WAT DR. BEETS VERTELDE .VRIJWILLIGERS VOOR" Radio Nieuws. ZATERDAG 23 SEPTEMBER 1933 EERSTE BLAD PAG De toestand in de Nieuwe Wereld en indrukken opgedaan in de „old country" EEN BELANGWEKKEND ONDERHOUD Dr Henry Beets, zendings-director van de Chr. Geref. Kerk in de Ver. Staten, die als deputaat van die Kerk de Synode der Gere formeerde Kerken in Nederland heeft bijge woond, heeft gisteravond ons land weer ver laten. Kort voor zijn vertrek hebben we nog een aangenaam onderhoud met hem mogen heb ben, waaruit we onzen lezers iets willen mededeelen. Wij waren vol belangstelling uit den mond van dezen veelbereisden predikant te hooren hoe hij den toestand in zijn land beziet en niet minder welke indrukken hij in ons land ditmaal heeft opgedaan. Aangaande den toestand in de Ver. Staten kon Dr Beets ons uitteraard niet het laatste nieuws vertellen, want het was alweer eenige weken geleden, dat hij vandaar ver trokken was. Toch was wat hij ons mededeelde be langwekkend genoeg, omdat het een zekeren kijk geeft op de diep-ingrijpende depressie, welke het eertijds zoo welvarende dollar- land heeft getroffen. De cijfers en feiten welke hij over de stad zijner inwoning, Grand Rapids, noemde, geven daar een beeld van, dat als maat gevend kan gelden voor de toestanden in heel de Unie, al verschillen de toestanden plaatselijk ook weer veel van elkander. In Grand Rapids (Michigan) een stad, die geen armenbuurten heeft en 160.000 inwoners telt, worden op den huidi- gen dag 7000 huisgezinnen, of gemiddeld 15.000 personen, van stadswege bedeeld. De stad moet daarvoor geld leenen en de ge meentelijke schuld is zoodoende enorm ge stegen. De onderwijzers van de publieke scholen worden in script (noodgeld) betaald, een vorm van belooning, die ook elders in Amerika veel toepassing heeft gevonden en die zijn ontstaan dankt aan de agitatie van een geboren Nederlander, zekeren De Boer. uit Hawarden in Iowa. De zakenlieden heb ben zich verbonden dit door de stadsregee- ringen gewaarborgde noodgeld in betaling aan te nemen. Het ontstaan van dit noodgeld hield ver band met het feit le, dat de fondsen van de stad bevroren waren (en nog zijn) in de banken en 2e, dat er nagenoeg geen belas ting inkomt. Ook de staat Michigan lijdt ontzaglijk door de sterk achteruit gaande belasting-opbrengst. Landerijen ver vallen door belastingschuld aan den staat, met als resultaat: nóg minder belasting. Heele counties (gebieden met eigen bestuur, van 30 mijl breed en lang), vooral in Noor delijk Michigan, kunnen hun ambtenaren niet "meer bezoldigen, zoodat er plannen in beraad zijn om aantallen counties onder één' beStüur bijeen te voegen en daardoor functionarissen te sparen. De crisis heeft tot gevolg, dat velen de sleden verlaten en naar het land gaan, de verlaten woonhuizen wat opknappen en daar intrekken. Deze trek naar de country is den met zorgen beladen stadsbesturen uitteraard aangenaam, daar deze menschen wee ij, door verbouw van voedsel en het hou den van kleinvee voor zichzelf gaan zorgen. Velen in de Ver. Staten hebben hun be zitting verloren, vooral zij, die wat hypo theek hadden of hun huis gekocht hadden op contract en de aflossing en rentebetaling niet konden volhouden. De bekende krach van de banken vond vooral zijn ooraaak in het feit, dat zij op ruime schaal geld hadden gestoken ii» hypotheken voor huizen en kerken. In Grand Rapids heeft de Chr. Ref. Church twintig kerkgebouwen, die gedeeltelijk met hypotheek zijn gebouwd. Dat was een goede en veilige belegging van 6 pet Thans kun nen de leden der Kerken de rente en af lossing echter niet opbrengen. De banken kunnen natuurlijk niets doen met de ge bouwen en hebben dus geen verhaal op de in gebreke blijvende Kerken. Veel geld is verloren in bonds (obligatiën) van zaken, als bv. hotels, die de nering heb ben verloren en nu de coupons niet kunnen honoreeren. Vele van zulke obligatiën zijn nu gegeven in handen van zg. recieving companies, die voor de houders moeten trachten er nog uit te halen, wat zij kun nen. Hierbij blijft echter veel aan maat- en strijkstok hangen en practisch gaan de ont vangsten heen aan belastingen, reparaties en salarissen. Door- een en ander lijden alle dingen in het maatschappelijk leven der Vereenigde Staten. Vele firma's zijn er al door failliet van alle ondememnigen, in 1932 reeds, één op de 22. Dat er zooveel banken sneuvelden is voor tal van burgers te ernstiger, omdat de wet eischt, dat elk aandeel, dat men in een bank-onderneming heeft, gedekt moet zijn. De houders zijp dus verantwoordelijk liet verloren bedrag en verliezen dus niet alleen hetgeen zij in een bank hebben ge stoken, maar krijgen bovendien voor dat zelfde bedrag ook nog een schuld. Zeer velen zijn daardoor dan ook zelf failliet ge- Wij stelden Dr Beets hierna eenige vra gen in verband met de herstelpogingen der regeering van President Roosevelt Dr Beets had den indruk, dat de Presi dent, die zelf geen econoom is, gebruikt wordt voor proefnemingen door zijn z.g. „brain trust". Die „hersentrust" bestaat uit professoren, sommigen van Joodschen bloede, van wie eenigen in Rusland zijn ge weest en die vandaar allerlei theorieën heb ben meegebracht Sommige vooraanstaande bankiers zetten een groot vraagteeken voor de economische en financieels maatregelen van Roosevelt. Het gewone volk, dat het bij de verkiezin gen maar „gewaagd" heeft met Roosevelt omdat het toch moeilijk erger kon worden, wacht nu in groote onzekerheid wat 't waag stuk van den President zal opleveren. Meer en meer dringt door, dat het hier een wereld-situatie betreft en dat. wanneer één lid van de volkerengemeenschap lijdt, alle leden mede lijden. Gevraagd naar den terugslag van den stoffelijken nood op het geestelijk leven, noemde Dr Beets dien niet ongunstig. „De drukking der melk brengt boter voort". De verslagen der Kerkvisitatoren zijn bijzonder gunstig. Velen leggen belijdenis af van hun geloof. In de Kerken hebben de predikanten en emeritus-predikanten inmiddels veel ont beringen te lijden. De emeriti bv. zijn 40 gekort. Van de zendelingen is de salaris betaling uitgesteld en verminderd. Ook het schoolpersoneel gevoelt den druk ten zeer ste. Er zijn al contracten geteekend met de bepaling, dat de Chr. onderwijzers krijgen, wat er inkomt Ook met hét personeel van openbare scholen zijn dergelijke contracten gesloten. Toch kunnen die openbare scho len, althans in Michigan, veelal trekken uit vaste fondsen, die ontstaan zijn uit tevoren bepaalde grond-opbrengsten, die met opbrengsten uit de belastingen worden aan gevuld. Sedert jaren worden in het parle ment van den staat Michigan door den volksvertegenwoordiger Ate Dijkstra pogin gen aangewend om ook het Christelijk on derwijs, naar billijkheid, uit die zg. „pri mary funds" te laten trekken, doch tever geefs, zoodat het Christelijk onderwijs nog steeds uitsluitend door de ouders moet wor den bekostigd. Vooral op het platteland is trouwens weinig enthousiasme voor het Christelijke onderwijs, omdat het openbaar onderwijs daar tot dusver nog vele christe lijke elementen bevat Dr Beets merkte echter met voldoening op, dat de Christelijke onderwijzers er in dezen tijd niet slechter aan toe zijn dan de leerkrachten der publieke school, wanneer men tenminste niet denkt aan Chicago, waar het wel gekomen is tot kinderstakin gen ten gunste van hun „teachers". Nadat we deze interessante mededeelin- gen hadden gehoord, hebben we Dr Beets nog gevraagd naar de indrukken, die hij bij zijn bezoek in het oude vaderland had opgedaan. Toen liep de veelbereisde en veelzijdige Amerikaansche predikant een beetje warm. Hij had met blijdschap geconstateerd, dat er hier nog wordt gebouwd, terwijl in Ame rika het bouwvak stil ligt, al jaren. Voorts had hij met voldoening gezien, dat de trein verbindingen hier zoo effectief zijn en dat men hier zelfs bezig is met electrificatie. Wij in Amerika, zeide Dr Beets, moeten s°ms uren wachten op verbinding met zijlijnen. In de derde plaats merkte Dr Beets op, dat in ons land zoovelen van onze mensohen: predikanten, journalisten enz., worden geridderd van regeeringswege en dat dus de machtigen der aarde de groote beteekenis van den Christelijken arbeid op het gebied van de zending, de pers en het onderwijs erkennen. Het was de zesde maal, aldus Dr Beets, dat ik Nederland bezooht, waarvan ik vier keeren gedelegeerde was voor de Synode (Arnhem 1902, Zwolle 1911, Utrecht 1923 en Middelburg 1933). Op de Synode te Middel burg was het hem een blijdschap op te mer ken, dat de scheidingslijn tusschen A en B haast onzichtbaar en onvoelbaar is ge worden. Toen hij over de Markt te Groningen wan delde, daóht hij eraan, dat over diezelfde Markt eenmaal Ds De Cock was weggevoerd, terwijl hij door honderden werd uitgejouwd. En hij voelde een trilling toen hij eraan dacht, dat 't handjevol mede standers van De Cock thans een tiende der bevolking vormt, dat tot de Gereformeerde Kerken behoort, die in de stad Groningen zes groote kerken hebben, nog gezwegen van de verwante kerkengroepen. Dit is van dep Heere geschiedt. Dr. Beets had nog een andere trilling ge voeld. nl. toen hij bij het huldigings-défilé in het Amsterdamsche Stadion zat en bi' het bezien van de lijst van deelnemers er voer hoe velen daarvan beh°orcn tot het vroeger zoo verachte hoopje menschen van Gereformeerde belijdenis. Hij dacht: als de Koningin wil weten wie de pilaren zijn van Haar troon dan moet Zij dit lijstje nagaan. Dr. Beets zeide er God voor te hebben gedankt dat de menschen toch meest van positief Christelijke opvat ting deze imponeerende demonstratie heb ben vermogen te organiseeren, terwijl een 30 a 50 jaar geleden overal de liberalen op den voorgrond stonden. Beets vertelde ons ten slotte nog een zijn leven en arbeid indienst van de Zending, waarvoor hij thousiast is, eensdeels omdat 'sKonings heerlijkheid bestaat in de veelheid zijner onderdanen en door de uitbreiding van het Godsrijk de eere Gods wordt vergroot en anderdeels omdat hij gelooft, dat Jezus Christus ons rijk en gelukkig maakte eeuwigheid en tijd. Overal wil hij met geest drift doen getuigen van Christus en Zijn rijkdom: „Hoe groot is het goed, dat Gij hebt weggelegd voor degenen, die U vreezen!" Wij spraken nog met Dr. Beets over zij maandblad „Missionary Monthley en Hei denwereld", een unicum, omdat het niet alleen de Chr. Geref. Kerk dient, maar ook den Hollandschen tak van de Reformed Church of America. Ten slotte vernamen we van Dr. Beets en we vertrouwen, gezien de volle ker ken die hij had dat dit een prettige bood schap zal zijn voor velen onzer lezers hij zijn zes in Nederland gehouden predi katies in druk zal doen verschijnen bij de firma J. H. Donner te Rotterdam. A.R.J .A.-TOOGDAG Z.EXC. IDENBURG EN DR COLIJN SCHRIJVEN AAN DE ANTIREV. JONGEREN „Dat ons jonge volk zich te krachtiger vastklemme aan onze beproefde beginselen" Vandaag kwam te Zwolle in de zaal van „Odeon" de A.R.J.A. in Toogdag bijeen. De Voorzitter, Dr. Joh. H. Scheurer, ging voor in gebed en las daarna Job 28. Toen daarop de vergadering Ps. 119 63 én 70 gezongen had, sprak de Voorzitter een openingswoord over: „Met wijsheid tot allen dienst" Toen Koning David opstond uit zijnen troon, om plaats te maken voor zijn zoon Salomo, sprak hij een indrukwekkend woord (1 Kron. 28). Hij sprak het tot den jongen koning en tot ieder, die dezen vorst dienden, tot „allen kloeken held". „Nu dan", aldus de grijze Koning, „voor de oogen van het gansche Israël, de ge meente des Heeren, en voor de ooren onzes Gods; houdt en zoekt al de geboden des Heeren, Uws Gods! Opdat gij dit goede land erfelijk bezit en uw kinderen na U tot in eeuwigheid doet erven. En gij, mijn zoon Salomo, ken den God van uw vader, en dien Hem met een volko men hart en met een willige ziel Als gij Hem zoekt, Dr. Johz ,H. Sfiheure-r Hij zal van U ge vonden worden". En de oude Koning gaf zijn bevelen. Hij jaf de aanwijzingen voor het groote werk, lat wachtte. Dat was 't werk van den tempelbouw. God moest een huis in Israël hebben. Dat mocht Salomo bouwen. Maar dat eischte groote zorg en toewijding. Daarvoor was veel en goed materiaal noodig. Dat behoefde bovenal zaakkundigheid, vaardigheid, bedrevenheid. De oude vader voelt, dat de jonge koning zal opzien tegen die taak. „Wees sterk", zegt hij dan, „heb goeden moed en doe het". Vandaag aan den dag nog bouwen wij aan den tempel voor God op Zijn aarde. Totdat Godzelf na 't wereldgericht zal af bouwen, werken wij staag aan door. leiding moet geven op de bouw werken van theologie, van wetenschap, van kunst, van maatschappij, van staatkunde, voelt de beklemming dezer vragen telkens weer over zich vallen. Daar is 't voortdurend zoeken naar de harmonie tusschen de subjectieve mystiek en de objectieve dogmatiek. Bij de navorsching der Bijbelbronnen is het den Calvinistischen theologen een last, om temidden van de talrijke voor hun oogen warrelende dwaallichten den goeden weg te houden. Het schijnconflict tusschen christelijk ge loof en wetenschap brengt menig hart tot doffe moeheid en twijfel. In den strijdkreet der sociale revolutionai ren klinkt vaak zooveel echte menschelijke billijkheidsroep, dat men al te snel om de mooie vuriggekleurde bloem het doodelijke gif van de plant vergeten zou. En dan het terrein der staatkunde! Daar is 't zeker vol verleidende dwaallichten. Daar heft zich een oud heidendom op in modern gewaad. Niet de Jehova van 't Oude Testament, maar Wodan is de god van het huidige Duitschland; alleen is zijn heiden- sche naaktheid bedriegelijk met christelijke termen bekleed. Ontelbaar velen, ook in ons land, zijn na tionaal ontwaakt; maar zij bleven daarbij even leeg aan kennis en begrip der staats zaken, waarin zij thans hun hoezees doen schallen. Ja, in wondere oppervlakkigheid prediken zij weer eens 't onhoudbare, histo risch reeds afgedane beginsel van politieke eenheid boven partij-verdeeldheid. Alsof een gezonde partijontwikkeling niet juist open baring van hoogere staatkundige cultuur des volks is. Doch erger: in eigen kring stuwen onop geloste vragen tegen ons op en schreeuwen om antwoord. Wat is dat practisch die souvereiniteit in eigen kring? Waar moeten wij heen met de overheids bemoeiing in de maatschappij? Wat zullen wij eischen voor de Zondags rust? Hoe moeten wij aan met de consciëntie vrijheid der revolutionairen tegenover het Overheidsgezag? Mogen wij leven in de politiek van het compromis? Is er geen billijkheid in de vraag om medezeggenschap van den arbeider in 't be drijf? Zoo ja, in hoeverre dan? De A.R. partij is in Nederland in de volte van den staatsarbeid te werk gesteld. Zij kan op groote bouwende figuren wijzen. Maar dezen zien als Salomo de zwaarte van den grooten omvang van de taak. En zij zien er vaak tegen op. Maar toen David die vrees in Salomo voelde, wees hij met een breeden zwaai van zijn arm over al die omstanders, troondie- naars, kloeke mannen. ,-Zie", zei hij, „bij U zijn tot alle werk al lerlei vrijwilligers, met wijsheid tot alle Ook op ons staatkundig erf staan onze groote leiders en zullen innerlijk beven voor de zwaarte hunner taak. Ik zou hun Davids bemoediging willen toeroepen, wij tende op U, jónge a.t. generatie: „Ziét hiér allerlei vrijwilligers, met wijsheid tot alle diénst, bereid tot al Uwe bevelen". Alleen: gij moet die wijsheid tot alle dienst zoeken. Daartoe wil de Arja op staatserf U steunen. De Bijbel spreekt veel over wijsheid; zingt er vaak den' lof van. Maar die wijsheid is sehaarsch. Ik las U voor, hoe Job er van zei: „De mensch kent haar waarde niet en zij wordt niet gevonden in 't land der le venden". Die wijsheid dan, vanwaar komt ze? „Waar is de plaats des verstands?" „God verstaat haar weg." Tot den mensch heeft Hij gezegd: „Zie d£ vreeze des Heeren is de wijsheid, en van 't kwade te wijken is 't verstand". Mijne jonge a.r. vrienden, niemand ver achte uw jonkheid. Niemand zal op den duur uw jonkheid kunnen verachten, als gij groeit in die wijsheid Gods, die bekwaam maakt tot alle dienst. Ik weet, dat gij ontstemd zijt om de klein- achting, ja den tegenstand, die sommigen in onze A.R. partij jegens ons Arjawerk toonen. Zij zijn gelukkig de regel niet. Zoo lang wij nog zulke hartelijke brieven krij gen van mannen als Colijn en Idenburg, welke ik U straks zal voorlezen, en zoolang zoovele achtbare a.r. voormannen hun naam gaarne openlijk aan ons verbinden willen, gaan wij moedig voort. 1 Niet in onze eischen om een rechtmatige plaats in 't partijverband zal onze hoofd kracht zijn. Wij zullen ook daarvoor rustig en beslist moeten opkomen. Maar onze erkenning moeten wij alom daarin afdwingen, als men zien zal, dat ons Arjawerk de komende a.r. generatie klaar maakt voor Gods tempel bouw op staatsterrein. Vrijwilligers noemde David de helpers voor Salomo. Vrijwilligers zie ik ook U. Gij zijt geen gedwongen dienstplichtigen. Dwingt ook niemand, om tot ons toe te treden. Roep wel in de afzijdigen wakker de stem der consciëntie: God wil het. Laat na die wakkerschudding van hun geest hun toetreden dan een daad van vrij willigheid zijn. Dan toch is er alleen de ware lust naar de wijsheid, die klaar maakt tot straks alle politieke dienst. Alleen door de vrijwilligheid blijft het Arja-werk frisch, blijven de clubs levend ei: aan 't werk. De roep ga van dezen toogdag uit tot al wat jong a.r. is: „Vrijwilligers voor!" Vrijwilligers, die straks de partij willen dienen „met wijsheid tot allen dienst". Jaarverslagen. Hierna kwamen de huishoudelijke zaken aan de orde. Uit het jaarverslag stippen wc aan, dat het aantal clubs steeg van 107 tot 149. Het geringe wantrouwen, dat ten on rechte in sommige streken ten opzichte van de A.R.J.A. heeft geheerscht is thans blijk baar geheel overwonnen. Dit verslag werd goedgekeurd, alsmede de financieele verslagen van den penning meester, den heer J. C Jongeneel Jr. uit Zelhem. Het batig slot bedraagt f 174.02. Aan subsidies van het Centraal Comité werd ontvangen f 250.—, van de Dr. A. Kuy perstichting f 200. Na de behandeling van verschillende an dere huishoudelijke zaken, refereerde de heer H. Amelink over: „De banieren hoog". We komen hierop nader terug. Van Z.Exc. Minister van Staat. A. W. F. Idenburg, kwam het volgende schrij binnen: Waarde Vrienden, Een groot deel van de jongere generatie ik denk ook wel ulieden is aangegre pen door een geest van verzet tegen zekere slapheid en ingezonkenheid, die aan het ge slacht der thans ouderen verweten wordt. Men vraagt naar kracht, naar energie, naar wilssterking. Verschillende omstandigheden hebben daartoe medegewerkt en werken daar toe nog mede. Allereerst wel de groote oorlog en de daarmee gepaard gaande ont wrichting van het maatschappelijk leven. De ellende, die daaruit voortvloeit, prikkelt tot verzet. Wie in die ellende niet een oor deel Gods ziet, bindt den strijd aan met wat hij noemt het noodlot. De ellende is dan uitsluitend een gevolg van de slap heid der vorige generatie, aan het toegeven aan allerlei onmogelijk vervulbare eischen op politiek en sociaal en economisch gebied; tegen die ellende en die slapheid moet wor den front gemaakt; de misstanden, die ont stonden, moeten worden opgeruimd; men moet den moed vatten en de kracht heb ben om neen te zeggen; daarvoor is noodig een krachtig willen, een energiek optreden, daarvoor is noodig de leiding van een „ster ken man". Zulk één wordt in alle landen van Oost en West gevraagd en gezocht. De Christen ziet dieper. Hij ontkent niet, dat de loop der omstandigheden heeft me degewerkt tot het ontstaan van de crisis, die wij op elk gebied beleven maar hij weet, dat achter die omstandigheden en als oorzaak van de laatste oorzaken ligt de af val van den almachtigen God, het 6potten met Zijne ordeningen, het verwaarloozen van Zijne wetten. Hij erkent in de tegenwoordige ellende de oordeelen Gods over een mensch- heid, die in eigengemaakte wegen haar held zocht, en die in eigen kracht haar toren van Babel wilde bouwen. En daarom roept hij ook om kracht en bidt hij ook om energie maar allereerst voor den strijd tegen de zonde, die hij weet dat op den bodem aller vragen ligt. Ook wij Christenen, ook gij jonge menschen, wilt sterk en wilskrachtig zijn u klinkt in het oor en in het hart het woord des Apostels (1 Cor. 16:13) „houdt u mannelijk, zijt sterk"; maar gij weet, dat naar datzelfde woord die kracht alleen kan gevonden wor den door „te waken en te staan in het ge loof." De Apostel Paulus was een van die man nen, die in mannelijke kracht hebben uitge munt Hij stond in den strijd de6 levens, in de taak, waartoe God hem geroepen had, als een man, in den vollen zin des woords. Hij beheerschte de omstandigheden en liet zich door hen niet meevoeren of afleiden. Hij had in Gods kracht zichzelf overwonnen en stond daarom onwrikbaar tegen alle men schelijke en geestelijke vijanden in de kracht zijns Zenders. Uit zijn pen heeft die oproep om mannelijk en sterk te zijn dus dubbele beteekenis. Het is een oproep om in den strijd, waartoe ook wij geroepen zijn, waartoe ook g ij geroepen wordt, alle krach ten in te zetten, 6terk te zijn tot het uiterste, den vijand te wederstaan ten bloede toe. Indien ik in Uw midden had kunnen zijn, had ik u dien oproep van Paulus willen voorhouden, als een oproep aan ons volk, speciaal zooals ik u herinnerde voor onzen tijd, die naar krachtige, willende mannen vraagt. Ik doe dit nu langs dezen weg maar ik herinner u tegelijkertijd de verma ning van den Apostel, onmiddellijk aan dien oproep voorafgaande: „waakt, staat in het geloof". Waakt tegen den vijand, die omgaat als 'n brieschende leeuw, zoekende wien hij zou mogen verslinden; denwelke we derstaat vastzijnde in het geloof; aange nomen hebbende het schild des geloofs, met hetwelk gij al de vurige pijlen des boozen zult kunnen uitblusschen; want dit is de overwinning, die de wereld overwint, uw geloof. ZONDAG 24 SEPTEMBER Hulzen (2S6 M.) 9.30 vm. Gewijde muziek. 10.30 vm. Kerkdienst uit de Ned. Herv. Kerl (Domkerk) te Utrecht. Voorganger Prof. 1 >r M. van Khijn, te Utrecht. 1. Votum; 3. Zin gen; Gez. 265 vs. 1 en 2; 10. Zegen; 11. Orgel Daarna tot 12.15 Gewijde muziek. 5.00 nm. Gewöde muziek 5.15 Kerkdienst uit de Geref. Kerk (Dorps kerk) tn Ermelo. Voorganger L>.-. J. v. Htrk- sen. 1. Klokgelui; 2. Orgel; 3. Votum en ze gen; -1. Bekendmakingen; 5. Zingen: I-s. 84 vs. 5; 6. Gem. Geloofsbelijdenis; 7. Zingen; Ps. 48 vs 6; 8. Schriftlezing; 9 Gebed; 10. Tekstopgave; 11.- Zingein Ps 17 vs. 7 en 3; 12 le geil. der prediking; 13. Zingen: Ps. 27 vs. la en 2b; 14. 2e ged. der pred.; 15. Dankgebed 16. Zingen; Ps. 119 vs. 57; 17. Zegen. Daarna tot 7.45 Gewijde muziek door Koor. )aventry .(1554.4 M.) 8.20 nm. Kerkdienst. London Reg. (355.9 M.) 8.20 nm. Kerkdienst Midland Reg. (398.9 M) 8.20 nm. Kerkdienst MAANDAG 25 SEPTEMBER Hulzen (296 M.) N.U.K.V 8.UU Schriftlezing 8.15 Morgenccncert 10.30 AJorgendienst door Ds. A. C. Diederiks te Hilversum 11.00 Lezen van Chr. lectuur 11.30 Gramofoon 12 15 Gramofoon 12.30 Orgel 2.00 Voor 4.00 Bijbellezing door Ds. J. W. Siertse Haarlem. 5.00 Concert 6.30 Vragenuu 7.15 Ned. Chr. Persbur. 7.30 Vragei jr. dhr. A. Ir.g foon 10.00 toon 10.30 Voordracht 11.00 Orgel 12.00 Orkest 2.00 Gramofoon 2.30 Viool 3.00 Gramofoon 4.00 Zang 5.30 Orkest 7.30 Concert 8.00 Vaz Dias 8.05 Orgel 9.10 Zang 9.30 Gramofoon 9.45 Orkest 10.15 Gramofoon 10.30 Orkest 11.00 Vaz Dias 11.10 Gramofoon Ik zend U mijn hartelijke groeten en mijn beste wenschen. De Heere geve U een geze- genden toogdag. Hij vermeerdere u allen de krachten en make u getrouw in het belijden van Zijnen Naam; Hij verwarme u de on derlinge liefde en sterke de saamhoorigheid, opdat gij in den strijd, waartoe ook gij ge roepen wordt, schouder aan schouder kunt staan. Hij geve u te allen tijde te waken en te staan in het geloof, opdat niet te vergeefs tot u uitga het woord des Apostels, dat ik u voor dit vereenigingsjaar meegeef: houdt u mannelijk, zijt sterk. Arja toogdag dankt U voor uw meeleven, bidt God dat Hij naar uw parool de A. R. jeugd mannelijk en sterk doe zijn. God zegene u. De minister-president aan de A.R.J.A. Z.Exc. Minister van Staat, Dr. H. C o 1 ij n had bericht dat hij tot zijn spijt onmogelijk komen kon. Voorts schreef hij het volgende: Wil mij daarom het genoegen doen aan mijn jonge vrienden mijn goede wenschen voor dezen dag over te brengen. En niet alleen mijn wenschen voor een goeden toogdag maar ook mijne bede, dat, in dezen tijd van verwarring en verwildering, ons jonge volk zich te krachtiger vastklem me aan onze beproefde beginselen. Juist in dezen tijd blijkt de waarde daar van en, als ik den toestand goed beoordeel, is de tijd niet verre, dat de toetsing ko men zal, dat het bewijs moet worden gele verd wat die beginselen waard zijn. Ik vertrouw op onze jeugd en saam ver trouwen we op Gods hulp en bijstand in don keren tijd. Zij en ik beide. Vermeerdere uw toogdag van 23 September het geloof en daardoor ook den moed en de Arjatoogdag dankt U voor Uw generaais- groet. God sterke ons tot trouw ook in do beproeving. Hij zegene U voor partij en De vergadering verzond onder hartelijke bijvalsbetuigingen het volgende telegram aan H. M. de Koningin: De toogdag der Anti-Revolutionaire Jonge ren Actie, te Zwolle bijeen; verklaart U en Uw Huis de trouw der jonge anti-revolutio naire generatie. God, Die Uw vorstelijk Huis aan onze natie gaf, bestendige Het tot in lengte van jaren. FEUILLETON WAT EEN KIND VERMAG Naar het Engels ch van FLORENCE MONTGOMERY (ie Kennelijk legden de kippen haar eieren overal. De helft er van moest zoodoende verloren gaan. Daar moest een einde aan komen. Dit terrein moest worden opgeruimd de zaken in orde gemaakt en een kippen hok gebouwd worden. „Vindt u het niet prachtig?" zeide een opgewonden stemmetje aan zijn zijde. De heer Ramsay was geheel in de war. Hij begreep het eenvoudig niet „Prachtig", zeide hij onbestemd. „Wat?" Hij liet zijn oogen dwalen, denkende, dat het kind iets gezien had, dat bij niet had opgemerkt. „O,, oom John?" zeide Gillie naar de om geving wijzende met zijn kleine uitgestrekte handjes. „Dit alles. Het is zulk een heerlijke plaats en men kan hier net doen wat men wil, want er valt niets te bederven. En daarbij" voegde hij er bij, terwijl hij zacht sprak en behoedzaam 01A zich keek, „het is het Land van Verrassingen." „Het Land van Verrassingen", herhaalde John Ramsay, niet wetende, wat er van te denken. „Ja. Stil! U moet niet liard spreken, anders stoort, u ze." „Stoor ik, wie?" riep zijn oom uit „De kippen, weet u", zeide Gillie, „men weet nooit wanneer men er een vinden zal die zit te broeien. Op allerlei rare plaatsen vindt men pas gelegde eieren, soms twee. soms een heel nest vol. Het is zoo aardig! Alle kippen hebben namen naar de plaat sen, waarin ze leggen. Ziet u die groote zwarte kip, die daar heen loopt? Dat is Mevrouw Stal. Ze legt haar eieren in de stallen. Wie de eieren 't eerst vindt mag ze houden. Stil!" aldus viel hij zichzelf opgewonden in de rede. „Kijk! Daar komt Freule Henriette Van 't Zolder aan." „Freule wie?" klonk het van John Ram say's lippen, die verschrikt rond zich keek. „Freule Henriette Vftn 't Zolder", her haalde het kind, „daar komt ze! Ze heeft pas een ei gelegd." „Lieve help!" riep de verbaasde man uit. Hij keek de richting uit, waar het kind naar wees en zag een kleine krielhen van uit den zolder boven de staldeur naar be neden vliegen. „Dat is Freule Henriette Van 't Zolder", zeide Gillie, „de kip, die op zolder eieren legt" „Kom, kom", ging hij opgewonden voort, „ga mee naar den zolder." „Naar den zolder!" riep John Ramsay vol verbazing uit, „naaar maar waarom naar den zolder?" „Wij moeten er heen, weet u, daar ligt het ei. Wij moeten het gaan halen." Terwijl.hij sprak, ging hij vlug naar de stallen en de heer Ramsay volgde hem werktuigelijk. „Kom, oom John, nu naar boven." „Naar boven darr!" riep (hij uit, als in wanhoop naar de smalle en zeer wrakke ladder ziende, die naar een luikje in den zolder leidde. „Maar hoe kan ik dat doen?" „Ze is heel stevig, dat verzeker ik u", zeide Gillie, die al halfweg was. „Jock, Mary en iu staan er soms met ons drieën tegelijk op. Kom toch. Wees maar niet bang; ik zal u aanstonds een hand geven en er u op helpen." Al pratende verdween hij langzamerhand door de zoldering en zijn stem klonk hol cn als van uit de verte. Na eenige oogenblik- ken zag men op de ladder niets dan twee zwarte beenen en toen verdwenen die zelfs en was er een kort oogenblik van stilte. Eensklaps verscheen er een if ral end ga- zicht voor het luik en twee kleine handjes werden naar beneden uitgestrekt Gillie lag op den grond, de beloofde hulp bieden. „Kom toch, oom John, u weet niet half, hoe prettig het is." Van het verlangende gezichtje moest een geheime kracht zijn uitgegaan, want be neden kon men aan de oproeping geen weerstand bieden en langzaam begon de zware man de ladder op te klimmen, die kraakte en zuchtte onder het .gewicht. Ademloos en met pijn in al zijn leden met stof en stroo bedekt, het haar in wan orde en met een verhit gelaat, volbracht oom John de daad en bereikte hij veilig d°n Iedereen zou bij het zien van de vreugde van het kind ruimschoots beloond zijn ge worden, zelfs voor een veel onaangenamer taak. Het danste en klapte van verrukking in de handen. „Daar zijt ge! daar zijt ge! Het was niet half zoo moeilijk als u verwachtte, niet waar? O, Kijk todh eens, oom John. Vindt u het hier niet prettig? Vindt u het geen mooie prettige plaats?' Oom John, die nog een weinig stond te hijgen, keek rond en zag eerst een slordigen zolder, donker, vuil en gevaarlijk, met groote gaten in het dak, groote spinnewebben aan de daksparren en toen de glinsterende oogen die hem vol verwachting aanstaarden op antwoord wachtten. Nut en Verbeelding staarden elkander voor een oogenblik aan en daarna wenddo Nut zich af. „De zolder schijnt aan gedaanteverwis selingen onderhevig te zijn", mompelde do heer Ramsay tot zich zelf. „Het hangt van af", ging hij overluid voort, „welke oogen er naar kijken. Mijn oude oogen zien niet dezelfde dingen als die van jou, mijn ventje, mijn lief ventje", voegde hij er bij, onwillekeurig de uitdrukking, die de huis houdster een paar avonden geleden gebruikt had en die hem was bijgebleven, woordelijk en met denzelfden nadruk herhalend. „Zet uw bril op", zeide het kind, de be doeling niet vattend. „Ach!" mompelde hij zuchtend, „wat zou ik niet geven voor een bril met rooskleurige glazen die mij alles zou doen zien, zooals gij het ziet." „U zou er zoo een in Londen kunnen koopen", zeide Gillie. „Ik vrees, dat het niet zou gaan", ant woordde hij. „Te duur?" vroeg het kind. „Maar u is zoo rijk, oom John, dat komt er voor u niet op i „O, oom John", riep Gillie uit, „uw halve vermogen is wel honderden guldens, niet waar? Ge zijt heel rijk, is dat niet zoo?" „Ik ben lang niet zoo rijk als gij, mijn ventje", antwoordde hij. Het kind barstte in een vroolijk gelach uit „Als ik!" riep hij uit. „O! wat bedoelt u daarmee? Wel, ik bezit maar vier stuivers in de heele wereld en ik ben er Jock zes schuldig." „Wat zoudt ge met veel geld doen, als ge het had", vraagde de heer Ramsay met plotseling opwellende nieuwsgierigheid. „Mijn schulden betalen", was het ant woord, dat terstond daarop gegeven werd. „Je schulden!" riep hij uit, eenigszins uit het veld geslagen. „Ge hebt toch zeker geen schulden, kind?" „De zes stuivers voor Jock, weet u", ant woordde Gillie. „O!" zeide de heer Raimsay gerustgesteld, „waarom leendet gij ze van hem?" „Op een Zondag", antwoordde hij, „toen er collecte was in de kerk en de schaal rondging, had ik niets om er in te doen. Toen leende Jock mij die zes stuivers. Vindt u het niet lief van hem? Ik vind het zoo akelig .laar voorbij te laten gaan, zonder er iets op te gooien. Het is ook vervelend, vindt u niet? Maar natuurlijk behoeft u dat nor it te doen". De heer Ramsay was blijde, dat de laatste opmerking de noodzakelijkheid om deze vraag te beantwoorden, voorkwam, want zijn schuldig geweten bracht hem vpie schalen en zakjes voor den geest, die h.'j had laten voorbijgaan, terwijl hij met de handen in de zakken er naar stond te kijken bij zichzelf heftig uitvarend tegen deze nieuwe mode om te collecteeren. „Nu moet ik naar het ei gaan zoeken" zei Gillie, maar het zal-niet lang duren." De heer Ramsay bleef, waar hij stond, peinzende over het onverklaarbare feit, dni deze kinderen al hun opgespaard geld aan de armen geven, tot hij uit zijn overpein zingen gewekt werd door een uitroep van vreugde, die eenige oogenblikkcn daarna over den zolder weerklonk, en Gillie mei het ei in zijn hand kwam aansnellen. „Als 't u blieft, oom John", zeide hij, het hem gevend, „vandaag moet u het hebben omdat u op den zolder kwam en het als 't ware zelf gevonden heeft. Is u blij oom John?" ging hij voort in zijn handen klap pend cn rondhuppelend. „Vindt u het ple zierig, dat u het heeft gekregen?" Ja, oom John was blij, vond het plezicritr. Hij was in de war, onzeker wat Gillie ver wachtte, dat hij met het ei zou doen, on wetend wat hij er op 't oogenblik zelf mee zou aanvangen, en schrikkelijk hang, dut hij in 't een of a'jder zou te kort schieten tot welk besluit hij ook mocht komen. Maar blijde, bepaald blijde en voldaan. Die geheel vrijwillige gift gaf hem een zwak gevoel van hoop, dat zeer streelemj was. Het was een aanwijzing, dat hij, althans in de ongen van den knaap, niet zulk een hard, weinig aantrekkelijk oud schepsel was. als hij zelf gedacht had. Het was meer. Het was het onderpand van een begin van vriendschap met het kleine kind; de darr- raad van een nieuwe toekomst, van een gelukkiger leven. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 3