VRIJDAG 29 SEPTEMBER 1933 DERDE BLAD PAG. 9 VAN ONZEN DU1TSCHEN CORRESPONDENT Het Feest van de Oogst NOG ALTIJD IS DE BOERENSTAND ONONTBEERLIJK Hij blijft de basis van het maatschappelijk leven VOLKSFEEST OP 1 OCTOBER Darré, rijksminister voor volksvoeding, is erop uit, om den boerenstand te bevorderen. Hij wil den eenvoudigen landbouwer weel de plaats toekennen, welke hij vóór den oorlog heeft ingenomen. Om dit te bereiken, tracht hij vooreerst de belangstelling en de medewerking van den burger, den stadsbewo ner te winnen. Hiertoe wordt de le Octo her, de dag van het „Emtedankfest", als de „Dag van den Duitschen boer" aange kondigd. Is de boerenstand noodzakelijk en onont beerlijk? De wetenschap geeft op deze zon derling aandoende vraag een bevestigend antwoord: zoo lang 't ons niet gelukt, brood en vleesch op synthetische wijze te producee ren, blijft de boer de basis van ons maat schappelijk leven. Voor ons, leeken, is de boer met het begrip akker en landbouw ver bonden en kunnen wij ons het leven in de stad niet voorstellen, wanneer de boer ons niet met de vele producten van zijn harden arbeid te hulp komt. Maar waarom getroosten wij ons niet ook ©ens de moeite van een bezoek aan het plat teland en het boerenbedrijf? Dan pas wordt ons de beteekenis van zijn eenvoudig, hard veeleischend arbeidersbestaan bewust cri gaan wij het resultaat van dit werk naar waarde schatten. Juist nu, in den veelkleu- rigen herfsttijd, is de tijd voor zulk een stu diereisje rijp. Tarwe, rogge, haver en gerst zijn reeds binnengehaald. Over de akkers zweven de golven van de in brand gestoken aardappelplanten. Mannen en vrouwen en kinderen hebben nog de handen vol werk, ze halen de winteraardappels uit den grond, doen ze in zakken en gaan ze wegen. De kinderen verzamelen het groen en steken 't in brand. De eerste aardappelen, op dit vuurtje gestoofd, tot de schil zwart gewor den is, smaken ook zonder zout en saus als een lekkernij. Wanneer de aardappelvuurtjes ontstoken worden, dan is de tijd van het oogstfeest aangebroken. Het was totdusver gebruike lijk, dat de Kerk de officieele leiding hier van voor haar rekening nam. Het altaar werd versierd met fruit, groente, koren en bloemen en godsdienstoefeningen werden ge houden, om God te danken voor de waarde volle opbrengst van den oogst. Ditmaal zal op initiatief der rijksregeering, het gansche ■\olk den len October, hot op een Zondag val lende feest van den oogst, gaan vieren. Vooral de bewoners der groote steden wil len hiermee ebkennen, dat de boeren met elkander de belangrijkste stand Derde Rijk uitmaken. Men heeft volksfeest een program samengesteld, dat het gansche rijk omvat en de boeren in de verst afliggende streken zullen ditmaal er varen, dat de gansche natie hun noesten Vlijt eert. Grootsche demonstratie. jfij Öp den Bückeberg ln het Wezerbergland ral een grootsche demonstratie plaats vin den .waarbij ook de rijksregeering aanwezig denkt te zrn. De volkskanselier Hitier en de rijksminister voor volksvoeding Darré zullen voor een half millioen boeren het woord voeren en hun redevoeringen worden per radio over de gansche wereld doorge geven. Waarom heeft men voor deze origmeele bijeenkomst juist den Büclteberg gekozen? Het is een met bosch bekroonde heuvel in het Neder-Duitsche landschap, tamelijk ver af van de drukste verkeerspunten .slechts bekend aan touristen en natuurliefhebbers. Men gaat deze keuze pas waarde eren, wan neer men per postomnibus van Berlijn langs de landstraten door het Wezerbergland schommelt. Tien uur achtereen heeft men gelegenheid 't herfst landschap te bewon deren. Achter Maagdenburg ziet men de zwarte, Vruchtbare aarde liggen, 't gezegende land der suikerbieten, ontdekt men de welverzorg de Bteenen boerderijen temidden van hon derden morgens land. In Brunswijk begin! reeds het gebied van Neder-Saksen met zijn oude cultuur, hier liggen steden als Bruns ■wijk, Hildesheim met een rijkdom van sier lijke gevels en het ook bij ons bekende Bad Pvrmont. Hier komt men onverwacht in het "historische Hameln met zijn beroem de sagen en ziet men in gedachten den rattenvanger marcheeren, de lange fluit aan zijn mond. Wij bevinden ons in het rijk der Grimmsche sagen en legenden en naderen den Biickeberg, waar de oude Germanen hun thing hielden. In do verte ligt de Porta West.'alica. De top van den Bückeberg wordt voor de plechtigheid gereed gemaakt en hiertoe heeft men 1S00 jeugdige werkwilligen saamge- bracht. Zij bearbeiden met den schop den vetten bodem, maken de wegen begaanbaar en hebben reeds een tribune voor 2000 eere- gasten opgericht. Zeshonderd vaklui bren gen het hout aan voor de redenaarstribune an den voet van den Bückeberg en 1500 laggen met het hakenkruis vormen een hoefijzer. Het is een bedrijf van belang en moet nog hard gewerkt worden, wil men met alles bijtijds gereed komen. Maar wij weten uit Tempelhof, Hasenheide en Witz- leben uit ervaring, dat voor breed opgezette tentoonstellingen demonstraties en vergade ringen meestal op 't laatste nippertje toch alles klopt. Desnoods moet er dan maar een nachtje doorgewerkt worden! Het voorloopig program Men heeft zich het voorloopig program als volgt gedacht: ruim 200 extra-treinen zullen de 250.000 gasten naar de stations an Hameln, Emmerthal, Klein- en Groot- Bcrkel en Tündern tot aan den voet van den Bückeberg brengen. Muziek zal de wachten den door den tijd heenhelpen en ook vlieg tuigen zullen voor afwisseling zorg dragen. Groote tenten zullen voor een bescheiden erpleging zien op te komen. Voor de diplo matieke eeregasten zal een speciale trein tot dicht aan den voet van den Bückeberg rij den. In den namiddag komt Hitler over Hameln, geëscorteerd door de cavalerie uit Hannover. Aan den voet van den heuvel gaat hij langs het front van rijksweer, po litie, S.A., S.S. en Staalh'helm. In het dal komt een artillerie-regiment uit Minden aangereden en zal als saluut 21 schoten af- Een paradegalop van cavalerie en ertille rie besluit dit militaire schouwspel. Ge meenschappelijk wordt dan „Dankt, danxi allen God" aangeheven. Het hoogtepunt n de hierop volgende redevoeringen van Darré en Hitler gelegen. Tegen het invallen van den avond wor den overal groote vreugdevuren ontstoken hun schijnsel zal over alle Duitsche lan den vallen. Door veelkleurig magnesium zal het effect worden verhoogd en muziek -n zang zullen overal weerklinken. Zoo hoopt op den Bückeherg het feest van den oogst te vieren, opdat de boerenbevolking beseft, dat rijksregeering en volk levendig aandeel nemen aan haar arbeid en dank baar voor den rijken oogst, welke de onder steuning van armen en misdeelden in den komenden winter mogelijk zal maken. Kerknieuws. PREDIKANTADVOCAAT In de Luthersche „Wartburg" van 1 Sep tember j.l. kwam een schrijven voor van Ds. Mr. B C. Cladder, die niet alleen ïvang. Luthersch predikant te Maastricht s, maar ook nog practijk uitoefent als ad- 'ocaat. Voor zijn persoonlijk geval verde digt hij dit niet alleen, maar vindt het zelfs aanbevelenswaardig. Voor een groote Gemeente echter vindt hij ■n dergelijke combinatie van werkzaam heden af te keuren. „Het is toch algemeen bekend", zoo zegt hij, „dat eèn predikant een groote Gemeente tijd te kort komt zijn ambtelijke werkzaamheden naar behooren te vervullen". Thans komt van den bekenden publicist H. J. Slegtenhorst in de „Wartburg" een artikel voor, waaraan het volgende ont leend is: „Er is echter in de artikelen van df glementen van de Evang. Luthersche Kerk geen enkele bepaling te vinden, die ver biedt, dat een predikant in een groote Ge meente ook nog allerlei andere werkzaam heden verricht, die met zijn ambt als pre dikant niets te maken hebben en die uit sluitend dienen om zijn inkomsten te ver- grooten. Iedere predikant in een groote Ge meente is dus volkomen vrij, om ook nog andere buiten zijn ambt staande bezigheden te verrichten. Ds. Mr. Cladder zal mij dus wel willen toegeven, dat dit een betreurens waardige leemte is in onze Reglementen dat het meer dan tijd wordt, dat de Synode maatregelen neemt om dergelijke dingen te voorkomen voor de toekomst en als zij reeds nu mochten voorkomen, ze voor het heden te verbieden. „Zooals ik reeds zei, voor kleine Gemeen ten vindt Ds. Mr. Cladder het juist aanbe velenswaardig, als een predikant, behalve zijn eigenlijke ambt, ook nog andere werk zaamheden verricht Nu wordt het echter de vraag: Was is een kleine Gemeente? Dat dient dan precies omschreven te worden en dan zou ik willen voorstellen, Gemeen ten met minder dan 200 leden (waaronder dan ook de doopleden inbegrepen zijn) tot de kleine Gemeenten te rekenen. .Daarmee zal Ds. Mr. Cladder zich kunnen vereenigen. Amersfoort heeft vol gens de statistiek van het laatste verslag van de Evang. Luthersche Kerk meer dan 200 leden, nl. 167 leden en 54 doopleden, z< dat we deze Gemeente zeker niet onder de kleine Gemeenten mogen rekenen. Predi kant in die Gemeente is Ds. Mr. J. G. de Jongh. Nu zou ik willen vragen: Verricht deze predikant ook nog werkzaamheden als advocaat, zoodat we hier een combina tie van werkzaamheden van predikant en advocaat hebben? .Diezelfde vraag kunnen we ook stellen voor Ds. Mr. D. G. Hoevers te Amsterdam. Zou die vraag bevestigend beantwoord ten worden, dan is het optreden van PRINSES JULIANA EN DE TENNISSPORT Op de lellende M.E.T.S.-banen te Scheveningen oefent H, K. H. Prinses Juliana zich in de tennissport Geheel links, H. K. H. met Timmer in een dubbel tegen Jhr. van Riemsdijk en mej. Belzer. predikanten volgens Ds. Mr. Cladder te veroordeelen, een veroordeeling, waarin ik dan geheel aan zijn zijde zou staan. „Natuurlijk geldt die veroordeeling, mu tatis mutandis, eveneens voor predikanten, die een andere combinatie van dubbele, erkzaamheden hebben. „Ik ben het echter niet eens met Ds. Mr. Cladder, dat het voor predikanten van kleine Gemeenten steeds aanbeveling ver dient, ook nog andere werkzaamheden naast het ambt van predikant te hebben. Ieder geval moet hierbij op zichzelf beoor deeld worden. Er kunnen kleine Gemeen ten zijn, die steeds groeien en door hun groei de volle kracht van den predikant opeischen. Daarom zou ik een algemeen erbod van combinaties van werkzaamhe- len voor onze predikanten wenschelijk vin den, waarbij de Synode het recht heeft •n bijzondere gevallen dispensatie te verlee- DE EENHEID VAN ALLE GEREF. BELIJDERS Aan een artikel van Ds. L. H. van der Meiden, Chr. Geref. predikant te Den Haag, in het „Kerkblad" van de Chr. Geref. Gemeenten van Haag, is het volgende ontleend: Als de Generale Synode der Geref. Kerken deputaten benoemt, zal ze ook wel de taak der Deputaten omschrijven. En als de Chr. Geref. Kerk een verzoek krijgt om een samenspreking te houden, dan moet onze Synode, in '34 D.V. te houden, dit verzoek niet afwijzen. Wij moeten dan niet alleen „spreken". Wij moeten dan onze bezwaren maar eens heel eerlijk opstellen, in druk laten verschijnen, opdat ieder, èn bij ons, èn in de Geref. ker ken, die lezen en onderzoeken kan. Wij voor ons schuwen het licht niet. Ook wij hopen van harte op een eenheid des Geestes. En ook wij kunnen daar voor bidden. „TERUG NAAR DEN BIJBEL!" D s. M. H. A. van der Valk, van Hil- Iegersberg, schrijft ons: Onder bovenstaanden titel verscheen ver leden week Woensdag in „The Daily Tele graph" een artikel van de hand van Prof. D r. A. S. Y a h u d a, den beroemden taal geleerde, die zooveel studie heeft gemaakt zoowel van de Semietische als van de oud- Egyptische talen. Prof. Yahuda is hier te lande ook bekend geworden, eerst door de uitgave van groot werk: „Al-Hidaja 'Ila Fara 'id Al- Qulub" en later door die van zijn: „Die Sprache des Pentateuch in ihren Beziehun- gen zum Aegyptischen", gevolgd door zijn redevoeringen over het laatstgenoemde on derwerp aan de Universiteiten van Leiden, Utrecht, Amsterdam (Vrije Universiteit) Handelshoogeschool te Rotterdam, (terwijl toen door tijdsgebrek achterwege zijn geble ven die voor de Theol. School te Kampen en de Universiteit te Groningen), waarbij ik hem mocht inleiden. Prof. Yahuda is Israëliet, geboren te Je rusalem, afstammend uit Mesopotamië, waar zijn voorouders al vóór duizend jaar woonden. Hij was onder meer hoogleeraar aan de Universiteit te Madrid, en woont thans te Londen, om zich rustig aan zijn Btudiën te kunnen wijden. Genoemd artikel schreef hij naar aan leiding van de vele brieven en ingezonden stukken in Engelsche bladen in verband met de publikatie van zijn jongste werk: „The Language of the Pentateuch in its re lation to Egyptian", een herziene en ver meerderde uitgave van zijn in het Duitscn verschenen boek over hetzelfde onderwerp, waarover later. Onder meer zegt hij nu, dat die brieven en stukken hem de overtuiging hebben ge geven, dat het Engelsch publiek, hetwelk belang stelt in wetenschappelijke onderzoe kingen, bij name wat den Bijbel aangaat, zichzelf heeft herzien; en is teruggekeerd van zijn inzichten, welke in alle landen meer dan een halve eeuw in de richting gingen om het gezag der Heilige Schrift op grove wijze te ondermijnen, in het bijzon der door de Vijf boeken van Mozes te be schouwen als een samenvatting van ge schriften van vele schrijvers, die. in ver schillende tijden zouden hebben geleefd. Hierbij moet ik opmerken, dat Prof. Ya huda, zooals ik in mijn: „Mozes" boeken in Egyptisch licht" heb medegedeeld, persoon lijk ten mijnen huize heeft gezegd, dat hij den Pentateuch houdt voor het werk van Mozes, en van Mozes alleen, met dien ver stande, dat de taal van Genesis en Exodus meer verwantschap met het Egyptisch ver toont, Leviticus den overgang vormt, ter wijl Numeri en Deuteronomium staan on der den invloed der talen en dialecten, wel ke tijdens de woestijnreis der Israëlieten, door volksstammen werden oresproken, met wie zij gedurende veertig jaar in aanraking zijn gekomen. Prof. Yahuda schrijft dan verder, dat het vooral in dezen tijd van depressie en veler lei ellende op maatschappelijk en staat kundig gebied zoo door en door noodzake lijk is om juist den Bijbel te bestudeeren, als de bron van geluk voor het veelzijdig leven aller volkeren, die door den geweldi gen vuist van het materialisme gregrepen waren. In tal van landen immers, waar de Bijbel eeuwen lang het vaste fundament r het godsdienstig en zedelijk leven der natiën, is op brute en barbaarsche wij ze de autoriteit van de Schrift aangerand, zoodat de heilige en hooge beginselen, die er in zijn neergelegd, in den loop der tij den karakters heeft gevormd, het leven ge heiligd, gerechtigheid en naastenliefde, vrij heid en vrede gebracht, zijn vertrapt. Het kan toch niet ontkend worden, zoo eindigt hij, dat overal waar de Bijbel regel en richt snoer was voor het leven der volken, de wereld is geleid ge\yorden op den rechten weg om het menschdom te leeren, wat goed is, en waar en recht. En daarom moeten alle menschen: terug naar den Bijbell AFLATEN VERDIENEN. Aflaten verdienen, dat doen en dat verstaan Protestantsche Christenen niet. Vele bedevaartgangers zijn dezen zomer naar de Pauselijke stad gegaan, om er den aflaat van het „Heilig Jaar" (negentien eeuwen na Christus' kruisdood) te verdie nen. Duizenden zijn er voor naar Rome gegaan. In de roomsch-kath. „Maasbode" schrijft Albert Kuyle er o.m. dit van: „Men mag gerust zeggen, dat de Jubi leum-aflaat wel zóó moeilijk verdiend moet worden, dat de pelgrims Rome niet kunnen verlaten zonder er stevig gebe den te hebben. „Vier basilieken, iedere basiliek drie maal, en tijdens ieder bezoek vier onder scheiden groepen gebeden. „Niet iedereen gaat dat zoo gemakke lijk af als de moeder die ik met haar vijf kleine meiskes bezig zag. Die deed het met een heilige routine, met een op gewekte snelheid die mij dwong haar te volgen op haar vlotten tocht dóór de ruime kerk". Bij zulk bidden komt alzoo routine te pas! Als we ooit 'n treffend woord ter kwa lificatie van het bidden van vele Room- schen hebben aangetroffen, dan is het wel dit van den Roomschtn bedevaartganger Albert Kuyle zelf: „Routine"! Voor ons gevoel kan daar geen aandoen lijkheid en nog minder heiligheid aan ver bonden zijn. Routine in het bidden, dat is geen bidden. Maar blijkbaar is die „routine" noodig, om alles te doen wat tot het verdienen van den aflaat behoort en tevens met een „vlot ten tocht" door de kerk te gaan. Van dat „vlotte" bidden met „routine" ernemen we ook verder, dat Albert Kuyli schrijft van zijn gang naar een verblijf ii het kapelletje van Portiuncula, „een vai die begenadigde plaatsen, waar men, en zal precies zeggen waarom, gemakke lijk en vredig bidden kan". Ja, „gemakkelijk bidden", dat blijkt wel aantrekkelijk te zijn. De schrijver verhaalt: „Terwijl ik hierheen wandelde, kwam mij een klein ratelwielend rijtuige ach terop, waarin een vroolijk echtpaar ge zeten was. Zoo vroolijk en zoo kennelijk een echtpaar, als men alleen maar hier op den openbaren weg vroolijk en ken nelijk door teedere banden verbonden kan zijn. ,De signora treedt nu ook de basiliek binnen, maar van den echtvriend kan men dat niet zeggen. Hij wordt mét ten aandrang en aan het handje in den tempel geleid. „Waarom? Wat heeft plotseling zijn uitgelatenheid op de vlucht gejaagd, en zijn blije stemming doen verkeeren? Het helpt hem trouwens niets, dit schuchter kijken en onwennig blij' staan. De leidende hand mert hem naar het kapelletje. „En nu begint er iets heerlijks, iet: zóó vroolijk-godvruchtigs, dat ik het met niets ter wereld vergelijken kan. Me vrouw gaat het kapelletje in en door de ziiooort weer uit, in de eene hand houdt zij een rozenkrans en in de andere haar langzaam aan ontdooienden man. Zij bidt, en telkens al zij, in den tijd ongeveer een halve minuut, een rond gang achter den rug heeft, telt zij dui delijk den vollen aflaat op bij de andere welke zij reeds won. „Zij heeft succes: niet alleen dat plot seling ook over haar begeleider het vuur vaardig wordt, maar ik zelf in haar zog. „Ik doe het haar na: in, uit, in, uit, met een hoofdknik naar waar Maria het duister staat, en een rij weesge groetjes die half in, en half buiten het hek vallen. „Men kan het nooit weten of die moei lijk te verdienen Jubileumaflaat wel wér kelijk verdiend is, maar dat er in dit half uur bij al die pogingen geen enkele voltreffer zou zijn, zie, dat geloof ik niet. „Ik herinner me, hoe ik dit vroeger altijd te zwaar genomen heb: met veel te veel omhaal en veel te plechtig ge- „Ik weet het nu: in, uit, in, uit, met een blij hart en een forsch vertrouwen" Tot zoover de Roomsche pelgrim-schrijver. Neen, zulk bidden verstaan wij niet, mo gen we niet verstaan, mogen we niet kun nen: „in-uit-in-uit"! Over zulk geroutineerd bidden zou veel, heel veel te schrijven zijn. We mogen dat geen bidden meer noe men. Daar zit geen ziel meer in. Ja, op die manier zou men wel recordhouders in het bidden kunnen kweeken. En als men meent, dat met zulk bidden ook nog wat „ver diend" kan worden, kon, om het tempo op te voeren, wel van de Indische gebedsmo lens gebruik gemaakt worden. Maar laat ons niet enkel op dat Room sche bidden zien. Doch ook onszelven afvra genIs er bij ons nóóit routine", nóóit „vlot' bidden? Als de Geest der gebeden in ons uitge stort is, kan bidden een heilig-opgewekt danken en ook een hartelijk uitzeggen van zielenood en zielsbehoeften zijn. Maar dik wijls is het moeizaam en zwaar, zóó, dat we het bijna niet kunnen. Maar voor bidden met „routine", publiek en particulier, mogen we bewaard worden. Of er van verlost worden. Het naderen tot den heiligen God zij niet op „vlotte" wijze: „in-uit-in-uit!" Maar het geloof en tevens met den diepsten eer bied en schroom. versum (1875 M) V.A.R A *01 ',iri mo- >on 10.15 Concert 12.01 Orkest 2.00 ramofoon 2.45 Concert 3.20 Orkest 15 Orgel 5.00 Orkest 6.20 Orkest 00 Gramofoon 7.15 Concert 7 30 Giumo foon 8 02 Vaz Dias 8.10 Orkest 8.45 spel 9.30 Orkest 10.10 Zang 10.35 Orkest 11.15 Gramofoon V.P.R O. 10.00 Morgenwtldlns iel (Vlaamsen) (337 8 M) 12 20 Oramo- 1.30 Orkest 6.20 Gramofoon 8.20 Orkest 9.20 Orkest nsch) (509 3 M 12 20 Concert 1.20 lofoon 5.20 Orkest 6.35 Gramofoon 6.50 Orkest ntry (1554.4 M.) 12-20 Orkest 1-05 lofoon 1.35 Orkest 2.35 Gramofoon 3.50 Concert 7.50 Concert 8.05 Concert Concerth— "öVGramofoon 3 20 Orkest 5.40 Concert alundborg (1153 8 M.) 1.05 Concert 3.20 Gramofoon 3 50 Concert 9.05 Orkest 11.35 Piano 11.50 Concert angenberg (472 4 M 6.20 Gramofoon 7.20 Gramofoon 10.30 Mensch und Welt 12.50 Orkest 1.50 Orkest 2.50 Gramof- foon 5.20 Plano 5.50 Orkest ondOD Nat. (261.3 M.) 5.35 Concert ondon Reg (355 9 M 12 20 Concert 1.35 Orkest 6 50 Concert 8.20 Orkest Midland Reg (398 9 te.) 6.50 Orkest, a r (1 s (Radio Paris) (1724.1 M.) 8.05 12 20 Gramofoon - Zang 10.20 Grs 'ar scha u (1411.8 M.) 5.35 Oonc» Radio Nieuws. ZATERDAG 30 SEPTEMBER n (296 M.) KRO. 8.00 Morger Gramofoon 12.15 Concert 2. pere jeugd 2 30 Kinderuurtje KRO-boye. 4 40 KRO-boys 5.30 6.40 Orkest 9.00 Concert boys 10.30 Vi 10.55 Gramofoon Orkest 8.00 Orkest 0 Hooi spel 10 00 KRO- Dias 10.35 Concert 11.15 KRO boys. 7.20 Gramofooi 8.20 Orkest 9.50 Plai Gemengd Nieuws. AUTO TE WATER Een 68-jarige verdronken Door onbekende oorzaak is nabij Lopik een auto, waarin drie kooplieden uit die gemeen te, die de Rot-terdamsche markt hadden be zocht, waren gezeten, in de *-aart langs den weg gereden. De bestuurder en een der beide medeinzittenden wisten zich te redden en ook de derde, de 68-jarige heer Den Ouden was spoedig op het droge. Terwijl de beide erstgenoemden er echter met den schrik en een nat pak bleken te zijn afgekomen, voel de de heer Den O. zich onwel en reeds kor ten tijd later is hij overleden. Het stoffelijk overschot is naar Lopik oven gebracht JACHT OP EEN SMOKKELAUTO De smokkelaars sprongen te water Dezer dagen passeerde in snelle vaart eert luxe-auto de Nederlandsche grens bij Canne. Op het stopsein der douane werd geen acht gegeven. De ambtenaren namen een auto, waarna de achtervolging begon. Op de Wil helm inabrug te Maastricht werd de luxe wagen ingehaald. Bij het passeeren losten de ambtenaren enkele schoten, waarop de wa gen stopte. De beide bestuurders sprongen echter van dc Wilhelm inabrug in de Maas enwisten te ontkomen. De wagen, geladen met suiker, werd in beslag genomen. „PRETTIGE" DISCUSSIES In den Gemeenteraad van H e 11 e v o e fa 6 1 u i s ontstond een minder prettige discus» een brief van den Minister aan den burgemeester. Het raadslid Nijgh wenschte can de wethouders te weten of de burge meester dien brief ook in het college had voorgelezen. Een der wethouders antwoord de, dat dit hardnekkig geweigerd was. Op craag van den voorzitter of de Gemeente secretaris zich het don ook niet weet te herinneren, antwoordde deze ontkennend. rzitter zei de de brieven van den Mi nister en van Ged. Staten in het college te hebben behandeld. „Jullie ontkennen dat nu, aldus de burgemeester. Bovendien ont kent ru de secretaris dat ook nog", en zich daarop tot deeen wendende voegde hij dezen toe: „Jfj liegt, vent". De heer Nijgih protesteerde heftig en vroeg den voorzitter den eersten dienaar van den Raad niet te beleedigen en dezen voortaan met u aan fce sproken. De voorzitter hield vol te weten, dat hij dezen brief heeft voorgelezen. De wethouders: „Neen". Met 6 tegen 1 stem werd hierna aange nomen een motie van afkeuring over het op treden van den voorzitter. MAJESTEITSCHENNIS DOOR „DE STORMER" Appèl aangeteekend tegen het vonnis Naar wij vernemen heeft het O.M. bij de Haagscihe Rechtbank appèl aangeteekend tegen het vrijsprekend vonnis, gewezen ten aanzien van den letterkundige L. M. A. K., uit Maartensdijk en den kantoorbediende A. J. D. van O. uit Delft, tegen wie door den officier van justitie drie maanden gevange nisstraf was geëisoht, wegens beleediging van H. M. de Koningin in „De Stormer", orgaan der R.K. Stormtroepen. WAT EEN KIND VERMAG Naar het Engelsch yan FLORENCE MONTGOMERY id* „Ik geloof, dat het voor een knecht zoo treurig moet zijn", zei Gillie, als op een diner iedereen bedankt voor den schotel, dien hij ronddient. Zij laten hem maar staan met zijn onaangeroerden schotel. Het lijkt zoo onvriendelijk. Als ik groot ben, zal ik altijd van alles nemen, wat mij gepresenteerd wordt". J „Daar zoudt ge mooi ziek van worden, -zei zijn practische oom. „Wel, in allen gevalle zou ik heel vrien delijk „dank u" zeggen en niet alleen mijn hoofd schudden of den schotel een duwtje geven, zooals sommige menschen doen De bedienden kwamen weer binnen en de heer Ramsay keek met eenige ongerustheid naar de massa vruchten, die op de tatel werd gezet- Het was een vreeselijke tijd van het jaar voor iemand, die cr geen moeit gebruiken. Niet alleen was het in den vollen tijd van aardbeien en frambozen, maar er waren ook vroege perziken en abrikozen uit de kassen. De heer Ramsav sloeg een wanhopiger, blik op de school vóór hem en vroeg zich ar of hij zich zelf nog langer zou opofferen om de goede mcening yan zijn kleinen metgezel te behouden. De tuinman had zonder twijfel even goed „gevoel" als de keukenmeid en de huisknecht en hij herinnerde zióh met angst, dat juffrouw Pryor hem een van Gillie's dikke vrienden genoemd had en zelfs gezegd had, dat hij misschien bezig zou zijn om den tuinman vruchten te helper; plukken voor het dessert- De toestand werd wanhopig. De geluk kige gedachte viel hem in, te beproeven uit de moeilijkheid te blijven, door het kind in zijn vertrouwen te nemen. Het wus een teer, sympathiek ventje, zoo dacht hij, en hij zou hem waarschijnlijk begrijpen en zijn gevoelens deelen. „Ziet ge, lieve", zeide hij, ,ik ben tegen woordig niet heel wel en moet zeer oppassen wat ik eet- Ik sta onder bevelen van den dokter en sommige dingen verbiedt deze mij volstrekt, waarvan fruit één is." „Wat scheelt u dan?" vjoeg Gillie. „Dat kan ik u moeilijk uitleggen", ant woordde de iheer Ramsay, „maar ik ben ge heel en al in de war en voel mij zelf ziek en ellendig". „O, oom John!" riep Gillie verschrikt uil, „ik hoop toch, dat u geen koorts zal krijgen zooals Paatje. Zijn ziekte begon evenzoo". ,Neen, neen lieve, het lijkt er niets op. Ik heb mijn geheele leven wat te hard gewerkt en ben geraakt in wat de dokters een zenuw achtigen toestand noemen, begrijpt ge?" „Zenuwachtig!" riep Gillic uit. „Wel, waar is u bang voor?" „Het is niet dat soort zenuwachtigheid, lieve kind. Het is een toestand van zenmv- achPcygedrukthoid pf neerslachtigheid, die iemands spijsvertering in dc war brengt en iemand belet 's nachts te slapen"» „Nu weet ik het al!" eeide Gillie. „Nu weet ik het precies. Ilc heb het dikwijls." „Gij!" riep zijn oom in verbazing uit „O, zeker niet, kind". „Ja toch", zeide hij, „vooral wanneer ik in een kamer alleen slaap. Daarom slaapt juffrouw Pryor hier in mijn kamer. Ik weet precies, wat u bedoelt. Zoo bang, dat men er niet van in slaap kan komen, omdat men zich verbeeldt vreemde geluiden te hooren men vreemde dingen door de gaten der blinden ziet kijken. Beren en wolven en zulk soort van dingen meer- Het is vreeselijk vindt u niet? Arme oom John", zeide hij, zijn hand op die van zijn oom leggend: „het spijt mij zoo, dat u 's nachts bang is." Op dit oogenblik verscheen juffrouw Pryor op den drempel om Gillie naar bed te bren gen. De heer Ramsay haalde ruimer adem toen hij weg was, want hij was vreeselijk bang geweest, dat het gesprek in tegenvvoor digheid van do huishoudster zou worden voortgeeet, Zijn waardigheid ontkwam echter ni?t geheel aan den slag, dien hij vreesde, dat haar zou worden toegebracht, want toen de twee langzaam de breedc trap opgingen, kon h;> door de deur, die zij hadden opengelaten do stem van het kind hooren, dat blijkbaar alles nauwkeurig vertelde wat er zooeven had plaats gevonden, terwij) de laatste zin duidelijk zijn oor bereikte. Juffrouw Pryor „moest niet vergeten oom John een nacht licht te geven, omdat hij alleen in donker zoo bang was." Toen de heer Ramsav zich in de hihlio theek had neergezet, liet hij juffrouw Prvor bovenkomen. Er waren verscheiden zn' waaromtre/it hij ingelicht wenschte te worden, en hij vond het waarschijnlijk, dat zij in staat zou zijn, hem de inlichtingen te verschaffen, die hij verlangde. Hij begon met naar de patiënten in de pastorie te vragen. De minder ernstige zieken gingen goed vooruit, vooral het meisje, dat rood vonk had. Het was echter onmogelijk iets met zekerheid omtrent den dominee te zeggen, i I Zonder twijfel was hij ernstig ziek en de koorts zeer hevig Oe dokter was zeker, dat zij de volle acht-en-twintig dagen zou aan houden. Intusschen deden zich tot nu tee geen ernstige bijkomende verschijnselen voor; de vraag was: zouden zijn krachten het uithouden, totdat de koorts hem ver laten had? De tong van de huishoudster was losge maakt, toen zij van den dominee en diens hoiisgenooten sprak en zij schilderde in gloeiende kleuren het gelukkige leven in de pastorie, de toewijding van den vader aan al zijn kinderen, maar bovenal aan dit k'nd en van het kind aan hem. Hij was in het bijzonder de metgezel van zijn vader en volgde hem als een hondje, waar hij ook ging- „De knaap schijnt hier gelukkig te zijn", zeide de heer Ramsay. „Hij schijnt zich hier geheel thuis te gevoelen." ,De kinderen uit de pastorie", zeide juf frouw Pryor, „waren altijd gewoon geweest hun halve vacantie en verjaardagen op „Manor House" door te brengen. Zij hadden er allen hun schuilhoekjes en gaatjes ep hun spelletjes. Het was een klein paradijs voor hen. Zij konden er doen, wat zij wil den; er viel niets te bederven- Zij zijn hier vrij, mijnheer", zeide de goede yrouw, „en knderen houden vooral van vrijheid". ,Het schijnt een aardig kind te zijn" zeide hij vragend. Ja! Jongeheer Gilbert was inderdaad een heel aardig kind. Hij hield van iedereen en iedereen hield van hem. Hij had zijn geheele leven niets dan liefde gekend en hij vpr- wachtte die van een ieder. Dit was voor hem even natuurlijk als de lucht, die hij in ademde. Hoe kwam het, vraagde de heer Ramsay, dat het ventje met het minste gevaar scheen te zien in zijn vaders ziekte, noch er onge rust over scheen te zijn? Het was de wensch van mevrouw Ramsay, antwoordde juf frouw Pryor, dat de jongeheer slechts weten 7-ou, wat zij zelf hem gezegd had. namelijk dat zijn vaders ziekte een zekeren tijd moest duren en dat hij niet verwachten moest te hooren, dat hij beter was, vóór die tijd voor bij was. Mevrouw Ramsay kende haar zoontje en wist, wat het beste voor hem was. Zij wist, dat het beter was hem niet te overprikkelen met de hoop lederen dag betere tijding te zullen ontvangen, nu een werkelijke verandering in zoo langen tijd niet kon plaats vinden- „Mocht er later gevaar hij komen" voegde juffrouw Pryor er zuchtend bij, „dan zon het tijds genoeg voort hem zijn, angstig te worden. Het ware niet noodig zijn jong leven te bedroeven en te bezwaren met een vrees en een angst, die misschien. God gav-> het! nooit verwezenlijkt zouden worden. „Juist", zeide de heer Ramsey beschroomd „ik zie het verstandige van die schikking volkomen in. Wat ik wilde weten Hoe komt het, dat het ind zelf zoo spoedig tevreden i gesteld is en zoo gerecdelijk de verzekerin gen van anderen aanneemt?" Juffrouw Pryor glimlachte; een medelij dende glimlach voor een ouden vrijer, die kinderen zoo weinig begreep. „Kleine kinderen zijn altijd zoo, mijnheer'1 antwoordde zij. „Zij kunnen niet begrijpen, rij moeten vertrouwen. Jongeheer Gilbert stelt een onbeperkt vertrouwen in alles wat zijn vader of moeder hem vertelt. Weet u mijnheer, hij heeft ook nooit bemerkt, dat zij ongelijk hadden." Zij ging heen en liet hem peinzen over den geest van het kind, over zijn eenvoudig vertrouwend geloof den geest zonder welken wij, aldus zegt de Heere, geen van allen, oud of jong, het koninkrijk Gods zul len binnengaan. Zijn gedachten dwaalden af nanr dingen, de kindernaluur betreffend, die hij dien dag ondervonden had- Wat een wonderlijk iets, was niet die macht om belangstelling en vreugde te voorschijn te roepen, waar men de oogen ook wendt! Deze verwaarloosde plaats, die hem een doorn in het oog was en een wildernis toe scheen, was juist dezelfde plaats, die, met stralen omkranst door de oogen die haar bekeken, een vreugde en heerlijkheid was. In de heldere oogen van het kind werd alles rondom hem beschenen door „het licht dat nooit werkelijk straalde", alles baadde zich in „wolken van glorie". In zijn eigen vermoeide, oude oogen was op alles „Ichabod" geschreven. (Wordt vervolgd.)'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 7