DIT EN DAT
VAN BONTE DINGEN
door
G K. A. Nonhebei
Apotheker te Middelburg
Een arlikel voor het
„zwakke'' geslacht
Als ik eens naga hoeveel dames mij hun nood
hebben geklaagd over hun snor- en baardgroei,
gevoel ik mij verpl cht om de geijkte uitdrukking
Jiel swalckc geslacht", een beetje in twijfel te
gaan trekken.
Als men thuis komende, voor het eten de han
den wil wasschen en men bev ndt dan, dat het
kraantje van de waterleiding zóó hard is dicht
gedraaid, alsof het nooit meer open mocht, dan
kunt ge er vast en zeker op aan, dat het fonteintje
het allerlaatst benut i9... door een vrouw.
Waarom?
Een vrouw schijnt niet te weten, dat het persen
de water der waterleiding moet tegengehouden
wo-den door oen leertje, dat dat leertje alleen af
sluit, als het soepel blijft en dat dit door het stijf
aandraaien zóó hard ineen gepenst wordt, dat het
dan dat vermogen onvermijdelijk verliest en de
kraan na eenigen tijd gaat lekken. Wel zal zij tot
haar man dan zeggen: „Nu lekt dat kraantje
warempel weer cn het is nog geen twee maanden
geleden, dat de fitter er bij geweest is." En als ze
eens een beetje uit haar humeur is (een feit, dat
gelukkig maar hoogst zelden voorkomt) zal zij er
nog aan toevoegen: „dat die werkmenschen soms
zoo nonchalant te werk gaan."
Als een man bezig is hoven in zijn huis wat te
reparecren en omdat hij het niet los kan laten,
naar beneden roept; „Och breng eens even oen
nijptang boven" en or dan iemand naar boven
komt met een... schroevedraaier (historisch) dan
is die iemand beslist... een vrouw.
Vrouwen hebben ook de eigenschap een enkel
feit gaarne te generaliseeren.
Als b.v. ©en man voorbeeldig netjes is, alles op
ruimt, zijn bureau, zijn boekenkast, tijdschriften,
gereedschap en hij zal op ©en zeer gehaast ©ogen
blik bij het aantrekken zijner schoenen oens ver
geten om zijn pantoffels op hun plaats te zetten,
waarover juist ongelukkigerwijze zijn vrouw strul
kelt, dan kan hij er van verzekerd zijn, dat hem
direct bij het thuis komen zal gezegd worden:
„Zoo'n rommel als jij toch vanmorgen weer ge
maakt hebt op je kamer, jullie ruimen nu eens
nooit wat op: ils wij oens zoo waren dan
Als de vulkachel van boven potdioht staat en
van onder is opengezet dan is de daaruit ontstane
catastrophe het werk eener vrouw.
Niet gaarne zou ik willen beweren, dat hierop
niet vele uitzonderingen zijn en ik haast me ook
mee te deelen, dat ik tot die uitzonderingen dan
ook beslist alk dames reken, die zich aan dit arti
kel hebben geërgerd.
Maar deze raillerie daargelaten het is toch
een feit, dat vele vrouwen altijd haar man noodig
hebben, als er ergens een haakje of schroefje of
wat dan ook moet worden aangebracht
Voo/al in dezen tijd moet de vrouw ook op dat
punt wat zelfstandig worden en het is toch to
dwaas, dat een dame, die alleen buiten woonde en
wier dienstbode uit was en die ook geen kaarsen
had of petroleum bezat, drie uur lang in het don
ker op haar man moest wachten, omdat ze niet
wist, hoe ze ©cn nieuwe stop in het schakelbord
moest zetten.
Daarom doe ik dan ook oen voorstel. Er loopen
genoeg kundige timmerlieden rond, die er naar
snakken om iets te doen te hebben. Breng ©en
klein clubje meisjes bijeen en laat d e onder lei
ding van dien timmerman zoo nu en dan eens
oen uurtje de eerste beginselen leeren. Daar is
de werklooze u zeer dankbaar voor, het kost u
geen geld en uw dochtertjes zullen het beslist
prettig vinden om zelf eens een eenvoudig doosje
of wat dan ook te kunnen maken.
Bovendien houdt u ze in de gure wintermaan
den aangenaam bezig en is het voor een werklooze
©en moreele verheffing om tot leidsman te worden
verkozen van de vroolijke jeugd in zijn eigen vak.
Waar toch uit de statistieken blijkt, dat het
aantal huwelijken zoo sterk vermindert en het
aantal vrouwen dat dor mannen zoo geweldig
overtreft, daar is het toch zaak, dat de vrouw niet
afhankelijk mag zijn van den man, vooral niet ate
het gaat om zulke bcuzelingen.
Als me na dit artikel nu maar niets boven het
hoofd hangt!!
PARIJSCHE SCHETSEN
De Seine
door
Nono Kuijper
De fotografieën, die Ik bij dit artikel gevoegd
heb geven een typisch beeld van die geheel
aparte wereld om en bij de Seine, waurvun ik
hier het een en ander wil vertellen. Er Is daar
een uiterst merkwaardig mengelmoes \an rijk
dom en armoede. Vele van de mooiste gehouwen
van Darijs staan aan of bij de Seine. Op het
beroemde eiland, dot gevormd wordt door een
zich splitsen en weer samenvloeien van de Seine,
staat de Notre Dame, de beroemde kerk, die van
af de vele bruggen over deze rivier te zien is. En
behalve de over-hekende andere gehouwen, het
Louvre, het Palais de Justice, het Trooudcro met
de Tour d'Eifel, zijn ook véle van die bruggen
mooie stukken werk uit de rijkste en meest glo
rieuze tijd van Frankrijk. En als men overdag
langs de Seine loopt, over de Quai de Possy, de
Quai d'Orsay, de Voltaire, dee Tuileries, waar do
mooiste cn duurste apartementen zijn, waar de
rijkste Parijzenaars wonen; of als men 's avonds
vanaf een van die fraaie bruggen over de Seine
cn de overal verlichte Seine-oevers kijkt; als
men wandelt over de lange allée's met prachtige
oude boomen, 's zomers zoo .prachtig in hun
volle groen, 's winters even prachtig om de
stemming en de sfeer van knoestige, vochtige,
takken en een kale, hooge kruin, dan Is deze
schoonheid bijna niet te verbinden met de trieste
armoede die evenzeer langs de Seine-oevers
hecrscht.
Die vele kleinere en grootere winkels, meest
Kunsthandelaren en Antiquiteiten-uitstallingen,
A li men er wan
delt, over de
lange allée's met
prachtige oude
boomen,,.
Croote, frissche kerels, die overdag
bij elkaar zitten en kaartspelen.
passen in ieder geval door het decoratieve van
hun uiterlijk zeker nog in het geheel van
schoonheid en rijkdom. De eindelooze rij (Kieken-
en prentenkramen langs de wallekant, waar de
verkoopers in felle zon of storm en regen buiten
staan; of ook de vele kleine winkeltjes met éta
lages vol kommen en primitieve kooitjes met
visschen en vogels in alle soorten en prijzen, van
kostbare papegaaien tot schildpadden van slechts
enkele francs toe, behooren al niet meer tot die
voorname luister, hoewel ze niet minder schil
derachtig zijn.
Maar onder die decoratieve bruggen en onder
die rijke, stemmige quai's, leeft nog een andere
werld. Tusschen de rivier en de hooge quai's ligt
een lage kade, veelal met boomen begroeid, waar
van dg kruinen tot de schoonheid van de Seine-
oever behooren, maar wier stam te midden van
de ergste armoede staat. Daar wonen de werk-
loozen, de dak-loozin, de bedelaars en de urm
sten. Daar liggen ze 's nachts, in zomer en In
winter op de steencn. Zoo maar, onder de open
lucht, of onder de beschutting van de bruggen.
Daar liggen ze, mannen, vrouwen, kinderen, oud
en jong, gebrekkigen en gezonden. Groote, for-
sche kerels, die overdag bij elkaar zitten en
kaart-spelen, dobbelen om enkele centimes, om
een aantal cigarettcncindjes die ze 's avonds laat
op de terrassen onder de tafeltjes van de groote
café's bij elkaar zoeken. Daar maken ze van af
val en oude kisten hun vuur en koken hun maal
van aardappelen en andere dingen, die ze zich
op eerlijke of oneerlijke manier verschaft heb
ben. Er zijn mannen, die zich iedcren ochtend
wasschen en scheren met het rivierwater, om
dan de hcele dag door de stad te loopen, hier een
paar francs te verdienen, daar over de bruggen
te hangen met de touristen en vreemdelingen
die kijken naar de schoonheid, die zij niet zien.
Vrouwen zijn er die daar wasschen en verstellen
voor hun gezin. Anderen slapen en eten in hun
lompen, vervuilen en vervallen. Sommigen von
hen verhuizen 's winters naar de trappen en de
hallen van de ondergrondsche spoorbaan, waar
ze in de benauwde, ongezonde mêtro-lucht wat
warmte vinden om te slapen. Maar velen blijven
ook 's winters d«ar beneden aan de rivier. Velen
van hen zijn lijdelijk, zonder eenig verzet tegen
hun leven. Hun vervallen bestaan gaat voort tot
ze op een ochtend dood gevonden worden cn de
gemeente het laatste doet wat aan deze stum-
perds op aarde gedaan kan worden. Maar onde
ren zijn vol vijandigheid en fel verzet. Ze vloe
ken en tieren onder het kaartspel, ze slaan el
kaar neer om een kleinigheid, ze verdrinken het
weinige geld dat ze nog bij elkaar krijgen kun
nen. En ze schelden en dreigen met gebalde
vuisten als ze merken, dat een vreemdeling hen
als een curiositeit bekijkt of,ale ze een foto
toestel op zich gericht zien. En er zijn vreed-
zamen, die zich neerzetten bij de hengelaars, die
karweitjes opknappen bij de aan- en afvarende
schuiten.
Dat is de tegenstelling van de mooiste cn
rijkste buurt van Parijs, die tevens de meest ar
melijke en verworden buurt is. Om en bij de
Sein:
368
Merkwaardigheden ui* den bloeitijd
der Gilden door A. Dorsman
(Slot)
De Haagsche gilden hadden destijds in de Groote
of St. Jneobakork borden hangen voorzien van een
Tekst uit de H. Schrift, betrekking hebbende op
het bedrijf, 't welk zij uitoefenden. Deze borden
waren daar in 1730 nog aanwezig volgens de be
ach rijving van 's Hage door J. Wetser.
Op het schild van het Poeliersgilde las men o.a.:
Genesis XXV vers 28
„Isaac hadde Esau lief, omdat hij van synen"
„wiltvanc adt"
Op het bord van het St. Krispijns of Schoenm*-
kersgilde
Exodus III vers 5
„Ende Hy seyde, nadert hier niet toe, trekt"
„uwe schoenen uyt van uwe voeten, want de"
„plnetse daer gy op staet, is heilig land."
Op 't bord van het Weversgilde
Hiob VII vers 6
„Myne dagen zyn ligter geweest dan een we-"
jrfverespoele en zyn vergaen sonder verwagtinge."
De achturen werkdag was natuurlijk toen nog
niet bekend, toch waren er al vroeg zekere wette
lijke bepalingen ten opzichte van den arbeidsdag.
In begin der 15e eeuw werd te Utrecht een ver
ordening uitgevaardigd dat de volders des smor-
gens niet vroeger aan den arbeid mochten gaan.
„voor dat die clocke drie geslagen heeft"
Voor de smeden wa9 dit gesteld op vier uur en in
1550 volgens A. J. M. Brouwer Ancker In zijn werk
over de Gilden vragen de Drapeniers te Utrecht
loonsverhooging, daar het tegenwoordige loon al
vóór 70 jaar is vastgesteld, en nu de tijden voor
ben duurder geworden zijn.
Zij zeiden in hun verzoekschrift
„ende dat de tyt nu ongelyck anders was dan die"
„in voertyden es geweest mits de rysinge van de"
Winkeltje vol kommen en primitieve
kooitjes met visschen...
„huysbuyre ende duerte van boeter, caes, melck"
„ende andere victualie zulex dat zyluiden meestal"
„scamele gcsellcn wc9ende, opt voorscreven oude"
Jocn den cost nyct cn wisten te gecrighen".
De loonen varieerden toen van 4 tot 6 grooten
daags wat overeenkomt in onze munt met 10 en
15 centen.
De gilden waren verplicht aan de processies
welke gehouden werdei. op bepaalde tijden, hun
medewerking te verleene.n. Een beschrijving van
zulk een processie welke gehouden werd op Sa
cramentsdag vinden wij in het reeds vermelde
werk van A. J. M. Brouwer Ancker als volgt.
De optocht wordt geopend door de gilden in
hunne volle heerlijkheid elk onder zijn eigen
banier, die hoog boven de hoofden uit aan een
lange stok wordt voortgedragen daar elk gilde zijn
Heilige heeft zoo worden ook sommige beelden
meestal van zilver meegedragen.
De Overlieden dragen brandende waskaarsen ln
de hand, schoone jonge meisjes,
„welke seer costeiyck ende chierlyck toegemacckt
zyn,"
stellen onze Lieve Vrouw, Maria Magdalena,
St. Barbara of St Margaretha voor, terwijl een
jongeling in schitterende wapenrusting te paard
St. Joris verbeeldt, stekende met zijn lans naar «en
Daar liggen se
nachts in zomer
en winter op de
steenen...
groote draak die op een lage rolwagen vóór hem
.voortgetrokken wordt
Kinderen als engelen en duivelen verkleed
.Vormen vers hillende groepen.
De engelen dragen gcstiif Ie witte kleedcran en
Vergulde vleugels aan de schouders en spelen op
„hackcborden of klinken mit cymbaien"
„de duiveltgcns zyn schrickelyck toegemaect mit"
„overtreckselen daer ielyeke schilderyen opstaen"
„hebbende een groot schrickelyck gryns voor 't"
„aenghesicht".
Zij houden als zinnebeeld van het helsche vuur,
een pekstok in de hand en loopen gedurig heen
en weer, om ruim haan te maken
„ende om de kinderen een angst aen te jaeghen,"
„welcke seer kryten wanneer sy deze nickersgens"
„sien aencomen".
Vervolgens komen de drie schutterijen in harnas
en geweer en in hun midden de koningen die de
papegaai afgeschoten hebben
„seer cierlyk toegemaect, met een silveren pape-"
„gay op een staf in de hant ende andere coste-"
„lycheit om den hals"
na deze volgen de scholieren in witte koorhemden,
daarachter de priesters met hun
„livitische cappen"
en dragen zilveren beelden en wit damasten vaan
dels, daarop volgen de grauwe monniken achter
hun leidsman die op een langen stok een crusifix
omhoog houdt, dnn volgt de stoet van boetelingen
vóór de hoofdgroep waar het H. Sacrament gedra
gen wordt onder een een hemel van goudlaken
door den pastoor in vol ornaat.
Hij wordt omstuwd door de stadsepeellien die op
pijpen cn schalmeien
„seer lieflyck ende fraye speelen"
alsmede door de schoutendienaars met het rapier
op zij en een stevige stok in de hand, gevolgd door
een groote drom van inwoners die den stoet met
ongedekte hoofde volgen.
Naast de verplichting der gilden om aan de pro
cessies deel te nemen, hadden zij ook nog ver
plichtingen tegenover de Vroedschap der stad om
hulp en bijstand te verleencn als zulks van hen
gevorderd werd, zooals J. ter Govjw in zijn werk
„De Gilden" zegt
„Opt luijden van de clocke ofte trompetgeslaeh
bij tijde van brant ende andere swarigheden, of
ln tijden van allnrm of watersnood*.
En toen in 1650 de Prins van Oranje met
iijn troepen voor Amsterdam verscheen, werden
©veneens de gikien opgeroepen, wat een aanlei
ding was voor het turfdragersgilde om deze ge
beurtenis aan de vergetelheid te ontrukken cn van
deze gebeurtenis een schilderij liet maken en op
de lijst met gouden letters schreef:
„ln 't jaer, wanneer men schreef, sestien hondert
veertigh thicn
Doen heeft men 'b Prince macht voor d' Amstel*
stad gesien.
Ons gilt, driehondert veertigh sterk, soo jongh als
oude klouwers,
Die werden van de Wet versien met pieken endo
houwers".
De kooplieden waren destijds ook in gilden ver-
cenigd en als de heeren kooplieden een of andere
jaarmarkt wilden gaan bezoeken, was dit uit
den aard der zaak niet zoo eenvoudig alstegen
woordig, zij gingen dan onder geleide van hun
Overmans en
„elc man mit zinen harnasch end© die Scuttea
mit boren bogen".
In 1404 trokken de gilden van Antwerpen naat
Mechelen om daar aan het schietspel deel
nemen.
Een groot gedeelte der voornaamste ingezeten."»
der stad ging met de stoet mee.
De Vroedschap liet, opdat de giidebrocders b'
hoorlijk voor den dag zouden komen, ruim 300
caproenen maken van rood laken, op kosten van
de stad, versierd op de eene zijde met een zilve
ren burcht en op de andere zijde een zilveren hoog,
twee kunstschilders werden belast deze versie
ringen uit verzilverd perkamentpapier te knippen
en op de caproenen te plakken.
De schutters kregen 400 toortsen mee om bij de
viering op te steken, de stadsklerk was te paard
Vooruit gezonden om voor een behoorlijk logement
voor de gildebroeders te zorgen.
„Hansje de Tuimelaer", de nar of de gek van het
gilde, ging mede om 's avonds de lieden te ver
maken met zijn potsierlijke grollen, echter had
hij het ongeluk
„zich het lijf dermate te verwringen, dat hij
hem seere deet"
en langen tijd sukkelde eer hij beter was.
Onze voorouders hadden de gewoonte om bij
elke gebeurtenis van eenige bctcckenis een maal
tijd te houden of met den wijnkan op de tafel te
komen.
Wanneer de „stadsnapen" nieuwe kleeding krij
gen of een voorname gast van glciere dc stad
bezoekt, was het niet vreemd dat hem wijn werd
aangeboden; volgens J. ter Gouw hadden
„Mijne Heere van den Gerechte van Amsterdam
op het stadhuis voor een keuken gezorgd, „de
stads koocken" genaamd."
En toen de burgemeester van Amsterdam in 1508
de schuldigen van ccn oproer wilde laten vangen
gaf hij den gezworen Roedrager Cïaes Jaspers-
zoon 6 schellingen en 8 grooten om met eenige
.verklikkers in een herberg een maaltijd te houden
„omme hocrluijder memorie te ververschen,
ende den burgemecstcrcn aan te geven depgen
die in wapenen geweest hadden".
Toen de nachtwacht9 zich bij een zeker geval
eens verdienstelijk hadden gemaakt kregen zij met
bun kapitein „16 schellingen, onime lief fel ijck met
malcander en le vei teeren".
Ais het gilde ééns per jaar zijn gildemaaltijd
hield, welke meestal 3 dagen duurde, en waarop
ongelooflijke massa's eten en drinken werden
verwerkt, als ze dan zoo „minnelijck bij den an
dere waren", dan werd er, wanneer er nog spijs
en drank overbleef, „geresolveerd den vierden
dach daaraan te knoopcn"en werd het feest op
oud-Germaansche wijze voortgezet.
Een wisselend aantal
Meneer bracht met de vacantie eenige weken aan
het strand door. Hij was er al eenige dagen en dus
goede maatjes met den badmeester, met wlcn iiij
nu weer een praatje mankte. Hij vroeg naar tiet
aantal badstoelen, dut elk jaar ongeveer hetzclfds
bleef, zei de badmeester. De badgast keek eens
rond om een nieuw onderwerp van gesprek te be
ginnen en zag daar de eze'tjes, die door de kin
deren gebruikt werden. Met het mooie weer was
er veel belangstelling voor de ezels, zoodat de
kinderen in een groepje stonden te wachten op hun
beurt
„Maar badmeester, er zijn te weinig ezels, er
moesten er veel meer zijn. Is het aantal ezels ieder
jaar hetzelfde?"
-r „Nee meneer, dat hangt van het aantal bad
gasten af". K-
369