te
DINSDAG 12 SEPTEMBER 1933
Uitkeeringen uit hetGemeentefonds
De wijziging zou tot gelijkmatiger
belastingdruk moeten leiden
(Bijzondere correspondentie)
Voor eenigen tijd verscheen in de dag
bladpers het bericht, dat de Regeering hei
voornemen heeft om met ingang van 1 Mei
1934 over te gaan tot vermindering van de
uitkeering uit het Gemeentefonds, welke
ingevolge de Wet var. 15 Juli 1929, Staats
hlad No. 3S8, tot regeling van de financi-
eele verhouding tusschen Rijk en Gemeen
ten aan de laatstgenoemden toekomt.' Blij
kens deze mededeeling (welke dezer dagen
nog eens herhaald en oevestigd werd) zal
het met ingang van 1 Mei 1936 komen tot
een verlaging van deze uitkeeringen, en
de Regeering zou het noodig vinden om de
overgang naar deze verlaging meer gelei
delijk te doen plaats hebben, en in verband
daarmede reeds met ingang var Mei a.s.
tot eenige \erlaging willen besluiten.
De hier bedoelde mededeeling maakte
den indruk officieus door de Regeering ver
strekt te zijn. Blijkbaar heeft men ten Do-
partemente begrepen, dat de dagelijksche
besturen van onze gemeenten ingevolge
artikel 238 der Gemeentewet verplicht zijn,
het ontwerp der begrooting voor den dienst
1934 vóór 1 September 1933 bij den Raad in
te dienen en dus de voorbereidende werk
zaamheden voor deze begrooting bij het
verspreiden van de mededeeling al vrij ver
gevorderd moesten zijn, doch een behoor
lijke begrooting niet kon worden opgezet,
zonder dat met de voorgenomen verlaging
werd gerekend.
Intusschen zijn al weer eenige weken ver
streken en nog is omtrent de plannen der
Regeering niets naders bekend. Indien ech
ter de begrootingen der gemeenten tijdig
moeten zijn goedgekeurd en dit ver
dient zeker aanbeveling dan behoort
met de behandeling daarvan in den Raad
wel zeer spoedig te worden aangevangen
en de Regeering moge omtrent haar plan
nen dan ook niet een verdere geheimhou
ding betrachten. Voor de gemeentebesturen
is in deze de meest harde werkelijkheid
niet zoo erg, als de onzekerheid waarin
men thans verkeert Er zijn reeds te veel
moeilijkheden wij denken hier o.m. aan
het feit, dat de Rijksbijdrage in de werk
loosheidskosten der gemeenten voor 1933,
laat staan 1934 nog niet werd bepaald
om ook deze onzekerheid nog langer te
doen voortbestaan.
In het gelanceerde bericht komt nog geen
enkele aanwijzing voor nopens de wijze
waarop de Regeering aan haar voornemen
uitvoering denkt te geven. Desniettemin is
men reeds van verschillende zijden getre
den in een bespreking van deze aangele
genheid. Vooral in de kringen van de ge
meentebesturen staat men afwijzend tegen
over het denkbeeld van de vermindering.
Vooreerst en in hoofdzaak geldt het be
zwaar, dat de uitkeering uit het Gemeente
fonds krachtens de wet aan de gemeente
besturen toekomt en het moeilijk te verde
digen is om hierin thans wijziging te bren
gen. Daarnaast wordt uitdrukking gege
ven aan de groote teleurstelling, welke de
voorgenomen vermindering voor de gemeen
tebesturen vormt. De hier bedoelde uitkee
ring vormt verreweg het grootste deel van
die inkomsten, welke aan de ongunst der
tijden zijn onttrokken, en maakt als zoo
danig den voornaamsten grondslag uit voor
een solied financieel beheer der gemeenten.
Ten slotte wordt nog aangevoerd, dat tal
van gemeenten van deze uitkeeringen voor
het sluitend maken der begrooting geen
ce kunnen missen. Op dezen drieërlei
grond wordt dan in zekeren zin bij voor
baat geconcludeerd, dat aan het voorne
men der Regeering geen uitvoering behoort
te worden gegeven.
Het principieel bezwaar kan door ons
niet worden aanvaard. Het recht op de
onverkorte uitkeering uit het Gemeente
fonds geldt slechts voor zoover dit in do
wet op de financieele verhouding gewaar
borgd is. Ten allen tijde zal de Regeering
echter in den legalen weg d.i. in gemeen
overleg met de Statcn-Generaal tot wijzi
ging van deze wet hunnen en mogen o\ er-
gaan. Bij het z.g. Kortingswetje is dit trou
wens ook principieel erkend.
Dit moet uiteraard niet worden opgevat
in dien zin, dat zonder noodzaak op de be
staande financieele verhouding tusschen
Rijk en gemeenten mag worden ingegre
pen. Den gemeenten wordt nu eenmaal
een bepaalde uitkeering uit het Gemeente
fonds gewaarborgd en zoo lang als mogelijk
is dient hierin te worden vastgehouden.
Wij aarzelen evenwel niet a priori te ver
klaren, dat naar ons gevoelen de nood der
staats- en gemeentefinanciën thans reeds
zoodanig gestegen is, dat voor het ingrij
pen in genoemde financieele verhouding
dringende redenen kunnen worden aange
voerd. Onze tijden zagen reeds verschillen
de bijzondere verhoudingen in 't leven
roepen. Voor „noodrecht" ware ook hier een
plaats.
Het in de tweede plaats genoemde be
zwaar heeft eenige bet eekenis. Inderdaad
ontmoet het bedenking deze hoofdbron van
gemeentelijk inkomen dezen tijd voor een
deel op te drogen, en wordt hiertoe over
gegaan, dan zullen de gemeentelijke zorgen
in vele gevallen niet onbelangrijk vermeer
deren. Evenwel, dit laatste vormt niet een
onoverkomenlijk bezwaar en mocht de ver
mindering van de uitkeering uit het Ge
meentefonds, om welke reden dan ook,
noodzakelijk zijn, dan zal op dezen grond
aan de uitvoering van dit voornemen geen
verzet in den weg gelegd kunnen worden.
De laatste bedenking wordt door ons ten
volle onderschreven. Blijkens een bericht in
de pers werd tot dusverre door meer dan
100 gemeenten in ons land aan het Rijk
een bijdrage gevraagd in de kosten van
de huishouding der gemeente. Dit aantal
zal ongetwijfeld in kort nog aanzienlijk
vermeerderen. Daarnaast zijn er nog tal
van gemeenten, die de hegrooting voor
1933 niet dan met veel moeile sluitend kon
den maken en bij lange niet weten op
welke wijze dit moet olaats hebben met
de begrooting voor 1934.
Het spreekt vanzelf, dat al deze gemeen
ten de uitkeering uit het Gemeentefonds
voor het volle pond noodig hebben
wordt hierop zeg 10 percent ingehouden,
onherroepelijk bij het Rijk om onderstand
zullen moeten aankloppen. Hoe groot dit
aantal wezen zal, laat zich niet bij benade
ring vaststellen, doch de Regeering wachte
zich wel voor deze invasie van armlastige
gemeenten. Het kan haar bedoeling niet
zijn om al de hier bedoelde gemeenten
noodlijdend te maken en onder curateele
van het Departement te plaatsen. Dit
draagt zich niet met de gemeentelijke auto
nomie en zou bovendien van het Rijn fi
nancieele offers vragen, waaraan wellicht
niet kan worden voldaan.
Zoo gezien zou het streven der Regeering
om de gemeenten nu reeds zij het gelei
delijk aan een lagere uitkeering uit het
Gemeentefonds te gewennen, zoowel voor
het Rijk als voor tal van gemeenten kortweg
"oodlottip zijn.
Ondanks dit bezwaar, dat voor velen de
voorgenomen vermindering der uitkeering
onaannemelijk maakt, meenen wij toch de
hier bedoelde korting te kunnen aanvaar
den. Er zijn nog tal van gemeenten in ons
land, welke dank zij een hooge uitkeering
uit het Gemeentefonds de belastingen op
een laag peil kunnen handhaven, terwijl
het Rijk toch reeds zoo zwaar gedrukt
jaarlijks een aanzienlijk bedrag in het
Gemeentefonds moet storten om de gega
randeerde uitkeeringen aan de gemeenten
mogelijk te maken.
Indien de uitkeeringen uit het fonds wer
den verminderd met een zoodanig percen
tage, dat het Rijk geen tekorten meer had
bij te passen, dan ware reeds veel gewon
nen. Dit bedrag zou dan vrij komen voor
steunverleening aan gemeenten, welke fi
nancieel in nood verkeeren In de betrok
ken gemeenten zou dit wellicht leiden tot
verzwaring van den belastingdruk, doch
dit Zou juist het voordeel geven, dat de
onhoudbare verschillen in belastingdruk
alleen ten gevolge van de crisis dus door
omstandigheden van meer algemeenen
aard ten gunste van de zwaarstbelaste
gemeenten werden verminderd.
Het spreekt vanzelf, dat bij deze regeling
de bepaling zal moeten worden gemaakt,
dat de vermindering niet zal worden toege
past indien en voor zoover een gemeente
bestuur aantoont, dat de gemeente het
bedrag der vermindering voor het slui
tend maken der begrooting niet kan
missen.
Alleen indien de Regeering de verminde
ring van de uitkeering uit het Gemeente
fonds op deze wijze gaat regelen, zouden
wij haar het fiat willen geven.
DE ONTSLAGEN
DER MARINE-MANNEN
Naar in „Het Anker", socialistisch week
blad gewijd aan de belangen van 't mindere
marine-personeel, wordt medegedeeld, is in
den ontslagbrief, welke aan de schepelin
gen uitgereikt wordt, de aanhef gewijzigd.
Vroeger was het de ommandant der ma
rine, daartoe gemachtigd door den minister
van defensie, welke on (sloeg. Thans luidt
de aanhef: „De minister vun Defensie ver
leent bij beschikking vanenz."
Lag vroeger de verantwoordelijkheid voor
het ontslag bij den commandant der mari
ne, deze is thans geheel uitgesohakefld en
de verantwoordelijkheid is uitsduitend en
rechtstreeks bij den minister van Defensie.
fyjü, a*u£cL&4*. Ij
Eerst
kijken
DEN HAAG: Groote Marktitmt/hoek Spui
TRAKEHNEN
WAAR DE VOLBLOEDHENGSTEN
VANDAAN KOMEN
Een bezoek aan de beroemde
stoeterijen
(Van onzen Duitschen correspondent)
Reeds voordat wij Berlijn verlieten, on
ïn bezoek aan Oost-Pruisen af te leggen
as mij ter oore gekomen, dat de organi
sator dezer „Ostland-Treuefahrt". Waltei
Funk, pers'chef in het ministerie van biu-
tenlandsche zaken, in zijn geboorteplauïs
Trakehnen door de bevolking gehuldigd zou
worden. Men kan dat spottend „Loki-
patriotismus" noemen, maar er ligt toch
iets aardigs in. De Oost-Pruis is net als de
doorsnee-Hollauder gesloten van karakter
e redenen moeten al zeer gegrond zijn,
wil hij tot de weergave van zijn intieme
gevoelens besluiten. Bij onze eerste eu
tenigste ontvangst door staatssecretaris
Funk in de Wilhelmstrasse was hij me
reeds opgevallen als het type van den Oost-
Pruis, breedgebouwd, kortaf en moeilijk
ver te halen voor een vlotte gedachten
isseling. Daarom wilde ik hem nu eens in
zijn oorspronkelijke omgeving gadeslaan.
Onderweg naar het wereldberoemde
.Hauptgestüt Trakehnen" gleden wij door
de stad Insterburg, waar een groot deel van
de bevolking leeft van de leerindustrie.
De leerlooier van beroep kan men herken
nen aan zijn bruin geworden handen en
korte, zwarte nagels, die ten onrechte een
ongesoigneerden indruk maken. Men zal
tegenwoordig in Insterburg de handen vol
werk hebben, want de lederindustrie schijn!
een nieuwen bloeitijd te beleven. Immers
dragen haast alle Duitsche mannen tege-«
woordig hooge zwarte of bruine laarzen, een
mannelijk effect, dat lang niet altijd met
het werkelijke wezen in overeenstemming
In ons hotel stond haast deur aan deur
zoo 'n paar rijlaarzen zonder sporen en ik
in mijn hart met de huisknechten te
doen, die geroepen zijn, om al die laarzen te
poetsenl
Bij onze binnenkomst te Trakehnen is het
feest al in vollen gang. Een brik met vier
prachtpaarden heeft den eereburger afg^
haald en naar het slot gereden, waar hij
door regeeringsraad Rhode uit Gumbinnon
en landraad van Kneblauch uit Stal-u
pöhnen wordt ontvangen. Men wordt
waar, dat de anders zoo terughoudende
bevolking van Oost-Pruisen, het land, dat
zich veertien jaar lang aan zijn lot over
gelaten achtte, ook spontaan en hartelijk
kan 'zijn. Zij bezit zelfs zin voor gezonden
humor, want in zijn geboortehuis wordt aan
Funk door zijn vroegere schoolkameraden
een album met kieken overhandigd, welk.
aan allerlei kwajongensstreken van minstens
twintig jaren geleden herinneren. Dit
origineel geschenk
verwekt hevige hilariteit, maar Funk zorgt
er wel voor, dat wij geen blik in dit ge
heime staatsdocument kunnen werpen!
Als besluit van deze persoonlijke hul
diging vond een origineels parade
lerentwintig moedermerries plaats;
elk paard werd niet slechts zijn naam,
maar ook die zijner beroemde ouders ge
noemd. Onder de talrijke toeschouwers
was mij inmiddels een jongeman opge-
■allen in de zwarte uniform der fascisten
n natuurlijk vonden mijn S. A. vrienden
lat maar half goed. In Duitschland beho"rt
olgens hen alleen nog maar de Hitier
uniform gedragen worden. Ik ging op
onderzoek uit en keek niet weinig verbaasd
toen ik tegenover een Nederlandschen
fascist bleek te staan. Mijn landgenoot M.
als volontair te Trakehnen werkzaam,
voelt er zich zeer op zijn geman en ver
klaarde zich gaarne bereid, mij door de
stallen der vermaarde stoeterij rond te
leiden.
Het vorige jaar werd het tweehonderd
jarig bestaan van Trakehnen door de
sedertdien verdwenen regeering offirie*i
herdacht. Haar glanstijd beleefde de paarden
fokkerij van 1891 tot 1912, toen de voor
malige keizer elk jaar te Romir.ien in zijn
jachtslot intrek nam. De stoeterij werd,
merkwaardig genoeg, door den keizer nooit
bezichtigd, wel liet hij op zekeren dag do
beroemden hengst „Morgenstrrahl", die van
den door lord Lensdale geschonken volbloed
a Blood" afstamde, naar Reminten
brengen.
De groote kolonisator, koning Friedricb
DE INTOCHT VAN H.M. DE KONINGIN
TE AMSTERDAM IN 1898
In zijn altijd lezenswaardige rubriek „Voor
en uit de Gemeente" in de R o 11 e r d.
Kerkbode geeft Dr. J. R. Callenbach een
persoonlijke herinnering aan den intocht
van H.M. de Koningin te Amsterdam, waar
u 35 jaar geleden in de Nieuwe Kerk
den eed op de grondwet zou afleggen.
Dit is voor mij schrijft de bekende
Rotterdamsche predikant de indrukwek
kendste openbare plechtigheid geweest, die
ik in mijn leven bijwoonde. Kort daarna
zag ik de intocht in 's-Gravenhage. Niet te
vergelijken met die in Amsterdam 1 Men
zeide, dat het kwam door de felle hitte, die
bij den laatsten heerschte, maar dat was het
niet In Amsterdam was een geest van diepe
ontroering om die jonge achttienjarige, die
een zoo zware, historische taak ging aan
vaarden.
Aan den morgen van dien 5en September
heb ik dat zeer sterk ervaren. *k Logeerde bij
hoogbejaarde leden mijner Doornsciie
gemeente, die ook een huis bezaten op de
Heerengracht, en toen wij daar 's morgens
den dag begonnen is er voor de jonge vorstin
len als maar zelden geschiedt 't Was
iets zeer bijzonders, een hoogbejaarde vrouw
zoo innig en geloovig, als hoofd van 't ge
zin, Gods zegen te hooren inroepen over die
jeugdige Vrouwe, die stond gekroond te wor
den. Allen, die er bij aanwezig waren, moes
ten medebidden.
Misschien zal iemand zeggen: dat was een
uitzondering, 'k Weet, dat het dit niet was.
In tal van huizen, aanzienlijke en eenvou
dige, werd zoo gebeden; op de deftige grach-
n in den Jordaan. Die geest van
vreugdvollen ernst lag over heel de stad.
't Was mij een vreugd, in die dagen veel te
door die mooiste stad van Nederland,
zeker een der schoonste ook van Europa, en
telkens weer ontmoette men die ernstige
blijdschap.
En toen die blijde inkomste! Daar was
blijde fierheid in de militairen van allerlei
gading, tot zelfs in de schutters toe; maar
't fierst stapten die jonge matrozen met bun
braniekragen, en 't was wel jong en oud als
men naast het rijtuig van Hare Majesteit
zag rijden den bejaarden president van de
Amsterdamsche rechtbank, Mr. Luden, on
danks zijn leeftijd opgeroepen om comman
dant van de eerewacht te zijn.
Dan het rijtuig met de Koningin-Regentes,
of was zij al vóór de kroning Koningin-
Moeder? dat laatste is zij door alles heen
geweest en gebleven en de jonge Konin
gin naast haar. De toejuichingen schaterden
niet, zij klonken diep, diep en zwaar van
ontroering. En daar zat, wij zouden nog wil
len zeggen, dat jonge meisje, geroepen tot
zoo hooge taak. Vriendelijk groetend en toch
ook met een zoo ernstige vriendelijkheid.
Een, die zich bewust was van haar groote
roeping, maar ook een, die zich geroepen
wist door God en gedragen door de liefde
van een trouw volk.
Mooie, heerlijke dagen. Dagen waarin iets
van onze volkseenheid trad aan het licht
Wie had toen kunnen denken dat zoo
zwaar een taak de Koningin wachtte, als zij
heeft moeten torsen. Wij zwijgen over de
teleurstellingen in haar persoonlijk leven;
maar welk een tijd brak daar voor haar
aan! Watersnood, de groote oorlog, de ruwe,
maar door de liefde van haar volk mislukte
poging om revolutie te maken, en toen na
voozen opbloei de geweldige neerslag op elk
terrein: handel, landbouw, industrie, scheep
vaart medebrengend een ongekende werk
loosheid en dat zoowel in Indië als in
Nederland.
Wat zal het eind zijn en wanneer? Er is
niemand, die 't weet Maar één ding is
zeker noodig en dat is dit: Toen de groote
oorlog uitbrak in 1914, ontwaakte een won
derbaar gevoel van volkseenheid; er was een
helaas te spoedig losgelaten, willen om al
len samen, voor en met elkaar, te leven te
midden der dreigende gevaren. Nu ver
keeren wij in een niet minder bedenkelijken
toestand, 't Is geen pessimisme, dat ons dit
zeggen doet Ook thans moeten de handen
worden ineengeslagen. Opofferingen moeten
wij allen ons getroosten. Wij zijn op het
schip van Staat stuurlui, matrozen, passa
giers, allen geroepen om in den dreigenden
nood te staan op onzen post
Laat ons het doen met goed vertrouwen;
verheugd dat de scheepskapitein weet:
Mijn schilt ende betrouwe
Zijt Gij, mijn God en Heer.
Trouw, dat is het beste waarmede wij onze
Koningin kunnen eeren.
Wilhelm I was het, 'die Trakehnen al
meest geschikte plek voor het fokken
paarden ontdekte. Oorspronkelijk ging hij
van de gedachte uit, voor de koninklijk
stallen goede paarden te winnen, maar
weldrp gingen zijn gedachten ook naar de
hereden manschappen van zijn leger uit
Weldra liejien uit Trakehnen de meest
bruikbare soldatenpaarden binnen. Menige
oorlog heeft sedertdien van deze bruikbaar
heid een bewijs moeten geven.
Tijdens den laatsten oorlop blijken de
Russen ook hier danig auisgehuuden
hebben. Bij hun binnenval in Oost-Pruisen
werden 83 dienstgebouwen vernield, man
gelukkig waren tijdens de mobilisatie alle
paarden afgetransporteerd naar Silezio ei
het Rijnland. Dat was een geluk bij ee-
ongeluk!
Terwijl ik met mijn fascistischen land
genoot
een rondwandeling
door de wel vei zorgde stallen onderneem,
vertel ik hem een en ander over het jaar-
iijksche rijtournooi te Berlijn. Oberstall-
meister Gustav Rau heeft hier de leiding en
zorgt ervoor, dat ik een goede plaats krij.
in de buurt van de eereloge, waai Hinden
burg elk jaar op den voornamen Vrijdag
middag verschijnt. 'Jct vorige jaat nam d'
voormalige kroonprins plaats op een ver
derop liggende tribune, maar thans, nu de
verhoudingen veranderd zijn en Hindenburg
voor de eerste maal in de acht jaar van
presidentschap te Tannenberg zijn vroegeren
keizerlijken commandeur herdacht, zal ons
wellicht een ander beeld worden xeboderi.
Ik kom tot de ontdekking, dut er een
.Hengstprüfungsschule" bestaat en mag d<
meest waardevolle paa den bewonderen. De
jonge dieren staan met zijn tienen in esn
groote box en vreten uit onze hand. Drie
jaar leven zij onbezorgd, maar dan gaat -ie
dressuur beginnen. Naar hun kleur worden
ze onder zwart, rood, bruin of gemengd
gerekend. Er zijn hier prachtige vossen en
schimmels te bewonderen.
Achter de woningen van het personeel
liggen de paddocks, elk voor drie hengsten
ingericht, die hier na de dekking den gan-
schen zomer een ongestoord leventje go-
nieten. In den eersten paddock staan de
vol bloed hengsten, voor wie een specials
stalwacht heeft te zorgen. Boven den stal
ligt een hoogst merkwaardig museum, waar
de geraamten van beroemde dekhengsten,
„Optimus", „Perfektionist", „Teichrose" en
een collectie gebitten zijn ondergebradht
Men vestigt mijn aandacht op een oude
woning, waar lang geleden koning Fiedrich
Wilhelm en koningin Louise hebben over
nacht. Wij wandelen terug naar het slot,
waar tegenwoordig de landstalmeester
ivoont. Op het grasveld vóór het landhuis
stond tot 1914 een bronzen beeld van den
voshengst „Morgenstrahl", hetwelk door de
Russen is weggehaald. Tot 1932 werd deze
plaats ingenomen door een wolf, die aan
den inval der Russen herinnerde on thans
heeft men bij de herdenking van het twee
honderdjarig bestaan weer voor het stand
beeld van een fraaien hengst zorg ge
lagen.
De geschiedenis van Trakehnen kan in
vier perioden worden verdeeld. Dc tijd van
1732 tot 1786 omvat de stichting en uitbrei
ding, het hengstmateriaal had toen nog geen
eenheid, was uit verschillend en vreemd
bloed samengesteld. Van 1786 tot 1830 werd
het beheer verdiept, nam de teelt een vaste
richting aan en was men uit op veredeling
door middel van Arabische en Engelsche
volbloed-hengsten. De langste periode strikt
zich uit van 1830 tot 1919, de bloeitijd voor
de ontwikkeling der remonten. Elk jaar
moesten veertig uitstekende paarden wor
den afgeleverd voor de keizerlijke stallen
Na 1919 moest men zich naar de nieuwe ver
houdingen schikken en in de eerste plaat9
aan den landbouw gaan denken, thans kan
men zeggen, dat Trakehnen weer tot zijn
oorspronkelijk doel is teruggekeerd en op
het eerstvolgende rijtournooi zullen de
Trakehner hengsten ongetwijfeld de volie
waardeering vinden, waarop zij aanspraak
kunnen maken.
Land- en Tuinbouw.
DE CRISISVARKENSWET
Een nieuwe regeling?
Overtreders verbeuren alle verdere steun
Op de vergadering van het derde district
van de Geld. Over. Mij. van Landbouw ie
Ruurlo gehouden kwam o.a. ook ter sprake
de Crisisvarkenswet en de steeds toene
mende knoeierijen met het merken der big
gen, wat voor de fokkers een voordeel doch
voor de mesters een nadeel is.
Verschillende opmerkingen, die verbete
ringen zouden beteekenen, werden gedaan.
Door den heer G. Boschloo, voorzitter van
de Gewestelijke Varkenscentrale Gelder
land, werd naar aanleiding hiervan een en
ander medegedeeld over de werking van de
varkenswet en de plannen daarmede voor
de toekomst
Hij zeide, dat als elke varkenshouder
zich aan de voorschriften had gehouden.de
regeling thans niet vastgeloopen zou zijn.
De Machtigingswet komt in zooverre hier-
Radio Nieuws.
WOENSDAG 13 SEPTEMBER
1.00 Pianu
urtjb 6n<
- 11.00 Grumoroon
5.30 Orkest 6.00 Voord
8 02 Vax Dias —"8.15 Or
8.00 Orkest 9.45 Conce
11.00 Toon eel 11.15 Orl
iofoon 12.30 Mid-
30 Spr. dhr. A. M. Bendera ie
3.00 Concert 5.00 Kinder
hand bouw half uur 7.15 Ned.
1 7.30 Gramofoon 8.00
Spr. ihr Ir. J. Kooiimai-s te
9.30 Orkest plm 10.00 Vaz
Morgenwijding
Vlaamach) (337 8 M) 12.20 «iraino-
20 Orkest 5.20 Orkest 6.2'. Gr;
- 6 50 Concert 8.20 Orkest 9.21
mofoon 7.20
a try (1554.4 M.) 12.20 Orgel 1.05
.1 1.50 Oikest 2.35 Gramofoon
•rkest 5.05 Orgel 6.50 Orkest 7.50
8.20 Orkest 10.20 Orkest
<1634.9 51.) 8.20
.angenberg <472.4 M 6.20 Concert
7.20 Concert 10.50 Mensch und Welt
12.18 Concert 1.50 Orkest 5.20 Gramo
foon 6.50 Concert 10.50 Concert
1.05 Orkest 1.5C
aan tegemoet dat als blijkt dat een boer
een regeling overtreedt deze van alle ver
dere steunmaatregelen wordt uitgesloten.
Knoeierij met merken moet met kracht
tegengegaan worden.
Het aantal mestvarkens voor elke boer
derij vast te stellen zou niet veel baten,
want de fokkerij zou toch doorgaan als de
biggen duur blijven. Een op deze wijze ge
nomen maatregel in Denemarken is totaal
mislukt
Volgens den heer Boschloo is in Den
Haag een nieuwe regeling bpsproken doch
men is nog niet tot een overeenstemming
gekomen. Na 15 Oct a.s. is het niet-leden
van de Varkenscentrale verboden varkens
te houden. Daarna zal vermoedelijk het
aantal zeugen worden vastgesteld, dat op
elk bedrijf gehouden zal mogen worden,het
merken zal blijven bestaan, het aantal mer
ken zal worden verhoogd bijv. tot negen,
hoewel er toch geen grooter aantal wordt
verstrekt Elke plaatselijke commissie mag
dan geen zeug meer toewijzen, dan het to
taal aantal merken gedeeld door negen.
Men zal een regeling moeten vinden waar
door niet anders gefokt mag worden dan
met medeweten van de plaatselijke com
missie of den controleur. Hierover nl. over
wijze, waarop dit geregeld zal kunnen
worden, is men aan het beraadslagen. De
Centrale zal zich precies instellen op het
aantal varkens, dat verzet kan worden.
Bij het toewijzen van een bepaald aantal
mestvarkens zal men, zooals Denemarken
leerde, ervaren, dat de boeren meer var
kens mesten, dan hun wordt toegewezen en
de groote moeilijkheid is dan, waar men
met het overschot moet blijven. Tegen ver
nietigen zou het heele publiek in opstand
komen. De Centrale is voornemens zich in
te stellen op het aantal zeugen, de biggen
te merken en dan te zien, hoe het loopt.
Bovendien zal het uit den aard der boe
renbedrijven, die in Nederland zooveel uit-
eenloopen, moeilijk zijn om voor ieder be
drijf het óantal te houden mestvarkens aan
te wijzen.
Gemengd Nieuws
EEN RAADSELACHTIGE DIEFSTAL.
Waar is het kistje met f 1200
gebleven.
Men meldt ons uit Rotterdam: c
Men staat momenteel bij den Gemeente
lijken Reinigingsdienst voor een zeer raad
selachtig geval. Vrijdagavond is een kistjo
met geld, inhoudende f 1200, naar het
districtsterrein aan de Oostmolenwerf ge
bracht en om 4 uur afgeleverd voor de uit
betaling van het loon der werklieden. Nau
welijks een half uur nadat het geld behou
den was gearriveerd, bleek het echter weer
spoorloos te zijn verdwenen. Hoe men ook
zocht en speurde, het kistje was er wel,
maar het geld was en bleef weg. Een zeer
handige dief moet zich van het geld heb
ben meester gemaakt Alle nasporingen
hebben tot nu toe niet met minste resultaat
opgeleverd. Niettemin wordt het onderzoek
met kracht voortgezet.
FEUILLETON
WAT EEN KIND VERMAG
Naar het Engelsch
van FLORENCE MONTGOMERY
(1
Het viel hem uit de hand.
„Jongeheer Gilbert is een lief ventje.
mijnheer".
Als vanzelf kwam zijn verleden hem voor
oogen met een heMerheid, die bij eenige
oogenblikken te voren onmogelijk had ge
acht
Zou zijn oude omgeving dan toch ein
delijk tot hem beginnen te spreken? Of was
het de gedachte aan het kind in huis, dat
wellicht op dezelfde kamer lag, waar dat
andere jongetje placht te liggen, over w'en
iemand met het blonde haar uit het medail*
Ion gewoon was zich 's avonds neer te
buigen en te zeggen: „mijn lief ventje."
De woorden van de huishoudster, die hem
in de ooren klonken, begonnen voor hem
datgene te doen, waarnaar hij aelf tever
geefs getracht had.
Het scheen, alsof een sleutel de verlamde
gevoelens en herinneringen, die zoo vele
jaren begraven waren geweest, bad ont
sloten. Langzaam doemde het verleden voor
hem op. Hij kon het zich voor den geest
brengen. Het begon duidelijke vormen aan
te nemen. Eerst het gelukkige, i'roomerigc
leven met zijn jonge moeder, de ..hemel, die
onze kindsheid omgeeft". Daarna de vreese-
lijke smart, toen hij bij zijn vertrek naar de
kostschool van haar scheidde, en het plot
seling verdwijnen van het licht uit zijn
leven, want sinds dat oogenblik had hij haar
nimmer weder gezien.
Vóór dat zijn eerste vacantie aanbrak, was
zij heengegaan naar haar eeuwig tehuis om
het welbewaarde geheim te leeren kennen,
dat niemand van ons van uit den Hemel
komt mededeelen. Levendig herinnerde aij
zich het plotselinge bericht om thuis te
komen, de lange reis en de aankomst in het
ledige, verlaten huis, de sombere kamers,
de pijnlijke stilte, de leegte en, tot besluit
van dit alles, de begrafenis.
En nu scheen het hem toe, dat die duis
ternis en die leegte hem eigenlijk nooit had
den verlaten. Al de onschuld, vreugde en
poëzie van zijn leven was, zoo scheen bet
hem althans toe, heengegaan met den geest
van zijn jonge moeder en van dat oogenblik
af had zich, zoowel over hem als over haar,
een aardkorst een zware aardkost ge
vormd. Zijn hoogere natuur, al liet geeste
lijke in hem was met zijn moeders geest
omhoog gestegen en was, zoo kwam het hem
thans voor, nooit teruggekeerd.
Want in die lang vervlogen dagen had
hij hoogere neigingen gekend, had hij ver
langd naar alles wat goed en edel en de
toewijding van een geheel leven waardig
wts. Waar waren die behoeften gebleven?
Hij herinnerde zich zoo duidelijk, dat hij
in dien eersten tijd op school om harentwille
had gestreden tegen moeilijkbeden en ver
leiding en de hoop haar er alles van te ver
tellen en de gedachte aan haar goedkeuren
den glimlach hadden hem in het rechte
ispoor gehouden, lo midden der verleiding,
en verlokking der groote, ruwe school,
waarheen zijn vader hem gezonden had, om
dat zij goedkoop was.
Alles wat hij haar had willen vertellen,
had hij zorgvuldig in zijn gedachten b*
waard, en hij had het nooit, nooit kunnm
doen.
Hij was gekomen om zijn kindersmarten
en alles wat hem in zijn jong leven zwaar
viel, uit te storten aan haar liefhebbend
hart en hij had dat hart koud gevonden, als
marmer, in den langen doodslaap.
Thans had hij niets meer om voor te
strijden; hij miste een doel.
Nu kon hij haar nooit iets vertellen, kot.
nooit den prijs voor goed gedrag laten zien
dien hij met zoo groote moeite om harent
wille had verworven.
Het licht van zijn leven was voor altijd
uitgedoofd en van dat oogenblik ai' was
alleen in de duisternis achtergebleven.
En toen hadden koelheid, hardvochtig
heid en onverschilligheid zich van hen-
meester gemaakt
Kort na haar dood verlieten zij het oule
huis en volgde de verkoop van het buiten
om zijn vaders schulden te betalen en het
verhuizen naar het vervelende landstadje,
waar zijn vader zich metterwoon ging ves
tigen
Daarna kwam de goedkoope openhart
school met haar eentonige, weinig bevredi
gende vacanties. en toen ziin vader e».i.
tweede huwelijk aanging met een drukke
vrouw van middelbaren leeftiid. werd 'ijr
tehuis hem zeer onaangenaam. Het he<|i jt
om het oude goed. het buiten, dat gehe:"
was door zijn jeugdige herinneringen, te
of anderen tijd terug te koopen, maakte
zich krachtiger dan ooit van zija geheele
wezen meester. In zijn jongeliugsjaren had
hij steeds de geheime hoop gekoesterd, dat
hij zoodoende iets zou terug verkrijgen \>an
het paradijs, waaraan de herinnering hue
langer hoe zwakker werd. Daarop volgden
de moeilijke studie om zich voor zijn beroep
te bekwamen, zijn drukke werkkring als ad
vocaat, de vele jaren van arbeid in Indië
enDit bracht hem' tot het tegenwoordige
terug, nu hij daar nederzat, zijn droomen
vervuld, zijn doel bereikt, als een voor
spoedig man, die tot op de bovenste sport
van de ladder geklommen is.
En nu? Ja, wat? Waar was het paradijs
zijner kinderjaren? Hoe kon hij het zich
weer voor den geest roepen? Te laat, te
laatl
Het was te lang begraven geweest.
Onrustig bewoog hij zich in zijn stoel
door deze nieuwe gedachten ontstemd.
Weer viel zijn blik op het avondblad.
Hij nam het op, en de droomen, waarap.n
hij zich had overgegeven, verdwenen, even
als de hoogere gedachten, waartoe zij hadden
kunnen leiden.
Het paradijs zijner jeugd verdwijnt: hij
en zijn moeder zijn weer begraven.
Zij slaapt, zooals ze jaren lang geslapen
heeft onder een marmeren steen, vergeten:
en hij onder een berg van goud. Met andere
woorden: hij is weer begraven onder de hem
geheel in beslag nemende gedachten asn
zijn dagelijksche en oogenblikkelijke be
langen.
Effecten en aandeelent Aandeelen er.
effectent De stand van de geldmarkt! De
bril wordt te voorschijn gehaald en weg
zijn alle andere 'gedachten voo- tb-zon.
avond.
Jk, waarlijk: „het is lichter, dat een kemel
ga door het oog van een naald, dan dat een
rijke inga in het koninkrijk Gods".
HOOFDSTUK IV.
De lachende specht
Den volgenden morgen ging John Ram
say naar beneden om te ontbijten, zonoer
zich veel te herinneren van de bespiege
lingen, die hij den vorigen avond over het
verleden gehouden had.
De dagbladen waren gekomen en namer.
zijn gedachten geheel in beslag. Waarschijn
lijk zou de Beurs vandaag eenigszins ge
schokt zijn, door de ontvangst van eenige
buiten l^ndsche telegrammen.
Hoezeer wenschte hij in Londen te zijn!
Hij dacht er half over er dien dag heen
te gaan. Maar neen! Hij wist maar al te
goed, dat hij tot die inspanning niet in
staat was. Zelfs de reis van gisteren ha t
hem buitengewoon vermoeid: hij was afge
mat en de slaap had hem niet verfrischt
Maar wenschen gaf hem niet9. Het was
beter er niet meer aan te denken. Hij loosJe
een zwaren zucht en ging ontbijten.
Kort daarna kwam de huishoudster binnen
met het menu voor zijn middagmaal.
Zij waagde het, nadat het gesprek over
dit onderwerp was afgeloopen, te zeggen,
dat zij dien moif-pt crehoord had dat hot
met de patiënten in de pastorie nog hetze!' te
was ofschoon hij er niet naai gevraagd
had.
Eenigszins beschaamd, want hij had zelfs
niet meer aan zijn broeders ziekte gedacht,,
trachtte hij iets te zeggen, dat vau belarg-
stelling getuigde en daarna, als om het good
te maken, voegde hij er bij:
„A propos, hoe is het met 't kind boven?'*
„Heel goed, mijnheer, dank u" zeide u®
huishoudster. „Maar", voegde zij er glim
lachend bij, „hij is niet boven, mijnheer.
Jongeheer Gilbert zou op zulk een mooien
dag niet binnen blijven. Van acht uur af
is hij al buiten geweest"
„Dit moet een vervelend huls zijn vonr
een kind", zeide hij vragend.
„Vervelend, mijnheer! Jongeheer Gilbert
verveelt zich nooit Hij is een gelukkig kin.l
mijnheer. Alle dingen, hoe klein ook, doen
hem plezier of brengen hem in verrukking
„Doen hem plezier of brengen hem in
verrukking". Hoe vreemd klonken dt-zo
woorden den afgeleefden man in 't oor.
„Alle dingen doen hem plezier ol breng m
hem in verrukking", herhaalde hij. „Fn
welk soort van dingen dan?"
„O, bijna alles, mijnheer", \\«s het weinig
ophelderende antwoord. „Het is. alsof hij
alles in geluk verandert Iiij is een zonne
straal in huis, mijnheer".
Aangemoedigd door het welnigie betoonde
belangstelling, voegde zij er bij „Zoudt u
hem niets eens willen zien, mijnheer?"
„Neen, liever niet", was het antwoord, dat
van een bijna zichtbare huivering vergezeld
ging, en toen, als om het goed to maken'
„Ik ben geen kinderen pewoon, weet ge.
Ik weet volstrekt niet wat ik t^-en hem
zeggen innet Hij zou zeker gaan huilen".
(Wordt vervolgd!