DE GEHEIMEN
DER ZEE
IN EN BIJ
OOSTELIJK
ROTTERDAM
spoedig door volkomen duisternis vervan
gen. Wij schakelen het electrisch licht in
onze duikerklok in.
350 M e te r: De temperatuur is merk
baar gedaald. B'nnen minder dan buiten.
Het is dus bij het dalen in de zeediepte niet
als bij het afdalen in een diepe mijnschacht
waar liet warmer wordt hoe lager men
komt.
„Instappen, astublieft!"
Denk u in, lezer, dat deze uitnoodiging U
geldt en dat ge gereed staat deel te nemen
aan een tocht naar de diepte der zee. Het
wordt ons thans door de nieuwe duiker
klokken mogelijk gemaakt.
Een groot, 20 c.M. dik venster, uit zeer
hard glas gemaakt, verschaft een vrij uit
zicht. Sterke schijnwerpers kunnen er voor
zorgen, dat op groote diepte het ontbreken
de daglicht wordt vervangen. Laat ons aan
nemen, dat het ons inderdaad vergund is,
in een dergelijk toestel plaats te nemen en
wel in zulk een, als voor het ernstig diep
zee-onderzoek wordt gebruikt. Ons wacht
ieen van de avontuurlijkste en meest aan
indrukken rijke gebeurtenissen, die een
niensch ooit kan meemaken.
Wij willen er geen doekjes om winden;
Wie voor de eerste m'ael aan zulk een tocht
beneden den zeespiegel deelneemt, moet,
als de zware, op die van een brandkluis ge
lijkende deur der duikerklok wordt gesloten,
zich innerlijk alle moeite geven om tegen
over de reisgenooten een goed figuur te blij
ven slaan. Nieuwsgierigheid en dorst naar
wetenschap: niet voor niets hebben wij
Schillers ballade „Der Taucher" zoo dik
wijls herlezen, „Da unten aber ist 's fürch-
terlich". „Daar beneden is het verschrik-
ikelijk". Hoe zullen wij den aanblik der
[vele afschuwelijke gedrochten verdragen,
De verlokking van het laat
ste, onbekende gebied van
onze planeet laat de man
nen der wetenschap en
amateurs niet met rust.
Met deze metalen-uitrus
ting hoopt de Amerikaan
Bawdon tot dusver onbe
reikte prestaties te kunnen
volbrengen.
houdelijke beweging is. De belichting der
buitenwereld is van oen eigenaardige vaal
heid, maar zij is voldoende om alles duid":
lijk te doen opmerken. Slechts de veelheid
der verschijningen en verschijnselen werkt
in den beginne verwarrend.
Een onwerkelijk diepblauwe lucht schijnt
alles veraf te doen liggen. Wij richten den
blik schuin naar de zon doortinte opper
vlakte en moeten tot onze verrassing waar
nemen, dat zij, als een spiegel, al wat zich
onder haar bevindt, terugkaatst; de boven
wereld daarentegen volkomen uitschakelt.
De tweede verrassing vormt de hier niet
vermoede, weelderige plantenwereld. Wij
dachten in een waterwoestenij te geraken
en in plaats daarvan bevinden wij ons in
een woud. Ja, zeker, het is niet overdreven,
een reusachtig woud met open plekken en
kreupelhout, en struikgewas ontrolt zich
aan ons oog. En al ziet het er ook eenigs-
zins anders uit dan wij het boven gewoon
FABELDIEREN UIT
ONBEKENDE
GEBIEDEN
I. Pelikaan-aal, die op
900 meter diepte gevan
gen wordt. 2. De diep-
zeevisch gigantura met
telescoop-oogen, die
voorkomt op 3000 M.
diepte. 3. Een diepzee-
zog, dien de onderzoe
ker Beebe 1600 meter
onder den zeespiegel in
een net ving.
kunnen wij het niet zien. Doch daar...... als
een donkere schaduw komt het nader, het
is een haai, een heele knaap, drie tot vier
meter lang. Misschien is het geen „men-
scheneter", maar in elk geval is het toch
geruststellend te weten, dat zich tusschen
hem en ons een glaswand van 20 c.M. dikte
bevindt Heel dicht glijdt hij aan ons voor
bij en beneemt ons voor een paar seconden
volkomen het uitzicht
150 Meter: Van het moederschip vraagt
men ons, of wij van plan zijn nog verder
naar beneden te gaan. Natuurlijk! Wij zijn
thans aan onze stalen kamer gewend. Nu
zijn wij begeerig om de verborgenheden ?n
de wonderen der diepzee te aanschouwen.
De zeewier-vegetatie wordt steeds schaar-
scher, de oorspronkelijke helderheid buiten
waziger.
Van geelachtig -wordt het_ licht lang
zamerhand «groenachtig. Ën alsof een on
zichtbare tooneelmeester tooverachtige licht»
BEZOEK AAN DE HYENA'S VAN DE TROPEN ZEE
De beroemde Amerikaansche diepzee-onderzoeker
Beebe beschrijft zulk een ontmoeting volgenderwijs:
een vlakkerondom met sterren bezette kop bewoog
zich op zijn gemak door het water. Het groote, grijze
dier bewoog zijn vele centenaars wegend lichaam in
langzame golfbewegingen en zette zijn weg kalm en
vastberaden voort.
effecten wil demonstreeren, gaat dit groen
langzaam in rood over, alsof wij thans voor
i raam een ruit van purper gekleurd gla6
hadden aangebracht
250 Meter: Het licht wordt violet en ls
Warm water is lichter dan koud en wordt
ïi'halve in de bovenste regionen aangetrof
in. Vier graden Celsius wijst onze thermo
meter buiten, maar wij zijn thans ook reeds
dieper dan 400 meter. Van tijd tot tijd
tröleert onze leider den druk. Alles in orde.
ons ,als het niet zoo was. De last der
ontzaglijke watermassa boven ons, zou ons
stalen „kamertje" in minder dan geen
oogenblik ineendrukken.
500 Meter: Wij laten de sterke schijn
werpers door het water stralen. Groote, rif-
ormige koralen stijgen uit de diepte op,
veelvoudig in elkaar grijpend, een ware
derwater-rimboe. En daartusschen vissehen,
altijd maar vissehen, doch zij zien ér anders
uit dan de tevoren geziene. Spooka itige
ien zijn er onder, bijna geheel en al
bek, met slechts heel weinig lichaam er
aan.
Hier waar de afvalstoffen van planten
dieren uit de bovenste lagen het voedsel
■ormen, zijn nauwelijks roofvisschen. daar
de tafel voor allen rijkelijk is gedekt Lanci
oelsprieten dienen eeivgen dezer vreemd
soortige schepsels klaarblijkelijk als oriën
teeringsmiddelen in de oneindige ruimte
anderen voeren hun eigen lampen met zich
lichtorganen, die aan de rugvin ztten
een phosphoriseerend licht uitzenden. Ho?
dieper wij dalen, hoe menigvuldiger worde»:
de soorten der diepzeevisschen. Welhaast
nimmer zal iemand ze „boven" te zien krij
gen. Zij zijn slechts voor het verblijf in d°
zee-onderwereld ingericht en overleven het
transport naar de oppervlakte niet
Daardoor is er nauwelijks een exemplaar
dezer visch-categorie, die een echt Holland
schen naam draagt. Trouwens, ze zijn lang
niet alle bekend en die bekend zijn hebben
Latijnsche namen, even zonderling als deze
vissehen zélf.
Wij naderen den zeebodem. Hoe diep zijn
wij eigenlijk?
65 0 Meter. Wij zijn dus wat meer dan
een hal ven kilometer gedaald. Natuurlijk
weten wij, dat wij ons dus eigenlijk in een
niet al te diepe zee bevinden, want wat be-
teekent deze diepte eigenlijk bij de 12000
meter, die reeds in 1927 door het onderzoe
kingsschip „Meteoor" in den Zuid-Atlanti-
6chen Oceaan is gepeild? Maar dieper dan
300 meter heeft nog geen mensch het ooit
gebracht. Dit record staat voorloop:g
naam van den Amerikaan William B^ebe
en eerst het volgend jaar wil men met een
hoogdrukduikerblok trachten tot 3000 metei
te dalen. Een laag kalkslib bedekt den bo
dem voor ons, de laatste overblijfselen van
de door het water opgeloste groote en kleine
wezens. Hier en daar wat rotsgesteente als
met fluweelachtig mos overtrokken. Vis
schen vertoonen zich slechts hier en daar.
Af en toe dwarrelen wat kalksteen op en
zinkt op een andere plaats weer neder.
Wij roepen het moederschip op en beg
nen de stijging. Nog eens trekken de onbe
schrijfelijke wonderen van de zee aan
voorbij, ditmaal in omgekeerde volgorde
Reeds begint alles weer licht te worden.
Langzaam, langzaam, onder het inachtn0-
men van de noodzakelijke veiligheidsmaat
regelen, stijgen wij steeds hooger en dan.,
neen, niet de aarde, voorloopig eerst alleen
de lucht heeft ons terug. Het uitstijgen gaat
niet zoo snel, want de reguleering va
lucht neemt een zekeren tijd in beslag
Zware storingen in den bloedsomloop zou
den het gevolg kunnen zijn, wanneer hier
niet de noodige voorzichtigheid mee werd
betracht. Als wij den voet aan dek zetten,
zijn wij nog een beetje beklemd, maar bin
nen korten tijd is ook dat voorbij en
kunnen wij de achtergeblevenen vertellen
van onze ervaringen.
Met deze moderne duikerklok hebben Amerikaansche
onderzoekers en natuurvrienden reeds groote diepten
bereikt. Zij bieden plaats vcor vier personen en be
lichten met hun 20 schijnwei-pers het bizarre land
schap der algenwouden en zeewierrimboes, waarin
fantastische schepsels zwemmen.
welke wij daar beneden verwachten? En
bovendien zelfs bij 100 procent garantie
voor de veiligheid dezer expeditie in Nep
tunus' rijk blijft toch altijd nog een ze
kere beklemdheid te ovenvinnen, zooals
b.v. ook het geval is bij den eersten vlieg
tocht
Zoo heel ruim Is het in ons verblijf nu
juist niet. Snel nog even een korte bezich
tiging der technische inrichting; kompas,
inclinatie- en dieptemeter, telefoon ventiels
Voor de drukregeling, voor den luchttoevoer
en afvoer, lichtschakelaars, thermometer
schalen voor het aflezen der temperaturen
binnen en buiten de duikerklok, verschil
lende hefboomen van voorloopig voor ons
onbekende beteekenis, dit alles geeft den
indruk, alsof wij ons in een laboratorium
bevinden. De kleine klapstoeltjes zien er
niet bovenmate gemakkelijk uit. Doch nu
plaats genomen, want het belsignaal van
daareven was het teeken van vertrek.
„Los!"
Hoepla, wij slingeren als in een plotseling
in beweging komende lift. Wij hebben
geen tijd nog lang daarover na te denken
thans gaan wij naar de diepte, in het
oatte element Aan ons uitzichtvenster stijgt
het water omhoog alsof wij voor een in een
muur gebouwd aquarium stonden, dat plot
seling met water gevuld werd. „Het leven
bestaat slechts uit een reeks van overgan
gen", heeft -eens een philosoof opgemerkt.
Dit hier is een overgang van indrukwek
kende kracht. Zoo pas nog in het „rozige
licht" der vertrouwde bovenwereld, bevin
den wij ons thans in een vreemde, geheim
zinnige wereld, die echter toch lang zoo
donker niet is, zooals wij tevoren moesten
aannemen. Voorloopig zijn wij acht metei
diep ondergedoken, omdat alles in onop-
zijn, toch kan men het nauwelijks anders
bet.telen. Daar is een weelde van algen ju
rijkdom van vorm. Eenige soorten ontwik
kelen stammen tot een hoogte van drie en
vier meter bij een doorsnede van ongev?ei
30 centimeter; zij eindigen in een kroon,
welker meterlange bladeren als twijgen van
een treurwilg naar beneden hangen. Ande
ren kronkelen zich als slangen of tasten als
met vangarmen naar alle kanten om zich
heen. Barnsteenachtig golfkruid met kleine
bessen groeit aan lange, dunne, bladacht'ge
stelen. In de bovenste regionen vindt men
groene, in diepere lagen roode zeegrassoor
ten. In dit woud ontbreken ook de bloemen
niet. Groote medusa kwallen met melkwitte,
blauwe, violette of roode klokken, zeeroz°-n
als uit bont kristal, zeeanemonen en zee
sterren voltooien het beeld. Geen dezer kleu
rèn is scherp belijnd, de zee beneden, doet
alles in elkaar vloeien.
50 Meter! Scholen van kleine en groote
vissehen trekken voorbij
Nog zijn hun vormen ons vertrouwd, want
het rijk der ons tot dusver bekende zee
dieren de z.g. „oppervlakte" strekt zich uit
tot een diepte van 200 meter. Wie kent de
bevolking, noemt de namen? Tonijnen, tui
melaars, knorhanen, zeesnoeken, makreelen,
zeepaardjes en vele andere vinnendragers
krioelen door elkaar. Goud- en zilverachtig
schittert en glinstert het, gestreepte en ge
vlekte en minder mooie leden van de groote
visschenfamilie kruisen onzen weg, glijden
en schieten onverschillig langs ons heen en
verdwijnen weder.
Intusschen dalen wij verder. Nieuwe vls-
schen-volken gaan aan ons voorbij. Plotse
ling verbreidt zich buiten zichtbare onrusL
Alles wat vinnen heeft, haast zich weg van
het tooneel. Wat is er aan de hand? Nog
De welbekende Rotterdamsche architect,
de heer J. Verheul Djzn, heeft in de laatste
jaren een zeer verdienstelijken arbeid ver
richt door de aandacht te vestigen op het
mooie van Rotterdams onmiddeiijke omge
ving. Hij heeft ons, Rotterdammers, door
zijn studies laten zien de schoone boeren
hofsteden aan den Dordtschen Straatweg,
hij heeft ons getoond de schoonheid van
voormalig Charlois en Katendrecht En voor
al mogen wij niet vergeten te noemen zijn
belangrijke studie over Kralingen en den
's-Gravenweg.
Dat het werk van den heer Verheul ruim
schoots waardeering vond, blijkt wel uit het
feit, dat zijn boekje over Kralingen thans
reeds een derden druk beleefde.
Het moge waar zijn, dat Rotterdam zich
sterker uitbreidde naar de zijden van hei
Westen, het Noorden en het Zuiden, dan
naar den Oostelijken kant, het is evenzeer
waar. dat Rotterdams omgeving aan de
Oostelijke zijde terecht bekend stond als bij
zonder mooi.
Een wandeltochtje naar Kralingsche Veer
en Capelle a. d. IJssel gaf een waar genot
Vanaf den hoogen Zeedijk had men rechts
het trotsche vergezicht op de breede rivier
en links werd het oog geboeid door het diep
liggende polderlandschap, dat door zijn uit
gestrekte groene weiden met grazend vee
rust en vrede ademde.' Helaas! de verkeers-
moloch eischte in de laatste jaren het offer
van veel dier rustieke schoonheid van Rot
«erdams omgeving.
Daarom zijn we den heer Verheul dank
baar, dat hij door zijn studie over „Ooste
tijk Rotterdam, Kralingsche Veer en Capelle
nan den IJssel", althans dat schoon in de
herinnering van oude Rotterdammers deed
voortleven en tegelijk het jongere geslacht
opwekte, om van al dat mooie in de nabij
heid der stad nog te redden, wat er te red
den valt.
Wie op heden nog eens wandelt langs de
prachtige buitenplaats „Trompenburg" aari
den Honingerdijk, kan het alleen maar be
jammeren, dat soortgelijke buitenplaatsen,
de een na de ander, door de hand van den
«looper zijn gevallen.
„Trompenburg" dankt volgens overleve
ring zijn naam aan familie van den beroem
den zeeheld M. H. Tromp, die in de eerste
helft der 17e eeuw aldaar gewoond zou heb
ben.
Vlak bij „Trompenburg" lag vroeger d°
buitenplaats „Woudestein". Dit mooie land
goed is eigendom geweest van de families
Twiss en Kolff, beide namen, welke in Rot
terdam in de kringen onzer deftige burgers,
overbekend zijn. Wat een statigen indruk
«naakte dat mooie landgoed met zijn def
tige behuizing.
Hoe jammer ls het, dat door voortduren
de verwaarloozlng tenslotte zelfs minnaars
van het behoud van zulk een prachtig stuk
natuurschoon, tegen slooping zich niet meei
verzetten.
Gelukkig is althans de welbekende bui-
tenherberg „In den Rust wat" bij de Oude
Plantage gehandhaafd gebleven en dat te
meer. omdat het inwendige van dit huisje
het oud-Hollandsch karakter heeft bewaard
Verder den Zeedijk langs gaande, brengi
de heer .Verheul ons link* on het bij Kra-
,.HET LICHT DER WERELD
(Naar een schilderij van den kunstschilder Bernard
de Hoog).
lingenaars nog wel bekende Toepad. Hier
wordt ons oog geboeid door de boerderij
„.Vluyden", die mooi in het groen verscholen
met de statige entourage en het oude toe
gangshek tot het erf, een schilderachtig ge
heel vormt. De boerderij zelf dateert var»
1944, doch een oud gevelsteentje duidt er op,
dat in 1652 op dezelfde plaats de vorige hof
stede is gesticht.
En dan willen we ook niet vergeten de
aandacht te vestigen op wat de heer Ver
heul ons vertelt van Kralingsche Veer en
IJssel monde.
Kral. Veer had eertijds een druk verkeer
door de zalmvisscherij. In 1885 bereikte dc
aanvoer op de zalmmarkt te Kral. Veer het
groote getal van 100.000. Door allerlei oor
zaken verminderde de zalmvangst, zoodai
thans de aanvoer slechts 500 per jaar be
draagt. Hierdoor verloor Kral. Veer veel
van zijn vroegere beteekenis.
Maar niettemin blijft Kral. Veer een be
zoek dubbel waard, vanwege het mooie uit
zicht op de rivier met het schilderachtig
celegen dorp IJsselmonde a<an de overzijde.
Tenslotte brengt de heer Verheul ons In
Capelle aan den IJssel, dat ons nog volop
te genieten geeft van al het schoone, dat 't
polderland kan bieden.
De heer Verheul is niet alleen een be
kwaam architect, die ook waardeering heeft
voor *t karakteristieke en schoone van oude
bouwstijlen, maar hij bezit mot minder een
historischen zin, waardoor hij gaarne uit
Toegangshek tot de boerderij „Muyden",
St Èlbrechtspad 2 te Rotterdam,
wijst, bij vernieuwing, hoezeer de heer Ver»
heul als bekwaam bouwkundige gaarne ken-»
nis neemt van de architectuur in vroegere
jaren en eeuwen, maar niet minder, hoe hi|
oude archieven den oorsprong tracht op te
diepen van hetgeen hem op zijn onderzoe
kingstochten merkwaardig voorkomt. Zoo
bleek een vrijstaande buitenwoning te Ca
pelle aan den IJssel een overblijfsel te zijn
van een architectonisch, hoogstaand bouw
werk van Johan van der Veken. Het door
dezen in 1612 gebouwde slot „Capelle" was
verrezen op de plek, waar tot dat jaar zich
bevonden had een kasteel, dat in 1398 ge
sticht was door ridder Hendrick van Hale
wijn.
Johan van der Veken was oorspronkelijk
een Vlaming, maar vestigde zich in 1583 te
Rotterdam, waar hij al spoedig als vermo
gend en ondernemend man een vooraan
staande positie innam, niet alleen als koop
man en reeder, maar ook als geldschieter
cn diplomaat
Deze studie over oostelijk Rotterdam be
door historische zin gedreven, in oude ar
chieven nasnuffelt om alzoo de stem der
historie te kunnen beluisteren in de over»
blijfselen van bouwwerken uit vroegere
eeuwen. Doch boven dat alles klopt in al de
reeds uitgegeven studies van den heer Ver
heul het hart van den rasechten Rotterdam
mer, die met leede oogen aanziet, dat onze
stad, terwille van handel en verkeer, dik
werf met niets ontziende hand afbreekt
wat door rustieke schoonheid zooveel beko
ring had.
Moge dit prettig geschreven en door de
fa Stemerding keurig uitgevoerde werkje er
toe bijdragen, dat door goede samenwerking
voorkomen worde, dat onnoodig onder de
hand van den slooper valle, wat door intie
me schoonheid toch zeker evenveel waarde
heeft als de veilieheid en de gesteldheid
van den weg, dio 't moderne verkeer eischt
Buitenplaats „Trom
penburg", Honinger
dijk 70 te Rotterdam