til CU A t r
DE DINGEN DIE OM
ONS ZIJN
Een nieuw jaar en een
nieuwe taak
door
G. Sevensma-Themmen
Bij de opening van de Christelijke Industrie
ën Huishoudschool te Groningen, op don laststen
November, van het vorige jaar, wees de directrice
van die school in haar rede onder meer ook op
de zwaardere eischen, die onze tijd van bezuini
ging en versobering stelt aan de vrouw, toen zij
zeide:
„Vooral onze tijd stelt zulke groote eischen aan
de vrouw. Hebben we een tijd van betrekkelijke
weelde achter den rug, als alle voorteekenen niet
bedriegen, wordt het weer een geheel andere tijd
en zullen ook de vrouwen de handen uit de mouw
moeten steken, zich aan moeten passen aan ge
heel nieuwe verhoudingen en met veel minder
inkomen, hetzelfde of zelfs meer moeten geven".
Aan den ingang van dit nieuwe jaar zullen vele
vrouwen de waarheid van die woorden in de
oogen moeten zien. We zijn nog zoo gewend van
crisis te spreken als van iets, dat voorbij gaat,
velen denken: we leven nu al een paar jaren in
den druk, het zal toch wel weer eens beter wor
den, we hebben nu al zooveel prijs gegeven, dat
we vroeger wel konden doen, dat kan toch maar
niet zoo voortgaan, het oude komt wel weer te
rug. Maar met zulk een redenoering misleiden we
ons zelf. Want het blijkt zoo langzamerhand wel,
dat de inzinking van de volkswelvaart maar niet
van voorbijgaan den aard is, zooals in de deining
van den golfslag hoogte en diepte elkander afwis
selen, maar dat bijna ieder zich moet instellen
op een ander levensniveau, op een andere ver
houding van inkomsten en uitgaven. En dat is
moeilijk. Moeilijk voor den man, die over de groo
te dingen gaat, over het inkomen in z'n geheel,
©ver de uitgaven voor z'n zaak, voor z'n huis, enz.
Maar ook moeilijk voor de vrouw, die tailooze
keeren per dag de portemonnaie te voorschijn
moet halen voor de kleine uitgaven. Als het maar
het rekensommetje was: zooveel procent gaat er
van hot geheel af, dus zooveel procent ook van
ieder onderdéel en klaar is Kees. Maar zoo een
voudig is de zaak niet. Wat bij de staathuishou
ding in het groot gebeurt in dezen tijd, nl. dat
er uitgaven zijn, die niet verminderen, maar zelfs
grooter worden, dat gebeurt er in de gewone
huishoudingen in het klein toch ook zoo vaak:
er zijn posten, waarop niet bezuinigd kan worden,
posten zelfs, die groeien, zoodat de vrouw van
het mindere meer moet geven. Hoevele malen
wordt er ook niet bij haar aangeklopt, een be
roep gedaan op haar offervaardigheid bij allerlei
collecten, die gehouden worden? En dan verder,
hocvelen kloppen er ook niet aan haar deur om
hulp en steun? En vooral die laatste gevallen,
kunnen het haar zoo moeilijk maken. Want er
wordt vooral in de stad, zooveel op haar losge
laten, dat geen steun verdient, er komen brutale,
jonge kerels, opstandigen, uitgeslotenen, vrijpostig
de huisdeur binnenstappen, als ze kans zien en
sommeeren om te koopen van wat zij nog zoo
goed zijn aan te bieden. En deze gevallen zijn de
moeilijkste nog niet. Maar de twijfelnummers,
bij wier verhalen je je blijft afvragen: ja, is het
nu zoo of is het niet zoo. Och, er is een gemak
kelijke methode,, die zegt: nooit geven aan de
deur, nooit koopen aan de deur. Zeker, dan ben
je er af, en in onzen tijd, waarin door allerlei
vereenigingen en comité's georganiseerd helpend
cn steunend werk wordt verricht om van on
ze diaconieën nu maar te zwijgen is de veilig
ste en meest paedagogisehe methode dikwijls om
den weg daarheen te wijzen. Maar er zijn toch
ook nog altijd stakkerds, wie de weg daarheen
op de een of andere wijze versperd is, die zijn
aangewezen op wat ze verdienen of krijgen aan
de huizen, die op deze wijze de jaren door reeds
hun schamel kostje opgehaald ..ebben, en die nu
te onderkennen uit den grooten sleep, die langs
trekt, die niet weg te sturen, maar te helpen op
de juiste wijze, dat eischt een fijne intuïtie, èen
groote menschenkennis, liefde en moed. Moed,
ook na teleurstellingen, die zeker niet zullen uit
blijven. Moed om zichzelf dingen te ontzeggen,
waar je toch eigenlijk zoo op gesteld bent en die
niet eens heelcmaal tot de luxe gerekend kunnen
worden, moed om te blijven geven aan vereeni
gingen, aan allerlei instellingen, ook al hoor je
wel eens hier en daar een verhaal, dat het geld
terecht komt bij mcnschen, die het misschien niet
eens zoo noodig hebben, terwijl anderen, enz.
Moed, orn niet te denken, als er weer eer. ver
laging in 't zicht is: nu is het welletjes geweest,
nu moet een ander er maar eens voor zorgen, nie
mand kan meer van mij vragen Ook do
vrouw wordt in deze dagen geroepen tot het of-
Ier, maar als zij dat offer uit :iefde brengt, zal
ze dikwijls zelf verbaasd staan over het vele, dat
zy kan doen van een gezinsinkomen, waarvan
-1
Zonsopgang, Foto Stefan Jasienski
ze vroeger misschien alleen nog niet kon rond
komen. Want de vrouwen en moeders van dezen
tijd maken in vele opzichten een harde leerschool
door! Hoevelen van haar hebben in den tijd van
de hooge inkomens niet een zelfstandige positie
gehad met een financieele ruimheid, minstens
even groot als die van den man! Zij zijn gewend
geraakt aan een zekere vlotheid van geld uitge
ven voor zichzelf en voor anderen en wanneer zij
bij haar huwelijk den moed hebben gehad, om
tegen den geest van den tijd in haar eigen posi
tie op te geven, zich in te stellen op één inko
men, dat voor alles moet dienen, dan hebben ze
zich' zelf daarmee een grooten dienst bewezen
voor den tegenwoordigen tijd. Want nu is de har
de noodzaak er, nu wordt de vrouw niet meer de
keus gelaten, of ze om des beginsels wille alleen
maar de taak van vrouw en moeder kiest, nu
staan er tientallen op haar plaats te wachten en
wordt ze in vele gevallen door haar huwelijk
automatisch uitgeschakeld. Daarom deinzen velen
voor den beslissenden stap terug: er zijn zooveel
bezwaren, het salaris van den man is maar zoo
klein, er dreigen nog zooveel wolken aan den
horizon, nu is het alles nog zoo veilig en goed,
ze hebben allebei nog hun inkomen, ze kunnen
eigenlijk eigenlijk nog doen wat ze willen, na
tuurlijk niet meer zoo als een paar jaar geleden,
maar, och, als je alleen voor jezelf te zorgen hebt,
dan gaat het nog wel. En daarom daarom
durven ze den grooten sprong niet aan!
En nu zal er wel niemand zoo dwaas zijn, tot
een onberaden huwelijk, ook in financieel op
zicht, te adviseeren. Maar als de vrouw liefheeft,
dan zal zij niet uit gehechtheid aan luxe, aan
geld, aarzelen, dan zal zij zich met een blijmoe
dig hart instellen op haar nieuwe taak, die veel
van haar vragen zal misschien, veel van haar
kracht, haar overleg, haar energie, van haar lief
de bovenal, maar die haar daarin ook veel vreug
de geven kan. Dan zal zij ook ondervinden, dat
er in het leven nog ander geluk is dan het ge
kleed gaan naar de laatste mode of de duurste
toilet-artikelen gebruiker^. Alleen zij moet sterk
zijn, sterk in geloof, sterk in hoop, sterk in lief
de sterk in haar God.
De opgroeiende vrouw voor die taak toe te be
reiden, is ook mede het werk van onze Christe
lijke Nijverheidsscholen voor Meisjes en het was
daarom heel goed gezien van de directrice te
Groningen, om bij de opening van de Industrie-
en Huishoudschool niet alleen de aandacht te
vragen voor die school cn de feestelijkheid cn
alle goede dingen, daaraan verbonden, maar die
ook te richten op de eischen van het vrouwenle
ven in den tegenwoordigen tijd. Want de school
heeft tenslotte niet haar doel in zichzelf, maar
in de bekwaammaking tot het leven, dat volgt.
Uit het leven en den ar
beid van J. G. Scheurer
Gré van Ast
Zijn grondleggcnd werk voor de
medische Zending in Ned.-Indië.
een man, die onwrikbaar vasthield
aan de beginselen, die Gods Woord hem
leerde kennert-cn die van die beginsel
vastheid meer dan eens duidelijk bewijzen
gaf. A. W. F. IDENBURG.
Scheurers jeugd.
De kleine Jan Gerrit, geboren 3 Maart 1SG4 te
Borculo, een klein stadje in Gelderland, was de
cenige zoon van het echtpaar Scheurei—Van
Doesburg.
Hij groeide voorspoedig op, tusschen zijn drie
zusters: Hendrika, Maria en Wijntje. De kinde
ren werden eenvoudig, degelijk opgevoed door
hun ouders. De tucht ontbrak niet in het gezin,
maar evengoed was er de gezelligheid, die ouders
en kinderen nauw verbond. Moeder Scheurèr
hield veel van haar zoon, en omgekeerd de zoon
van de moeder, ook toen hij opgroeide tot jonge
ling en tot man. Jan was een echte jongen, niet
bang eens een streek uit te halen. Onder zijn
speelmakkers was hij gewoonlijk de aanvoerder.
Hij hield van jagen, visschen en paardrijden en
niet minder van grappen uithalen.
Op de school van zijn vader ontving Jan het
lager onderwijs. Het was oen openbare school,
maar waar toen nog gebeden, en de Bijbel werd
gebruikt.
Naast school- en huisopvoeding genoot Jan
nog een andere, waarvan veel invloed uitging op
zijn ontwakend jongenshart. In Jans jeugd,
woonde er in Gclselaar, een dorpje onder de rook
van Borculo, een boer, die ouderling was bij de
Christelijke Geref. Kerk. Kolkman heette hij.
Kolkman las veel. Geestelijke lectuur, reisverha
len en boeken over natuurkunde. Vandaar dat
deze man goed onderlegd was.
Zondagsmiddags hield Kolkman Zondagsschool
met de kinderen van Gclselaar. Hij kort prachtig
vertellen.
De Bijbelverhalen schilderde hij voor de jeugd,
zoo prachtig, dat Palestina in gedachten voor hen
lag, ja, hij nam de kinderen zelfs mee naar de
hemel.
Op de Zondagsschool hoorden de kinderen ook
verhalen over Zending.
En niet alleen om te luisteren waren ze daar,
ze mochten spreken met Kolkman als er iets was,
dat ze niet begrepen. Zoo vertelden ze hem wat
Ds. Snel, de moderne predikant, leerde op de
catechisatie. Dat onderwijs kwam niet overeen
met dat wat Kolkman leerde. De Zondagsschool
onderwijzer gaf dan raad en leerde hen onder
scheiden.
Jan Scheurer leerde op de Zondagsschool de
Bijbel kennen. Daar werd ook geboren de liefde
voor de Zending.
Zijn begeerte om Zendeling te worden.
Toen Jan echter bij zijn vader kwam met hef
Verzoek Zendeling te worden, wilde deze daar
niet van hooren. Jan moest het onderwijs dienen.
De normaalschool in Borculo bezocht hij. Les in
de Fransche taal kreeg hij van Ds. Klomp, een
streng orthodox predikant, die in de plaats was
gekomen van Ds. Snel.
Jan vond het vreeselijk onderwijzer te moeten
worden. Maar hij gehoorzaamde. Aan de school
van zijn vader kwam hij als kweekeling. Van
daar ging hij naar de school te Nieuw-Vennep in
de Haarlemmermeer.
Met tegenzin deed hij zijn werk, want diep in
z'n hart was er het ideaal: Zendeling, 't liefst
Zendelingarts te worden.
Daar ln Nieuw-Vennep werd de jonge Scheurer
ziek.- Hij kwam naar huis. Twee doktoren hadden
4
gezegd, dat hij de tering had. Maar de oude hul»
dokter van de familie Scheurer, die Jan 'n be
handeling kreeg, ging gelooven, dat de jongen
heelemaal niet. ziek was. Hij dacht eerder dat er
iets was, waarover de jongen praltkizeerde. Toen
heeft vader Scheurer met zijn zoon van hart tot
hart gesproken. En Jan bekende, geen onderwij
zer te kunnen zijn, liever werd hij schoorsteen
veger.
„Maar wat wil je dan worden?" vroeg z'n va
der. „Zendeling", zeide de jongen.
De ouders zagen nu wel in, dat zij niet langer
mochten weigeren. Zij gaven hun toestemming.
Jan herstelde van zijn ziekte.
In het Zendingshuis der Utrechtsche Zcndings-
Verecniging werd de jonge Scheurer, in het jaar
1883, opgenomen als Zendeling-kweekeling.
Zijn bestemming was Nieuw-Guinee. Maar God
leidde zijn weg anders. Drie jaren later bracht
de Doleantie de gemoederen in beweging en de
jonge Scheurer volgde de strijd met -belangstel
ling. Hij stond op 't punt eindexamen te doen.
Daarop zou de uitzending naar het Zendingsveld
volgen. Maar dan moest hij de reglementen der
Ned. Hcrv. Kerk onderteekenen. Dat kon hij met
zijn geweten niet overeen brengen. Na moeilijke
dagen en veel strijd nam hij ontslag als leerling
,van de Zendingsschool.
Daar stond nu de jonge man. Inplaats van zijn
einddoel bereikt te hebben, was hij zonder werk,
zonder toekomst. Doch in zijn hart leefde nog
sterk het vertrouwen, dat God niet zou laten va
ren het werk Zijner handen.
Tijdens zijn studiejaren had Scheurer zich ver
loofd met Gerritje van de Riet. Ook zij stond nu
voor een onbekende toekomst. Het meisje had
zich reeds losgemaakt uit haar betrekking om
zich voor te bereiden op haar komende huwelijk
en haar vertrek naar Indiö. Haar leven als Zen
delingsvrouw, aan Scheurers zijde, droomde ze
reeds lang. En ineensgebroken was haar
ideaal. Toch ging ze, evenals haar verloofde, vol
vertrouwen, gehoorzaam Gods weg. En God be
schaamde hun hoop niet.
Op een conferentie in Londen waar gesproken
werd over Zcndingsmethoden, zei Dr. Maxwell tot
Ds. L. Lion Cachet, Geref. predikant te Rotter
dam: „De beste manier om ingang te vinden is
de Medische Zending. Als er in Holland een jon
gen man is, dan wil ik hem met heel weinig
kosten opleiden voor Zendeling-arts."
En zoo is het gebeurd dat het Hoofdbestuur der
Ned. Geref. Zendingsvereeniging, door bemidde
ling van Ds. Lion Cachet, Scheurer als kweeke
ling aannam om te Londen te worden opgeleid
tot Zcndings-arts met bestemming voor Middcn-
Java.
Opnieuw aan de studie-uitzending naar Ned.-
Indië.
Januari 1888 werd Scheurer opgenomen in het
Londcnsche Zendingshuis. Hij kende niets van
de Engelsche taal, maar hij was vol lust die te
leeren. Ook deed hij zijn best alle kennis die on
der zijn bereik kwam, zich eigen te maken. Hij
werkte hard en kon binnen het jaar reeds met
goed gevolg admissie-examen afleggen tot de
studie van de genees- en heelkunde aan het groo
te Londen-Hospitaal.
„In het Zendingshuis kwamen de kweekclin-
gen gedurig in aanraking mot Zendelingen uit
alle oorden der wereld. Dit droeg veel bij tot hun
algemeene ontwikkeling.
Tot opleiding in het Zendingshuis behoorde ook
Evangelisatiewerk, Zondagsschool en bijeenkom
sten in de volksbuurten.
Hieraan nam Scheurer, zoodra hij de taal mach
tig was, met grooten ijver deel.
In Februari 1893 keerde hij, onderlegd en voor
bereid voor zijn komende levenstaak, naar Ne
derland terug.
Zijn verloofde had in die tijd verplegen geleerd,
om haar aanstaande man in zijn werk te kunnen
helpen.
27 April 1893 werd Scheurer in de Nieuwe Wes-
terkerk te Rotterdam geordend tot Zendeling-arts
met de bevoegdheid het woord te bedienen en de
Sacramenten uit te reiken.
Hij werd afgevaardigd naar Midden-Java.
Den 9cn Mei verliet Dr. Scheurer met zijn vrouw
Rotterdam om 13 Mei te Liverpool zich in te sche
pen op het s.s. „Antenor" naar Java.
27 Juni kwamen zij aan te Batavia. Daar ble
ven zij voorloopig wonen, omdat Dr. Scheurer
daar het practisch arts-examen moest over doen.
Vier maanden later verwierf hij zijn diploma als
Indisch arts. Kort daarop ging hij met zijn vrouw
naar Pocrworedjo, de plaats zijner voorloopige
vestiging.
Aan de Keucheniusschool werkte hij als Zende-
ling-leeraar. Al spoedig werd zijn geheele tijd in
beslag genomen door het behandelen van zieken.
Dat er zoo van 't aanleeren der Javaansche taal
weinig terecht kwam, laat zich begrijpen. Daarom
verhuisde Scheurer in Februari 1895 naar Solo,
om het eerste jaar hoofdzakelijk aan taalstudie te
bestoden. Hij werd echter niet met rust gelaten.
De zieleen wisten dokter Scheurer wel te vinden.
En hij hielp hen, trouw bijgestaan door z'n vrouw.
Maar het verstrekken van geneeskundge hulp
kost geld en daar dokter en mevrouw Scheurer,
medicijnen, verband enz., betaalden uit eigen
beurs, moesten zij zelf zuinig leven.
Inmiddels deden zich moeilijkheden voor met
de Zendingsdeputaten. Het was in het jaar 1896.
Op de Synode der Geref. Kerken in Middelburg
kwam ter sprake de overneming der zendingster
reinen van de Ned. Geref. Zendingsvereeniging,
met de regeling van de positie der arbeiders al
daar. Daar moesten zijn: de „Dienaren des
Woords", en daarnaast hulpdiensten: „onderwijs,
geneeskundige behandeling". Vandaar dat Dr.
Scheurer niet kon blijven de Zendeling-arts.
Op een schrijven van de Synode heeft Dr.
Scheurer toen afstand gedaan van het recht om
het Woord te brengen, maar tevens aangedron
gen op de uitzending van een missionair predi
kant, terwijl hij de medische Zending dringend
onder de aandacht bracht van de Synode. De
Synode heeft toen Deputaten voor de Medische
Zending benoemd en voorloopig f 3000.uitge
trokken voor deze dienst.
Dr. Scheurer had graag in Solo willen blijven
om daar te arbeiden. Maar de Resident stond dit
niet toe. Solo moest gesloten blijven voor het
Christendom en de Zending.
Was het wonder dat de man, die, uit liefde tot
zijn Heiland, zijn medemenschen wilde dienen,
toen moedeloos neerzat?
In datzelfde jaar werden in Nederland, na afloop
der Synode, door de dochters van Dr. A. Kuyper
en Dr. F. L. Rutgers plannen beraamd om een
verecniging op te richten tot oprichting en in
standhouding van een Zendingshospitaal. Prof.
Rutgers werd hun adviseur. Hun plan gelukte.
En zoo ontstond de Ver. „Dr. Scheurers Hospi
taal". Presidente was: Mej. J. H .Kuyper. Pen-
ningmeestcresse Mej. J. C. Rutgers. Deze vrijwil
lige arbeid werd rijk gezegend.
Het eerste jaarverslag kon melding maken van
800 leden en van f 1600.aan giften en contri
buties.
Tusschen Deputaten voor de Medische Zending
en Dr. Scheurer kwam goede samenwerking.
Spoedig ontving Dr. Scheurer bericht dat hij naar
Jogjakarta verhuizen moest, om daar aanvanke
lijk een polikliniek te openen. In het stads
gedeelte Bintaran vond hij een huis met ruim erf,
waarop een loods stond, die voor polikliniek werd
ingericht. De eerste dagen kwamen er 10 15
patiënten por dag, een maand later reeds 100
per c
(Wordt vervolgd.)
Wachtkamer van de polikliniek te Jogjakarta in 1900 (voordat het P.-hospitaal bestond). De Javaansche
woorden op den muur beteekenen: De Heere Jezus Christus is de ware Zaligmaker,
1 Januari 1934.
Eindelijk kan ik dan eens rustig gaan zitten,
en een begin aan mijn dagboek maken!
Vanmorgen, direct na kerktijd, had ik ook al
pogingen gedaan om te ontsnappen. Ik was stil
letjes de kamer uitgeglipt, want ik hoorde Móé
der tegen Nel zéggen: „Jij moet vandaag maar
eens koffie in schenken, Nel", Niet meer dan bil
lijk, want als ik zès dagen in de week koffie
schenk, kan Nel het toch zeker 's Zondags wel
eens doen! En Nieuwjaarsdag valt natuurlijk on
der Zon- en feestdagen!
Maar jawel, nauwelijks had ik mijn pen inge
doopt om de eerste letter op het maagdelijke eer
ste blad van het schrift-met-stijve-kaft te zetteni,
of Nel galmde onder aan de trap:
„Pit, waar zit je toch? Beneden komen, je moet
helpen. Mijnheer en Mevrouw Schaaf zijn er, en
Cor, en Annie en
De rest hoorde ik al niet meer. En zuchtend
daalde de arme sloof Pit de trap af, om met een
beminnelijk gezicht nieuwjaar-wenschen in ont
vangst te nemen, en met eindeloos geduld de
knoeiende tweelingen van tante Cor oliebollen te
helpen inladen 1
Nou, toen was de rest van de morgen óók ver-
keken! Tafeldekken, eten opdoen, afwasschen
met Nelwant Riek heeft vandaag vrij.
Maar nu heb ik dan toch eindelijk de tijd aan
mezelf. Vader en Moeder dommelen ieder aan een
kant van de haard, Nel zit te lezen in de serre.
Piet is natuurlijk bij Lenie, en Jaap en Douwe
laten boven, in hun kamer, al voor de derde maal
t zelfde gramofoonplaatje draaien. Hopeloos!
Mijn plan om een dagboek te gaan houden ijs
al een paar dagen oud. „Pit heeft weer een nieu
we hobby", zouden de jongens zeggen, en ik ril
bij de gedachte dat ze er ooit achter zullen kó
men. Ik zit ook nog met 't probleem; waar zal ik
het zóó kunnen wegstoppen dat 't onvindbaar is
voor iedereen behalve de schrijfster? Gewoon in
de kast op onze meisjeskamer is uitgesloten. In
een minimum van tijd zou Douwe 't ontdekken,
hij zit altijd tusschen de boeken en schriften van
Nel te fommelen om kladblaadjes! Dat gaat dus
niet. Maar wacht, ik geloof dat 'k al wat weet!
Ik zal 't in onze kousenla stoppen, achterin, on
der het kastpapier. Knap wie het daar vindt!
Niemand dan Nel en ik hebben in die la noodig.
't Eenige bezwaar is dat er wel 'n kamferluchtje
aan zal komen!
Ik geloof eigenlijk dat ik een dagboek ga be
ginnen omdat ik niemand heb om eens mee te
praten, nu Rolien in Amsterdam is gaan wonen.
Nou ja, we waren wel niet zulke hartsvriendin
nen, maar ik zat toch veel bij de Dijkstra's, rn
Rolien hier. Een nieuwe vriendin heb ik nog niv,t
kunnen ontdekken! En Nel, o, die is altijd ver
vuld met haar lessen en haar Iloofdacte-studir'
Bovendien, we verschillen vier jaar. Volge.-s
Jaap konden we wel veertien jaar schelen. „I>;k
ik dan zóó veel ouder dan een en twintig?" vro-.g
Nel, toch nog een beetje op haar teencn getrap
„O nee", zei Jaap genadig, „dat gaat nog we.,
maar Pit is een lummeL"
Natuurlijk! Sinds ik verleden jaar voor iur
Mulo gezakt ben, ben ik vogelvrij verklaar
Moeder is de eenige die me nog eens verdedigt.
Om Vaders bewering te logenstraffen dat „Pit
leeft van bevliegingen, en nooit iets volhoudt",
ben ik van plan dit dagboek tot m'n grijsheid
toe bij te houden. Dan zal alles er hier wel een
beetje anders uitzien! Op 't oogenblik hebben W"
*t heele koppeltje nog thuis. Iedere morgen stapt
Vader op z'n fiets (ouderwetsch, met z'n cene
voet op 't stepje!) om naar school te peddelen.
Piet gaat naar 't kantoor, en Douwe naar t Gym.
Nel staat voor de klas, dus Moeder en ik hebben
alleen Jaap tot onze last Hij loopt nu geen col
lege meer en werkt thuis voor zijn doctoraak. Is
T een wonder, dat ik tegen zooveel geleerdheid
tóch nooit zal kunnen optornen? Daarom leek 't
me niet eens de moeite om het te probeeren!
En nu ga ik naar beneden, want ik heb steen
koude voeten gekregen. Kijken of er nog een sau-
*ijzenbroodje valt te verschalken!
5