ZONDAGSBLAD i*' kleurter-Kranlje Voor knutselaars EEN PAPIERSTANDAARD We begingen den uitslag bovenste tcekening op stevig karton over te brengen. De stippel- We zetten het geheel'met losse plakstrookjes in elkaa-. \oor het voetstukje snijden we twee recht hoeken, waarvan de een V2 c.M. en de ander 1 c.M. buiten den bodem uitsteekt. Het kleinste stuk dus 9X3, het grootste 11 X 5 c.M. Beide rechthoeken plakken we eerst stevig op elkaar en daarna bevestigen we den standaard er op. Het geheel beplakken we met leder-Imitatie. Langs één zijde maken we een kokertje van lin nen. H er kan een potlood ingestoken worden. Oplossing van de rebus in het vorige nummer Bij de vraag, wat wij beleven, geldt niet zoozeer wat er om ons, als wel, wat er in ons gebeurt. Letterraadsel Mijn geheel bestaat uit vijftien letters en duidt aan een verzameling van voorwerpen ter bezich tiging. lijnon zijn ritslijnen. Ook (1® lijn, waar de bodem van de opstaande zijde Jt, moet geritst worden. t Romeinsch cijfer voor het getal 160. 8 Kegeldragende, altijd groene naaldboom In Midden- en Noord-Europa. Eene omheinde of afgesloten streek bouwland, dat veelal aan onderscheidene eigenaars toe behoort. 4 Naam van zekeren boschgod, In 't gevolg van den wijngod, met krommen neus, spitse ooren, puntig baardje, borstelige haren, korten staart en bokspootcn. Naam van een plant met sierlijk geteekende bladeren en lieve bloemen, zoo genoemd naar den Franschen kruidkundige, Michel Begon. Min of meer gevoelloos maken door een slag op 't hoofd, koude, 'n middeltje enz. 7 Platte pan om de eetbare, meelachtige vruch ten van den lammen kastanjeboom te rooste- 8 Het te zoeken woord. 9 Tocht naar het Heilige Land, van het einda der 11e tot het einde der 13e eeuw. 10» Voorraad kleedingstukken, die iemand tot zijn beschikking heeft; de kleedkamer van een gebouw, enz. 11 Tasch van gone, katoen enz. vervaardigd, die nend om er het door malen verkregen poeder van graan- en peulvruchten in te bewaren of 12 Inzinkingen tusschen bergen geklemd. 13 Een schoone, zwarte delfstof die zeer hard is en voornamelijk gebezigd wordt tot het ver vaardigen van sieraden als kettingen enz. 14 Te gering van wijdte of ruimte; om bang van te worden. 15 Afkorting voor de eenheid van ons stelsel van gewichten zijnde de zwaarte van 1 c.M3. gedis tilleerd water op den hoogsten graad van dichtheid. Spelletjes en Oefeningen voor de winteravonden Wie zegt mij na in 10 tellen 10 keer achter ©ïkaar: Wij wijze wijven willen wel witte wollen wan ten wasschen, wisten wij maar waar warm water waa. of: Wij waren wale weezen Wale weezen waren wij. Nog een: Wie weet waar Willem Wouter woont? Willem Wouter woont wijd weg. en: compliment van compliment en compliment laat vragen of compliment bij compliment een kopje thee komt halen. WIE PLAATST IN HET ONDERSTAANDE DE TEEKENS Die zijn weetje wel te weten goed weet weet zijn weetje wel te weten niet zoo goed als «lie zijn weetje wel te weten beter weet. Duimelot Een verhaal voor Kinderen Om voor te lezen III. Zoo droeg de heer hem in de wagen. Daar gaf vader hem nog een kus, en Duimelot fluisterde hem in het oor: „Maak U niet be zorgd, ik kom wel weer terug! Weet U, een flinke kerel slaat zich overal doorheen." Maar de vader was het toch vreemd te moede, en het liefst had hij al het geld terug gegeven, als hij niet gevreesd had, uitge lachen te worden. „DéagDaégriep Duimelot, „de groeten aan moeder." Dat be loofde vader hem, en toen werd Duimelot in het rijtuig gedragen, en de vreemde heer reed met hem weg. Nauwelijks was die met hem alleen, of hij deed de deur naar Duimelots kamer al open en bekeek hem steeds maar weer en steeds maar weer. „Maar dat is geweldig! Dat is geweldig, dat ik jou heb, mijn kleintje!" zei hij tegen hem. „J(j bent een reuzenkerel. Door jou zal ik een rijk man worden. Schit terend! Binnen vier weken heb ik 100.000 gulden aan je verdiend, dan bezit ik genoeg. Dan koop ik een mooi landgoed en hoef me niet meer over die lui van het circus nijdig te maken.Jij, mijn kleine schatteboutI Jij heerlijk dwergenkind! Jij bent de koning van alle dwergen „Zijn er dan nog meer dwergen?" vroeg Duimelot hem. „Zeker, kleine man, zeker zijn die er! Maar niet één zoo'n kleine peuter als jij bent. Weet je, al had ik óO.OOft daalders moeten betalen voor vier weken, ik had het geld gegeven, want met jou verdien ik in het circus gemakkelijk het tiendubbele, als ik wil. O, wat was je vader dom! O, wat was die oude man dom!" „Doe de deur dicht! Het tocht!" schreeuw de Duimelot. Ontzet deinsde de directeur terug en zei: „O, o, o! Wordt maar niet on geduldig, kleintje. Ja, ja, ja, ja, ik doe ze al dicht. Zie je wel? Zie je wel? Nu is ze al dicht. Zoo, nu kun je geen kou vatten, mijn lieveling, mijn schat je, mijn pracht- ventje! Zoo, rust nu maar uit, zoodat je je niet te veel vermoeit." O/ hij deed de deur naar Duimelots kamer al open. Duimelot was nog heelemaal niet moe, hij had zich alleen maar vreeselijk geërgerd aan de man, die zijn vader dóm genoemd had. Wacht maar, dacht hij, jij houdt mijn vader, die toch veel te goed is voor zoo'n mensch als jij, voor dom. Wacht maar, ik zal je laten sien, dat ik slimmer ben dan jij. Het rijtuig rolde snel langs een straatweg. Nu ging hét door bosschén, dan weer langs weiden eri vëlden, maar geen oog liet de directeur van het sigarenkistje af. leder oogenblik keek hij door het raam, om te zien of Duimelot er nog wel in was. En even dik wijls deed hij de deur een eindje open en vroeg: „En gaat het nog goed met je, kleintje? En je moet toch niet hoesten en bent toch niet verkouden?" „Deur dicht!" riep Duimelot dan telkens luid. Hij had er geen zin meer in, oni met die man te praten. „Och mijn ventje", smeekte de directeur ten siotte: „Zeg me toch alleen maar, hoe het met je gaat!" „Deur dichtschreeuwde Duimelot weer zoo hard hij kon. „Ja, ja, ja, ja," riep de direc teur heelemaal ontzet uit en deed het deurtje gauw weer dicht. Eindelijk kwamen zij in een stad. Huizen rechts en huizen links. Andere rijtuigen kwamen hen tegen of reden in dezelfde rich ting, trams gingen bellend voorbij. „Als er maar geen ongeluk gebeurt I Had ik mijn prinsje maar vast goed en wel thuis!" zei de directeur zachtjes in zich zelf. Hij nam het sigarenkistje voorzichtig van do bank en hield het met beide handen vast. Angstig keek de directeur dan uit het ééné, dan uit het andere raampje. Een schrik doorschokte hem telkens, als een ander rij tuig voorbij het zijne joeg. Hoe licht had dat een botsing kunnen worden en hoe gemakke lijk Duimelot daarbij beschadigd kunnen worden (Volgende week verder.) Volks-vers-je Schoen-lap-per-tje zou uit lap-pen gaan, 's A-vonds al in de lich-te maan; Zoo stak hij er zijn naal-de-tje, Zoo trok hij er zijn dra-de-tje, Zoo sloeg hij er de pen, de pen, Denk je, dat ik niet lap-pen en ken? 24 m il o Ibetioorende bij NIEUWE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG 20 JANUARI - No. 3 JAARGANG 1934 't Gekrookte riet Het eekrookte riet *al HU niet verbreken, en het rookende lemmet aal Hy niet uitbltia- achen, totdat HU het oordcel zal uitbrengen tot ©verwinning Mattheus 12 20. Dit woord, aangehaald uit do profetieën van Josia over den Knecht des Heeren, den beloofden Messias, op wien de Geest des Heeren zou rusten, teekent eeuwen te voren het -einddoel van het ver lossingswerk des Heeren Jezus Christus. Zijn komst in de wereld in de staat der vernedering, zijn diep zinnig en toch zoo eenvoud g onderwijs als hoogste Profeet, .zijn priesterlijk lijden en sterven, zijn koninklijke opstanding tot den staat der verhoo ging, zijn hemelvaart en zitten aan de rechterhand Gods, des almachtigen Vaders, zijn voortdurende werkzaamheid door Woord en Geest, zijn weder komst In glorie, om de vierschaar te spannen, heeft, alles het ééne hooge doel, om het oordeel tot overwinning uit te brengen. Het woord „oordeel" brengt ons in de sfeer van *t Recht. 't Gaat alles in de wereld tin onder de monschcn niet toe naar den eisch van 't heilig Recht. Er is zóóveel ongerechtigheid op elk levensterrein, zij heeracht daar niet zelden zóó onbeperkt, de zedelijke beginse'en doen zich dikwijls zóó Weinig gelden, dat het profetische woord óns telkens voor den geest komt: „Daarom is hét recht achter waarts geweken, en de gerechtigheid staat van verre; want dr waarheid struikelt .pp do straat, eh wat recht .is, kan er niet ing^abi^ Onder zulk een krom en verdraaid geslacht is de Christus nu opgetreden, orri in den weg van verzoening door voldoening aan hot geschonden Recht, het majestueuze, Goddelijke Recht weder tot eer en-heerschappij te brengen, principieel is dit machtigeWerk- o.j Golgotha volbracht. Hot kruis is de-triomf van Gods Recht over de ongerechtig heid der wereld. Deze triomf moet echter doorwer ken onder de-menschheid die er In haar geheel - [nog fang niet voor gewonnen is, en er ook nooit in .haar geheel voor 'gewonnen', zal worden. Maar de werking van den- prinfcipicolen triomf open baart zich dan toch hierin, dat overal waar de Christus in 't gewaad desevangelies verschijnt, Hij er altoos optreedt als een oordeolende,- d.w.z. als éen scheiding-makende macht. Hij werpt 'le menschheid in twee deelcn of groepen uiteen: in aanhangers cn tegenstanders van 't Goddelijke Recht, wier beginselen nooit met elkaar te ver zoenen zijn. Vandaar de eeuwenlange worsteling tusschen 't heilig Recht waarin God behagen schept, en de mensche "rijke ongerechtigheid, die telkens weder als een niet te stuiten stroom de overhand neemt. Desóndanks zal de oindtriomf in dezen gigantischen strijd aa.i Christus zijn naar de profetie dat er een dag komt, de jpngste Dag, waarop de Christus voor aller oog het oordeel zal uitbrengen tot overwinning: een nieuwe aarde bloeit dan op, waar enkel gerechtigheid woont! Door welke machtsmiddelen zal Hij dit schior Ongeloofelijke resultaa* bereiken? Volstrekt niet door kracht, dwang, of geweld zal het geschieden. Evenmin door zijn majesteit in uitwendigen glans oogverblindend te doen schitteren en aldus de aan dacht op zich te vcs.igen. Ook niet door het zoeken van publiciteit, want Hij wil zich niet aan de wereld opdringen; oven te voren had Hij juist kranken genezen en hun jcherpéUjk geboden, dat zij Hem niet openbaar zouden maken. Hij heeft er geen behagen in met Parizeen en anderen tc rede twisten of zijn slem op do 'traten te verheffen. Tor zijner beschikking staat een kracht die allo andere te zaïnen verre te boven gaat, do hartver- ovorende kracht Ier rntferming, die geen ophef maakt, maar in alle stilte wonderen van herschep ping werkt, zij wordt in het tekstwoord beschre ven: „Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en het rookende lemmet zal Ilij niet ultblusschen, totdat Hij het oordeel zal uitbrengen tot over winning". 't Gokroókto riet is, met terzijdestelling van alle valsch vernuft, een beeld van 't geknakte, dat in eigen kracht gebroken is. 't Is oen beeld van den mensch, die voor zijn God niet langer fier opge richt staat om zich zeli te handhaven, maar zich van zijn onvermogen bewust geworden ia en Slechts met neergebogen aangezicht, in schuldbesef verslagen, voor de hoogste "Majesteit kan treden. Een beeld van den mensch, die zich zelf bij Gecs- teslicht" heeft leeren kennen in zijn innerlijke ge brokenheid, óók in zijn volstrekte waardeloosheid en verwerpelijkheid voor den hoogen God. Een beeld van den mensch, die met zijn strompelende voeten de hoovoardige Farizeën met hun lange schreden niet meer bij kan houden, maar in tolie- naarsgestalte de oogen nauwelijks ten hemel waagt te heffen en alleen op genade durft hopen en pleiten. 't Rookende lemmet vult deze gedachte nog aan. *t Is een walmende vlaswiek, die op bezwijken staat, en daardoor 't beeld van den mensch, voor wien geen hoop-op behoud meer schijnt te zijn, maar die in donkerheid dreigt onder te gaan. Kwijnende levens, die naar menschelijk oordeel geen toekomst meer hebben. Waarlijk geen fakkel dragers, die aan de spits der menschheid wandelen óm haar den weg te wijzen, maar kleinen in eigen en anderer oog, die ergens i. de achterhoede weg schuilen, behoeftigen en nooddruftigen ,die eigen lijk niet meetellen in een wereld, dié de kracht als een halfgod bewierookt,... 't is het armoedig eri ellendig volk, waarvan de psalmist telkens zingt. Voor zulke gekrookte .rioten en walmende vlas wieken had Christus een woord van ontferming. De orf!cieele geestelijke leidslieden gingen achte loos aan hen voorbij, 't loonde de moeite niet naar hen om te zien en hun herderlijke zorg aan die zuchtende lieden te besteden. Zij hadden voor hen geen opbeurenden troost, maar legden hen gebo den en lasten op, te zwaar om te dragen, zoodat zij -geen raad meer wisten cn geen enkele deur der hope voor z'-ch, il was -het op een kier geopend zagen,.., de gekrookte rieten werden door die ruwe handen, gebroken, cn de rookende vlaswieken door dié plompe voeten uitgetrapt. Jezus daarentegen wendde zich bij voorkeur tot die kleinen, ingézonkenen en zuchtenden. Hij sprak het „zalig" uit over de armen van,geest en beloofde hun de weldaden van zijn hemelsche Ko ninkrijk; ovor.de wosrens hun zonden treurenden, en verzekerde hun. dat zij vertroost zouden wor den; over de zachtmoedicen. die zich zelf n et doen gelden, en toch eenmaal het aardrijk zullen beërven; over die hongerden en dorstten naar de gerechtigheid, en vePzadïgd zouden worden; ook over de barmhartigen en de reinon van hart, de vreedzamen en vervolgden om der gerechtigheid wil.... voor al deze kleinen had Hij oen bemoe digend woord en ze'fs een rijke belofte, waardoor zij innerlijk opleefden. Ilij stond 'n 't midden des volks en lokte uit de massa juist de gekrookte rieten en rookende vlaswieken naar voren: „Komt herwaarts tot Mij, allen, die vermoeid en beladen zijt, en Ik zal u rust geven!" De gekrookte rieten, Hij heelde ze. De-rookende vlaswieken, Hij lilies 7.0 aan. De versehovenen werden de uitgelezen kring, dien Hij rondom zich, vergaderde en die in do latere eeuwen aangegroeid is tot Zijn duurgekoch te Gemeente, waarin aanvankelijk het heilig Recht des Heeren tot gelding gekomen is. In haar aanzijn op een aarde vol ongerechtigheid ligt de zekere waarborg, dat te zijner tijd het ooi-deel door Hem zal uitgebracht worden tot overwinning! Christus' ontferming zal steeds de sterkste zijn. Het is de cure der Gemeente, dat deze Geest der ontferming in haar uitgestort is en zij iets van haar'roeping yerstuat: met ontferming bewogen to zijn over het zwakke en liiilpéloózo, dat zich zelf niet door het léven kan slaan en ook met eigen wijsheid niet tien weg des vredes kan vinden. Christus heeft geleerd het gekrookte riet niet tc verbroken, en de rookende vlaswieken niet uit 'o blusschon. Wij dariker er onzen God voor, maar zonder zelfbehagen, dat do Geest der ontferming in meerder of minder rijke mate over de Christe lijke gemeente vaardig is. Gekrookte rieten,.... wat zijn er voel! Onze kranken, beproefden 011 geslagenen. Onze weduwen en wee/.eh. Onze alcoholisten en in zede lijk opzicht verdoolden, gestruikelden cn gevalle nen. Onze zwervers, landloopers en andere gedo- classeerden. Rookende vlaswieken,... wat'zijn er veel! Gij denkt aan de deerniswaardige krankzinni gen, zwakzinnigen, idioten, aan de kinderen, die boeten voor de zonden der ouders, aan de gebrek- kelijkon en misnmakten, aan de blinden en stom men ,die zeker" niet in de rijen der krachtmen- 'schen behooren. Breekt die rieten niet. Bluscht die vlaswieken niet uit. Laat hot ons oen voorrecht zijn, gedrongen door de liefde van Christ ui, die ellcndigen naar lichaam en geest aan te raken met iets van Zijn gadelooze ontferming, wij werken dan in do lijn van Hem, d:e het oordeel zal uitbrengen tot over winning! Scheyd-Liedt Dichter onbekend (begin 17de eeuw) De(n) tijd is hier dat men scheiden moet(en), En niet langer zal mogen zijn hijeen, Hoewel 't ons valt pijnlijk, ende onzoetcn 1 Zoodat wij droevig zijn, ja tot geween. Wij mooton ons poch tans te v red (en) stellen En ons hiermede troosten allegaar,® Dat wij 8 hierna(ar) weer hopen te verzeilen In 't Hemolsch rijk in vreugden met malkaar. Wanneer wij daar "ergaderd zullen wezen, Daar mer. gelijk gemeste kalveren blij Opspringen zal, van alle druk genezon Dan zal mén zijn geheel van t «cheider. vrij. Laat ons altijd dit houden in gedachten, Verzuimen noch vergeten nimmermeer, Dat wij met aldèr neerstigheld 6 betrachten Oin namaals te vörgad'rén bij den Heer. Daar wij altijd(s) in vreugden zullen blijven, En met geen seheiden immer zijn bezwaard. Elk drage zórg, dat hij in 't goed' mag blijven. Opdat hij daar hierna mee zij vergaard. Zoo wij hiorna aldaar vergaren willen En nimmermeer weer scheiden daarvandaan, Wij moeten hier 't zijn fabulen noch brillen 6 Van wereld, zond' en boosheid scheiden zaan.7 Wij moeten ons alzoo tot aller uren 8 Bereiden, cn zoo op ons hoede staan,® Alsof ons leven niet zou langer duren Als oen uur tyds, die snellijk loopt voortaan.10 Men moet altijd ijn lendenen omgorden, En 'a Heeren komst altijd zien tegemóe'; Niet achteloos noch ook vergetel worden Des tij'ds, wanneer het scheiden wezen moet. DeHeer die nimmer schcidct van do(n) Zijnen, Zal ons dan van Zijn schapen scheiden niet. Wanneer Hij in de wolken zal verschijnen, En van de goën ie kwade(ri) scheiden ziet. Gelijkorwijs de herder van de scluipen De bokken scheidt, en niet bijeen en laat, Zoo zal de Heer al Zijn-getrouwe lampen 11 Ook scheiden van d'outiouwe knèch'en kwaad. Oorlof12 hiermee, mijn vrienden jong van jougden, In deugden wilt toenemen aldermecst Zoo zal de Heer Zijn eeuwig rijk en vreugden Gemeen maken u door Zijn Heil'gen Geest. Het Hyper Liedtborcxken, 16G& ie druk WZ4). Hel negende Lie deken Is een Scheyd-Liedt (Ochect). 1 Moeilijk; 8allemaal; 8 Dat wij ons; 1 vergezel schappen; r' met alle vlijt; 8 't zijn geen verzinsels (een rederijker „stoplap"); 7 spoedig; 8 te aller ure; 8 blijven; 10 (stoplap); 11 volgers jongeren; ".„Prince" óf „Oorlof' („vaarwel") was de aan vang van de slot-inzet van een rederijkers-) lied; vgl. Oorlof mijn arme schapen" iu het Wil helmus. 17.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 11