WAAR
KOMEN
DE
ROODHUIDEN
VANDAAN?
EEN
AVONTURIER
DIE
KONING
WERD
JSiJk,
Over de afkomst der oorspronkelijke be
woners van: Amerika, het langste wereld
deel, dat echter door het graven van het
Panama-kanaal in tweeën is gesplitst, zijn
in den loop der tijden, ook nu pas weer,
verschillende meeningen voorgestaan.
De eerste theorie is, dat de oerbevolking
zoowel van Noord-, Midden-, als Zuid-Ame-
rika, die cultureel en religieus samenhing,
éénzelfden oorsprong had, en in dat land
zelf is ontstaan: autochthonie (eigen
lijk: uit den grond, het land zelf voortge
komen).
Autochthonie, zooals b.v. de Atheners er
zich op beroemden tegenover andere volken,
die in Griekenland geëmigreerd waren, dat
zij uit hun eigen land stamden, en dus met
geen ander volk in verband stonden; of ge
lijk de Arkadiërs, die oudtijds het midden-
en Alpenland van den Peloponesus in Grie
kenland bewoonden, zich „het autochthone
volk van het heilig Arkadië" noemden, en
beweerden ouder van oorsprong te zijn dan
de maan".
De bewering over d» Amerikaansche
autochthonie laat dan in het midden, of die
inboorlingen een apairt volk waren, in
geenerlei betrekking staande met andere
natiën, of dat zij door hun nakomelingen
ook andere werelddeelen hebben bevolkt,
zooals onlangs Dr Ameghino in Argentinië
een studie heeft gepubliceerd, waarin hij
op grond van vergelijkende taalwetenschap
en volkenkunde als vaststaande meent te
anoeten aannemen, dat Azië en Europa
en niet omgekeerd van uit Amerika be-
ivolkt zijn geworden. Andere geleerden be
weerden, dat Amerika was bevolkt door
Magog, kleinzoon van Noach; door de
Kanaanieten, die door Jozua verdreven
zijn, enz.
De Mormonen wijzen op de werken van
hun profeet en van andere hunner autori
teiten, die beweerden, dat de hof van Eden
gelegen was in een vallei, door hen Adam-
on-diamont genaamd, bij Grand river, 150
mijlen van St. Louis (in het midden onge
veer van Noord-Amerika), waar Joseph
Smith Jr. met zijn bekende brutaliteit zelfs
het altaar van Adam aanwees, terwijl zijn
geestverwanten in de bouwvallen van Yuca
tan (in Mexico) het graf van Abel zeiden
gevonden te hebben, met de speer, waar
mede Kain zijn broeder had doorstoken. Ze
laten ons daarbij weder voor twee hunner
vele puzzles staan, eerstens, hoe Adams
huisgezin in betrekkelijk korten tijd zulk
een afstand heeft afgelegd, maar twéedens
nog meer, hoe zijn nakomelingschap naar
Azië is gekomen, en wel naar het kustland
van Klein-Azië, waar ze immers volgens het
Boek van Mormon in 2200 v. C. woonde.
Een andere theorie is, dat Amerika be
volkt zou geworden zijn van uit het legen
darisch eiland Atlantis, waar eenmaal „zoo
vele rijkdommen waren, als nooit een ko
ningshuis verwerven zou of in zijn bezit
heeft gehad". A\
De Grieksche wijsgeer Plato 400 v. C.)
verhaalt in een zijner werken, Timaeus
genaamd, dat de groote Atheensche wetr
gever Solon (=t 600 v. C.) van een Egypti-
schen priester, die aanteekeningen Èezat
van 8000 jaren her, vernomen had, dat in 't
midden van den Atlantischen oceaan, tegen
over den berg Atlas, een volkrijk en buiten
gewoon vruchtbaar eiland was, grooter dan
geheel Azië en Lybië, welker inwoners tot
in Europa en Afrika waren doorgedrongen,
maar dat het eiland ten gevolge van een
aardbeving om het zedenbederf zijner be-
Oud-Peruaansch vaat
werk met krachtig en,
sterken Indianenkop.
woners in één etmaal door de zee verzwol
gen was. Reeds in de oudheid waren de
meeningen over een al of niet bestaan van
dat eiland verdeeld. (De wijsgeer Aristoteles,
384322 v. C, bestreed het o.a.); in den
nieuweren tijd werd het bestaan weder
verdedigd door de tijdgenoolen van Colum
bus, zoowel door Spaansche als Duitsche
schrijvers, terwijl ook thans nog door som
mige geleerden de mogelijkheid wordt aan
genomen, dat er in oeroude tijden een vaste
verbinding moet hebben bestaan tusschen
wat we nu de oudé en nieuwe wereld noe
men, (waarbij dan het mythologisch eiland
Atlantis uitgeschakeld wordt), vooral ook
wegens de resultaten van diep-zee-onderzoek,
vergelijkende taalstudie, enz.
Mij komt het voor, dat de mogelijkheid
niet is uitgesloten, dat reeds in den vroegen
bronstijd 1800—1000 v. C) steeds zeevaar
ders hun weg naar de Canarische eilanden,
de Azoren en mogelijk naar Amerika of
zijn eilanden hebben gevonden, als we be
denken, dat er in dien tijd een levendig
handelsverkeer ter zee was, zelfs benoorden
Ierland b.v., van uit Hissarlik, de vóór-
Homerische stad Troje in Klein-Azië en de
eilanden der Middellandsche zee. In ieder
geval hebben Chineezen en later Noorman
nen Amerika bezocht, minstens duizend
jaar eer het door Columbus werd ontdekt.
De derde theorie is, dat Amerika van uit
Azië is bevolkt geworden, en wel vaai Sibe
rië uit, over de Bering-straat.
Deze meening grondt zich allereerst hier
op, dat, voor zoover thans reeds aan 't licht
is gekomën, alle oervolken van dat wereld
deel hebben verhaald, dat zij uit het noor
den afkomstig waren, terwijl sommige hun
ner ook later weer noordwaarts zijn ge
trokken.
Als de oudste bewoners worden algemeen
aangewezen de Zapoteken, die in het zoo
genaamde archaïsche tijdperk leefden, in
lang vervlogen tijden, welke zelfs bij be
nadering niet zijn te bepalen. De talrijke
ruïnen, die in het bijzonder in Mexico en
Panuco schier nog dagelijks ontdekt en
blootgelegd worden, stellen ons in staat het
voornaamste aangaande hun cultuur en
religie te leeren kennen.
Op één bijzonderheid wil ik vooral de
aandacht vestigen.
De tusschen den tekst staande plaat laat
ons een graf der Zapoteken zien met karak
teristieke mozaïkversiering niet alleen, die
groote overeenkomst vertoont met wat ons
van de Oost-Aziatische kunst bekend is ge
worden, doch die ook den bekenden kruis
vorm heeft, die over de geheele wereld is
aangetroffen, en van de oudste tijden af be
staan heeft (de Swastika).
Het spreekt wel van zelf, dat een fantas
tische geest, als de profeet der Mormonen
bezat, bij het vinden van het kruisteeken,
terstond op- de gedachte kwam, wijl hij te
^jlezer zake gansch onkundig was, dat het
in verhand stond met het kruis van Gol
gotha Het probleem aangaande de her
komst der Roodhuiden, in wier midden hij
zoo dikwijls verkeerde, was voor hem op
gelost: vóór Zijn hemelvaart was de Chris
tus aan de Amerikaansche Indianen ver
schenen, en had hun het Evangelie van
het koninkrijk der hemelen verkondigd, enz.
Zoo waren de Roodhuiden aan het teeken
van het kruis gekomen, (Op het „zwaluwen
eiland" Cuzumil vonden de Spanjaarden in
1518 een kruis van 12 voet hoog, dat de
Maya als zonnegod aanbaden).
Mogelijk is het oudste kruisteeken dat,
wat gevonden is in de grot van Mas d' Azil
in het departement Ariège, Frankrijk, waar
in lang vervlogen eeuwen de palaeolithi-
sche mensch leefde. De eerste beteekenis
van dat kruisteeken stond ongetwijfeld in
verband met den zonnedienst, en daarom
wordt wel zonnerad genoemd; en als zoo
danig werd het een symbool van de vier
hemelstreken, en van den wind, die vrucht
baren regen brengt, alsook van de voort
planting der menschen (phallusdienst, die
ook over de geheele wereld der oudheid
voorkwam). Dat kruisteeken was der
halve een oeroud heidensch symbool, dat
natuurlijk in generlei verband kon staan
met het kruis van den Heere Jezus, dat van
zoovele eeuwen later dateert
Op de Zapoteken volgden de Tolteken, de
bouwers van de reusachtige heiligdommen
en paleizen, wier overblijfselen voor een
groot deel intact gebleven zijn. Na hen
kwamen de Azteken, die eveneens uit het
noorden emigreerden, en dezelfde taal spra
ken, en vroeger zelfs in Montana gewoond
hadden.
Al deze volksstammen, met nog vele
andere, als de Incas, Totonacs, Maya,
Tlingit, Haida, Mandan, enz., zijn bekend
onder den verzamelnaam van Roodhuiden
of Indianen, en hadden nagenoeg dezelfde
Inboorling van La Paz, zuiver oud-
lndiaansch type, met oogen die aan een
Chinees doen denken.
cultuur en religie. Zij bezaten groote sterre-
kundige kennis, hadden een kalender-
systeem met de geheel eenige combinatie
van de getallen 13 en 20, berekenden het
zonnejaar even zuiver als de Christenen na
de Gregoriaansche tijdrekening. Ze waren
aanbidders vooral van de zon, maar ook
van de maan en andere hemellichamen; zij
brachten bloedige offers, en bezaten een
maatschappelijk en staatkundig stelsel, dat
om zijn systematische orde de bewondering
moet afdwingen van ieder, die er kennis
van heeft genomen. (De bouw der rotswo
ningen in Colorado, die ik persoonlijk be
zocht, ging waarschijnlijk uit van dezelfde
gedachte, als die van den bekenden Chinee-
schen muur).
Nu beweren de Mormonen nog heden ten
dage, dat die Roodhuiden de nakomelingen
zijn van de verloren tien stammen van
Israël, in ieder geval van Israëlietischen
oorsprong zijn.
Met zeker welgevallen werd gedecreteerd,
dat „de bewijzen, dat de Amerikaansche In
dianen van Hebreeuwschen oorsprong zijn,
zeer menigvuldig mogen heeten, en meer
dan afdoende zijn", en „dat, toen het Boek
van Mormon verscheen, de verborgen waar
heden van praehistorisch Amerika aan het
licht waren gebracht, en alle onzekerheid
was verdwenen".
Ze mogen evenwel wat ontnuchterd wor
den door het feit, dat reeds in 1650 in Lon
den een boek was verschenen van Ds. T.
Thorowgood, waarin hij beweerde, dat de
Amerikanen van Joodschen oorsprong zijn;
en dat meer dan een halve eeuw vóór hun
profeet een Engelsch koopman, J. Adair,
een boek publiceerde, ook in Londen, waar
in hij, op grond van de zeden, godsdienst
enz., der Roodhuiden, tot dezelfde conclu
sie kwam, welke schrijvers door tal van
anderen gevolgd zijn. (De Britten zouden
afstammen van Jacobs zoon Jozef).
Zij waren eigenlijk slechts nasprekers van
Spaansche geleerden, ook tijdgenooten van
Columbus en Cortes, als Genebrardus, Tor-
quemada en vooral van tal van godgeleer
den, wien het denkbeeld zeer in het gevlei
kwam.
Op vele internationale wetenschappelijke
congressen, die de Mormonen zeker uit
vrees van uitgelachen te worden, nooit be
zocht hebben is het uitgesproken, dat
het type van menschen, dat het meest met
de Roodhuiden overeenkomt, wordt aange
troffen op de Philippijnen (het volk der
Igoreten), op Formosa, in Polynesië,
groote gedeelten van Thibet, in West-China,
Mongolië, en vele gedeelten van Siberië.
De Roodhuiden, die in kleur van huid, in
haar, oogen, neus (geen eigenaardige reuk
als bij de negers), mond, hals, handen, voe
ten enz., overeenkomen, behooren, evenals
de Mongoolsche rassen, tot de middelbreed-
neuzen, met een neusindex van 6981; bo
vendien hebben ze de typisch lange armqn,
lange romp, van de Mongolen; ook komt
het kalender-systeem overeen met dat van
de Polynesiërs, in het bijzonder met
van de Hawai-bevolking. Insgelijks mag
niet uit het oog worden verloren, dat er
taalverwantschap is tusschen de oerbevol
king van Amerika, ofschoon er al meer
dan 55 verschillende dialecten geconsta
teerd zijn.
Er is zelfs groote verwantschap ontdekt
tusschen de schrijfwijze der getallen bij de
oerbevolking van Amerika en de Chinee
zen, terwijl de verwantschap van cultuur
en religie niet te loochenen is, maar dik
wijls duidelijk aanwijsbaar. De kosmogonie
der Roodhuiden over het ontstaan der we
reld en van de aarde komt volgens ge
meenschappelijke sagen en mythen ook met
die der Polynesiërs overeen.
Zij, die studie hebben gemaakt van vol
kenkunde en taalwetenschap, zijn bijna een
stemmig tot de slotsom gekomen, dat de
Indianen met de Mongoolsche rassen in
band staan. Ook de taal der Eskimo's, die
met geringe afwijkingen over het geheele
gebied van Groenland, Noord-Amerika en
Noordoost-Siberië gesproken wordt, is stam
verwant met de oorspronkelijke taal van
Amerika.
Als bijzonderheid deel ik nog mede, dat
ook bij de oudste bewoners van Amerika,
evenals jn Polynesië, de gewoonte voor
kwam om bij het overlijden van een bloed
verwant een of meer vingerleden van de
hand af te hakken. De vrouwen en meisjes
der Charruas van La Plata in- Argentinië
waren gewoon bij het sterven harer echt-
genooten, ouders enz., de vingerleden af te
kappen, beginnend bij de pink, waarschijn
lijk een soort offer, in plaats van het men-
schenoffer, om den afgestorven geest guns
tig te stemmen.
M. H. A. VAN DER VALK
Het eiland Corsica heeft eens een Duitsch
edelman en avonturier, al was het slechts
korten tijd, tot koning gehad. Het was een
van de eigenaardigste typen, die dit land
heeft voortgebracht.
Theodor Neuhoff was gesproten uit een
Westfaalsch adellijk geslacht Hij werd in
het jaar 1686 geboren, uit een Belgische
moeder van burgerlijke afkomst en een
Duitschen vader, die als kapitein in dienst
stond van den Bisschop van Munster. Zijn
opvoeding ontving hij ten deele van den
Graaf De Morrtagne, die een gunsteling was
van de Hertogin d'Orléans. Aan het hof
van deze Hertogin vertoefde hij eenigen
De reede van Ajaccio op Corsica, zooals deze er tegenwoordig uitziet.
tijd als page. Toen ging hij in Fransclien
krijgsdienst, en wist het daar te brengen
tot ritmeester van een ruiter-regiment
Zucht naar avontuur, gepaard aan winst
bejag, brachten hem echter aan de speel
tafel en de hooge verliezen, die hij daar
leen, noopten hem den Franschen dienst
te verlaten. Hij begaf zich naar Zweden en
trad aldaar in dienst van Koning Karei KIL
Door dezen werd hij voor geheime zendin
gen naar Engeland gebruikt, totdat ook dit
spaak liep. Naar Zweden terugkeeren kon
Theodor niet en evenmin naar zijn oude
vaderland Duitschland, want daar had hij
nog iets te goed wegens den ongelukkigen
afloop van een duel. De zwerver besloot
thans in het verre Zuiden zijn geluk te be
proeven, en begaf zich naar Spanje. Aldaar
geraakte hij in relatie met Kardinaal Albe-
roni, ook een vermaarden intrigant, die een
maal als tuinmans-leerling onder aan den
voet der maatschappelijke ladder had ge
staan. Alberoni benoemde zijn nieuwsten
aanwinst tot kolonel, en verschafte hem
naar het schijnt een aanzienlijk jaargeld.
Doch toen deze Kardinaal ten val werd ge
bracht, sleepte hij onzen Theodor in zijn
val mea
Uit geldgebrek had Theodor een dwaas
heid begaan, welke hem heel spoedig zou
rouwen! Hij huwde namelijk met een zeer
trotsche en gelijkelijk leelijke hofdame der
Spaansche koningin. Met zijn avonturen
scheen het nu op eenmaal uit te zullen
wezen, want zijn gemalin stond hoog in de
gunst aan het Hof, en dit scheen hem de
kans te openen op een rustige, en niet on
voordeelige loopbaan. Doch, zooals gezegd,
Alberoni's val sleepte ook hem mede. Zijn
vrienden lieten hem in den steek en ook
zijn gemalin hield zich ndet veel beter. Zij
bekommerde zich niet meer om hem.
Theodor was haar echter te slim af. Hij
wist zich van haar juweielen en kostbaar
heden meester te maken en vluchtte naar
Parijs, waar hij zich eenigen tijd bij zijn
zuster schuil hield. Door schuldeischers
vervolgd moest hij spoedig weer de wijk
nemen, eerst naar Engeland en vandaar
naar Amsterdam.
Eenigen tijd hoorde men niets van hem
en schijnt hij van de eene naar de andere
plaats rondgezworven te hebben, totdat hij
in 1732 te Florence aanlandde, waar hij als
gezant in dienst trad bij Keizer Karei VI.
Hier maakte hij voor 't eerst kennis met
eenige voorname Corsikanen.
In die dagen hielden de Genueezen een
groot gedeelte van het eiland Corsica bezet
en voerden de bewoners een hardnekkigen
strijd met de indringers.
Theodor gaf de Corsikanen raad en hielp
hen in hun vrijheidskamp. Dapper al* zij
waren hebben zij gedacht, die Theodor von
Neuhoff kon wel eens de man zijn, die ons
van het vreemde juk kan bevrijden. Zij
haalden hem tenminste over, om een poging
daartoe te wagen en Von Neuhoff, wien zoo
iets wel leek, besloot aan den wensch van
den Corsicanen te voldoen.
Enkele gevangenen bevrijdde hij uit de
handen van de Genueezen en met dit succes
had hij het hart van de eilandbevolking
voor zich gewonnen. Men stelde hem voor
als koning op te treden om dan aan het
hoofd van de bevolking het geheele eiland
van de vijanden te zuiveren.
Grootsche plannen had Theodor in 't hoofd
Met geleend geld, 't welk hij hier en daat
had weten los te krijgen, wilde hij een
Middellandsche Zee-rijk stichten. De bey
van Tunis rustte - een vloot voor hem uit,
waarmee hij half Maart 1736 onder Engel
sche vlag te Aleria, een plaats, die niet meer
door de Genueezen bezet was, op Corsica
landde.
Op stormachtige wijze werd de groote be
vrijder verwelkomd en met eerbewijzen
door de autoriteiten ontvangen.
Op zonderlinge wijze was Theodor ge
kleed, half Turksch, half Europeesch, met
scharlaken rooden mantel en driesteek, aan
zijn zijde een Spaansche degen4 en in zijn i
hand een prachtigen stok met gedraaiden
knop.
Het was een schitterende vertooning!
De zomerresidentie van den Bisschop van
Aleria werd als verblijfplaats uitgekozen.
Alles wat zich op de vloot bevond werd
aan land gebracht, zooals kanonnen, ge
weren, schoenen, goud en zilver. Theodor,
die erg gul was, liet een uitdeeling houden,
alleen van geweren en schoenen, de rest
had hij zelf noodig.
Een maand na zijn aankomst werd hij,
na den eed op de grondwet te hebben afge
legd, officieel tot koning van Corsica ge
kroond.
Als een vorst richtte hij zijn leven in,
benoemde graven en baronnen en stelde
een ridderorde in, die hij de naam gaf van
„Orde van de Bevrijding".
Hij l|?t ook munt slaan en alles wees
er op, dat nu eerst een groot vriend en be
vrijder van de Corsicanen gekomen was.
Maar met dat al waren de Genueezen nog
niet van het eiland verdreven. Van de
krijgsverrichtingen kwam niets terecht, al
weer bij gebrek aan geld.
Theodorus richtte zich in een manifest
tot zijn onderdanen, dat hij besloten was,
op het vasteland de noodige hulp te gaan.
ontbieden tot verdere bevrijding van Cor
sica. Op een schip met Fransche vlag (men
ziet, dat hij het met de vlag ook al niet
nauw nam) vertrok hij en kwam te Livorno
als geestelijke verkleed aan wal.
Het zwerven begon weer.. Zoo kwam hij
te Parijs en via Londen in Den Haag, ver
toefde eenige dagen in Zeeland en trok
naar Amsterdam, waar het geluk hem niet
mee zat, daar een van zijn vele schuld
eischers hem ontdekte en liet gijzelen. Ook
uit Hamburg en Engeland kwamen de man
nen opdagen waar Von Neuhoff in 't krijt
stond.
Door enkele kennissen geholpen, werd hij
in vrijheid gesteld.
Op Corsica had men de wederwaardig
heden des Konings vernomen, wat echter
niet wegnam, dat velen hem trouw waren
gebleven.
Een Hollandsch koopman, die Theodorus
een monopolie voor Corsicaansche olijfolie
beloofde, stelde hem in 1738 in staat naar
Corsica terug te keeren.
Spoedig verliet hij het ei'land weer, want
hij was op zelfbehoud bedacht. De Genuee
zen werden gesteund door Frankrijk en
Duitschland en traden steeds brutaler op.
Nog eenmaal is hij, gesteund door de En-
gelschen, in de nabijheid van zijn koninkrijk
Corsica geweest, maar 't was met de vorste
lijke luister gedaan.
Het zwervend leven werd weer zijn deel.
Uit Toscana waar hij naar toe was gegaan,
werd hij verbannen. Toen ging hij naar
Duitschland en vandaar naar Londen, waar
hij in 1749 weer door schuldeischers in
gijzeling werd gezet Na zeven jaar, in 1756,
werd Theodorus in vrijheid gesteld en
overleed in datzelfde jaar den elfden De
cember.
Craandijk heeft in zijn tweede deel, van
„Wandelingen door Nederland" bij beschrij
ving van het kasteel te Ruurlo vermeld,
dat de baron Theodor von Neuhoff, ko
ning van Corsica zich eenigen tijd op het
kasteel heeft opgehouden.
De overlevering beweerde dat hij op 't
kasteel in drift een knecht heeft doodge
slagen en het algemeene oordeel aldaar
was niet gunstig over hem.
Theodoor schijnt een driftig en onhan
delbaar heer te zijn geweest, die in zijn
kort verblijf op Corsica streng moet heb
ben geregeerd.
Het spreekwoord zegt: „strenge meesters
regeeren niet lang". Dat ondervond Von
Neuhoff en de man die eens op Corsica
werd geboren en Keizer der Franschen
werd. Napoleon echter wist wat hij wilde,
maar Von Neuhoff was een gelukzoeker.
J. A. K.
Koning Theodor laat een kapitein fusilleeren
als straf voor gepleegd verraad.
iEiSfmilËi&ÉkË