een soldaat ging denzelfden kant uit, cn omdat de keizer niet alleen in burgerkieeding was, maar bovendien in een gewoon huurrijtuig reed, her kende do soldaat hem niet. „Mijnheer," vroeg hij, „mag ik meerijden?" „Ja zeker", zei de zoogenaamde meneer, „stap maar in, hoor!" De soldaat wilde op den bok gaan-.zittc.ii, maar de heer zei: „Kom maar hier, naast mei" De sol daat deed dat graag, en begon honderd uit t« vertellen. O.a. deelde hij mee, een paar dagen verlof to hebben gehad. Hij had die benut om naar zijn broer te gaan, die in Graz woonde. „En lekker gegeten, dat we hebben!" vervolgde hij. „U raadt nooit wót," „Nu. ik kan anders nog al goed raden," was het antwoord. „Je hebt gegetenbruine boo- ncn met spek?" „Iets veel lekkerders!" „Erwtensoep met krabbetjes?" „O, iets nog veel fijners!" Wat de heer ook opnoemde, hij raadde het niet „Nu, ik geef 't op," zei hij ten slotte, ,,'t Is moei lijker dan ik dacht" „Dan zal ik hot u vertellen: patrijs uit de kei zerlijke bosschcn. En fijn dat dat was! Gesmuld hebben wc!" en hierbij klopte de soldaat den heer vriendschappelijk op den schouder. Toen begon hij te vragen: „Woont u in Weonen ®n is u misschien koopman?" „Mijn woonplaats heb je goed geraden. Maar nu mijn rang!" „O, u bent dus militair. Officier zeker?" „Ju, maar een hoogc rang." „Generaal dan?" „Nóg liooger!" „Nnimaar dan," stotterde de sol daat cn viel sidderend op zijn knieën in het rij tuig„danmoet u de keizer zijn! O elrc, laat me uitstappen!" „Weineen, baasje. Dat zou dwaasheid zijn. Over «en paar minuten ben je immers thuis! Blijf er nu maar inzitten". Deze minuten schenen den ontzetten soldaat li re n toe. Toon hij eindelijk uitstapte en zijn woning bin nen ging, riep de keizer: „Dag, bedankt voor Je gezelschap. Maar niet meer stroopen, hoort" Je heeft liij niets meer omhanden! Nu is in de familieraad als volgt besloten: Nel aal voortaan de meisjeskamer schoonhouden, en mij Dinsdagsavonds helpen met strijken, 's Middags kan ze natuurlijk 'niet, cn haar vrije Woensdag middag wil ze er niet aan opofferen. Piet, Jaap en Douwc oioeten voortaan hun eigen bodden opmaken. Daar verkneuter ik me al iri, 't zullen ware vogelnest n worden! En vérder zullen Moeder, dc illusoire hit en ik het met vereende krachtén zien klaar te spelen. „Nou doet nóg niks, Vader," protesteerde ik. Maar Vader maakte gauw, dat hij de- kamer uit kwam. „Je ouwe Vader is al grijs van 't zwoegen voor jullie!" Het-zij zoo. Volgende week zal Moeder oen adver tentie plaatsen. Politieverzamelingen Straffe rookors worden er door hun echtgcnoo ten wel eens op gewezen, hoeveel geld zij in een jaar, ja, in tien jaren, wel niet aan sigaren ver- rooken, en hoeveel schoenen, overhemden en win terjassen zij voor dat bedrag al niet hadden kun nen koopen. Wij. willen de juistheid van deze overleggingen niet in twijfel trekken, om deze echtgcnooten niet tegen ons in het harnas te jagen. Neen, wij willen haar zelfs in deze overleggingen stijven, door haar ©cn kijkje te gunnen in het magazijn der Parijsehe politie. Bekijkt men de foto hiernevens, waarop schijn baar een verzameling wormen, slakken, slangen, munten, eteenen en kn'kkers zijn afgebeeld, dan sa) men zich afvragen wie ter 'wereld het in zijn hoofd krijgt, om een dergelijke gribus in allen ernst te fotografeeren. Het is echter geen gribus, friaar een gedeelte van de 30.000 wandelstokken en parnpluies, die de Parijsehe politie ongeveer elk kwartaal bijeen verzamelt. Het is de neerslag van de vergeetachtigheid cener wereldstad. Tot dergelijke resultaten komt men dus, als men sigaren, paraplu es, wét het dan ook is gaat optellen. Het is oen leerzame foto Een rechtgeaard Hollander laat omstreeks twee driemaal per jaar zijn parapluie staan zónder er acht op te 9laan, wélke plaats of gelegenheid hij daartoe benut, zoodat hij hem niet kan weerom halen. Ook in Parijs is dat zoo. Foei, die mannen! Als het alleen dé 9>garen maar waren, maar 't zijn óók de wandelstokken en parapluies! DOch eilieve, ziet eens: hebben wij het m:s, alé wij tusechen al dezê vcrgetenhèden slechts een betrekkelijk gering aantal heerenpavaphiles aantreffen, en constatoe ren, dat de tompouces verre in de meerderheid lijn? Wij willen op dit feit niet verder den nadruk leggen wij vinden dat onho'felijk maar vra gen ons toch af of wij het geldverlies-aan sigaren, door ons él dampende veroorzaakt, niet zouden kunnen uitspelen tegen liet chronische euvel onzer echtgcnooten, d'e nooit „iets om aan te trekken" hebben, en een kennelijke voorliefde hebben tot bet verdonkeremanen van tompouces? Men zwijgc in liefde over de mannelijke sigaar. Elike toespeling daarop maakt hem scherpzinnig. En wie weet of hij, peinzend starend in de blauwe, aromatische' rookkrinkels, daarin (geen overhem den en winterjassen, maar) buLtenhu sjes en met fimaak aangelegde zomertuiotjec in rook ziet ver dwijnen? Ach, laat ons liever niet optellen! BozuinJgen, bezuinigen! Iedere avond staat de krant er vol van, maar je Iet er toch nooit zoo eng op, voor 't aan je zelf raakt, vind ik. Vader heeft tien procent vermindering van sala ris gekregen. Nel ook natuurlijk, want 't gaat over hee! het onderwijs. Maar voor Vader is 't heel wat erger. „We moeten met z'n allen een© ernstig over be zuiniging gaan praten," zei Vader deze week, „laat Pit er ook maar eens bijblijven, H kan geen kwaad als ze hoort hoe dc eindjes aan elkaar geknoopt moeten worden." „Je raakt Ln eere, Pitje," zei ik in mezelf. Bozu'nigcn blijkt intusschen niet gemakkélijk te tijn. Moeder kan onmogelijk met minder huiehoud- gled toe, zegt ze, want juist dingen die je iedere dag noodiig hebt, zijn opgeslagen, suiker en vet b.v. ,,'t Is maar gemakkelijk als je nog niets ver- Ra, ra, wat is dat? dient," meende Jaap, „dan kan je niet verminde ren ook." Maar dat zit hem toch niet glad, want Douwo, Jaap en ik moeten ieder tien proocent van ons zakgeld missen, ,,'t Gaat in alle lagen van de maatschappij door," zuchtte Jaap, „Vader, en ik kom nü altijd al te kort!" „Dan zet je de tering maar naar.de nering," zei Vader. En Piet beweerde, dat studenten de parasie ten van de samenleving zijn. Ja, hij hee t gemak kelijk praten. Op zijn kantoor heeft nog niemand afslag gehad. „Doe maar zuinig aan met de nieuwe voorjaars- kleeren, vrouw," vermaande Vader, ,,'t kan heusch niet lijden." Och heden, ik zag m'n beloofde man telpakje al in rook vervliegen. Douwe zat sip te kijken. Hij is natuurlijk bang «lat hij straks niet naar de V.U. zal kunnen, want liij kan geen beurs krijgen, zooals Jaap. „Zou je Riek niet kunnen wegdoen, vrouw?", Informeerde Vader voorzichtig. Ik rilde. Verbeeld Je, Riok weg! Dan zou ik al het werk in hu s moe ten doen. O ntensolicn, dan zoek ik nog liever oen betrekking! Maar gelukkig, Moeder zei da,t dat onmogelijk gr'mg ,,'t Kón niet, Henk, Pit en ik kunnen samen onmogelijk een huis van tien kamers schoonhou den, en de wasch en 't naaiwerk er nog bij doen. P,it is nog een kind." Het kind Pit zat suikerzoet te knikken. „Maar weet je wat wél oou kunnen," ging Moe der verder, „een goedkooper meisje dan Riek zien te krijgen. Riok kan omdat ze de heelc dag komt, niet minder dan zo.«.n gulden verdienen. Als we een hit voor dc morgenuren konden krijgen waren we misschien voor de helft klaar. En 't scheelt nog in de kost ook." En zoo is het over mijn arme hoofd besloten. „We zullen allemaal een handije moeten helpen," stelde Vader vast, „laat de jongens ook maar ge rust eens aanpakken, Moeder." Ik lieb vurig zitten verzinnen wat de jongens allemaal zouden kunnen doen, maar dat valt tegen. Ik wou Douwc en Jaap voortaan laten am- wasschen, maar Moeder wil t niet hebben. En ze •wil ook niet hebben, dat Piet de aardappels schilt. Kon hij anders best doen, als hij 's avonds thuis 29

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 14