V 7
IC
Hollandsche kranten op bezoek
bij de Duitsche pers
Steek 'n
Kyriazi op!
MAANDAG 23 OCTOBER 1933
TAFELGESPREKKEN
Gistingsproces
Het is «enige weken geleden dat ons van
wege de „National Zeitung" te Essen de uit
nood iging gewerd tot een bezoek aan deze
alom bekende industriestad en omgeving.
Het program inziende troffen ons enkele aan
trekkelijke punten, die een nadere kennis
making met den Duitschen „Arbeitsdienst
in het vooruitzicht stelden. Deze instelling
nader te leeren kennen, was een wensch,
waarvan het ontstaan dagteekent uit den
tijd. toen we bij Mannheim een vluchtig be
zoek aan aan een Arbeitsdienst-lager konden
brengen.. Daar was het gevestigd in een
agrarisch gebied
Essen stelde echter de mogelijkheid in het
.vooruitzicht dit instituut in een sterk-indu-
strieele streek in werking te zien. Mede daar
om vi*l het niet al te moeilijk om de vrien
delijke uitnoodiging van de Essener colle
ga's te aanvaarden.
Op Maandag 23 Augustus had op het sta
tion te Essen de ontmoeting plaats. Ter ont
vangst van het clubje Hollandsche journa
listen waren aanwezig Graaf Schwerin, voor
zitter van 't Verband der Rijnsch-Westfaal-
sche pers, tevens chef-redacteur van de
„National Zeitung", en de directeur van dit
blad, de heer Müller-Clemm.
Met hen marcheerden we naar het verza
melpunt: hotel Kaiserhof, waar de meer of-
ficleele begroeting door en kennismaking
met verschillende autoriteiten plaats had.
Gouwleider, staadsraad Joseph Terboven,
was hun tolk. In korte woorden schetste hij
het doel van het bezoek aan Essen en om
geving. In volle vrijheid, zoo verklaarde hij,
zullen de gasten zich van de bestaande toe
standen op de hoogte kunnen stellen. Zij zul
len dat doen te midden van een volk, dat
krachtig aan zijn wederopbouw arbeidt, en
daarbij ervaren, dat rust en orde het ken
merk van het openbare leven zijn. Door be
sprekingen en zelfstandig onderzoek de
avonden zouden vrij zijn zullen ze zich
een oordeel kunnen vormen, dat in volle
vrijheid en onafhankelijkheid aan hun land
genooten kan worden meegedeeld.
De toegezegde gelegenheid is ruimschoots
géboden. Er is gepraat, zeer veel gepraat
Belfs. Gedbatteerd is over velerlei onder
werpen: Critiek is geoefend op allerlei be
ginselen uit de „Weltanschauung" der nat.
socialisten, op allerlei daden, op hun anti
semitisme, op him bejegening van Neder
land op handelspolitiek gebied en op tal
Van zaken meer. Deze gedachten-uitwisse
ling is geenszins onvruchtbaar geweest, al
konden we elkaar niet steeds overtuigen.
Ook onze gastheeren hebben er hun voordeel
mee gedaan: Wel houden ze de in Holland
Verschijnende litteratuur goed bij, maar per
soonlijke gesprekken kunnen soms nog groo-
ler waarde hébben.
In alle bescheidenheid meenen we op een
Brietal punten te kunnen wijzen, waarbij
Nederland betrokken is, welk een en ander
maal onderwerp van bespreking waren en
waarover de Duitsche autoriteiten zich sinds-
dien met groote duidelijkheid hébben uit
gesproken. Iets waarop zeer was aangedron-
gen.
We denken hierbij allereerst aan de ver
klaring van de nat. socialistische partij, dat
Bij met geen enkele Nederlandsche organi
satie van dien aard iets te maken heeft of
er op eenigerlei wijze mee in verbinding
staat. Daarna is gevolgd het uniformverbod
voor in Nederland wonende Duitsche nat.-
i&ocialisten en vervolgens is namens de lei
ding der N3.DAP. het volgende commum-
tjueé verspreid: „In eenige buitenlandsche
staten heeft zich de tegen Duitschland ge
lichte propaganda onlangs meester gemaakt
van de onware bewering, dat de N.S.D.A.P.
op den langen duur zou streven naar inlij
ving van gedeelten van Zwitserland, Neder
land, België, Denemarken e.d. Hoe onzinnig
die onderstelling ook is, zij vindt niettemin
Siicr en daar geloof. De Rijksleiding stelt er
iprijs op vast te stellen dat geen ernstig
mensch in Duitschland er aan denkt de on
afhankelijkheid van andere staten aan te
tasten."
Al komen we op een en ander nog wel
toader terug, we meenden toch goed te doen
Ideze opmerkingen vooraf te doen gaan, om
te doen gevoelen, dat zoo'n eenvoudig pers-
bezoekt toch ook 'n nuttig effect kan hebben.
En nu vergunne men ons maar weer eens
jmstig en eenvoudig een en ander te vertellen
pver wat we zagen en hoorden.
We bepalen ons daarbij in hoofdzaak tot
ïeiten, die voor 'n ieder objectief te consta
teren zijn. Wenschelijk is daarvan in even
wichtige gemoedsstemming kennis te ne
men.
'Al dadelijk werd ons een gunstige gelegen
heid geboden om geïnformeerd te worden
omtrent allerlei, dat onze belangstelling
had. Onze tafelbuurman was nl. de gouw
leider van Essen (stad met bijbehoorend ge
bied) staatsraad Joseph Terboven. De be-
kleeder van deze hooge functie was een
slanke, vlotte jongeman van 35 jaar. On
danks zijn Hollandsch klinkenden naam
was hij van onvervalschten Duitschen
'bloede en een prachtig species van hen, die
de zaken in het nieuwe Duitschland hebben
opgebouwd en thans helpen besturen.
Als jongen van 16 jaar was hij in den
oorlog gegaan, had zich het ijzeren kruis le
klasse verworven en was na den oorlog een
der eerste medestanders van Hitier ge
weest In Essen was hij we komen er
nog nader op terug met nog geen 10
geestverwanten den strijd voor het nationaal
socialisme begonnen. Dat was een zeer zware
worsteling in het sterk rood en communis
tisch gekleurde Essen met zijn uitgestrekte
arbeiderswijken denk aan Krupp waar
bij er waren, waar vrijwel huis aan huis
Moskou en Marx geëerd en gediend werden.
En nu? zoo vroegen we:
Veilig en rustig luidde het antwoord. De
strijdgeest is er verdwenen en iedereen kan er
zonder gevaar voor lijf en goed leven en ver-
keeren. Korten tijd geleden had minister
president Goering deze wijken bezocht, de
politie was teruggetrokken, alle machtsver
toon was nagelaten, maar tienduizenden be
langstellenden stonden langs den weg ge
schaard en overal was en bleef het rustig.
Dat is het nieuwe Essen; de mentaliteit is
ook daar en volstrekt niet alleen ter wille
van geestelijken, moreelen of materieelen
dwang geheel veranderd. Vele arbeiders
zijn blij, dat zij van het bureaucratische
vakbewegingsapparaat, dat maar onrust
schiep, ontslagen zijn.
In staatsraad Teiboven en daarom staan
wij bij deze ontmoeting wat uitvoeriger stil
zagen we eigenlijk het nieuwe bewind ge
typeerd. De Hitler-beweging werd en wordt
nog gedragen door de kern van het oude
leger; zoowel wat manschappen als onder
officieren en officieren betreft „Die alten
Kampfer", zooals ze zich zelf zoo gaarne
noemen. Vooral de eerstelingen zijn man
nen geweest, wie het aan persoonlijken moed
niet ontbrak en wier oorlogservanring'
naar zij zelf verklaren hun
in tactisch opzicht grooote diensten heeft be
wezen als het botste met overmachtige
groepen van tegenstanders in en buiten ver
gaderzalen. Bij al die botsingen hehben de
nat socialisten zoowat een 400 dooden ge
kregen; de gewonden loopen in de duizen
den. Het zijn vooarl de oude getrouwen, die
later in de eerste plaats in allerlei leidende
functies een plaats hebben gekregen. De be
proefden in trouw dus voor de zaak der
thans heerschende partij. Wie meenen mocht
dat hun daarmede een sinecure ten deel
viel, vergist zich ten eenenmale. Er moet
gewerkt, hard gewerkt worden en wie zich
niet geschikt betoont voor zijn taak, kan er
op rekenen, dat hij spoedig vervangen wordt
We hebben daarop reeds bij een andere ge
legenheid gewezen.
Essen is een stad met 640.000 inwoners,
maar met een sterke arbeidersbevolking. De
communisten brachten er een 100.000 stem
men uit en de soc. dem. 70.000. Daartegen
over stonden in 1924 enkele duizenden nat.-
socialistische stemmen, die in 1928 waren
aangegroeid tot 30.000. Invloed had de be
weging toen echter niet veel. „Wij hebben
hen", zoo drukte zich dézer dagen 'n Duitsch
soc. dem. uit, „de kop steeds onder water
gehouden." Zoo is het. De machthebbers van
het oude regime hebben de Hitlersbeweging
op allerlei wijzen verboden, onderdrukt en
gemuilkorfd.
Zoo redeneerende landden we al spoedig
bij de werkloosheid aan. Op onze vraag naar
het aantal werkloozen kregen we het ont
stellende cijfer van 90.000 te hooren. Toen we
later de vele gesloten fabrieken en werk
plaatsen zagen, werd de indruk nog dieper,
dat Essen zeer zwaar door de welvaartscri
sis geteisterd was geworden. Te meer, om
dat dat cijfer 90.000 nog slechts het aantal
geregistreerden weergeeft. In werkelijkheid
zijn er nog veel meer geweest, misschien wel
een 20.000. Dat waren de volslagen hopeloos
gewordenen, die zich sinds lang niet meer
meldden, wijl ze alle hoop en vertrouwen
om nog eens weer werk te krijgen, hadden
verloren. Nu echter op allerlei wijzen de
strijd tegen de werkloosheid is aangevat en
niet zonder aanvankelijk succes, keert ook
bij dezulken het vertrouwen weer. Steeds
meerderen melden zich aan uit het leger,
dat de onzichtbare werkloosheid vertegen
woordigde.
Erkend werd, dat vooral in een 6tad als
Essen de practiscche bestrijding der werk
loosheid zeer moeilijk is, maar desalniette
min is er toch een voortdurend terugdringen
Verschillende plannen voor werkverschaffing
waren nog in voorbereiding. Economisch is
voor velen de toestand ongunstig. Loonen
en uitkeeringen zijn, gelijk bekend, niet
hoog; veel lager dan ten onzent. Bovendien
is de financieele toestand van vele Duitsche
steden uitermate zorgelijk. De erfenis van
het oude bewind maakt het in hooge mate
moeilijk om tot meer snelle verbeteringen
te komen.
Een ander onderwerp van gesprek vormde
de nat socialistische beweging in Neder
land. Haar versplintering en onderlinge
strijd bleek niet onbekend en ook ontbrak
Steek 'n Apis, 'n Special, 'n No. 1
of 'n Ferik op. De prijs kan nu
geen bezwaar meer zijn. Deze
heerlijke, wereldvermaarde kwa-
liteits-sigaretten worden - ter her
denking van het 60-jarige jubileum
der Kyriazi-fabrieken - nu tijdelijk
tegen nevenstaande sterk ge
reduceerde jubileum-prijzen ver
krijgbaar gesteld. Stap vandaag
nog bij Uw sigarenwinkelier binnenl
En genietl Geniet van Kyriazil
Kyriazi „tijdelijk"
voor sterk
gereduceerden prijs.
O APIS van ICO ets. voor 50 ets.
0 SPECIAL van ets. voor 40 ets.
0 No. 1 van ets. voor 34 ets.
0 FERIK van $0 ets. voor 22'/2 ets.
(in doosjes van 20 stuks.)
het inzicht niet dat het op zuiver typisch-
Duitsche instincten en sentimenten steunen
de Duitsche nationaal-socialisme voor Ne
derland ongeschikt zou zijn. Het zou immers
onvoldoende aansluitingspunten in onzen
volksaard vinden. De Duitscher bemint van
ouds van nature leiding en tucht; ons volk
dweept met de vrijheid, soms tot in het ge
vaarlijke toe, Zekere ongebondenheid ligt
bij ons steeds voor de deur. We zijn niet ge
steld op een vasten dictator en evenmin op
een los-vasten la Westerman.
„Ons natioanaal-socialisme is geen export
artikel", ziedaar saamgevat het bescheid, dat
we bij meer dan een gelegenheid in Duitsch
land ter zake kregen.
Dat is de opinie der leidende mannen en
daarom heeft men ook geen behoefte aan
contact met de Nederlandsche zich noemen
de natLnaal-socialisten,, al wekken die wel
eens den indruk, dat er wel relaties bestaan.
Zij bestaan niet, verzekerde ons de iiecr
Terboven.
Maar waarom dat niet eens duidelijk
uitgesproken?
Dat is reeds meermalen ter sprake ge
weest, maar het weiid nagelaten uit over
weging, dat een tegenspraak teveel eer ware
voor het veelvoud van Ned. nat. socialisti
sche organisaties
In die opvatting schuilt misschien waar
heid, maar aan den anderen kant valt niet
te ontkennen, dat velen over uw grenzen
toch gelooven in het bestaan van daUniet-
bestaande contact.
Ik wil dat niet ontkennen en zal daar
om dit punt nog eens ter sprake brengen
bij de partijleiding.
We waren over den loop van dit deel
van het gesprek niet ontevreden.
Over het onderwerp is later nog mee-r ge
sproken en wat de uitwerking daarvan ge
weest is we zeiden het reeds heeft men
een goede week daarna in de bladen kunnen
lezen. Het Uniformverbod en de tegenspraak
omtrent annexionistische neigingen liggen
geheel in dezelfde lijn.
Dat bij deze dingen evenals b.v. bij de
kwestie der handelspolitiek de consoli
datie der meeningen in den eigen kring der
nat.-soc. partij een rol speelt, is ons niet op
zettelijk verklaard, maar meenen we toch
te kunnen begrijpen. Ook vroegere ervarin
gen steunen deze opvatting.
Naast menschen van het absolute en de
propagandaleuzen, staan, evenals overal el
ders, meer bezonnen geesten, die doordron
gen zijn van de noodzaak van een gezond
opportunisme en verstaan, dat geen land
zich b.v. duurzaam van de overige wereld
kan afsluiten. Maar hun inzichten hehben
eenigen tijd noodig om door te werken.
Met „politisch" denken en handelen alleen
kan men er nooit komem „Wirtschaftlich"
denken is daarnaast onmisbaar en zal door
dringen; het is in het waarachtige en duur
zame belang van Duitschland. Met zijn
autarkie zou het op den duur te gronde
gaan, omdat een langzame, maar gestadige
verarming er het gevolg van zou zijn. De
reserves, die er nog zijn, zouden absoluut
worden verbruikt Zelfs is men daarmee,
naar onze meening, reeds bezig door de
werkverschaffingsmaatregelen. Dat het geld
in eigen land voortdurend circuleert is eco
nomisch onvoldoende omdat het rendement
er van voortdurend geringer wordt Er ont
staat dus verarming, mede door de kapitaal
vernietiging, die onder alle omstandig
heden plaats heeft. En daarom gelooven we
stellig, dat Duitschland ook in het be
lang van het welslagen van den economi-
schen en socialen arbeid der tegenwoordige
regeeringop den duur en vermoedelijk
reeds in een niet al te verre toekomst
weer zal overgaan tot het vergrooten van
den invoer om met meer succes te kunnen
uitvoeren in het belang der algemeene volks
welvaart. Allerlei eenzijdige idealen zullen
[onverbiddelijk moeten worden losgelaten.
Is in Duitschland dit inzicht ook aan
wezig? zoo zal men vragen. En dan ant
woorden we op goede gronden: Zeer stellig
en in veel ruimer mate, dan men opper
vlakkig zou denken. Er is op dit gebied in
allerlei kringen een groeiend inzicht in de
goede richting en die oplet merkt de ver
schijnselen, die deze opvatting bevestigen
op, o.a.in de activiteit der Duitsche ministers
Er is b.v. sprake geweest van een tweede
revolutiegolf, die dan een meer sociaal ka
rakter zou hebben gedragen. Er is niets van
gekomen; het moest uit zijn, verklaarde de
„leider" en 't wts uit. Welk 'n mitigatie is
er voorts gekomen in het optreden tegenover
warenhuizen en coöperaties. De stormloop er
tegen was gauw uit. En nog verleden week
lazen we een ministerieele verklaring, dat
in het bedrijfsleven het maken van onder
scheid tusschen arische en nict-arische of niet
geheel arische firma's bij het aanknoopen
van commercieele betrekkingen niet vol te
houden is en zou leiden tot ernstige storin
gen van het economisch herstel. En dit laat
ste zou weer een ongunstigen invloed op de
arbeidsmarkt oefenen.
De bedoelde minister voegde er aan toe,
dat zoowel volgens zijn meening als volgens
van den rijksminister van propaganda
geen reden bestaat handelend op te treden
tegen een firma, zoolang deze niet tegen een
firma, zoolang deze niet tegen de wettelijke
bepalingen handelt of zoolang haar houding
niet in strijd is met de eer van den koop
man.
Men lette op deze en dergelijke dingen. Zo
zijn er merkwaardig genoeg voor. O.i. wijzen
ze op een geleidelijke aanpassing aan de be
staande orde van zaken, die niet op eens
maar is om te keeren. De Regeering meent
te kunnen doen omdat ze overtuigd is als
sterk in het volk gewortelde macht deze
koerswijziging zonder bezwaar te kunnen
volbrengen.
Het spreekt wel van zelf, dat er beleid en
veel tact noodig is om op den duur tot de
gezonde beginselen der economie en daarmee
tot internationaal vrijer ruilverkeer te kun-
?n terugkeeren.
Wat dit voor ons land beteekencn kan?
it en we vertolken weer wat we opvin
gen, toen we bij herhaling ons oor te
luisteren legden: dat voor ons land de kan
sen op verbeterde handelsbetrekkingen met
Duitschland niet hopeloos zijn te achten. We
drukken ons in dezen vorm voorzichtig uit,
omdat we de neiging onderdrukken om het
nog iets positiever te zeggen en waartoe ons
ibjectief gevoelen dringt,
We sluiten hiermede onze eerste tafelge
sprekken af.
Voor den middag stonden èen tweetal be
zoeken op het program: het eene aan het
Politie-presidium en het andere aan een
S.A.-Tehuis in een arbeiderwijk.
:arvoor in een volgend artikel.
Kunst en Letteren.
DE DICHTER VAN „JöRN UHL"
Men schnjft ons uit Eerlijn:
Gustav Frenssen, de Duitsche volksdichter
bij uitnemendheid, de schrijver van het ook
bij ons veelgelezen „Jörn Üihl" en vele
dere voortreffelijke romans, vierde bij volle
gezondheid in zijn Dithmarsche geboorteland
zijn TOsten geboortedag. Als de zoon van een
eenvoudigen timmerman werd hij den 19 Oc
tober 1863 in het dorpje Barlt geboren. Na
dat hij de volksschool en het gymnasium
had bezocht, studeerde hij in Tübingen theo
logie, om in zijn geboorteland Holstein als
predikant te werken. Zijn romans hebben
hoogstwaarschijnlijk tot wrijving met de
geestelijke overheid aanleiding gegeven,
want een confessioneelen geest ademt zijn
werk niet bepaald.
Jörn Uhl, het boek, waardoor hij plotseling
bei-oemd werd, teekende het leven van een
zoekenden Cuitscherd, een boer, die met zich
zelf niet tevreden is en de wereld ingaat, om
de vrede te zoeken, welke nn eenmaal niet
van deze wereld is. Waarschijnlijk heeft
Frenssen hiermee zijn eigen levensgang
weergegeven. Zooals wijlen Hermann Suder-
manm in „Frau Sorge" de worsteling weer
gaf van de eenvoudige menschen uit Oost-
Pruisen, zijn geboorteland zoo leidde
Frenssen ons naar Sleeswijk-Holstein, waar
vóór hem reeds Theodor Storm zijn ontdek
kingsreis als romanschrijver is begonnen.
In de dagen van het naturalisme begon
deze heimatkunst te bloeien en al gera
zij de laatste veertien jaar van geestelijk
verval en nationale onverschilligheid wat op
den achtergrond thans neemt zij weer de
haar toekomende plaats in.
Tot op zekere hoogte kan men Gustav
Frenssen beschouwen als den opvolger van
Radio Nieuws.
DINSDAG 24 OCTOBER
3.— Concert 4 Orkest 4.50 Gra
5.10 Orkest 5.50 Orkest 7.15 Gra
8.KRO boys a 30 Vaz Dlas 8.35 Zang
9.40 Hoorspel -
rkest 9 30 Kot
10.05 Koor 10.15 KRO boys 10.35 Vas.
Dias 10.40 Hoorspel 10.55 KRO boy3
3.I
ing 5.Voor kleinere kinderen
- 7.Gramofoon 8.ni Vaz
(Fransch) (509 3 M.) 12.20 Orkest 13 50
Piano 1.05 Orkest 1.20 Gramofoon
6.35 Gramofoon 6.50 Orkest 8.20 Orkest
Orkest 1.50 Orkest
Concert 7.40 Orkest
'eutschlanu sender (1634.9 M.) 7.20
Concert 1.05 Gramofoon 4.40 Concert
6.20 Orkest 8.20 Gramofoon 10.20 Orkest
a I u n d b o r g (1153.8 Al.) 11.20 Concert
2.20 Concert 7.20 Concert 8.20 Orkest
9.40 Orkest
.angenberg: (472.4 M.) 5.20 Gramofoon
10.45 Gramofoon 11.20 Gramofoon 12.55
Orkest 2.10 Concert 3.20 Koor 4.20
Concert 10.— Gramofoon
Orgelconcert
12.50 Orkest
I Orkest
RADIO-VERBINDING MET ONZE
INDIE-VLIEGTUIGEN
De „Pelikaan" is verleden week in den nacht
herhaaldelijk op Waalhaven gehooild. terwijl
het vliegtuig vloog bij Singapore en tuascheo
„alcutta en Jodpo-- -**
korte golve
Lchten. di
©weg
derh.
Indië-ditn:
■r door deze proeve».
_al een mdlo-verbimdina
d&rhouden m»t ouze vliegtuigen °P de»
Freytag en Spielha#en, want zijn proza is
breed en aanschouwelijk, voornaam en aesthe
tisch. Hij kan beschrijven, vertellen, een ro
man opbouwen, zoodat onze belangstelling
groeit. Hij is de laatste groote romanschrij
ver, die aan den overgang naar de twintigste
eeuw herinnert. Herinnert u zich nog zijn
eerste werk, de .landgravin", omstreeks
1896 uitgegeven? Kort hierna stal hij ons hart
met zijn „Drie getrouwen" en wij sloten henj
voorgoed in ons hart met Jöra Uhl, een
mensch als u en ik, een zoekende, wien niets
menschelijks vreemd is. Met „Hilligcnled"
zette hij zijn levenstaak voor en sedert dien
omvat zijn arbeid vijftien dikke boekdeelen,
welke in de meeste beschaafde landen der we*
reld zijn doorgegeven aan andere landen en
volken. Is dat erg veel? Neen, maar 't be
wijst zijn noesten vlijt, want elk boek is het
resultaat eener zorgvuldige voorbereiding en
van een weloverlegde uitwerking. Zulke boe
ken krijgt men in de Duitsche literatuur
van onzen tijd hoogst zelden meer te ge
nieten!
Men kan dezen man, die nog altijd in
Barlt, het dorp waar zijn ouderlijk huisi
staat, niet met groote plechtigheid gaan vie
ren. Men kan hem hoogstens dankbaar zijn
voor zijn meesterwerk „Jörn Uhl", want dat
was een volksboek, zooals de mannen van
het Derde Rijk zulks niet heter kunnen
wenschen. Hij schreef het echter, nipt voor
een bepaalden tijd, hij schreef het, waar
schijnlijk onbewust, voor alle tijden en daar
om wordt het nooit vergeten.
DE GEBROEDERS KNOOPENSCHAAR
Door G. TH. ROTMAN
77. Na een verwoede worsteling dropen de
zwanen eindelijk af en Joducus ploeterde
door den modder naar den kant. „Laat me
niet in den steek", riep Pieter angstig uit
den wilgeboom, aan den overkant der sloot.
Jodocus wist echter geen raad en stond
druipend rond te kijken, tot er een boe
voorbijkwam. Joducus smeekte den boer, zijn
broer uit den boom te halen.
78. „Als j"e die grappen maar niet te dik
wijls uithaalt!" zei de boer; „of dacht-ie
daar soms peren te vinden!" vervolgde hij.
Hierop ging hij naar zijn boerderij en kwam
met een lanc touw terug. Aan het eind daar-
van bond hij een zware steen, waanschijnlijk
omdat hij bang .vas, anders den overkant
niet te zullen halen. Toen zwaaide hij den
steen eenige keeren rond en slingerde het
touw over de sloot
(Wordt Woensdag vervolgd)
FEUILLETON
WAT EEN KIND VERMAG
Naar het Engels ch
van FLORENCE MONTGOMERY
£27
Want alles wat, door het onzichtbare en
eeuwige buiten te sluiten, ons doet opgaan
in het zichtbare en tijdelijke, is wereldsch-
gezindheid en in dat licht beschouwd, waren
zijn leven en het hunne beide wereldsch,
omdat het bij beiden op een laag peil stond
en zich naar een minderen maatstaf richtte
Een peil en een maatstaf, die geheel on
waardig schijnen, wanneer men er de ge
dachte tegenoverstelt aan al het grootsche,
dat er in het leven gelegd kan worden, zoo
als sommigen dit gedaan hebben en nog
doen; een peil en een maatstaf, die nog
onwaardiger schijnen, wanneer wij onzen
bijbel ter hand nemen, lezen, wat Christus
sprak en deed. en bedenken, dat wij ons
naar Hem noemen.
Zij, zoowel als hij, deden In hun leven
niet, wat zij er in doen konden. Zij ver-
spilden het.
Zij waren voor een hooger doel geschapen;
zij waren voor betere dingen bestemd,
evenals hij, waren met een korst van
wereldschgezindheid overdekt, die hun
beter „ik" omgaf en hun hoogere natuur
had begraven.
Dat het kind ooit zou opgroeien en lage
oogmerken, zou hebben» dat het zou leeren
zijn eischen lager te stellen en ze gelijk te
maken aan die van de wereld rondom hem,
dat het een hooger levensdoel zou regelen
naar het lagere van anderen, was John
Ramsay een gedachte, waarvöor hij sidder
de. Zoo had hij vroeger eens gehuiverd in de
kerk van het oude landstadje, bij de ge
dachte, dat er ooit een dag mocht komen,
waarop de hoogere verlangens van Gillie's
betere natuur, evenals de zijne, zouden be
graven zijn onder het gewicht van onwaar
dige zaken.
Toen was het hem evenals nu voorge
komen, dat alles wat het kind kon over
komen, beter was. dan dat zijn reinheid en
onschuld op eenige wijze zouden worden
vernietigd of bezoedeld.
Toen evenals nu was onschuld de spil,
waarom al zijn gedachten draaiden.
Eerst toen Gillie, als een echt kind, sprak
over hetgeen hij doen zou als hij groot was,
huiverde de heer Ramsay eenigszins en trok
den knaap met onweerstaanbaren drang en
een beschermende beweging tot zich, als
om hem voor de toekomst te hoeden po
zoide: „Gij moet niet groot worden, Gil lie
blijf, zooals ge zijt, mijn lief, lief ventje!"
„Niet groot worden?" herhaalde Gillie
wat verschrikt „Wel, dan zou ik moeten
sterven, niet waar? Zou u willen dat ik
dood ging, oom John?"
Oom John maakte met schrik een ontken
nend gebaar.
„Ik weet natuurlijk, dat ik eens moet
sterven", zeide Gillie met een ietwat treu
rige stem, „maar ik geloof, dat ik liever
dood ging, als ik groot geworden ben; ik
zou liever eerst een man zijn. Het is im
mers niet slecht om-dat te zeggen, wel?"
zei zeide hij peinzend, zijn aardig lief ge
zichtje, dicht bij John Ramsay's gelaaf
brengend.
„Neen, neen, mijn kind", mompelde John
F.amsay beklemd.
Terwijl bij sprak, was hem leis nieuws
ingevallen, waarover hij wilde nadenken.
Daarom kuste hij het kind teeder; zei, dat
het buiten wat moest gaan spëlen en niet
meer moest denken aan wat hij gezegd had.
Dat Gillie zijn reinheid en onschuld zou
moeten verliezen, was hem tot nu toe een
pijnlijke gedachte geweest, maar zij kwn,
hem nu bijna minder pijnlijk en onnatuur
lijk voor, dan dat zijn leven vroegtijdig zou
worden afgesneden. Wat zou niet de vrucht
van zulk een veelbelovenden knop kunnen
zijn? Waartoe &ou zulk een kostbaar zaadje
zich niet. kunnen ontwikkelen?
Gillie zou een edel mensch kunnen wi
den. Hij zou een van degenen kunnen wezen
die ongedeerd door het vuur van de ver
leidingen der wereld gaan; hij zou het
kwade kunnen nalaten en het goede ver
kiezen neen meer, hij zou eens tot zegen
kunnen zijn voor allen om hem heen, e3>i
kracht en een steun voor velen.
Tenslotte scheen het hem nu niet langer
toe, dat een vroege dood de eenige oplos
sing was voor de moeilijkheden des levens
Hij was verder gekomen dan tot de ge
dachte aan onschuld.
Hij had een schrede verder gedaan.
Ondertusschen spoedde de tijd voort.
De berichten uit de pastorie verschilden
eiken dag zeer weinig, maar de crisis
naderde.
De koorts eou ten laatste binnen weinie-c
dagen uitgewoed hebben en dan zou do
eindbeslissing slechts afhangen Van de
vraag: Is de lijder sterk genoeg?
In den laatsten tijd was de gedachte: „Wat
zal het gevolg zijn als deze ziekle een nood
lottig einde neemt", John Ramsay door het
hoofd gegaan, en een plotselinge angst had
hem aangegrepen, toen hij dacht aan het
bittere verdriet, dat het teergevoelige kind
zou treffen. Maar de gedachte was zóó pijn
lijk geweest, dat hij haar vastberaden van
zich had afgeschud en tevreden was met de
genieting eener gelukkige onzekerheid en
de dagen van het gulden heden te laten
voorbijgaan, zonder te denken aan de din
gen, die komen zouden.
Maar op een avond, toen Gillie hem goe-
dennacht kwam zeggen, zeide het kind eens
klaps: „Is het vandaag niet de laatste Juni
oom John?"
„Ja, ik geloof, dat het de 30ste is. Juni
heeft maar dertig dagen. Waarom?"
„Wel. dan is het morgen de eerste Juli"
riep Gillie uit.
„Zeker, lief kind. Maar wat bedoelt ge?"
„Wat ik bedoel?" zeide het knaapje, ter
wijl zijn stem van opgewondenheid beefde.
„Wel, ziet u, oom John. Paatje zal gauw
weer beter worden, want de drie weken
zullen nu haast voorbij zijn. Morgen zullen
we zelfs al kunnen zeggen: Binnen een
paar dagen zullen we Paatje weer zien".
De heer Ramsay zat langen tijd zeer stil
nadat het kind naar bed gegaan was.
Gillie's laatste woorden hadden geen ge
lukkigen gedachtengang bij hem opgewekt
Hij moest de waarheid nu in het aange
zicht zien.
De drie weken waren voorbij. Z<;n reluk-
kig leven met het kind .varen te., .-.ude.
Wat had het kind niet voor hem gedaan
in die gezegende drie weken?
Welk een wereld van rein geluk had het
hem ontsloten! Welk een blik had het hem
gegund op de dingen die hem voorheen on
bekend waren!
Ja. de droom was voorbij; het uur van
ontwaken had geslagen.
Dat heerlijke dagelijksche deelen in het
kinderleven, hield thans op.
Het was zoet geweest, zoolang het duur
de, maar nu was er een einde aan ge
komen.
Het was zoo zoet geweest, omdat het kind
zich zoo geheel op hem verliet, zoo vol ver
trouwen belangstelling en genegenheid van
hem verwachtte, hem op zoo natuurlijke
wijze het middelpunt maakte van al zijn
belangen. Ja, van dat alles moest hij nu
afstand doen.
Hij moest hem afstaan aan hen, die
waarlijk recht op hem hadden.
Dit had hij niet.
Spoedig zullen we kunnen zeggen: „Bin
nen een paar dagen zullen we Paatje weer
zien".
De toon van vreugde in zijn lief stem
metje, dë glans van opgewondenheid in de
oogen, die uitdrukking van liefde en ge
noegen in het stralende gezicht, dit al'es
deed John Ramsay denken aan wat hij hno
willen vergeten dat iemand anders re'-M
ep zijn lieveling had en veel meer recht
dan hij.
En wat zou er met hem gebeuren, wat zo"
er van hem worden?
Zou hij weer het vermoeide, onvo'lanr
w-^zen worden, dat hij te voren geweest
was.
Zou die vreeselijke stugheid weer terug
keeren die koelheid en onverschilligheid
en zelfzucht, waarop hij nu terug zag met
walging en afschuw?
Tot zoover was hij met zijn treurige over
peinzingen gekomen, toen er zacht aan da
deur van de bibliotheek geklopt werd.
HOOFDSTUK XVI.
Gevolgen.
De heer Ramsay, die verwonderd was c.p
zulk een ongewoon uur gestoord te worden,
keerde zijn hoofd haastig om, toen nij
„binnen" riep, en zag juffrouw Pryor op
den drempel staan.
Er was zoo iets vreemds in haar geheele
optreden, dat hij uitriep: „Juffrouw Pryor!
wat scheelt er aan? Is er" door een plot
selinge angst aangegrepen „is er iets met
het kind gebeurd?"
„Neen, mijnheer", antwoordde juffrouw
Pryor, „maar er is een vreeselijke tijding
van de pastorie gekomen".
„Is is mijn broeder dood?" bracht de
heer Ramsay uit, die zeer bleek werd-
„Men zegt, dat hij den nacht niet door zal
komen", snikte Juffrouw Pryor. „Och, och,
hoe moeten wij het dat lieve kind vertellen?
Het zal zijn hart breken, dat zal het zeker.
Hij zal mij, als ik morgenochtend naar hein
toe ga, vragen, hoe het met zijn vader is
en wat moet ik dan zeggen?"
(Wordt vervolgd,'»