te DINSDAG 12 SEPTEMBER 1933 Uitkeeringen uit hetGemeentefonds De wijziging zou tot gelijkmatiger belastingdruk moeten leiden (Bijzondere correspondentie) Voor eenigen tijd verscheen in de dag bladpers het bericht, dat de Regeering hei voornemen heeft om met ingang van 1 Mei 1934 over te gaan tot vermindering van de uitkeering uit het Gemeentefonds, welke ingevolge de Wet var. 15 Juli 1929, Staats hlad No. 3S8, tot regeling van de financi- eele verhouding tusschen Rijk en Gemeen ten aan de laatstgenoemden toekomt.' Blij kens deze mededeeling (welke dezer dagen nog eens herhaald en oevestigd werd) zal het met ingang van 1 Mei 1936 komen tot een verlaging van deze uitkeeringen, en de Regeering zou het noodig vinden om de overgang naar deze verlaging meer gelei delijk te doen plaats hebben, en in verband daarmede reeds met ingang var Mei a.s. tot eenige \erlaging willen besluiten. De hier bedoelde mededeeling maakte den indruk officieus door de Regeering ver strekt te zijn. Blijkbaar heeft men ten Do- partemente begrepen, dat de dagelijksche besturen van onze gemeenten ingevolge artikel 238 der Gemeentewet verplicht zijn, het ontwerp der begrooting voor den dienst 1934 vóór 1 September 1933 bij den Raad in te dienen en dus de voorbereidende werk zaamheden voor deze begrooting bij het verspreiden van de mededeeling al vrij ver gevorderd moesten zijn, doch een behoor lijke begrooting niet kon worden opgezet, zonder dat met de voorgenomen verlaging werd gerekend. Intusschen zijn al weer eenige weken ver streken en nog is omtrent de plannen der Regeering niets naders bekend. Indien ech ter de begrootingen der gemeenten tijdig moeten zijn goedgekeurd en dit ver dient zeker aanbeveling dan behoort met de behandeling daarvan in den Raad wel zeer spoedig te worden aangevangen en de Regeering moge omtrent haar plan nen dan ook niet een verdere geheimhou ding betrachten. Voor de gemeentebesturen is in deze de meest harde werkelijkheid niet zoo erg, als de onzekerheid waarin men thans verkeert Er zijn reeds te veel moeilijkheden wij denken hier o.m. aan het feit, dat de Rijksbijdrage in de werk loosheidskosten der gemeenten voor 1933, laat staan 1934 nog niet werd bepaald om ook deze onzekerheid nog langer te doen voortbestaan. In het gelanceerde bericht komt nog geen enkele aanwijzing voor nopens de wijze waarop de Regeering aan haar voornemen uitvoering denkt te geven. Desniettemin is men reeds van verschillende zijden getre den in een bespreking van deze aangele genheid. Vooral in de kringen van de ge meentebesturen staat men afwijzend tegen over het denkbeeld van de vermindering. Vooreerst en in hoofdzaak geldt het be zwaar, dat de uitkeering uit het Gemeente fonds krachtens de wet aan de gemeente besturen toekomt en het moeilijk te verde digen is om hierin thans wijziging te bren gen. Daarnaast wordt uitdrukking gege ven aan de groote teleurstelling, welke de voorgenomen vermindering voor de gemeen tebesturen vormt. De hier bedoelde uitkee ring vormt verreweg het grootste deel van die inkomsten, welke aan de ongunst der tijden zijn onttrokken, en maakt als zoo danig den voornaamsten grondslag uit voor een solied financieel beheer der gemeenten. Ten slotte wordt nog aangevoerd, dat tal van gemeenten van deze uitkeeringen voor het sluitend maken der begrooting geen ce kunnen missen. Op dezen drieërlei grond wordt dan in zekeren zin bij voor baat geconcludeerd, dat aan het voorne men der Regeering geen uitvoering behoort te worden gegeven. Het principieel bezwaar kan door ons niet worden aanvaard. Het recht op de onverkorte uitkeering uit het Gemeente fonds geldt slechts voor zoover dit in do wet op de financieele verhouding gewaar borgd is. Ten allen tijde zal de Regeering echter in den legalen weg d.i. in gemeen overleg met de Statcn-Generaal tot wijzi ging van deze wet hunnen en mogen o\ er- gaan. Bij het z.g. Kortingswetje is dit trou wens ook principieel erkend. Dit moet uiteraard niet worden opgevat in dien zin, dat zonder noodzaak op de be staande financieele verhouding tusschen Rijk en gemeenten mag worden ingegre pen. Den gemeenten wordt nu eenmaal een bepaalde uitkeering uit het Gemeente fonds gewaarborgd en zoo lang als mogelijk is dient hierin te worden vastgehouden. Wij aarzelen evenwel niet a priori te ver klaren, dat naar ons gevoelen de nood der staats- en gemeentefinanciën thans reeds zoodanig gestegen is, dat voor het ingrij pen in genoemde financieele verhouding dringende redenen kunnen worden aange voerd. Onze tijden zagen reeds verschillen de bijzondere verhoudingen in 't leven roepen. Voor „noodrecht" ware ook hier een plaats. Het in de tweede plaats genoemde be zwaar heeft eenige bet eekenis. Inderdaad ontmoet het bedenking deze hoofdbron van gemeentelijk inkomen dezen tijd voor een deel op te drogen, en wordt hiertoe over gegaan, dan zullen de gemeentelijke zorgen in vele gevallen niet onbelangrijk vermeer deren. Evenwel, dit laatste vormt niet een onoverkomenlijk bezwaar en mocht de ver mindering van de uitkeering uit het Ge meentefonds, om welke reden dan ook, noodzakelijk zijn, dan zal op dezen grond aan de uitvoering van dit voornemen geen verzet in den weg gelegd kunnen worden. De laatste bedenking wordt door ons ten volle onderschreven. Blijkens een bericht in de pers werd tot dusverre door meer dan 100 gemeenten in ons land aan het Rijk een bijdrage gevraagd in de kosten van de huishouding der gemeente. Dit aantal zal ongetwijfeld in kort nog aanzienlijk vermeerderen. Daarnaast zijn er nog tal van gemeenten, die de hegrooting voor 1933 niet dan met veel moeile sluitend kon den maken en bij lange niet weten op welke wijze dit moet olaats hebben met de begrooting voor 1934. Het spreekt vanzelf, dat al deze gemeen ten de uitkeering uit het Gemeentefonds voor het volle pond noodig hebben wordt hierop zeg 10 percent ingehouden, onherroepelijk bij het Rijk om onderstand zullen moeten aankloppen. Hoe groot dit aantal wezen zal, laat zich niet bij benade ring vaststellen, doch de Regeering wachte zich wel voor deze invasie van armlastige gemeenten. Het kan haar bedoeling niet zijn om al de hier bedoelde gemeenten noodlijdend te maken en onder curateele van het Departement te plaatsen. Dit draagt zich niet met de gemeentelijke auto nomie en zou bovendien van het Rijn fi nancieele offers vragen, waaraan wellicht niet kan worden voldaan. Zoo gezien zou het streven der Regeering om de gemeenten nu reeds zij het gelei delijk aan een lagere uitkeering uit het Gemeentefonds te gewennen, zoowel voor het Rijk als voor tal van gemeenten kortweg "oodlottip zijn. Ondanks dit bezwaar, dat voor velen de voorgenomen vermindering der uitkeering onaannemelijk maakt, meenen wij toch de hier bedoelde korting te kunnen aanvaar den. Er zijn nog tal van gemeenten in ons land, welke dank zij een hooge uitkeering uit het Gemeentefonds de belastingen op een laag peil kunnen handhaven, terwijl het Rijk toch reeds zoo zwaar gedrukt jaarlijks een aanzienlijk bedrag in het Gemeentefonds moet storten om de gega randeerde uitkeeringen aan de gemeenten mogelijk te maken. Indien de uitkeeringen uit het fonds wer den verminderd met een zoodanig percen tage, dat het Rijk geen tekorten meer had bij te passen, dan ware reeds veel gewon nen. Dit bedrag zou dan vrij komen voor steunverleening aan gemeenten, welke fi nancieel in nood verkeeren In de betrok ken gemeenten zou dit wellicht leiden tot verzwaring van den belastingdruk, doch dit Zou juist het voordeel geven, dat de onhoudbare verschillen in belastingdruk alleen ten gevolge van de crisis dus door omstandigheden van meer algemeenen aard ten gunste van de zwaarstbelaste gemeenten werden verminderd. Het spreekt vanzelf, dat bij deze regeling de bepaling zal moeten worden gemaakt, dat de vermindering niet zal worden toege past indien en voor zoover een gemeente bestuur aantoont, dat de gemeente het bedrag der vermindering voor het slui tend maken der begrooting niet kan missen. Alleen indien de Regeering de verminde ring van de uitkeering uit het Gemeente fonds op deze wijze gaat regelen, zouden wij haar het fiat willen geven. DE ONTSLAGEN DER MARINE-MANNEN Naar in „Het Anker", socialistisch week blad gewijd aan de belangen van 't mindere marine-personeel, wordt medegedeeld, is in den ontslagbrief, welke aan de schepelin gen uitgereikt wordt, de aanhef gewijzigd. Vroeger was het de ommandant der ma rine, daartoe gemachtigd door den minister van defensie, welke on (sloeg. Thans luidt de aanhef: „De minister vun Defensie ver leent bij beschikking vanenz." Lag vroeger de verantwoordelijkheid voor het ontslag bij den commandant der mari ne, deze is thans geheel uitgesohakefld en de verantwoordelijkheid is uitsduitend en rechtstreeks bij den minister van Defensie. fyjü, a*u£cL&4*. Ij Eerst kijken DEN HAAG: Groote Marktitmt/hoek Spui TRAKEHNEN WAAR DE VOLBLOEDHENGSTEN VANDAAN KOMEN Een bezoek aan de beroemde stoeterijen (Van onzen Duitschen correspondent) Reeds voordat wij Berlijn verlieten, on ïn bezoek aan Oost-Pruisen af te leggen as mij ter oore gekomen, dat de organi sator dezer „Ostland-Treuefahrt". Waltei Funk, pers'chef in het ministerie van biu- tenlandsche zaken, in zijn geboorteplauïs Trakehnen door de bevolking gehuldigd zou worden. Men kan dat spottend „Loki- patriotismus" noemen, maar er ligt toch iets aardigs in. De Oost-Pruis is net als de doorsnee-Hollauder gesloten van karakter e redenen moeten al zeer gegrond zijn, wil hij tot de weergave van zijn intieme gevoelens besluiten. Bij onze eerste eu tenigste ontvangst door staatssecretaris Funk in de Wilhelmstrasse was hij me reeds opgevallen als het type van den Oost- Pruis, breedgebouwd, kortaf en moeilijk ver te halen voor een vlotte gedachten isseling. Daarom wilde ik hem nu eens in zijn oorspronkelijke omgeving gadeslaan. Onderweg naar het wereldberoemde .Hauptgestüt Trakehnen" gleden wij door de stad Insterburg, waar een groot deel van de bevolking leeft van de leerindustrie. De leerlooier van beroep kan men herken nen aan zijn bruin geworden handen en korte, zwarte nagels, die ten onrechte een ongesoigneerden indruk maken. Men zal tegenwoordig in Insterburg de handen vol werk hebben, want de lederindustrie schijn! een nieuwen bloeitijd te beleven. Immers dragen haast alle Duitsche mannen tege-« woordig hooge zwarte of bruine laarzen, een mannelijk effect, dat lang niet altijd met het werkelijke wezen in overeenstemming In ons hotel stond haast deur aan deur zoo 'n paar rijlaarzen zonder sporen en ik in mijn hart met de huisknechten te doen, die geroepen zijn, om al die laarzen te poetsenl Bij onze binnenkomst te Trakehnen is het feest al in vollen gang. Een brik met vier prachtpaarden heeft den eereburger afg^ haald en naar het slot gereden, waar hij door regeeringsraad Rhode uit Gumbinnon en landraad van Kneblauch uit Stal-u pöhnen wordt ontvangen. Men wordt waar, dat de anders zoo terughoudende bevolking van Oost-Pruisen, het land, dat zich veertien jaar lang aan zijn lot over gelaten achtte, ook spontaan en hartelijk kan 'zijn. Zij bezit zelfs zin voor gezonden humor, want in zijn geboortehuis wordt aan Funk door zijn vroegere schoolkameraden een album met kieken overhandigd, welk. aan allerlei kwajongensstreken van minstens twintig jaren geleden herinneren. Dit origineel geschenk verwekt hevige hilariteit, maar Funk zorgt er wel voor, dat wij geen blik in dit ge heime staatsdocument kunnen werpen! Als besluit van deze persoonlijke hul diging vond een origineels parade lerentwintig moedermerries plaats; elk paard werd niet slechts zijn naam, maar ook die zijner beroemde ouders ge noemd. Onder de talrijke toeschouwers was mij inmiddels een jongeman opge- ■allen in de zwarte uniform der fascisten n natuurlijk vonden mijn S. A. vrienden lat maar half goed. In Duitschland beho"rt olgens hen alleen nog maar de Hitier uniform gedragen worden. Ik ging op onderzoek uit en keek niet weinig verbaasd toen ik tegenover een Nederlandschen fascist bleek te staan. Mijn landgenoot M. als volontair te Trakehnen werkzaam, voelt er zich zeer op zijn geman en ver klaarde zich gaarne bereid, mij door de stallen der vermaarde stoeterij rond te leiden. Het vorige jaar werd het tweehonderd jarig bestaan van Trakehnen door de sedertdien verdwenen regeering offirie*i herdacht. Haar glanstijd beleefde de paarden fokkerij van 1891 tot 1912, toen de voor malige keizer elk jaar te Romir.ien in zijn jachtslot intrek nam. De stoeterij werd, merkwaardig genoeg, door den keizer nooit bezichtigd, wel liet hij op zekeren dag do beroemden hengst „Morgenstrrahl", die van den door lord Lensdale geschonken volbloed a Blood" afstamde, naar Reminten brengen. De groote kolonisator, koning Friedricb DE INTOCHT VAN H.M. DE KONINGIN TE AMSTERDAM IN 1898 In zijn altijd lezenswaardige rubriek „Voor en uit de Gemeente" in de R o 11 e r d. Kerkbode geeft Dr. J. R. Callenbach een persoonlijke herinnering aan den intocht van H.M. de Koningin te Amsterdam, waar u 35 jaar geleden in de Nieuwe Kerk den eed op de grondwet zou afleggen. Dit is voor mij schrijft de bekende Rotterdamsche predikant de indrukwek kendste openbare plechtigheid geweest, die ik in mijn leven bijwoonde. Kort daarna zag ik de intocht in 's-Gravenhage. Niet te vergelijken met die in Amsterdam 1 Men zeide, dat het kwam door de felle hitte, die bij den laatsten heerschte, maar dat was het niet In Amsterdam was een geest van diepe ontroering om die jonge achttienjarige, die een zoo zware, historische taak ging aan vaarden. Aan den morgen van dien 5en September heb ik dat zeer sterk ervaren. *k Logeerde bij hoogbejaarde leden mijner Doornsciie gemeente, die ook een huis bezaten op de Heerengracht, en toen wij daar 's morgens den dag begonnen is er voor de jonge vorstin len als maar zelden geschiedt 't Was iets zeer bijzonders, een hoogbejaarde vrouw zoo innig en geloovig, als hoofd van 't ge zin, Gods zegen te hooren inroepen over die jeugdige Vrouwe, die stond gekroond te wor den. Allen, die er bij aanwezig waren, moes ten medebidden. Misschien zal iemand zeggen: dat was een uitzondering, 'k Weet, dat het dit niet was. In tal van huizen, aanzienlijke en eenvou dige, werd zoo gebeden; op de deftige grach- n in den Jordaan. Die geest van vreugdvollen ernst lag over heel de stad. 't Was mij een vreugd, in die dagen veel te door die mooiste stad van Nederland, zeker een der schoonste ook van Europa, en telkens weer ontmoette men die ernstige blijdschap. En toen die blijde inkomste! Daar was blijde fierheid in de militairen van allerlei gading, tot zelfs in de schutters toe; maar 't fierst stapten die jonge matrozen met bun braniekragen, en 't was wel jong en oud als men naast het rijtuig van Hare Majesteit zag rijden den bejaarden president van de Amsterdamsche rechtbank, Mr. Luden, on danks zijn leeftijd opgeroepen om comman dant van de eerewacht te zijn. Dan het rijtuig met de Koningin-Regentes, of was zij al vóór de kroning Koningin- Moeder? dat laatste is zij door alles heen geweest en gebleven en de jonge Konin gin naast haar. De toejuichingen schaterden niet, zij klonken diep, diep en zwaar van ontroering. En daar zat, wij zouden nog wil len zeggen, dat jonge meisje, geroepen tot zoo hooge taak. Vriendelijk groetend en toch ook met een zoo ernstige vriendelijkheid. Een, die zich bewust was van haar groote roeping, maar ook een, die zich geroepen wist door God en gedragen door de liefde van een trouw volk. Mooie, heerlijke dagen. Dagen waarin iets van onze volkseenheid trad aan het licht Wie had toen kunnen denken dat zoo zwaar een taak de Koningin wachtte, als zij heeft moeten torsen. Wij zwijgen over de teleurstellingen in haar persoonlijk leven; maar welk een tijd brak daar voor haar aan! Watersnood, de groote oorlog, de ruwe, maar door de liefde van haar volk mislukte poging om revolutie te maken, en toen na voozen opbloei de geweldige neerslag op elk terrein: handel, landbouw, industrie, scheep vaart medebrengend een ongekende werk loosheid en dat zoowel in Indië als in Nederland. Wat zal het eind zijn en wanneer? Er is niemand, die 't weet Maar één ding is zeker noodig en dat is dit: Toen de groote oorlog uitbrak in 1914, ontwaakte een won derbaar gevoel van volkseenheid; er was een helaas te spoedig losgelaten, willen om al len samen, voor en met elkaar, te leven te midden der dreigende gevaren. Nu ver keeren wij in een niet minder bedenkelijken toestand, 't Is geen pessimisme, dat ons dit zeggen doet Ook thans moeten de handen worden ineengeslagen. Opofferingen moeten wij allen ons getroosten. Wij zijn op het schip van Staat stuurlui, matrozen, passa giers, allen geroepen om in den dreigenden nood te staan op onzen post Laat ons het doen met goed vertrouwen; verheugd dat de scheepskapitein weet: Mijn schilt ende betrouwe Zijt Gij, mijn God en Heer. Trouw, dat is het beste waarmede wij onze Koningin kunnen eeren. Wilhelm I was het, 'die Trakehnen al meest geschikte plek voor het fokken paarden ontdekte. Oorspronkelijk ging hij van de gedachte uit, voor de koninklijk stallen goede paarden te winnen, maar weldrp gingen zijn gedachten ook naar de hereden manschappen van zijn leger uit Weldra liejien uit Trakehnen de meest bruikbare soldatenpaarden binnen. Menige oorlog heeft sedertdien van deze bruikbaar heid een bewijs moeten geven. Tijdens den laatsten oorlop blijken de Russen ook hier danig auisgehuuden hebben. Bij hun binnenval in Oost-Pruisen werden 83 dienstgebouwen vernield, man gelukkig waren tijdens de mobilisatie alle paarden afgetransporteerd naar Silezio ei het Rijnland. Dat was een geluk bij ee- ongeluk! Terwijl ik met mijn fascistischen land genoot een rondwandeling door de wel vei zorgde stallen onderneem, vertel ik hem een en ander over het jaar- iijksche rijtournooi te Berlijn. Oberstall- meister Gustav Rau heeft hier de leiding en zorgt ervoor, dat ik een goede plaats krij. in de buurt van de eereloge, waai Hinden burg elk jaar op den voornamen Vrijdag middag verschijnt. 'Jct vorige jaat nam d' voormalige kroonprins plaats op een ver derop liggende tribune, maar thans, nu de verhoudingen veranderd zijn en Hindenburg voor de eerste maal in de acht jaar van presidentschap te Tannenberg zijn vroegeren keizerlijken commandeur herdacht, zal ons wellicht een ander beeld worden xeboderi. Ik kom tot de ontdekking, dut er een .Hengstprüfungsschule" bestaat en mag d< meest waardevolle paa den bewonderen. De jonge dieren staan met zijn tienen in esn groote box en vreten uit onze hand. Drie jaar leven zij onbezorgd, maar dan gaat -ie dressuur beginnen. Naar hun kleur worden ze onder zwart, rood, bruin of gemengd gerekend. Er zijn hier prachtige vossen en schimmels te bewonderen. Achter de woningen van het personeel liggen de paddocks, elk voor drie hengsten ingericht, die hier na de dekking den gan- schen zomer een ongestoord leventje go- nieten. In den eersten paddock staan de vol bloed hengsten, voor wie een specials stalwacht heeft te zorgen. Boven den stal ligt een hoogst merkwaardig museum, waar de geraamten van beroemde dekhengsten, „Optimus", „Perfektionist", „Teichrose" en een collectie gebitten zijn ondergebradht Men vestigt mijn aandacht op een oude woning, waar lang geleden koning Fiedrich Wilhelm en koningin Louise hebben over nacht. Wij wandelen terug naar het slot, waar tegenwoordig de landstalmeester ivoont. Op het grasveld vóór het landhuis stond tot 1914 een bronzen beeld van den voshengst „Morgenstrahl", hetwelk door de Russen is weggehaald. Tot 1932 werd deze plaats ingenomen door een wolf, die aan den inval der Russen herinnerde on thans heeft men bij de herdenking van het twee honderdjarig bestaan weer voor het stand beeld van een fraaien hengst zorg ge lagen. De geschiedenis van Trakehnen kan in vier perioden worden verdeeld. Dc tijd van 1732 tot 1786 omvat de stichting en uitbrei ding, het hengstmateriaal had toen nog geen eenheid, was uit verschillend en vreemd bloed samengesteld. Van 1786 tot 1830 werd het beheer verdiept, nam de teelt een vaste richting aan en was men uit op veredeling door middel van Arabische en Engelsche volbloed-hengsten. De langste periode strikt zich uit van 1830 tot 1919, de bloeitijd voor de ontwikkeling der remonten. Elk jaar moesten veertig uitstekende paarden wor den afgeleverd voor de keizerlijke stallen Na 1919 moest men zich naar de nieuwe ver houdingen schikken en in de eerste plaat9 aan den landbouw gaan denken, thans kan men zeggen, dat Trakehnen weer tot zijn oorspronkelijk doel is teruggekeerd en op het eerstvolgende rijtournooi zullen de Trakehner hengsten ongetwijfeld de volie waardeering vinden, waarop zij aanspraak kunnen maken. Land- en Tuinbouw. DE CRISISVARKENSWET Een nieuwe regeling? Overtreders verbeuren alle verdere steun Op de vergadering van het derde district van de Geld. Over. Mij. van Landbouw ie Ruurlo gehouden kwam o.a. ook ter sprake de Crisisvarkenswet en de steeds toene mende knoeierijen met het merken der big gen, wat voor de fokkers een voordeel doch voor de mesters een nadeel is. Verschillende opmerkingen, die verbete ringen zouden beteekenen, werden gedaan. Door den heer G. Boschloo, voorzitter van de Gewestelijke Varkenscentrale Gelder land, werd naar aanleiding hiervan een en ander medegedeeld over de werking van de varkenswet en de plannen daarmede voor de toekomst Hij zeide, dat als elke varkenshouder zich aan de voorschriften had gehouden.de regeling thans niet vastgeloopen zou zijn. De Machtigingswet komt in zooverre hier- Radio Nieuws. WOENSDAG 13 SEPTEMBER 1.00 Pianu urtjb 6n< - 11.00 Grumoroon 5.30 Orkest 6.00 Voord 8 02 Vax Dias —"8.15 Or 8.00 Orkest 9.45 Conce 11.00 Toon eel 11.15 Orl iofoon 12.30 Mid- 30 Spr. dhr. A. M. Bendera ie 3.00 Concert 5.00 Kinder hand bouw half uur 7.15 Ned. 1 7.30 Gramofoon 8.00 Spr. ihr Ir. J. Kooiimai-s te 9.30 Orkest plm 10.00 Vaz Morgenwijding Vlaamach) (337 8 M) 12.20 «iraino- 20 Orkest 5.20 Orkest 6.2'. Gr; - 6 50 Concert 8.20 Orkest 9.21 mofoon 7.20 a try (1554.4 M.) 12.20 Orgel 1.05 .1 1.50 Oikest 2.35 Gramofoon •rkest 5.05 Orgel 6.50 Orkest 7.50 8.20 Orkest 10.20 Orkest <1634.9 51.) 8.20 .angenberg <472.4 M 6.20 Concert 7.20 Concert 10.50 Mensch und Welt 12.18 Concert 1.50 Orkest 5.20 Gramo foon 6.50 Concert 10.50 Concert 1.05 Orkest 1.5C aan tegemoet dat als blijkt dat een boer een regeling overtreedt deze van alle ver dere steunmaatregelen wordt uitgesloten. Knoeierij met merken moet met kracht tegengegaan worden. Het aantal mestvarkens voor elke boer derij vast te stellen zou niet veel baten, want de fokkerij zou toch doorgaan als de biggen duur blijven. Een op deze wijze ge nomen maatregel in Denemarken is totaal mislukt Volgens den heer Boschloo is in Den Haag een nieuwe regeling bpsproken doch men is nog niet tot een overeenstemming gekomen. Na 15 Oct a.s. is het niet-leden van de Varkenscentrale verboden varkens te houden. Daarna zal vermoedelijk het aantal zeugen worden vastgesteld, dat op elk bedrijf gehouden zal mogen worden,het merken zal blijven bestaan, het aantal mer ken zal worden verhoogd bijv. tot negen, hoewel er toch geen grooter aantal wordt verstrekt Elke plaatselijke commissie mag dan geen zeug meer toewijzen, dan het to taal aantal merken gedeeld door negen. Men zal een regeling moeten vinden waar door niet anders gefokt mag worden dan met medeweten van de plaatselijke com missie of den controleur. Hierover nl. over wijze, waarop dit geregeld zal kunnen worden, is men aan het beraadslagen. De Centrale zal zich precies instellen op het aantal varkens, dat verzet kan worden. Bij het toewijzen van een bepaald aantal mestvarkens zal men, zooals Denemarken leerde, ervaren, dat de boeren meer var kens mesten, dan hun wordt toegewezen en de groote moeilijkheid is dan, waar men met het overschot moet blijven. Tegen ver nietigen zou het heele publiek in opstand komen. De Centrale is voornemens zich in te stellen op het aantal zeugen, de biggen te merken en dan te zien, hoe het loopt. Bovendien zal het uit den aard der boe renbedrijven, die in Nederland zooveel uit- eenloopen, moeilijk zijn om voor ieder be drijf het óantal te houden mestvarkens aan te wijzen. Gemengd Nieuws EEN RAADSELACHTIGE DIEFSTAL. Waar is het kistje met f 1200 gebleven. Men meldt ons uit Rotterdam: c Men staat momenteel bij den Gemeente lijken Reinigingsdienst voor een zeer raad selachtig geval. Vrijdagavond is een kistjo met geld, inhoudende f 1200, naar het districtsterrein aan de Oostmolenwerf ge bracht en om 4 uur afgeleverd voor de uit betaling van het loon der werklieden. Nau welijks een half uur nadat het geld behou den was gearriveerd, bleek het echter weer spoorloos te zijn verdwenen. Hoe men ook zocht en speurde, het kistje was er wel, maar het geld was en bleef weg. Een zeer handige dief moet zich van het geld heb ben meester gemaakt Alle nasporingen hebben tot nu toe niet met minste resultaat opgeleverd. Niettemin wordt het onderzoek met kracht voortgezet. FEUILLETON WAT EEN KIND VERMAG Naar het Engelsch van FLORENCE MONTGOMERY (1 Het viel hem uit de hand. „Jongeheer Gilbert is een lief ventje. mijnheer". Als vanzelf kwam zijn verleden hem voor oogen met een heMerheid, die bij eenige oogenblikken te voren onmogelijk had ge acht Zou zijn oude omgeving dan toch ein delijk tot hem beginnen te spreken? Of was het de gedachte aan het kind in huis, dat wellicht op dezelfde kamer lag, waar dat andere jongetje placht te liggen, over w'en iemand met het blonde haar uit het medail* Ion gewoon was zich 's avonds neer te buigen en te zeggen: „mijn lief ventje." De woorden van de huishoudster, die hem in de ooren klonken, begonnen voor hem datgene te doen, waarnaar hij aelf tever geefs getracht had. Het scheen, alsof een sleutel de verlamde gevoelens en herinneringen, die zoo vele jaren begraven waren geweest, bad ont sloten. Langzaam doemde het verleden voor hem op. Hij kon het zich voor den geest brengen. Het begon duidelijke vormen aan te nemen. Eerst het gelukkige, i'roomerigc leven met zijn jonge moeder, de ..hemel, die onze kindsheid omgeeft". Daarna de vreese- lijke smart, toen hij bij zijn vertrek naar de kostschool van haar scheidde, en het plot seling verdwijnen van het licht uit zijn leven, want sinds dat oogenblik had hij haar nimmer weder gezien. Vóór dat zijn eerste vacantie aanbrak, was zij heengegaan naar haar eeuwig tehuis om het welbewaarde geheim te leeren kennen, dat niemand van ons van uit den Hemel komt mededeelen. Levendig herinnerde aij zich het plotselinge bericht om thuis te komen, de lange reis en de aankomst in het ledige, verlaten huis, de sombere kamers, de pijnlijke stilte, de leegte en, tot besluit van dit alles, de begrafenis. En nu scheen het hem toe, dat die duis ternis en die leegte hem eigenlijk nooit had den verlaten. Al de onschuld, vreugde en poëzie van zijn leven was, zoo scheen bet hem althans toe, heengegaan met den geest van zijn jonge moeder en van dat oogenblik af had zich, zoowel over hem als over haar, een aardkorst een zware aardkost ge vormd. Zijn hoogere natuur, al liet geeste lijke in hem was met zijn moeders geest omhoog gestegen en was, zoo kwam het hem thans voor, nooit teruggekeerd. Want in die lang vervlogen dagen had hij hoogere neigingen gekend, had hij ver langd naar alles wat goed en edel en de toewijding van een geheel leven waardig wts. Waar waren die behoeften gebleven? Hij herinnerde zich zoo duidelijk, dat hij in dien eersten tijd op school om harentwille had gestreden tegen moeilijkbeden en ver leiding en de hoop haar er alles van te ver tellen en de gedachte aan haar goedkeuren den glimlach hadden hem in het rechte ispoor gehouden, lo midden der verleiding, en verlokking der groote, ruwe school, waarheen zijn vader hem gezonden had, om dat zij goedkoop was. Alles wat hij haar had willen vertellen, had hij zorgvuldig in zijn gedachten b* waard, en hij had het nooit, nooit kunnm doen. Hij was gekomen om zijn kindersmarten en alles wat hem in zijn jong leven zwaar viel, uit te storten aan haar liefhebbend hart en hij had dat hart koud gevonden, als marmer, in den langen doodslaap. Thans had hij niets meer om voor te strijden; hij miste een doel. Nu kon hij haar nooit iets vertellen, kot. nooit den prijs voor goed gedrag laten zien dien hij met zoo groote moeite om harent wille had verworven. Het licht van zijn leven was voor altijd uitgedoofd en van dat oogenblik ai' was alleen in de duisternis achtergebleven. En toen hadden koelheid, hardvochtig heid en onverschilligheid zich van hen- meester gemaakt Kort na haar dood verlieten zij het oule huis en volgde de verkoop van het buiten om zijn vaders schulden te betalen en het verhuizen naar het vervelende landstadje, waar zijn vader zich metterwoon ging ves tigen Daarna kwam de goedkoope openhart school met haar eentonige, weinig bevredi gende vacanties. en toen ziin vader e».i. tweede huwelijk aanging met een drukke vrouw van middelbaren leeftiid. werd 'ijr tehuis hem zeer onaangenaam. Het he<|i jt om het oude goed. het buiten, dat gehe:" was door zijn jeugdige herinneringen, te of anderen tijd terug te koopen, maakte zich krachtiger dan ooit van zija geheele wezen meester. In zijn jongeliugsjaren had hij steeds de geheime hoop gekoesterd, dat hij zoodoende iets zou terug verkrijgen \>an het paradijs, waaraan de herinnering hue langer hoe zwakker werd. Daarop volgden de moeilijke studie om zich voor zijn beroep te bekwamen, zijn drukke werkkring als ad vocaat, de vele jaren van arbeid in Indië enDit bracht hem' tot het tegenwoordige terug, nu hij daar nederzat, zijn droomen vervuld, zijn doel bereikt, als een voor spoedig man, die tot op de bovenste sport van de ladder geklommen is. En nu? Ja, wat? Waar was het paradijs zijner kinderjaren? Hoe kon hij het zich weer voor den geest roepen? Te laat, te laatl Het was te lang begraven geweest. Onrustig bewoog hij zich in zijn stoel door deze nieuwe gedachten ontstemd. Weer viel zijn blik op het avondblad. Hij nam het op, en de droomen, waarap.n hij zich had overgegeven, verdwenen, even als de hoogere gedachten, waartoe zij hadden kunnen leiden. Het paradijs zijner jeugd verdwijnt: hij en zijn moeder zijn weer begraven. Zij slaapt, zooals ze jaren lang geslapen heeft onder een marmeren steen, vergeten: en hij onder een berg van goud. Met andere woorden: hij is weer begraven onder de hem geheel in beslag nemende gedachten asn zijn dagelijksche en oogenblikkelijke be langen. Effecten en aandeelent Aandeelen er. effectent De stand van de geldmarkt! De bril wordt te voorschijn gehaald en weg zijn alle andere 'gedachten voo- tb-zon. avond. Jk, waarlijk: „het is lichter, dat een kemel ga door het oog van een naald, dan dat een rijke inga in het koninkrijk Gods". HOOFDSTUK IV. De lachende specht Den volgenden morgen ging John Ram say naar beneden om te ontbijten, zonoer zich veel te herinneren van de bespiege lingen, die hij den vorigen avond over het verleden gehouden had. De dagbladen waren gekomen en namer. zijn gedachten geheel in beslag. Waarschijn lijk zou de Beurs vandaag eenigszins ge schokt zijn, door de ontvangst van eenige buiten l^ndsche telegrammen. Hoezeer wenschte hij in Londen te zijn! Hij dacht er half over er dien dag heen te gaan. Maar neen! Hij wist maar al te goed, dat hij tot die inspanning niet in staat was. Zelfs de reis van gisteren ha t hem buitengewoon vermoeid: hij was afge mat en de slaap had hem niet verfrischt Maar wenschen gaf hem niet9. Het was beter er niet meer aan te denken. Hij loosJe een zwaren zucht en ging ontbijten. Kort daarna kwam de huishoudster binnen met het menu voor zijn middagmaal. Zij waagde het, nadat het gesprek over dit onderwerp was afgeloopen, te zeggen, dat zij dien moif-pt crehoord had dat hot met de patiënten in de pastorie nog hetze!' te was ofschoon hij er niet naai gevraagd had. Eenigszins beschaamd, want hij had zelfs niet meer aan zijn broeders ziekte gedacht,, trachtte hij iets te zeggen, dat vau belarg- stelling getuigde en daarna, als om het good te maken, voegde hij er bij: „A propos, hoe is het met 't kind boven?'* „Heel goed, mijnheer, dank u" zeide u® huishoudster. „Maar", voegde zij er glim lachend bij, „hij is niet boven, mijnheer. Jongeheer Gilbert zou op zulk een mooien dag niet binnen blijven. Van acht uur af is hij al buiten geweest" „Dit moet een vervelend huls zijn vonr een kind", zeide hij vragend. „Vervelend, mijnheer! Jongeheer Gilbert verveelt zich nooit Hij is een gelukkig kin.l mijnheer. Alle dingen, hoe klein ook, doen hem plezier of brengen hem in verrukking „Doen hem plezier of brengen hem in verrukking". Hoe vreemd klonken dt-zo woorden den afgeleefden man in 't oor. „Alle dingen doen hem plezier ol breng m hem in verrukking", herhaalde hij. „Fn welk soort van dingen dan?" „O, bijna alles, mijnheer", \\«s het weinig ophelderende antwoord. „Het is. alsof hij alles in geluk verandert Iiij is een zonne straal in huis, mijnheer". Aangemoedigd door het welnigie betoonde belangstelling, voegde zij er bij „Zoudt u hem niets eens willen zien, mijnheer?" „Neen, liever niet", was het antwoord, dat van een bijna zichtbare huivering vergezeld ging, en toen, als om het goed to maken' „Ik ben geen kinderen pewoon, weet ge. Ik weet volstrekt niet wat ik t^-en hem zeggen innet Hij zou zeker gaan huilen". (Wordt vervolgd!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 3