VAN DEN AKKER DER WERELD OOGSTTIJD OP CELEBES Een groep van doopcandidaten. Geheel rechts zendeling Heusden. als er vele zieken, zijn in de kampong; tijdens het bouwen van een nieuw huis; tijdens de rijstbouw; op doodenfeesten. Vooral op doodenfeesten wordt dikwijls veel geslacht. Doodenfeesten, waarop van 50 tot 100 karbouwen en bovendien nog vele varkens worden geslacht, zijn in de Toradja landen geen zeldzaamheden. Echter speelt hierin niet slechts de adat een rol, maar evenzeer de menschelijke ijdelheid van vele families, die, in het bijzetten van luis ter 'bij de doodencultus, met elkaar wed ijveren. Evenwel wordt hiermede op erns tige wijze de veestapel bedreigd. En al wordt vanuit Malili, Kendari en Kolaka door invoer van karbauwen, veelal duur be taald, de veestapel weer aangevuld, dan nog beteekent deze wijze van feestvieren groot finantieel verlies voor de bevolking en meende het Bestuur, m.i. terecht, bij dit oneconomisch gebruik van bezittingen, niet langer als toeschouwer te mogen optreden. In 1931 werd, om de bevolking eenigszins tegen zichzelf te beschermen, en tevens wal meer geld in het laatje te krijgen, de be lasting op het slachten van karbauwen ver hoogd va., 3.op 6.terwijl boven dien een nieuwe belasting werd ingevoerd, n.l. die op het slachten van varkens. Voor het slachten yan een klein varken zou voortaan f 1.50 en voor een groot exem plaar 3.moeten worden betaald. Het volk zuchtte, maar de fiscus' wasonver murwbaar. En wat was van dit alles het re sultaat? Er werd minder geslacht, en er kwam meer geld in 't laatje. Alleen, in het gebied van Rante Pao-Makale, op een be volking van nog geen 200.000 zielen, werd in 1932 uitsluitend aan slachtibelasting,. niet School het Leger des-Heils te Gimpoe (Celebes). ten en' zijn vele, vroolijke feesten toch ziulk een gelukkig en tevreden rnensch is, en dat zendingsarbeid, die hem immers uit die geluksstaat wil uithalen, eigenlijk dwaas heid is. Nog maar kort geleden, toen met een be stuursambtenaar over zendingswerk werd gesproken en ik de verwachting uitte, dat in mijn ressort na de paddioogst wel weer honderden heidenen tot. het Christendom, zouden overgaan, meende deze nog wel academisch gevormde ambtenaar zulks te moeten betreuren. Waarom hij dat wel zoo jammer zou vinden? „Ik ken slechts één Toradja-Christen" zoo antwoordde hij „maar dat is dan ook zulk een ellendige slappe ling, dat ik maar liever met heidenen te doen heb. Daaronder worden tenminste flin ke kerels aangetroffen, waarop te rekenen valt". Offerfeesten bij 'zeer ongunstig tijdperk bleek te zijn als de paddi niet mag worden gemaaid, maar moet worden gesneden, halm voor halm, en het planten van tweede gewassen verboden is, dan wordt daardoor toch wel heel sterk de economische ontwikkeling van land en volk geremd. Om dan nog niet eens te spreken van de vele offers, die moeten wor den gebracht, waardoor de veestapel soms een gevoelige aderlating ondergaat. Om maar weer enkele voorbeelden te noe men, en mij tot de grootste dieren te beper ken moeten één of meer varkens of kar bouwen worden geofferd: als er een kind van min of meer welge stelde ouders geboren is; als iemand van een zware ziekte genezen is; als een jongetje een bepaalde leeftijd heeft bereikt en de haren worden afgeknipt; de Toradja1 s bij het uitplanten van de rijst. minder dan 70.000 gulden ontvangen. Maar ■wat door het Bestuur wel niet zal zijn be doeld, en waaraan waarschijnlijk niet eens is gedacht is het feit, dat met deze belas ting-maatregelen diep werd ingegrepen in de heidensche godsdienst. Immers, het getal karbauwen of varkens, dat volgens de adat moest worden geofferd, werd vaak sterk verminderd, en soms werd in 't geheel niet geofferd, uit gebrek aan geld, om te voldoen aan de slachtbelasting, die vooral zeer zwaar was, als met het offeren van een klein varken met een waarde van 0.50 kon worden volstaan, waarvoor dan echter 1.50 belasting moest worden betaald. Door dit verminderen of achterwege laten van offers, nam de vrees voor de geesten, die over deze handelwijze stellig vertoornd, zouden zijn, sterk toe, en drong tevens bij velen het besef door, dat het heidendom op den duur onhoudbaar werd en er moest worden gekozen tusschen Islam en Christen dom. Dat door de nieuwe slachtbelasting onder de heidenen en ook wel onder vele Christenen ernstige twijfel werd gewekt aan de neutraliteit van het Gouvernement dat het slachten vele geiten onbelast liet en zoodoende de Islam begunstigde, kan hier verder buiten beschouwing blijven. Al leen is het wel voorgekomen, dat Moham-> medanen probeerden, heidenen over te ha- 'len tot de Islam, opdat, in plaats van var kens, geiten zouden kunnen worden ge slacht en zoo de geesten worden bevredigd. Echter, van veelvuldige overgangen tot den Islam is gelukkig tot dusver geen spra ke geweest Intgendeel! De geestelijke dei ning, die schier allerwege kan worden ge constateerd, beweegt zich, Gode zij dank, naar het Christendom. Werden in de periode van 1914 tot ultimo 1931 slechts 4000 heide nen voor Christus gewonnen, dit getal werd in één jaar, in 1932 verdubbeld. Schier al lerwege wordt met het heidendom gebroken. De vrees voor de geesten wordt afgeschud* Aan de voorschriften houden velen zich niet' meer. Het geloof in den Heere, Jezus Chris tus, die machtiger is dan alle geesten en hen van zonden verlost, breekt baan in veler hart Straks is de paddioogst afgeloopen, en dan begint voor o n s de oogsttijd. Op vele plaat sen zal dan de H. Doop mogen worden be diend om hen, die vorig jaar overgingen, en dus nu een jaar in dooponderricht zijn, in het Christendom in te lijven. Ook hierbij wordt geslacht. Zijn er velen, die tegelijk dit sacrament ontvangen, dan wordt voor ge zamenlijke rekening een paar varkens of ook wel een karbau geslacht Maar nu niet meer als offer aan de geesten, zooals vroe ger, maar om die gewichtige stap in hun leven op feestelijke wijze te vieren met vrienden en kennissen tot eer en dank aan God, met een gemeenschappelijke maaltijd, waaraan alle aanwezigen mogen deelnemen En honderden nieuwe doopcandi daten worden ook dit jaar weer verwacht Heerlijk in Gods wijngaard te mogen wer ken! Heerlijk te mogen probeeren, paarlen te hechten aan de kroon van Koning Jezus. Heerlijk te mogen werken in den oogsttijd. Maar ook, groote verantwoordelijkheid, die op ons rust. De kansen zijn vele. De velden zijn wit om te oogsten, maar de ar beiders zijn vanwege de malaise, weinige. Help gij ons dan met Uw gebed, meeleven en offer, opdat de oogst kan worden binnenge haald, Gods naam ter eer, en vele heidenen tot heill Het dagelijksch leven in onze Nederland- sche steden en dorpen heeft zoo zeer zijn "vaste routine van veel kleine, regelmatig- terugkeerende dingen, dat wij, als we er niet wat op letten, al spoedig vergeten zoo af en toe .het hoofd eens op te heffen om contact te houden met wat er in de wereld om ons been gebeurt. Vooral wat van méér belang is dan voedsel en kleeding, de „eeuwige dingen" worden des te gemakkelijker uit t oog verloren. Denkt men dat dit niet waar is? Wie eerlijk tegenover zich zelf is, zal tot de toestemming komen, dat ook kerkgang en gebed maar al te dikwijls deel hebben gekre gen aan onze dag- en week-routine, en ei niet meer helder tussclien uit blinken. Wij ontvingen dezer dagen een schrijven van zendeling H. C. Ileusdens, die te Palopo arbeidt, op Celebes. De „akker dei- wereld", die wij ons vaak zoo klein voor stellen, of zelfs tijdelijk uit het oog verliezen, komt daardoor in eens in zijn groote uitge strektheid weer voor ons bewustzijn te liggen. In een groot gedeelte van mijn ressort, zoo schrijft zendeling Heusdens ons .wordt thans de rijstoogst binnengehaald. Het is een drukte en beweeg van belang; alle beschik bare handen moeten nu helpen, en toch is er nog dikwijls hulp te kort. Als we weten dat de te veld „staande rijst, de „paddi" niet mag worden gemaaid, maar volgens de „adat", het gewoonte-recht en -gebruik, halm voor halm moet worden afgesneden, verwonderen wij ons daarover niet. De dewata's of goddelijke geesten, die steeds nauwkeurig toezien op de strikte na leving der goede voorvaderlijke gebruiken, zouden niet nalaten, straffend in te grijpen, indien men de rijstoogst niet volgens deze adat binnenhaalde. Het aantal pemali's, voorschriften, is tal rijk voor heel het heidensch-inlandsche levenI Toen de Boenga Lalan, de functionaris in de heidensohe godsdienst, die bij de rijstbouw regelend optreedt, uit de stann van 7 bepaal de sterren had opgemaakt, dat het tijdstip, om de sawah's te gaan bewerken, was aan gebroken, volgden allen zijn voort>eeld. Een kleine of een 6tuk sawah werd bewerkt, om er na verloop van 7 4 8 dagen het zaad te gaan zaaien, dat later, na tot plantjes te zijn opgegroeid, zou worden uitgeplant. Maar op dezelfde dag nog, waarop de grond voor de zaailingen werd in gereedheid gebracht, moest een offer worden gebracht aan de De wata's, een offer bestaande uit een weinig gekookte rijst; terwijl er tevens moest wor den rekening gehouden met de pemali: gedu rende 2-4 uur mag niets worden gegeten dan rijst. Zooals gezegd blijft het stuk omgewerkte sawah 7 a 8 dagen liggen, voordat met zaaien wordt begonnen. Échter is men ook nu aan bepaalde voorschriften gebonden. Als zaad mogen alleen rijstkorrels worden gebruikt, die speciaal voor dat doel met de hiel van da voet zijn gedorscht Voorts moet het venmengd worden met een oliehoudende noot, kemiri genaamd, met bladeren van de nangkaboom en een beetje gras van een be paalde grassoort. Vervolgens wordt een kip geslacht, en geofferd aan de geesten als de ligging van de lever in orde bevonden is, terwijl tenslotte er aan moet worden gedacht, dat gedurende twee etmalen rijst en niets dan rijst mag worden gegetcen. De daarop volgende morgen wordt dan het zaad naar de sawah gebracht. De vrouwen, die hun mannen bij die gelegenheid verge zellen, zijn gewapend met kookpot en een korf met rijst. Want er mag zoo maar niet met zaaien worden begonnen. Op de sawah moet eerst worden gekookt en andermaal een rijstoffer aan de Dewata's gebracht. Voorts moet nog een kip worden geslacht en ge offerd op een stuk steen aan de rand van de sawah. En dan pas kan tot zaaien worden overgegaan. Na 2i/3 of 3 maanden, als intusschen de grond waarin moet worden overgeplant, is bewerkt, worden de jonge rijstplantjes, die uit het zaad zijn voortgekomen, uitgetrok ken om te worden uitgeplant op regelmatige afstand van elkaar. Hierbij komt echter de Boeriga Lalan te pas. Wel mag worden uit getrokken, maar nog niet worden overge plant. Een varken moet eerst worden ge slacht, waarvan het bloed wordt opgevangen zijn uitgetrokken en ook weer het eerst moe- en gesprenkeld op de plantjes, die het eerst ten worden geplant. Op een stuk steen aan de rand van de sawah, door 4 soorten bla deren tot offerplaats in gereedheid gebracht, wordt het offer dan aan de geesten aange boden. Echter wordt niet al het vleesch ge offerd. Een gedeelte slechts, en lang niet het beste. Het lekkerste wordt voor zichzelf ge houden. Als al de jonge rijstplantjes zijn uitge plant begint een tijd, waarin men zich steeds in acht moet nemen. Bij alles, wat gedaan wordt heeft men zich af te vragen: mag het, of mag het niet? En als het mag, hoe mag het dan? Om enkele voorbeelden te noemen is, totdat er geoogst is, verboden het eten van mais, onrijpe bananen, knollen, kokosnooten, twee soorten inheemsche groenten, de nang- kavrucht en het vleesch van varkens of ker- bauen, geslacht op doodenfeesten. In de keuken mag niets worden gebakken. In het namiddaguur mag geen rijst worden ge stampt. Bladeren van de pisangboom mogen niet in huis worden gebracht. Een stuk goed mag niet in huis worden gescheurd. Iets wat vercnolmd is mag niet worden aangeraakt, enz., enz. Aan vele, zeer vele pemali's is men gedurende die tijd ondrworpen. Doet zich een rijstziekte voor, dan is dat het bewijs, dat één of andere pemali is over treden, al weet men vaak niet welke. Echter, de Dewata's zijn daarover vertoornd, en heb ben de paddizie-kte gezonden als straf. Dus is het taak, de geesten weer gunstig voor zich te stommen. Hoe kan dat beter worden gedaan dan door het brengen van een offer? 's Avonds om ongeveer 10 uur, als het goed donker is, wordt dan in alle stilte een offer gebracht. Een kip wordt geslacht. Maar nie mand mag daarvan getuige zijn. Anders zou het offer niet worden aangenomen. Met de hiel van de voet wordt een stevige afdruk in de grond gemaakt, het opgevangen bloed daarin uitgegoten, en zoo eveneens geofferd. Behalve door een ziekte, worden vaak groo te verwoestingen aangericht door muizen, die zich soms dermate te goed doen aan de te velde staande rijst, dat de geheele oogst er door mislukt. Ook de muizenplaag wordt beschouwd als een straf der geesten wegens overtreding van de voorschriften. Op dezelf de wijze als bij een rijstziekte wordt dan ge offerd. Maar dat de offers niets verbeteren, of om in de geest der Toradja's te spreken, de toorn der geesten niet te stillen is, blijkt dan tot hun groote schrik vrij spoedig. Intusschen zijn de rijstplantjes al grooter en grooter geworden en begint in de aren de vrucht zich te zetten. Maar dan is ook weer de tijd aangebroken, om een offer te brengen. Op de sawah wordt opnieuw een kip ge slacht, opdat toch maar veel vrucht zich moge zetten en een goede oogst zal worden verkregen. De veren van de kip worden tesamen met stukjes van de bamboe, waar in rijst werd gekookt en een pinangnoot aan bladeren van op de sawah staande rijst- planten gebonden, al weer, om de geesten voor zich te stemmen. Nu duurt het niet lang meer, of de rijst is rijp. Maar als u denkt, dat er nu wel genoeg geofferd is en het tijd wordt, om eindelijk eens tot het snijden van de paddi over te gaan, dan vergist U zich. De sawah- bezitters komen bij elkaar, en voor gezamen lijke rekening de prijs van een ieder 'Na een evangelisatie-samenkomst in den kampong bedraagt 5 bundels paddi wordt een var ken geslacht, waarvan elk een stukje mee naar huis neemt Dan trekt de eigenaar, aan den vooravond van den dag, waarop hi] wil gaan oogsten, zich terug in een klein, primitief huisje, tevoren, op de sawah op gericht, en offert er een kip. Verpakt in een pisangblad kookt hij er tot meel gestampte irijst, en op dezelfd wijze verpakt, een paar eieren, waarna hij zich te slapen legt Heel vroeg den volgenden morgen, nog voordat de zon mt haar schuilplaats is tevoorschijn gekomen, zijn de vrouwen reeds op de sawah aangekomen, offeren er de gekookte, fijn gestampte rijst en de gekookte eieren, en eerst dan begint het snijden van de paddi. Eindelijk kunnen de scherpe mesjes in de halmen worden gezet, en de oogst binnen gehaald. Oogsttijd is feesttijd. Voor een heel jaar wordt weer het hoofdvoedsel binnengehaald. En er wordt gezamenlijk gewerkt'. Mannen en vrouwen, jongens en meisjes, alles doet mee. Opgewekt is de stemming. Met rappe hand wordt halm voor halm gesneden en gebundeld,, en aan den kant van de sawah gezet, om straks in de rijstschuur te worder- opgeborgen. Een aardig gezicht, die bedrijvige men schen tusschen de hoog opgeschoten, ge bogen halmen op de kunstig, terras-vormig aangelegde sawahs. Een genot er naar te kijken. Een drukte en beweeg van belang. Maar toch geen lawaai, geen geschreeuw. Dat is pemali. Dat zou de rijstgeest doen schrikken en vlieden, en de oogst zou er door ver minderen. Wasschen mag men zich gedurende den oogsttijd niet, hoogstens zijn besmeurde voeten wat afspoelen. Want dat zou de rijst geest vertoornen en de oogst zou er door verminderen. Niet onderaan, bij de grond, maar boven aan, hoogstens 2 d.M. onder de aar moet de halm worden afgesneden. Anders zou de rijstgeest ontstemd worden en de oogst zou er door verminderen. Omdat de Dewata's zoo goedgunstig zijn geweest, de offers aan te nemen en de oogst te doen gelukken, behoort op den eersten dag hun een dankoffer te worden gebracht. Enkele bundels van de eerstelingen worden dan ook. na eerst gekookt, in de zon ge droogd en vervolgens gestampt te zijn, ge offerd op een paar steenen, die gebruikt werden voor het vuurtje, waarop de paddi Nog een groep candidaten voor de doop. Men ziet tevens 'n Irokje r zooeven -werd gekookt, niet alles, maar een gedeelte. De rest wordt zelf opgegeten. Als men klaar is met oogsten, als al dé' halmen zijn gesneden, worden de bundels' geteld om na te gaan, hoe groot de oogst dit jaar wel geweest is. Maar ook dit kan weer niet gebeuren, als niet eerst een offer is gebracht. Op de plaats waar geteld zaï worden, wordt een varken geslacht en de geesten in een rijstzeef aangeboden, opdat zij zoo goed zullen zijn, onder het tellen de hoeveelheid te vermeerderen, do oogst te vergrooten. Daar aan den kant van de sawah kan de paddi natuurlijk niet blijven liggen. Als er geteld is en uitgerekend hoe groot het ver schil wel is met vorige jaren, worden de bundels opgenomen en gebracht naar de rijstschuur, dicht bij de woning van den eigenaar. Ook nu weer wordt een offer ge bracht. Al naar gelang de oogst is uitge vallen wordt een varken of een kip geslacht En daarmee is dan tenslotte de oogst bin nen Telkens, als er rijst noodig is, wordt door de vrouwen de voorraad aangespro ken en in hun rijstblokken gestampt, totdat het volgende jaar bij een nieuwe oogst, de schuur weer kan worden gevuld. Echter, al is de oogst nu binnen, aan al de voorschrif ten is nog niet voldaan. Nog éénmaal gaat do eigenaar terug naar de sawah, waar ge oogst is, ongeveer een week, nadat de paddi in de schuur is opgeborgen. Voor de laatste maal wordt dan geofferd. Een kleine hoe veelheid gekookte rijst, verpakt in een stuk blad van de arenpalm, wordt daar opgehar. gen aan een stok, en voorts wordt op vele plaatsen, bij do waterput, in hooge boomen, langs den weg, aan de rijstschuur en aan de deur van zijn eigerr huis zoo'n pakje op gehangen als laatste eer- en dankbewijs aan do welwillende geesten. Is de heiden gelukkig? Maar al te vaak kan men in onzen tijd de meening hooren verkondigen, dat de primitieve heiden, met zijn geringe behoef Men weet niet, waarover zich bij zoo'n antwoord wel het meest te ve-rvvondere: over het gienzeloos oppervlakkige oordeel, dan wol over de diepe geestelijke armoede, die er uit spreekt Naar het gedrag van één inheemsche Christen; een vroegere ouderling, die gens wangedrag werd afgezet, worden alle anderen afgemeten'. Onbillijk generaliseeren! En over de heidenen, „waaronder zulke flinke kerels, worden aangetroffen" kan nog wel wat anders worden opgemerkt. Inderdaad hebben zij slechts geringe be hoeften. Hun garderobe b.v. bestaat veelal slechts uit een schaamdoek en een hoofd doek, die tevens als sarong en deken wordt gebruikt Als daarin wijziging wordt bracht, dan bestaat dat niet in het ai schaffen van een broek wat voor de hand zou liggen maar van een baa waardoor zij er komisch komen uit te zien. Deze kleedingstukken worden echter evenals trouwens hun lichaam nooit ge- wasschen, zoodat men heidensche Toradja's, onder wie het artikel zeep zeer inpopulair is, wel kan „ruiken aankomen". Zeer veel huidziekten komen onder hen voor, waar over we ons echter niet behoeven te wonderen. Maar, bestaat daarin dan mis schien het geluk van de primitieve heiden? Inderdaad wordt onder de primitieve, heidensche Toradja's vaak feest gevierd. Maar het schijnt niet algemeen bekend te zijn, hoe het daarbij placht toe te gaan. Zinnelijke hartstocht viert er veelal hoogtij, zoodat die feesten als infectiehaarden van geslachtsziekten moeten worden beschouwd. De heidensche Toradja i s niet gelukkig. Hij is voorts nog omgeven met een net t allerlei ge- en verboden, dat hem sterk in zijn bewegingen belemmert, ge- en verboden die hij niet durft overtreden, uit vrees voor de wraak der geesten. En als, om maar enkele voorbeelden te noemen, de sawah s niet mogen worden bewerkt, dan wanneer door de stand der sterren het gunstige tijd stip daartoe is bepaald wat vaak een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 8