til CU A t r DE DINGEN DIE OM ONS ZIJN Een nieuw jaar en een nieuwe taak door G. Sevensma-Themmen Bij de opening van de Christelijke Industrie ën Huishoudschool te Groningen, op don laststen November, van het vorige jaar, wees de directrice van die school in haar rede onder meer ook op de zwaardere eischen, die onze tijd van bezuini ging en versobering stelt aan de vrouw, toen zij zeide: „Vooral onze tijd stelt zulke groote eischen aan de vrouw. Hebben we een tijd van betrekkelijke weelde achter den rug, als alle voorteekenen niet bedriegen, wordt het weer een geheel andere tijd en zullen ook de vrouwen de handen uit de mouw moeten steken, zich aan moeten passen aan ge heel nieuwe verhoudingen en met veel minder inkomen, hetzelfde of zelfs meer moeten geven". Aan den ingang van dit nieuwe jaar zullen vele vrouwen de waarheid van die woorden in de oogen moeten zien. We zijn nog zoo gewend van crisis te spreken als van iets, dat voorbij gaat, velen denken: we leven nu al een paar jaren in den druk, het zal toch wel weer eens beter wor den, we hebben nu al zooveel prijs gegeven, dat we vroeger wel konden doen, dat kan toch maar niet zoo voortgaan, het oude komt wel weer te rug. Maar met zulk een redenoering misleiden we ons zelf. Want het blijkt zoo langzamerhand wel, dat de inzinking van de volkswelvaart maar niet van voorbijgaan den aard is, zooals in de deining van den golfslag hoogte en diepte elkander afwis selen, maar dat bijna ieder zich moet instellen op een ander levensniveau, op een andere ver houding van inkomsten en uitgaven. En dat is moeilijk. Moeilijk voor den man, die over de groo te dingen gaat, over het inkomen in z'n geheel, ©ver de uitgaven voor z'n zaak, voor z'n huis, enz. Maar ook moeilijk voor de vrouw, die tailooze keeren per dag de portemonnaie te voorschijn moet halen voor de kleine uitgaven. Als het maar het rekensommetje was: zooveel procent gaat er van hot geheel af, dus zooveel procent ook van ieder onderdéel en klaar is Kees. Maar zoo een voudig is de zaak niet. Wat bij de staathuishou ding in het groot gebeurt in dezen tijd, nl. dat er uitgaven zijn, die niet verminderen, maar zelfs grooter worden, dat gebeurt er in de gewone huishoudingen in het klein toch ook zoo vaak: er zijn posten, waarop niet bezuinigd kan worden, posten zelfs, die groeien, zoodat de vrouw van het mindere meer moet geven. Hoevele malen wordt er ook niet bij haar aangeklopt, een be roep gedaan op haar offervaardigheid bij allerlei collecten, die gehouden worden? En dan verder, hocvelen kloppen er ook niet aan haar deur om hulp en steun? En vooral die laatste gevallen, kunnen het haar zoo moeilijk maken. Want er wordt vooral in de stad, zooveel op haar losge laten, dat geen steun verdient, er komen brutale, jonge kerels, opstandigen, uitgeslotenen, vrijpostig de huisdeur binnenstappen, als ze kans zien en sommeeren om te koopen van wat zij nog zoo goed zijn aan te bieden. En deze gevallen zijn de moeilijkste nog niet. Maar de twijfelnummers, bij wier verhalen je je blijft afvragen: ja, is het nu zoo of is het niet zoo. Och, er is een gemak kelijke methode,, die zegt: nooit geven aan de deur, nooit koopen aan de deur. Zeker, dan ben je er af, en in onzen tijd, waarin door allerlei vereenigingen en comité's georganiseerd helpend cn steunend werk wordt verricht om van on ze diaconieën nu maar te zwijgen is de veilig ste en meest paedagogisehe methode dikwijls om den weg daarheen te wijzen. Maar er zijn toch ook nog altijd stakkerds, wie de weg daarheen op de een of andere wijze versperd is, die zijn aangewezen op wat ze verdienen of krijgen aan de huizen, die op deze wijze de jaren door reeds hun schamel kostje opgehaald ..ebben, en die nu te onderkennen uit den grooten sleep, die langs trekt, die niet weg te sturen, maar te helpen op de juiste wijze, dat eischt een fijne intuïtie, èen groote menschenkennis, liefde en moed. Moed, ook na teleurstellingen, die zeker niet zullen uit blijven. Moed om zichzelf dingen te ontzeggen, waar je toch eigenlijk zoo op gesteld bent en die niet eens heelcmaal tot de luxe gerekend kunnen worden, moed om te blijven geven aan vereeni gingen, aan allerlei instellingen, ook al hoor je wel eens hier en daar een verhaal, dat het geld terecht komt bij mcnschen, die het misschien niet eens zoo noodig hebben, terwijl anderen, enz. Moed, orn niet te denken, als er weer eer. ver laging in 't zicht is: nu is het welletjes geweest, nu moet een ander er maar eens voor zorgen, nie mand kan meer van mij vragen Ook do vrouw wordt in deze dagen geroepen tot het of- Ier, maar als zij dat offer uit :iefde brengt, zal ze dikwijls zelf verbaasd staan over het vele, dat zy kan doen van een gezinsinkomen, waarvan -1 Zonsopgang, Foto Stefan Jasienski ze vroeger misschien alleen nog niet kon rond komen. Want de vrouwen en moeders van dezen tijd maken in vele opzichten een harde leerschool door! Hoevelen van haar hebben in den tijd van de hooge inkomens niet een zelfstandige positie gehad met een financieele ruimheid, minstens even groot als die van den man! Zij zijn gewend geraakt aan een zekere vlotheid van geld uitge ven voor zichzelf en voor anderen en wanneer zij bij haar huwelijk den moed hebben gehad, om tegen den geest van den tijd in haar eigen posi tie op te geven, zich in te stellen op één inko men, dat voor alles moet dienen, dan hebben ze zich' zelf daarmee een grooten dienst bewezen voor den tegenwoordigen tijd. Want nu is de har de noodzaak er, nu wordt de vrouw niet meer de keus gelaten, of ze om des beginsels wille alleen maar de taak van vrouw en moeder kiest, nu staan er tientallen op haar plaats te wachten en wordt ze in vele gevallen door haar huwelijk automatisch uitgeschakeld. Daarom deinzen velen voor den beslissenden stap terug: er zijn zooveel bezwaren, het salaris van den man is maar zoo klein, er dreigen nog zooveel wolken aan den horizon, nu is het alles nog zoo veilig en goed, ze hebben allebei nog hun inkomen, ze kunnen eigenlijk eigenlijk nog doen wat ze willen, na tuurlijk niet meer zoo als een paar jaar geleden, maar, och, als je alleen voor jezelf te zorgen hebt, dan gaat het nog wel. En daarom daarom durven ze den grooten sprong niet aan! En nu zal er wel niemand zoo dwaas zijn, tot een onberaden huwelijk, ook in financieel op zicht, te adviseeren. Maar als de vrouw liefheeft, dan zal zij niet uit gehechtheid aan luxe, aan geld, aarzelen, dan zal zij zich met een blijmoe dig hart instellen op haar nieuwe taak, die veel van haar vragen zal misschien, veel van haar kracht, haar overleg, haar energie, van haar lief de bovenal, maar die haar daarin ook veel vreug de geven kan. Dan zal zij ook ondervinden, dat er in het leven nog ander geluk is dan het ge kleed gaan naar de laatste mode of de duurste toilet-artikelen gebruiker^. Alleen zij moet sterk zijn, sterk in geloof, sterk in hoop, sterk in lief de sterk in haar God. De opgroeiende vrouw voor die taak toe te be reiden, is ook mede het werk van onze Christe lijke Nijverheidsscholen voor Meisjes en het was daarom heel goed gezien van de directrice te Groningen, om bij de opening van de Industrie- en Huishoudschool niet alleen de aandacht te vragen voor die school cn de feestelijkheid cn alle goede dingen, daaraan verbonden, maar die ook te richten op de eischen van het vrouwenle ven in den tegenwoordigen tijd. Want de school heeft tenslotte niet haar doel in zichzelf, maar in de bekwaammaking tot het leven, dat volgt. Uit het leven en den ar beid van J. G. Scheurer Gré van Ast Zijn grondleggcnd werk voor de medische Zending in Ned.-Indië. een man, die onwrikbaar vasthield aan de beginselen, die Gods Woord hem leerde kennert-cn die van die beginsel vastheid meer dan eens duidelijk bewijzen gaf. A. W. F. IDENBURG. Scheurers jeugd. De kleine Jan Gerrit, geboren 3 Maart 1SG4 te Borculo, een klein stadje in Gelderland, was de cenige zoon van het echtpaar Scheurei—Van Doesburg. Hij groeide voorspoedig op, tusschen zijn drie zusters: Hendrika, Maria en Wijntje. De kinde ren werden eenvoudig, degelijk opgevoed door hun ouders. De tucht ontbrak niet in het gezin, maar evengoed was er de gezelligheid, die ouders en kinderen nauw verbond. Moeder Scheurèr hield veel van haar zoon, en omgekeerd de zoon van de moeder, ook toen hij opgroeide tot jonge ling en tot man. Jan was een echte jongen, niet bang eens een streek uit te halen. Onder zijn speelmakkers was hij gewoonlijk de aanvoerder. Hij hield van jagen, visschen en paardrijden en niet minder van grappen uithalen. Op de school van zijn vader ontving Jan het lager onderwijs. Het was oen openbare school, maar waar toen nog gebeden, en de Bijbel werd gebruikt. Naast school- en huisopvoeding genoot Jan nog een andere, waarvan veel invloed uitging op zijn ontwakend jongenshart. In Jans jeugd, woonde er in Gclselaar, een dorpje onder de rook van Borculo, een boer, die ouderling was bij de Christelijke Geref. Kerk. Kolkman heette hij. Kolkman las veel. Geestelijke lectuur, reisverha len en boeken over natuurkunde. Vandaar dat deze man goed onderlegd was. Zondagsmiddags hield Kolkman Zondagsschool met de kinderen van Gclselaar. Hij kort prachtig vertellen. De Bijbelverhalen schilderde hij voor de jeugd, zoo prachtig, dat Palestina in gedachten voor hen lag, ja, hij nam de kinderen zelfs mee naar de hemel. Op de Zondagsschool hoorden de kinderen ook verhalen over Zending. En niet alleen om te luisteren waren ze daar, ze mochten spreken met Kolkman als er iets was, dat ze niet begrepen. Zoo vertelden ze hem wat Ds. Snel, de moderne predikant, leerde op de catechisatie. Dat onderwijs kwam niet overeen met dat wat Kolkman leerde. De Zondagsschool onderwijzer gaf dan raad en leerde hen onder scheiden. Jan Scheurer leerde op de Zondagsschool de Bijbel kennen. Daar werd ook geboren de liefde voor de Zending. Zijn begeerte om Zendeling te worden. Toen Jan echter bij zijn vader kwam met hef Verzoek Zendeling te worden, wilde deze daar niet van hooren. Jan moest het onderwijs dienen. De normaalschool in Borculo bezocht hij. Les in de Fransche taal kreeg hij van Ds. Klomp, een streng orthodox predikant, die in de plaats was gekomen van Ds. Snel. Jan vond het vreeselijk onderwijzer te moeten worden. Maar hij gehoorzaamde. Aan de school van zijn vader kwam hij als kweekeling. Van daar ging hij naar de school te Nieuw-Vennep in de Haarlemmermeer. Met tegenzin deed hij zijn werk, want diep in z'n hart was er het ideaal: Zendeling, 't liefst Zendelingarts te worden. Daar ln Nieuw-Vennep werd de jonge Scheurer ziek.- Hij kwam naar huis. Twee doktoren hadden 4 gezegd, dat hij de tering had. Maar de oude hul» dokter van de familie Scheurer, die Jan 'n be handeling kreeg, ging gelooven, dat de jongen heelemaal niet. ziek was. Hij dacht eerder dat er iets was, waarover de jongen praltkizeerde. Toen heeft vader Scheurer met zijn zoon van hart tot hart gesproken. En Jan bekende, geen onderwij zer te kunnen zijn, liever werd hij schoorsteen veger. „Maar wat wil je dan worden?" vroeg z'n va der. „Zendeling", zeide de jongen. De ouders zagen nu wel in, dat zij niet langer mochten weigeren. Zij gaven hun toestemming. Jan herstelde van zijn ziekte. In het Zendingshuis der Utrechtsche Zcndings- Verecniging werd de jonge Scheurer, in het jaar 1883, opgenomen als Zendeling-kweekeling. Zijn bestemming was Nieuw-Guinee. Maar God leidde zijn weg anders. Drie jaren later bracht de Doleantie de gemoederen in beweging en de jonge Scheurer volgde de strijd met -belangstel ling. Hij stond op 't punt eindexamen te doen. Daarop zou de uitzending naar het Zendingsveld volgen. Maar dan moest hij de reglementen der Ned. Hcrv. Kerk onderteekenen. Dat kon hij met zijn geweten niet overeen brengen. Na moeilijke dagen en veel strijd nam hij ontslag als leerling ,van de Zendingsschool. Daar stond nu de jonge man. Inplaats van zijn einddoel bereikt te hebben, was hij zonder werk, zonder toekomst. Doch in zijn hart leefde nog sterk het vertrouwen, dat God niet zou laten va ren het werk Zijner handen. Tijdens zijn studiejaren had Scheurer zich ver loofd met Gerritje van de Riet. Ook zij stond nu voor een onbekende toekomst. Het meisje had zich reeds losgemaakt uit haar betrekking om zich voor te bereiden op haar komende huwelijk en haar vertrek naar Indiö. Haar leven als Zen delingsvrouw, aan Scheurers zijde, droomde ze reeds lang. En ineensgebroken was haar ideaal. Toch ging ze, evenals haar verloofde, vol vertrouwen, gehoorzaam Gods weg. En God be schaamde hun hoop niet. Op een conferentie in Londen waar gesproken werd over Zcndingsmethoden, zei Dr. Maxwell tot Ds. L. Lion Cachet, Geref. predikant te Rotter dam: „De beste manier om ingang te vinden is de Medische Zending. Als er in Holland een jon gen man is, dan wil ik hem met heel weinig kosten opleiden voor Zendeling-arts." En zoo is het gebeurd dat het Hoofdbestuur der Ned. Geref. Zendingsvereeniging, door bemidde ling van Ds. Lion Cachet, Scheurer als kweeke ling aannam om te Londen te worden opgeleid tot Zcndings-arts met bestemming voor Middcn- Java. Opnieuw aan de studie-uitzending naar Ned.- Indië. Januari 1888 werd Scheurer opgenomen in het Londcnsche Zendingshuis. Hij kende niets van de Engelsche taal, maar hij was vol lust die te leeren. Ook deed hij zijn best alle kennis die on der zijn bereik kwam, zich eigen te maken. Hij werkte hard en kon binnen het jaar reeds met goed gevolg admissie-examen afleggen tot de studie van de genees- en heelkunde aan het groo te Londen-Hospitaal. „In het Zendingshuis kwamen de kweekclin- gen gedurig in aanraking mot Zendelingen uit alle oorden der wereld. Dit droeg veel bij tot hun algemeene ontwikkeling. Tot opleiding in het Zendingshuis behoorde ook Evangelisatiewerk, Zondagsschool en bijeenkom sten in de volksbuurten. Hieraan nam Scheurer, zoodra hij de taal mach tig was, met grooten ijver deel. In Februari 1893 keerde hij, onderlegd en voor bereid voor zijn komende levenstaak, naar Ne derland terug. Zijn verloofde had in die tijd verplegen geleerd, om haar aanstaande man in zijn werk te kunnen helpen. 27 April 1893 werd Scheurer in de Nieuwe Wes- terkerk te Rotterdam geordend tot Zendeling-arts met de bevoegdheid het woord te bedienen en de Sacramenten uit te reiken. Hij werd afgevaardigd naar Midden-Java. Den 9cn Mei verliet Dr. Scheurer met zijn vrouw Rotterdam om 13 Mei te Liverpool zich in te sche pen op het s.s. „Antenor" naar Java. 27 Juni kwamen zij aan te Batavia. Daar ble ven zij voorloopig wonen, omdat Dr. Scheurer daar het practisch arts-examen moest over doen. Vier maanden later verwierf hij zijn diploma als Indisch arts. Kort daarop ging hij met zijn vrouw naar Pocrworedjo, de plaats zijner voorloopige vestiging. Aan de Keucheniusschool werkte hij als Zende- ling-leeraar. Al spoedig werd zijn geheele tijd in beslag genomen door het behandelen van zieken. Dat er zoo van 't aanleeren der Javaansche taal weinig terecht kwam, laat zich begrijpen. Daarom verhuisde Scheurer in Februari 1895 naar Solo, om het eerste jaar hoofdzakelijk aan taalstudie te bestoden. Hij werd echter niet met rust gelaten. De zieleen wisten dokter Scheurer wel te vinden. En hij hielp hen, trouw bijgestaan door z'n vrouw. Maar het verstrekken van geneeskundge hulp kost geld en daar dokter en mevrouw Scheurer, medicijnen, verband enz., betaalden uit eigen beurs, moesten zij zelf zuinig leven. Inmiddels deden zich moeilijkheden voor met de Zendingsdeputaten. Het was in het jaar 1896. Op de Synode der Geref. Kerken in Middelburg kwam ter sprake de overneming der zendingster reinen van de Ned. Geref. Zendingsvereeniging, met de regeling van de positie der arbeiders al daar. Daar moesten zijn: de „Dienaren des Woords", en daarnaast hulpdiensten: „onderwijs, geneeskundige behandeling". Vandaar dat Dr. Scheurer niet kon blijven de Zendeling-arts. Op een schrijven van de Synode heeft Dr. Scheurer toen afstand gedaan van het recht om het Woord te brengen, maar tevens aangedron gen op de uitzending van een missionair predi kant, terwijl hij de medische Zending dringend onder de aandacht bracht van de Synode. De Synode heeft toen Deputaten voor de Medische Zending benoemd en voorloopig f 3000.uitge trokken voor deze dienst. Dr. Scheurer had graag in Solo willen blijven om daar te arbeiden. Maar de Resident stond dit niet toe. Solo moest gesloten blijven voor het Christendom en de Zending. Was het wonder dat de man, die, uit liefde tot zijn Heiland, zijn medemenschen wilde dienen, toen moedeloos neerzat? In datzelfde jaar werden in Nederland, na afloop der Synode, door de dochters van Dr. A. Kuyper en Dr. F. L. Rutgers plannen beraamd om een verecniging op te richten tot oprichting en in standhouding van een Zendingshospitaal. Prof. Rutgers werd hun adviseur. Hun plan gelukte. En zoo ontstond de Ver. „Dr. Scheurers Hospi taal". Presidente was: Mej. J. H .Kuyper. Pen- ningmeestcresse Mej. J. C. Rutgers. Deze vrijwil lige arbeid werd rijk gezegend. Het eerste jaarverslag kon melding maken van 800 leden en van f 1600.aan giften en contri buties. Tusschen Deputaten voor de Medische Zending en Dr. Scheurer kwam goede samenwerking. Spoedig ontving Dr. Scheurer bericht dat hij naar Jogjakarta verhuizen moest, om daar aanvanke lijk een polikliniek te openen. In het stads gedeelte Bintaran vond hij een huis met ruim erf, waarop een loods stond, die voor polikliniek werd ingericht. De eerste dagen kwamen er 10 15 patiënten por dag, een maand later reeds 100 per c (Wordt vervolgd.) Wachtkamer van de polikliniek te Jogjakarta in 1900 (voordat het P.-hospitaal bestond). De Javaansche woorden op den muur beteekenen: De Heere Jezus Christus is de ware Zaligmaker, 1 Januari 1934. Eindelijk kan ik dan eens rustig gaan zitten, en een begin aan mijn dagboek maken! Vanmorgen, direct na kerktijd, had ik ook al pogingen gedaan om te ontsnappen. Ik was stil letjes de kamer uitgeglipt, want ik hoorde Móé der tegen Nel zéggen: „Jij moet vandaag maar eens koffie in schenken, Nel", Niet meer dan bil lijk, want als ik zès dagen in de week koffie schenk, kan Nel het toch zeker 's Zondags wel eens doen! En Nieuwjaarsdag valt natuurlijk on der Zon- en feestdagen! Maar jawel, nauwelijks had ik mijn pen inge doopt om de eerste letter op het maagdelijke eer ste blad van het schrift-met-stijve-kaft te zetteni, of Nel galmde onder aan de trap: „Pit, waar zit je toch? Beneden komen, je moet helpen. Mijnheer en Mevrouw Schaaf zijn er, en Cor, en Annie en De rest hoorde ik al niet meer. En zuchtend daalde de arme sloof Pit de trap af, om met een beminnelijk gezicht nieuwjaar-wenschen in ont vangst te nemen, en met eindeloos geduld de knoeiende tweelingen van tante Cor oliebollen te helpen inladen 1 Nou, toen was de rest van de morgen óók ver- keken! Tafeldekken, eten opdoen, afwasschen met Nelwant Riek heeft vandaag vrij. Maar nu heb ik dan toch eindelijk de tijd aan mezelf. Vader en Moeder dommelen ieder aan een kant van de haard, Nel zit te lezen in de serre. Piet is natuurlijk bij Lenie, en Jaap en Douwe laten boven, in hun kamer, al voor de derde maal t zelfde gramofoonplaatje draaien. Hopeloos! Mijn plan om een dagboek te gaan houden ijs al een paar dagen oud. „Pit heeft weer een nieu we hobby", zouden de jongens zeggen, en ik ril bij de gedachte dat ze er ooit achter zullen kó men. Ik zit ook nog met 't probleem; waar zal ik het zóó kunnen wegstoppen dat 't onvindbaar is voor iedereen behalve de schrijfster? Gewoon in de kast op onze meisjeskamer is uitgesloten. In een minimum van tijd zou Douwe 't ontdekken, hij zit altijd tusschen de boeken en schriften van Nel te fommelen om kladblaadjes! Dat gaat dus niet. Maar wacht, ik geloof dat 'k al wat weet! Ik zal 't in onze kousenla stoppen, achterin, on der het kastpapier. Knap wie het daar vindt! Niemand dan Nel en ik hebben in die la noodig. 't Eenige bezwaar is dat er wel 'n kamferluchtje aan zal komen! Ik geloof eigenlijk dat ik een dagboek ga be ginnen omdat ik niemand heb om eens mee te praten, nu Rolien in Amsterdam is gaan wonen. Nou ja, we waren wel niet zulke hartsvriendin nen, maar ik zat toch veel bij de Dijkstra's, rn Rolien hier. Een nieuwe vriendin heb ik nog niv,t kunnen ontdekken! En Nel, o, die is altijd ver vuld met haar lessen en haar Iloofdacte-studir' Bovendien, we verschillen vier jaar. Volge.-s Jaap konden we wel veertien jaar schelen. „I>;k ik dan zóó veel ouder dan een en twintig?" vro-.g Nel, toch nog een beetje op haar teencn getrap „O nee", zei Jaap genadig, „dat gaat nog we., maar Pit is een lummeL" Natuurlijk! Sinds ik verleden jaar voor iur Mulo gezakt ben, ben ik vogelvrij verklaar Moeder is de eenige die me nog eens verdedigt. Om Vaders bewering te logenstraffen dat „Pit leeft van bevliegingen, en nooit iets volhoudt", ben ik van plan dit dagboek tot m'n grijsheid toe bij te houden. Dan zal alles er hier wel een beetje anders uitzien! Op 't oogenblik hebben W" *t heele koppeltje nog thuis. Iedere morgen stapt Vader op z'n fiets (ouderwetsch, met z'n cene voet op 't stepje!) om naar school te peddelen. Piet gaat naar 't kantoor, en Douwe naar t Gym. Nel staat voor de klas, dus Moeder en ik hebben alleen Jaap tot onze last Hij loopt nu geen col lege meer en werkt thuis voor zijn doctoraak. Is T een wonder, dat ik tegen zooveel geleerdheid tóch nooit zal kunnen optornen? Daarom leek 't me niet eens de moeite om het te probeeren! En nu ga ik naar beneden, want ik heb steen koude voeten gekregen. Kijken of er nog een sau- *ijzenbroodje valt te verschalken! 5

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1934 | | pagina 14