VAN BONTE DINGEN
door
G. K. A. Nonhebel
Apotheker te Middelburg
Onbevoegde uitoefening
der geneeskunst
Eenigen tijd geleden vestigde zich metterwoon in
het hoekje van de bovenruit van mijn werkkamer
een tVfc c.M. dikke spin. Ze installeerde zich vrij
snel en loerde van u t haar kamertje op de draden
van haar kunstig netop prooi. Ze ontving
visitie van allerlei soort, die ze allemaal oppeu
zelde. Opeens kwam een vrij groote bromvlieg, die
in ernstig conflict geraakte met de draden van
het net, die wel dun waren maar zeer taai bleken.
De spin, die blijkbaar de risico niet aandurfde, dat
zij het net zou verbreken, daalde met ongelooflijke
snelheid neer tot vlak voor haar prooi. Hierop
volgde in miniatuur een schouwspel, dat veel
geleek op een zeeman, die van uit zijn schip een
tros om een paal werpt. In heel korten tijd was
de vlieg dan ook ingezwachteld enuitgezogen.
Het is niet te geloovcn, wat zoo'n spin op een dag
wel opeten kan. En ik dacht zoo bij mij zelf: „als
wij mensclien naar rato zóóveel aten, danwas
de tarWecrlsis direct uit de wereld. Die spin inte
resseerde me zóó, dat ik er onwillekeurig over ging
schrijven. Maarhoe krijg ik nu ecnig verband
tusschen die spin en het bovengenoemde onder-
Laat ons het beproeven. Die spin schijnt onder
de dieren bevoorrecht te zijn met buitengewone
architectonische gaven. Ook andere dieren bouwen
(o.a. 4e bijen) maar het net van de spin gaat ver
hoven alles uit, wat betreft de constructie, het
zuiver verloop der verbindingslijnen en het zoo
ingenieus oplossen van het vraagstuk en de eisch
van de draagkracht En evenals de spin onder de
dipren, zijn er nu ook menschen, die begaafd zijn
met wondere eigenschappen, die we zien, maar
niet kunnen doorgronden. En dan wil ik hier
wijzen op e e n dier gaven n.l. op deze: om zonder
geschoold te zijn of eenige academische opleiding
te hebben genoten en dus zonder eenig vooraf
gaand onderzoek, direct bij den patiënt te zien,
waar de kwaal schuilt en die met de eenvoudigste
hulpmiddelen ook weten te genezen.
Toen dus de mare ging, dat zich in het Zuiden
van ons land iemand bevond, die deze gave bezat,
stond ik daar héél sceptisch tegenover en eer ik
dit dan ook zou gelooven, moest er eerst heel wat
bewijsmateriaal aanwezig zijn, dat ik persoonlijk
zou kunnen controleeren. Als men in de wereld
de moeite neemt om sensationeele verhalen of b.v.
beschuldigingen tegen iemand eens geheel onpar
tijdig en zeer nauwkeurig te onderzoeken, dan
vindt men bijna altijd wat anders. Op zekeren dag
echter doet zich in een omgeving, die ik uitstekend
kon controleeren het volgende voor. Een dame ver
wondt zich aan den voet door den trapper van
haar fiets. Zij slaat er weinig acht op, totdat haar
voet gaat opzwellen, haar zeer veel pijn gaat be
rokkenen en gaat etteren. De ontboden medicus
raadt haar bedrust aan en doet een verband aan
leggen. Hoewel de dame consciëntieus dien raad
volgt en goed verpleegd wordt, vreet do wor.Je
steeds dieper, en wordt de pijn ondragelijk. T 'Cii
de medicus zag, dat de voetwortel dreigde aange
tast te worden, stelde hij die dame voor zich eens
in verbinding te stellen met een bekend chirurg.
Om begrijpelijke redenen daar zeer tegen opziende
en juist van een bezoekster vernomen hebbende,
dat die „leekedokter" haar misschien kon helpen,
gaf zij den medicus haar wensch te kennen, dien
man eens te consulteeren, daar zij zooveel goeds
van hem had gehoord. De medicus gaf haar vier
dagen uitstel. Dit was zeer verstandig gezien, daar
zijn patiënte later nooit zou kunnen zeggen: „Had
ik toch dien man maar eens geraadpleegd." Bo
vendien geloofde hij evenmin als ik aan die ge
heime kunst en was dit en passant een goede ge
legenheid om eens daadwerkelijk te bewijzen, dat
het genezen van zoo'n leekedokter maar op phan-
tasie van de menschen berustte. De leekedokter
kwam, zag de diepe wond die sterk etterde en
zei: „U moet er onmiddellijk een aftreksel op leg
gen van een zaad, dat heel vroeger wel in de apo
theek werd göbruikt." Na eenige uren stilde de
pijn, genezing ging intreden en toen na 4 dagen
de dokter kwam, stond hij versteld over de groote
verbetering, die was ingetreden en opereeren ab
soluut onnoodig deed zijn. Toen ik een zestal van
dergelijke gevallen had kunnen controleeren, toen
moest ik er wel in gelooven.
Het kan echter niet uitblijven, dat na korteren
of langeren tijd uitdraait op een proces-verbaal
wegens: onbevoegde uitoefening der Geneeskunde.
Zoo iemand heeft zijn gave tot heil en dienst der
menschheid aangewend, veel leed en droefheid
voorkomen, veel tranen gedroogd. Hij heeft het
publiek geen geld daarvoor gevraagd en stakkerds
geholpen, toen de wetenschap geen hulp meer
bieden kon.
Dit alles neemt echter niet weg, dat de wet moet
geëerbiedigd worden en dat degene, dia de wet
overtreedt moet gestraft worden en dit te meer,
waar niet te ontkennen valt, dat de artsen, die een
dure en zware stud'e moeten doormaken om hun
graad te behalen, hierdoor een oneerlijke concur
rentie ondervinden.
En toch zit hk-r iets in, wat ons n-chtvaar-'ig-
heidsgevoel onbevredigd laat. Door het straffen
van een dergelijken „leekedokter" zal niet voor
komen kunnen wordert, dat weer een overtreding
zal volgen om de doodeenvoudige reden, dut een
door de wetenschap niet meer te helpen patiënt
alles, zelfs het onmogelijke, in het werk zal stellen
om diens hulp in te roepen. En stelt u nu even
voor, dat ge eens in staat waart uw naaste uit zijn
lijden te verlossen, ja het leven te redden, zoudt
ge dan de uitgestoken hand om hulp kunnen
afweren? We zijn toch menschen, hebben toch een
medelijdend hart en zou het lijden en mogelijk de
dood van dien patiënt onze ziel dan niet bezwaren
door de wetenschap, dat we konden helpen,
maar het niet deden? Schrikkelijk dilemma]
Mijns inziens ware het beter deze w e r k e 1 ij ke
b e g a a f de menschen (er is ook kaf onder het
koren) zóódanig te benutten, dat men hun buiten
gewone gave zou kunnen aanwenden tot heil der
menschheid zonder benadeeling van hen, die
alleen het recht hebben patiënten te behandelen.
Die ondoorgrondelijke krachten te assumeeren en
daardoor ook te sanctionneercn is beter dan ze te
vertiordeelen.
Larus, de Kokmeeuw
door
A; de Jong
(Slot.)
Na een broedtijd van ongeveer drie weken, waar
bij de dieren om beurten de broedplichtén waar
namen ontstonden cr kleine gaatjes aan de spitse
kanten der eierschalen; een bewijs dat de jongen
wel gauw uit zouden komen. De ouders bemerkten
heel goed wat er aan de hand was, en naarmate
de gaatjes in de eieren grooter werden steeg bij de
dieren de spanning. Het wijfje, dat op het nest
zat ging zoo nu en dan eens staan om den stand
van zaken op te nemen en het mannetje, dat dicht
bij het nest de wacht hield, kwam ièderen keer
belangstellend informeeren. Vooral bij twee eieren
kon je duidelijk het getik hooren van het jong, dat
daarin opgesloten zat en naar buiten wilde. De
gaatjes werden steeds grooter tot eindelijk de eier
schaal in tweeën barstten en het kokje zijn intrede
in de wereld deed. Een kletsnat onoogelijk wezen
tje. Op dezelfde wijze komen nummer twee en
drie na eenigen tijd te voorschijn en nu is het
kokmeeuwengezin vermeerderd met een flinke
drieling. Eenige uren na hun geboorte zien de
jonge meeuwtjes er heel anders uit, nu hun
veertjes zijn gedroogd, zijn het de aardigste en
mooiste donsdiertjes, die men zich maar denken
kan. Hun pakje is lichtbruin gekleurd met don
kerder vlekken en zoowaar kun je aan de bijna
doorschijnende pootjes al zwemvliesjcs zien. Lang
bleven de diertjes niet in hun geboortehuis, want
den volgenden dag nemen de ouders hun jongen
reeds mee het duin in, waar de kleintjes zich zoo
goed mogelijk tusschen de helmplanten verstop
pen terwijl de ouden er op uit trekken om een
.vischje of garnaaltje te verschalken, waarvan de
jongen goede afnemers blijken te zijn. Achter een
laag duintje of achter een vlierstruikje verscholen
kun je heel wat te zien krijgen van het huiselijk
leven der kokmeeuwen. Wanneer vader of moeder
boven de verblijfplaats der kleintjes komen aan
gevlogen rekken deze de korte halsjes en piepen
om het eerste hapje, dat gewoonlijk ten deel valt
aan de v)ujjj"tp van het drietal. De oude vogels
brengen evenwel zooveel buit aan, dat tenslotte
de minst bedeelde toch niet van honger behoeft
om te komen. Zoo gaat het leventje zonder veel
schokkende gebeurtenissen een weck of drie voort
en in dien tijd zijn de mooie kuikentjes weer
leelijke jonge vogels geworden én zijn bijna even
groot als hun ouders. Hun veerenklccd is nu grijs
bruin en hier en daar steken er nog nestveeren uit,
die den vogels juist zoo'n eigenaardig uiterlijk
geven. Over enkele weken zijn die nestveertjes
heelemaal verdwenen en nu lijken de jongen al
aardig op hun ouders, ofschoon het in het geheel
drie jaar duurt voordat ze voor volwassen kok*-
meeuwen kunnen doorgaan.
Nadat de ouders aan Larus en de twee anderen
alles geleerd hadden, wat een behoorlijke kok
meeuw moet kennen, meenden vader en moeder
dat de jongen zich nu zelf wel konden bedruipen
en niet lang daarna verecnigdcn eenige jonge
vogels zich in een troep en togen de wijde wereld
in, maar bleven voorloopig nog langs de kust,
want waar kun je nu gemakkelijker voedsel be
komen dan aan het strand.
Ook in den winter hebben ze zich nog lang aan
het strand staande gehouden, doch zijn ten slotte
het binnenland Ingetrokken, waar het minder
guur was dan aan den zeekant. In dit troepje
bevond zioh ook onze oude kennis Larus, die zich
in dien tusschentijd had ontwikkeld tot een flinke
volwassen kokmeeuw; alleen aan zijn vleugels
was het nog te zien, dat het een jonge vogel was.
Bij oude vogels zijn de vleugels bl au w-grijs,, ter
wijl bij de jonge dieren de vleugels meer bruin
grijs zijn en vooral de uiteinden der vlerken zijn
bijna heelemaal bruin.
Het troepje meeuwen, het waren er een dei lig,
hield zich voornamelijk op in den vijver van het
groote plantsoen, niet zoo heel ver van de plaats
waar het vorige jaar Larus' ouders hun winter?
verblijf hadden. Ze haddpr. het best getroffen met
dezen vijver, want de menschen kwamen h:er de
eenden voeren; bergeenden, wintertalinkjes,
smienten, witte kwakertjes en nog enkele andere
soorten en met een beetje behendigheid kon je
gemakkelijk de lekkere stukjes brood juist voor den
bek der eendjes wegkapen. Alleen voor de zwanen
Kralingsche Plas
Rotterdam,
344
moest Je een beetje oppassen, want als die Je een
baal geven met den sterken snavel dan heb je
voorloopig genoeg; als je maar achter ze blijft dan
heb je niets te vreezen en eer ze zich omgedraaid
hebben, ben je natuurlijk al lang weg. Nee, ze
hadden hier niet te klagen en Larus zou hier best
altijd willen blijven, want 's zomers zou het hier
nog veel beter zijn. Zonder het evenwel te weten,
zou zijn wensch toch in vervulling gaan, maar
op een geheel andere wijze, dan hij zich had voor
gesteld.
Hoe het precies in zijn werk gegaan is, weet
ik niet, maar op den kwaden dag, midden in den
winter, zag ik dat er bij onzen vriend iets aan
haperde. Hij maakte namelijk in het geheel geen
gebruik van zijn vleugels, doch zwom steeds op
eerbiedigen afstand van de vijvereenden, die bij
de bezoekers om voedsel bedelden. Zijn eetlust was
nog evenals voorheen in heel goede conditie en
terwijl zijn kornuiten bij onze nadering heel spoe
dig wegvlogen, maakte Larus zich steeds zwem
mende uit de voeten. Het was dus duidelijk, dat
hij een geblesseerde vlerk had en naar alle waar
schijnlijkheid was hij tegen een telefoondraad of
iets van dien aard gevlogen. Tot zijn geluk had
hij nog kans gezien den reddenden vijver te be
reiken, waar hij in ieder geval voorloopig veilig
was. Ondanks alle pogingen die wij aanwendden
dm hem te vangen teneinde te trachten zijn bles
suren te verbinden, hij was ons steeds te vlug af
Glaswerk van Leerdam.
(Illustratie uit „Bloemen").
en liep of zwom telkens zoo snel mogelijk weg.
Hij moest nu natuurlijk in het park overnachten
terwijl zijn makkers, zooals ze dat gewoon waren,
naar de duinen trokken en zich 's morgens weer
bij den achterblijver voegden, totdat ze zich in het
voorjaar niet meer lieten zien en Larus nu met de
eenden het rijk alleen had. Wij brachten vaak een
extra'tje voor hem mee, behalve het dagelijksche
brood, en smaakten het genoegen dat hij steeds
levendiger werd bij het loopen, ten slotte zijn
vleugels gebruikte om zich vlugger te kunnen ver
plaatsen. Den gehcelcn zomer door hebben wij van
zijn aanwezigheid kunnen genieten en constateer
den dat hoewel zeer langzaam, de vleugel aan het
genezen was totdat in den nazomer zijn vleugels
weer zoo sterk waren, dat hij reeds kleine vlieg-
tochtjes kon maken en eindelijk tot onze vreugde
zagen wij hem wegvliegen naar onbekende bestem
ming, waarmede voor ons de geschiedenis van
Larus, de Kokmeeuw een einde nam.
Een geschiedschrijvend
schilder
Is het „kennen" van een ander een moeilijk iets,
zelfkennis is nog veel moeilijkerl Hoevclen onder
de talloozen, die blijkens hun eigen getuigenis en
dat van anderen met mcnschenkcnnis begaafd
zijn, zouden wel met een minimum aan zelfkennis
toegerust zijn?
En hoevelcn aldus wagen wij deze vraag uit
te breiden hoevclen, die in hun vacanties weg
tijgen om het schoon van vreemde landen te be
wonderen, zijn aan de schoonheid van hun eigen
land nog niet eens toe? Wij zullen deze vraag on
beantwoord laten, maar gelooven dat het wèl zin
heeft, haar eens te stellen.
Vanaf de eerste aanvang der landschap-schilder
kunst zijn de landschapschilders de bemiddelaars
geweest tusschen het publiek en het landschaps-
schoon van het eigen land. De schilders waren
het, die den menschen voorhielden, wat z ij al zoo
aan schoonheid gevonden hadden, en wij, gewone
en hoeveel blinder menschen, moesten steeds weer.
erkennen: ja, zoo is het, ik had niet geweten, dat
dit of dat zóó schoon wasl
Een van hen, die deze loffelijke schilderstraditie
in het heden voortzetten, is wel Eugène Rensburg,
en het zijn allereerst zijn etsen, schetsen en teeke-
ningen van Hollandsche molens in hun typische
omgeving, die onze aandacht trekken.
Of hij een voorstander van het behoud der
molens is, weten we niet. (Hier lokken zoowel het
gevaar van sentimenteele behoudzucht als van
modern, technisch vandalisme!) Wèl weten we,
dat deze schilder vele mooie, karakteristieke mo
lens op even karakteristieke, fijne en picturale
wijfce heeft uitgebeeld. Zoo gelukkig is hij daarin
geweest dat, wanneer we een molen van hem zien
waarvan we weten, dat hij sindsdien verbrand of
gesloopt is, we toch 't gevoel hebben: die molen i s
er nog, we kunnen hem beschouwen en zijn typisch
effect in het landschap gadeslaan...... al was 't dan
maar op deze ets of teekening van Rensburg. „Geef
mij toch liever de molen zélf maar!" kan een laco
niek lefcer zeggen. Maar laconieke lezers hebben
niet altijd gelijk. Wij voor ons hebben van een
molen, die er niet meer is, zéér gaarne een ets van
Rensburg, en verblijden er ons over, dat haar
schoonheid op déze wijze ook na haar „verschei
den" nog zoo treffend tot ons spreken kan.
De middelen, die Rensburg tot de uitbeelding
.Van zijn molens gebruikt, zijn zeer beperkt en een
voudig, doch des te grooter is ons respect voor de
resultaten. Bezien wij zijn molens aan de Kraling
sche Plas, dan besluipt ons bij de herinnering aan
de voor kort in vlammen ingestorte molen eenige
weemoed. Wèl noodig schijnt het te zijn, dat deze
verdwijnende begeleiders van een stervende tijd
door kunstenaars worden vastgelegd in al hun
landelijke, sierlijke picturaliteit en ijlte. Aan deze
dankbare, piëteitvolle taak heeft Rensburg een deel
van zijn beste kracht gewijd, en dit is iets, waar
voor elke Hollander dezen schilder dank verschul
digd is. Moge hij i.og vele onzer molens op de hem
eigen en toevertrouwde wijze, trots brand en af
braak, voor tijdgenoot en nageslacht van de ver
getelheid redden!
Bonte Vragen
Beantwoord door G. K. A. Nonhebel.
Apotheker en Scheikundige te Mid-
delburg. i, p
Men richte zijn vragen rechtstreeks
aan het adres van den heer Nonhebel
en voege voor iedere vraag I 0.20
aan postzegels bij.
Aan te R'dam. Uw vraag was: Op welke
wijze kan ik het overtollig haar van mijn kin
verwijderen?
Ik heb hier voor me Dr. S. Jessner Schönheits-
fehler und ihre Behandlung. Neem me niet kwa
lijk zoo ik dezen deskundigen medicus nóg hooger
stel dan uwen dokter.
U kunt vooreerst proef nemen met het Depila-
torium (ontharingsmiddel) van Dr. Hugo Remm-
ler Ghem. fabriek te Berlijn. Het wordt in apo-
keq verkocht met Hollandsche gebruiksaanwij
zing.
Gedurenden den korten tijd, dat het op het ge
laat is gesmeerd, riekt het een beetje. Het is nl.
een zwavelverbinding, die wat zwavelwaterstof
ontwikkelt, wat ook bij een gekookt ei plaats
.vindt.
De tweede methode is de electrolyse. Daar mijn
hoofd meer beantwoordt aan de versregels van
Tollens:
„Geen and're plek op aard, hoe karig ook bedeeld,
Is zoo ellendig naakt, zoo arm aan groei en teelt"
ben ik van dergelijke kosmetische inrichtingen
niet zoo bijzonder op de hoogte.
Ik weet wel, dat er in den Haag een z.g. Schoon
heids-Instituut bestaat. U zoudt daar kunnen in
formeeren. S.v.p met adres opgave, anders ver
moed ik, dat het antwoord niet gauw zal binnen
komen.
Het zelf uittrekken, tenzij dit geschiedt op ge
heel aseptische wijze (o.a. geflambeerd pincet
enz.) lijkt me, als bacterioloog gezien, een bij
zonder afdoende methode tot het verwekken van
allerhande soort infecties. Dat is geen leekcnwerk.
Aan J. B. te H. Het gebruik van de Vibro-
masseur is volstrekt verboden bij alle gevallen
waar infectie kan optreden, knobbels, zweren etc.
Nu is het wel mogelijk, dat de zenuwen, spiertjes
en bloedvaten van de hals krachtig worden op
gewekt maar of het Bepaald helpen zal en niet
schadelijk is, durf ik niet op mijn verantwoording
nemen. De amandelen zullen toch wel ontstoken
Zijn.
Wel lees ik dat de „electrolyse" hier zeer veel
nut kan stichten. Daarbij wordt djn.v. naalden de
V: Wél
-
Molen „De Vlaggeman", Rotterdam*
electrischc stroom in het gezwel gebracht en door
vorming van scheikundige verbindingen het zie
kelijk weefsel vernietigd. Dit is echter een beslist
medische behandeling en een totaal verschil
lende van die van de Vibro-masseur.
Aan v. d. W. te R. U klaagt over winterhan
den en voeten.
Behandeling: wasschen met Ergotine-zeep en in
wrijvingen met Perubalsem. Heete hand- en voet
baden, waarin een mespunt choorkalk zich bo-
vindt Na het bad de pijnlijke plekken verbinden
met zalf bestaande uit: Calcar. chlorat 1. Ung.
paraff. 9.
Zweren met salicylzeer wasschen en warm wa
ter en verbinden met boorzalf. Groote tempera
tuurverschillen vermijden. Handschoenen dragen.
Niet te nauwe schoenen, zorgen voor droge voe
ten en regelmatige stoelgang. Na wassching der
handen deze uiterst goed droogwrijven. Men be
veelt ook inwendig Bellad. D 3 of de bekende kalk-
tabletten.
Aan A. F. W. te W. Behandeling Schapen
vacht
Spijker het veel gestrekt op een plank. Doe er een
behoorlijke laag keukenzout op. Na 24 uur de huid
overstrijken met puimsteen en dan weer een laag
zout drie tot vier dagen. Daarna met glas af
schrobben, zoodat de zoutlaag er af is. Strooi dan
fijne aluin er op, bewerk weer met puimsteen,
zoodat alle velletjes er of zijn. Na drie dagen met
aluin behandeld te hebben weer goed afschrabben
met glas. Men laat het vel liefst buiten droog wor
den, pas op voor nat worden. Is het op het gevoel
droog, dan bestfijke men het goed met kamfer en
men zal zien, dat het vel er dan goed uitziet
Naar een opgave van Abr. Spaans, Hillegommsr*
dijk, Nieuw Vennep 345.
iÉjj$
t^kjf rr m
SU 'JPl
jy.'
-- ..X,
Molen „De Hoop", Coolvcst, Rotterdam.
345