ÏÏfflS Hoe kunnen wij de hypotheek- boeren steunen? ato. - onderzoek in DUITSCHLAND ZATERDAG 26 AUGUSTUS 1933' DERDE BLAD PAG. 9 ECONOMISCHE PROBLEMEN De Rogeering heeft door haar maatregelen dc pac.itboeren weten te behoeden voor de tallooze dreigende executies. De pachtwet- Ebels heeft haar daartoe de bevoegdheden gegeven, van welke bevoegdheden een ruim gebruik gemaakt is. Tevens worden de be langen van de verpachters zoo goed moge lijk behartigd, want nimmer mag de Regee ring de eenzijdige belangen van bepaalde categoriën van personen dienen. Tot dusverre heeft men het lot van do talrijke hypotheekboeren niet kunnen ver zachten. Het is gelukkig in het belang van de geldschieters, dat men niet tot massa executies overgaat; ware dit wèl het geval geweest, dan zou de ellende niet te ovemion zijn geweest, want de meeste landelijke eigendommen zijn in verband met de huidige «vaarde, te zwaar verhypotheceerd, terwijl de boeren rente en aflossing niet kunnen opbrengen. Men moet hierover niet licht denken. Al mogen de geldgevers een conciliante hou ding aannemen, het neemt niet weg, dat hc zwaard van Damocles boven de hoofden .ter eigen-land bezittende boeren blijft hanger., hetgeen hun positie weinig benijdbaar maakt. Dat de Regeering in deze richting nog niet heeft ingegrepen ligt vermoedelijk in het feit, dat het probleem zoo uiterst ingewikkeld is. Immers tegenover de hypo theek staan meestal verplichtingen van den geldschieter ten opzichte van derden. Zoo men de hoofdsom en de rente zou vermin- deren, w^g het onvermijdelijk, dat men de geldschieters in moeilijkheden bracht, zoo dat men de ellende niet zou opheffen, doch slechts verplaatsen. Men denke m dit ver band aan een hypotheekbank. Deze heef1 aan de eene zijde hypotheek gegeven en aan den anderen kant geld opgenomen middels i de pandbrief-emissies. Wanneer de wet hypotheek- en rente-vermindering zou decreteeren, dan zou zij tevens moeten bepalen, dat ook de pandbrieven in waarde en rentevoet zouden moeten worden terug gebracht en op die wijze zou de wetgever tè diep in het bestaande recht moeten in grijpen. Vanzelfsprekend deinst hij hiervooi Wil men een regeling maken, die de boe ren van te hooge verplichtingen ontlast en tevens de belangen van de geldschieters dient, dan zal nyjn in aanmerking moeten nemen: a. dat men zoo min mogelijk in het be staande recht ingrijpt, b. dat men zoo min mogelijk dc eene helpt idoor den ander te dupeeren; c. dat men rekening 'houdt met de geringe beschikbare staatsmiddelen, zoodat niet te zware lasten op de schatkist mogen worden gelegd. Circa 60 van onzen cultuurgrond is eigen land. Volgens de beschikbare gegevens bedroeg het Nederlandsche areaal akker land, tuinbouwgrond en grasland circa 2.230.000 H.A Aannemende, dat het hier boven genoemde percentage eigen land Ce waarheid voldoende dicht benaderd, mag men aannemen, dat ongeveer 1.300.000 H.A eigen grond zal zijn. Niet alle eigen grond is verhypotheceerd. Het zal wèl niet ver van de waarheid af zijn door aan te nemen, dat ongeveer 1.000.000 H.A. met hypotheek is belast en waar de benaderingscijfers uit wijzen, dat de totale landbouwhypoiheek- lasten circa f 1.5 milliard bedragen, komt men tot een gemiddeld voorschot per II.A. van f 1.500. In de meeste gevallen kan man aannemen, dat de geldschieter circa 60 van de waarde aan hypotheek verstrekt; d-1 gemiddelde waarde ten tijde der hypotheek- verleening per H.A. ad f 2.500 is dus aan nemelijk. Wanneer men de huidige situatie in cijL-is zou willen brengen, dan is een gemiddelde waarde van f 1.300 per H.A. aanvaardbaar Op het moment bezitten dan de genoemde l.000 000 H.A. verhypotheceerde eigen grond een verkoopswaarde van f 1.300.000.000. zoodat de totale hypotheken die verkoop waarde met een f 200 millioen zouden over schrijden. Indien men op dit moment hypo theek zou verschaffen, zou een conservatief beleid niet meer dan f 780 millioen kunnen verstrekken, zoodat men tot de conclusie zou komen, dat er door de waardedaling van land een téveel aan hypotheek zou zijn gegeven van f 720 millioen. Voorwaar een zeer groot bedrag. Het is natuurlijk, zonder officieele enquête ondoenbaar om de werkelijkheid voldoend»1 te kunnen benaderen. Voor ons doel echter zijn de hierboven aangegeven cijfers wil doende en wij zullen dan ook niet trachten nadere gegevens te verzamelen. Wanneer de Regeering ertoe zou overgaan om de hypo- ilheekboeren te steunen, dan kan zi; niet volstaan met te zeggen: „Verlaagt de rente en ge kunt aan den anderen kont ook d- rente op Uw pandbrieven verminderen zonder dat de houders U in red:te kunnei aanpakken." „brengt de hoofdsom terug en ge kunt ook de nominale waarde van Uw pandbrieven in overeenstemming bréngen met de reductie, welke ge aan de boerei. verleent", want dan zou de Regeering breke: i met haar „gulden is een guldei»"-theoric, waaraan zij zich krampachtig vasthoudt. Er moet dus naar een andere oplossing worden gezocht, welke vanzelfsprekenc eenigsizins omslachtig moet zijn, daar .e veel belangen hiermede gemoeid zijn. zullen trachten een schema te maken voor een dergelijken steun, al geven wij onze meening gaarne voor beter. Het hoofddenkbeeld moet zijn, dat de boer geen angst meer behoeft te hebben voor de gevolgen van zijn té groote hypotheek als consequentie van de crisis. Nimmer mogen zij geholpen worden, die willen cn wetens hun land verwaarloosd hebben, terwijl men wel rekening moet houden met net gemis aan de noodige middelen om tijdens de crisis het land in goeden staat te houdjn Er bestaat ongetwijfeld een orisis-verwaai- loozing, waarvoor men den boer niet aan sprakelijk mag stellen. De hypotheek, welke op een bepaald eigendom loopt, kan men in twee gedeelten verdeelen: het bedrag, dal op het moment zou kunnen worden voor geschoten, de huidige waarde in aanmerking genomen, en hei surplus, dat op het moment zou kunnen worden verleend, dienen de normale bepalingen van kracht te blijvei Ten opzichte van het surplus daarentegen dient de Overheid een speciale regeling :n treffen. Wellicht zullen de rente en de aflossingen op het normaal te verstrekken hypothecaire bedrag evenmin door den boer kunnen worden opgebracht, nu de prijzen van de agrarische producten zoo diep gezonken zijn. Maar hier betreedt men het gebied der agrarische crisis-maatregelen; dan moet men de tarwe-steun, de uitkeeringen aan de zuivel, de varkens en de eierboeren maar verhoogen of regelingen treffen, die ten slotte buiten de hypotheekregeling staan Ten opzichte van de hypotheek heeft men slechts af te vragen: „Wat is het normale bedrag, dat op het moment gegeven kan en mag worden en met welk bedrag worden deze normen overschreden?" Wil men den boer vrijwaren voor mogelijk dreigende executie, dan dient een cris:3- KERKN1EUWS KERK EN SOCIAAL LEVEN Een noodroep tot de Kerk. Ook in Zuid-Afrika doorleeft men em zware crisis. Door „Die Vaderland", te Pre toria verschijnend, werd een artikelenreeks ovér den economischen, socialen en ook zedelijken achteruitgang van het volk ge publiceerd. Het doel daarvan was „veral die Kerk op te wek en te steun in sy geestelike en sedelike werk aan ons volk, maar ook in sy sociale werk, waarbij die huio van die Staat ingcroep moet word Er zijn schrikaanjagende verschijnselen on er is groote vrees voor de toekomst Als de boerderijen, die nu reeds door vreem delingen „opgekocht" worden, alie of zoo goed als alle verloren gaan, is dn Afrikaner „sy houvas" kwijt, want: „die grond bly die enigste anker van ons nasieskap. As ons dit verloor, moet ons word wat die Helote onder die ou Doriese Spartane was". Hulp van de Kerk gevraagd. Waar zóó de toestand is, wordt weer ge dacht aan de Kerk: „Het ons nie miskien vandag rede tot dankbaarheid dat die Kerk nog altyd die geestelike en intellektueh' veselstelsel van ons nasie gebly het nie11 Is dit nie die oomblik vir die Hollandse Kerk om weereens, soos in die dae van die Voor trek, in te spring en sy volk as volk te hand haaf nie? Die kwaad het so baie oorsake, en daar is soveel verskillende stadiums, wat afsonderlik aangepak moet word, dat 'n mens op hierdie stadium weinig meer kan bid as: Begin! Daar is die kwaad van te hoë verbande (hypothecaire leerlingen), te mak vir skuld, te hoog lewe, waarteen ge- waarsku moet word; daar is die dreigende monster van moedverloor en verloor van ons vermoë tot verset. Net die Kerk het die gesag en die masjinerie vir daardie taak. Kan die drie Hollandse Kerke nie saamspan in 'n groot poging deur die lengte en breed;e van die land nie? Daar is diegene wat reeds onder is. Kan die Kerk nie die saak aanpak, die hulp van die Staat vra, en een of ander plan begin nie?" In „Die Kerkbode", het vereenigd Kerk blad van de Ned- Geref. Kerken in Zuid- Afrika, worden bovenstaande aanhaling en verdere gedeelten uit „Die Vaderland" op genomen. Dit Kerkelijk orgaan is van oor deel, dat de begeerte van laatstgenoemd blad niet zoo zeer is „dat materieele middele tot redding van die sinkende deei van ons volk toegepas sal word nie, as wel dat op voedkundig, herskeppend, vernuwend en veredelend opgetree sal word, en dit wel deur die Kerk, omdat dit alles binne die roeping van die Kerk lê." Geen allesomvattende Staatszorg. Het blad uit Petroria schreef dan ook: „Die gedagte is dat van die kansel al kragtig meegehelp sal word aan die ver breiding van praktiese kennis en die bevor dering van 'n strenger maatstaf vir ons ei<2 etiese opvattings." De redactie verduidelijk te dit verder aldus: „Ons vernaamste oog merk met hierdie kleine serie van artikels is gewees, om ons publiek te wys op die ou paaie, en 'n algemene terugkeer te bepleit tot die eenvoud, die vroedheid, versigtigheid en sorgsaamheid van 'n vorige generasie, en instituut dit surplus op bepaalde voorwaer- den over te nemen, en de hypotheekgever dit bedrag op de een of andere wijze te restitueeren. De boer heeft dan weer be staanszekerheid, terwijl de geldschieters van de stroppen kunnen afkomen. Voor die hulp dient roen de crisis-instelling te betalsn; men kan van den Staat niet vergen, dat hij de kosten draagt en de bevoordeelden slechts het volle gewin in den zak zullen steken. die weldadige gevolge daarvan, inplaas van voortdurend alles van die Regering te wil hê. En ons het, tesame met enkele van ons lesers(esse) gemeen, dat die Kerk gerede!ik sy magtige steun daartoe sal wil verleen." Nog verder uit „Die Vaderland" zich ten aanzien van beteekenis en invloed van de Kerk op het sociale leven en schrijft: De Kerk, die zich terugtrok. „Wat het die Skotse nasionale karakter, Skotse spaarsin en Skotse eenvoud nie aan die Skotse Kirk te danke nie! Die nakende ellende van ons nasie is vandag voldoende bewys hoe ons publiek nie bokant sulkc praktiese lesse uit die lewe verhewe is nie- Ons hoef niet bang te wees om dit te ver kondig nie. In ons Bamelewing is ons Kerk die enigste georganiseerde mag wat bereken is om die kwaad in die wortel aan te vat, en uit te roei. Die Staat mag die middle verskaf, maar beskik nie oor dieselfde wyd vertakte, saakkundige en simpatieke agter grond nie. Die Staat het gedaan wat. hv kan. En die Kerk, wat by uitnemendheid daarop aangewys is om die stoflike sowel as geestelike rehabilitasie te bewerkstellig, dié het sig vrywilliglik te veel op die agter- grond laat dring, het te veel van sy reg- matige funksies cn magte afgegce, aan die verenigingslewe en uan die Staat, en mag sig vandag eenvoudig nie laat isoleer op die dogma en die puur sektariese nie. Die nasie se behoefte aan die Kerk as maaiskaplike faktor, en die potensiële mag daarvan, is te groot en te weldadig om toe te laat dat die Kerk as sodanig tot betrek- like impotensie teruggedring word. „In die verledene is die Kerk gewees nie alleen die bolwerk van taal en nasionaliteit nie, maar ook die raadsman in die same- lewing, en leier in alles wat karakter en inbors van die nasie grootgemaak het; die rigsnoer en leidstar in al daardie deugde wat die regskape -mens teken; en die Kerk moet weer so word- Ons weet wat die Kerk aan armesorg en liefdadigheid doen. Ons praat egter van praktiese voorligting, van hulp en leiding op die weg van die lewe, voordat armesorg en weldadigheid noJig word". Ook „Die Burger" schrijft in verband met de sociale crisis over de roeping der Kerk Ds. P. du Toit, secretaris van de Algemeene Armenzorg der Transvaalsche Kerk, spreekt in dit blad zich aldus uit: Niet louter diaconale steun, maar zedelijke verheffing. „Die spil, waarom alles in die bekamping en voorkoming van verarming draai, is per slot van sake die feit dat geestelike en liggaamlik gesonde huisgesinne die polsaar van nasionale welvaart uitmaak- In hierdie verband is een van die belangrikste faktore die sosiale prediking van die Kerk. Op hier die gebied kan die Kerk verbasend veel doen deur die deugde, wat die grondslag van op- bouing vorm, te verkondig. „Tot nogtoe was ons hele armesorg-beleid in sy eerste stadium, n.l. die bekamping van die gevolge van verarming. Nou kom ons tot die tweede stadium: die bestrijding van die oorsake, m.a-w. die voorkoming en veral hier het Kerk en Staat mekaar nodig. Die gedurige uitreiking van aalmoese is waar deloos. In Suid-Afrika het reeds 'n betreu renswaardige afhankelikheid van private en openbare organisasies vir hulpbetoon, asook van die Staat ontstaan. Hulp moet in baie gevalle verleen word, maar wanneer dit sover geraak dat dit as 'n reg opgeëis word, dan word dit 'n vloek vir 'n lancL.So gebeur dit dat dieselfde familie drie geslagto agtereen reeds van sodanige hulp afhanklik was, en daarop staatmaak, sonder dat beter resultate tot rehabilitering bereik word. „Dit is dan ook tevergeefs om te probeer om die toestand te verander solank as wat hierdie sienswyse gehuldig word as die regte wyse van liefdadigheid betoon, n-1. blote stoflike hulpbetoon sonder ernstige konsi- even goed voor hèm geschikt! Juist omdat de teere kinderhuid steeds verpleging noodig heeft, is Palmolive zeep zoo geschikt. De groote hoeveelheid olijf- en palmoliën, bij haar bereiding ge bruikt, verzacht de huid en be schermt haar tevens. De zeep, die Uw teint frisch en jeugdig houdt, is onontbeerlijk voor het dagelijksch bad der kinderen. derasie vir de opheffing van die gesin. Die behoeftiges moet' in die rigting van selfhulp en selfonderhoud opgelei word. Ons maai skaplike program moet niet alleen daarop bereken wees om die sinkende te red nie, maar ook om die staande beter bestand te maak teen die ondermynende invloede van die maatskappy." Tot zoover „Die Vaderland" en „Die Radio Nieuws. ZONDAG 27 AUQUSTUS Hulzen (296 M) N.C.R.V. 9.30 vm. Gewijde 9.50 vm. Kerkdienst uit de Geref. Kerk te Oldehove (Gr.) Voorganger Ds. H. Wleraoma I. Orgelspel; 2. Zingen Ts. 77 vs 7; 3. Votum 4. Zegengroet; 5. Wet des Heeren; 6. Zingen 8. Gebed, 9. Zingen Ps. 42 vs 4. 5; 10. Tekst Ps. 51 va 6; 11. Ie ged. der pred.; 12. Zingen Ps. 79 vs. 4. 7; 13. 2e ged. der p-ied. 14. Dank gebed; 15. Zingen Ps 147 vs. 2; 16. Zegen; 17, Orgelspel. Daarna tot 12.15 Gewijde muziek. 5.00 nra. Orgelbespeling. 6.20 nm. Kerkdienst uit de Ned. Herv. Kerk (Martinikerk) to Groningen. Voorganger Dr, J. C. Roose. 1. O-gelsjel. 2. Votum; 3. Voor zang Pa. 138 va 1 en 3; 5. Lezen: 12 Artikelen 5. Zingen Gez. 1 va 4; 6. Schriftlezing: Psalm 130; Luc. 7 va 36—50; 7. Gebed; 8. Zingen Ps. 141 vs. 2; 9. Frediking. Tekst. Ps. 130 vs 4 10. Orgelspel; 11. Dankzegging; 12. Zingeni Pa 103 vs 3 en 6. 13. Zegen. 14. Orgelspel. 6.45 nm. Zondagmiddag-Evangelisatie. Sprj dhr. P. C. TiJssen, te Deventer. Dave n try (1554 4 M.) 8.20 nm. Kerkdienst uit de Worthing Congregational Church. ATI di a nd R'e'g. (398.9 M.) 8.20 nm. Kerk* dienst uit Nottingham. MAANDAG 28 AUGUSTUS. Huizen (296 M.) N.C.R.V. 8.00 Schriftlezing» 8.15 Morgendienst 10.30 Morgendienst door Ds N. P. E. G. van Uchelen, te Hilversum. II.00 Lezen van Chr. lectuur 11.30 Gra- mcfoon 12.15 Gramofoon 12.30 Orgel 2.00 Gramofoon 2.45 Voor de keuken - 3.15 Zang 4.00 Bijbellezing door Ds. B, Planting te Amsterdam 5.00 Friesch Kin deruurtje 6.00 Gramofoon 6.30 Vragen uurtje 7.15 Ned. Chr. Persbur. 7.30 Vra genuurtje 8.00 Orkest 9.00 Declamatie 9.30 Concert 10.00 Vaz Dias 10.30 Gra Hllv'ersu'm (1875 M.) A.V.R.O. 8.01 Gramo foon 10 00 Morgenwijding 10.15 Gramo foon 10.30 Gramofoon 11.00 Orgel 12.00 Concert 2 15 Gramofoon 2.30 Vooi? dracht 3.00 Kamermuziek 3.30 Gramo foon 4.00 Kamermuziek 5.30 Orkest 7.30 Piano 8.U0 Vaz Dias 8.15 Concert 10.00 Gramofoon 10.15 Orkest 10.45 Gra mofoon 11.00 Vaz Dias 11.10 Gramofoon Brussel (Vlaamsch) (337.8 M.) 12.20 Gramo foon 1.20 Gramofoon 5.20 Orkest 6.50. Gramofoon 8.20 Orkest 9.20 Concert (Fransch) (509.3 M.) 12.20 Gramofoon 1.80 Gramofoon 6.20 Orkest 6.50 Gramofoon 8.20 Orkest 9.20 Concert Daventry (1554.4 M.) 12.20 Orgel 1.0S Orkest 2.05 Gramofoon 3.20 Concert 4.05 Orkest 5.05 GAmofoon 6.50 Orgel 7.20 Orkest 9.35 Gramofoon Burger". Door „Die Kerkbode" wordt terecht da conclusie getrokken dat beoogd wordt een krachtige kruistocht tegen zedelijke en geestelijke ineenzinking en zij schrijft: „Daarby is natuurlik stoflike hulp nie buitegeslote nie, maar die klem val cp lewensvarnuwing, die skepping van 'n nuwe lewensbeskouing, van 'n nuwe lewensdoel en levensreël. Dit is natuurlik 'n veel moei* liker saak as blote armesorg, waar voor» siening in voedsel en deksel die grote doel is ja, 'n veel moeilijker saak. maar iets dat die vrugte van selfstandigheid, self* respek en deug afwerp, en wat 'n welvarende volk sal opbou". Volkomen mee eens. Alzoo wordt ingezien, dat er een terugkeer moet zijn tot de „oude paden". Als men mj hieronder niet enkel de oude, deugdzame (en vooi;deelige!) levensgewoonten verstaat, maar Ihet wandelen naar Gods geboden, en er, waar men daarvan reeds ver afgeweken, is, dus allereerst boete en berouw wil too- nen, dan is men weer op het oude en goedo pad teruggekeerd. Alleen dat is naar den eisch van gehoor zaamheid van Gods Woord. Maar: „wie God .verlaat, heeft smart op simart te vreezen". XXX De gereformeerden organiseeren zich; de eerste bisschopskeuze (H,D.) Evenals de lutherschen hebben de gereformeerden begrepen, dat zij de onderscheiden deelen tot elkaar moesten brengen, wilden zij niet hun invloed geheel zien wegsmelten. Gemakkelijk zou dit niet gaan. In gereformeerde kringen bestaat, hoewel dit in strijd is met het wezen der calvinistische levens opvatting, altijd het gevaar voor op de spits gedreven individua lisme. Sedert de Hervorming was er er nooit een poging gedaan, om de gereformeerden in Duitschland naast elkaar te plaatsen in een soort kerkelijk verband. De levenskracht van het beginsel had den tijd verduurd, maar nu moest van de nood een deugd worden gemaakt. Aan den roep om meerdere eenheid, welke tot allen uitging en alles betrof, kon niemand, die Duitscher ■wilde zijn, zich onttrekken. En nu geschiedde er iets merkwaardigs. Thans kwamen mannen fcij elkaar, die tot voor kort elkaar hevig bekampt hadden, en ook wel elkaar den naam gereformeerd bestreden hadden. Wij, menschen, worden soms op wegen gevoerd, waarvan wij nooit gedroomd hadden, en wij durven er dan toch Gods leiding in te zien. Direct na de conferentie te Loccum, waarvan wij ver haalden, werd op 20 Mei te Düsseldorf een bijeenkomst gehouden van naar eenheid zoekende gereformeerden. In vervolge daarop hebben twaalf vooraanstaande gereformeerde mannen zich met een manifest van 18 artikelen gewend tot de Gereformeerde Kerken in Duitschland. Deze artikelen moeten dienen als basis ■voor een kerkenorde, welke sttaks als het ware de grondwet zal zijn voor de Gereformeerde Kerk in Duitschland, deel van de Duitseh-Evangelische Kerk. Tot de twaalf mannen behoorde Dr Herman Hesse, dien wij ontmoet hebben te Loccum ,en in het daar onderhandelende driemanschap de gereformeerde richting vertegenwoordigde. Maar ook, en dat is vooral zoo merkwaardig, Prof. Dr Karl Barth. Wie zich nu herinnert, hoe vooral ook in ons land fel gestreden is om de opvattingen van Barth en zijn dialectiek, ziet, dat op een bepaald oogenblik menschen aan den kant gezet worden en buiten hen om geschiedenis gemaakt wordt. Men kan in Barth één der grootste gereformeerde theologen gezien hebben, of men kan met hem ten eenenmale van meening verschild hebben, en zich toch thans verheugen om de aanvan kelijk getroffen eenheid. En men kan b 1 ij v e n bidden om den vrede van Jeruzalem! De 12 mannen zijn: Prof. Dr Karl Barth te Bonn, Prof. Dr Wilhelm Goeters te Bonn, Dr Heinrioh Graffmann te Elberfeld, Lie. Herman Klugkist Hesse te Elberfeld, Dr Paul Humburg te Bannen, Ds Wilhelm Lagenohl to Rheydt, Mr Dr Mensing te Elberfeld, Lie. Wilhelm Niesel te Elberfeld, Lie. Alfred de Quer- vain te Elberfeld, Lie. Waldemar Sinning te Elberfeld, Ds O. Weber, directeur van de Theologische School te Elberfeld, en Dr Hermann Hesse, thans te Berlijn. Men ziet, zoo goed als allen uit West-Duitschland. Hun manifest, basis voor de te maken Kerkenorde der Geref. Kerken in Duitschland, bevat in zijn 18 artikelen het volgende: 1. De Kerk is als plaatselijke Kerk deel der ééne Kerk; omgekeerd bestaat de eenheid der Kerk slechts in de veelheid der° Kerken als plaatselijke Kerken, 2. De leiding van de roeping, welke de plaatselijke Kerk heeft, is de taak van den Kerkeraad. 3. De Kerkeraad bestaat uit de(n) predikant(en) en de ouder lingen. Deze worden beroepen of gekozen door samenwerking van den bestaanden Kerkeraad en de Gemeente. 4. De Kerkeraad zorgt voor het onderhouden der Kerkelijke samenkomsten, der catechisatie en der tucht in leer en leven, houdt toezicht op den diaconalen arbeid en zorgt voor het bestuur der Kerkelijke goederen. 5. In opdracht van den Kerkeraad wijden de diakenen zich aan den dienst der barmhartigheid jegens de noodlijdenden, zieken en verlatenen. 6. De leiding van den dienst der eenheid van de plaatselijke kerken is de taak der Synoden. 7. De Kringsynode (Classis) bestaat uit de predikanten en ouderlingen der plaatselijke Kerken, die daartoe afgevaardigd worden. 8. De Provinciale Synode bestaat uit de afgevaardigden der Kringsynoden, uit elke Kringsynode één predikant en één ouderling. 10. De Synoden hebben tot taak de eenheid der Kerken in het bijzonder te leiden inzake haar accoord in de leer, in de Kerkenorden en den dienst der barmhartigheid. Ook zorgen zij voor de opleiding en de toelating tot het ambt van de predi kanten der Kerken. 11. De Generale Synode geeft opdracht inzake de Kerkelijke leer aan de gezamenlijke hoogleeraars der Theologische faculteiten. 12. Door den dienst van de Kerkeraden, Synoden en Theolo gische faculteiten is het leven der kerk in de plaatselijke Kerken zoowel als in haar eenheid, zoover het door Kerkelijke ambten geleid kan worden .volledig geordend. 13. Een ambt, dat boven de plaatselijke Kerken zou worden gesteld, met bijvoorbeeld bijzondere geestelijke machten en auto riteit, heeft in de kerk, hoe het ook moge worden ge noemd, noch plaats noch taak. 14. De aldus te stichten naar Gods Woord Geref. Kerk vormt uitwendig een deel van de „Duitsch-Evangelische Kerk", waarin zij Kerken van Luthersche belijdenis naast zich heeft. 15. De rijksbisschop van Luthersche belijdenis heeft voor de Geref. Kerk slechts de beteekenis van representant en admini strateur der „Duitsch-Evangelische Kerk" 16. De Geref. Kerk is in het „Geestelijk ministerie" der „Duitsch-Evangelische Kerk" vertegenwoordigd door een door de Generale Synode te benoemen lid van Geref. belijdenis. 17. Tot deze Geref. Kerken behooren benevens de reeds saam verbonden Geref. Kerken ook de Geref. Synode en Kerken, welke thans tot de Kerken der Oud-Pruisische Unie behooren, ongeacht haar toebehooren tot deze unie. 18. De „Evangelische Kerk der Oud-Pruisische Unie" berust op een afspraak over het samenleven van Kerken (Gemeenten) van Luthersche en Geref. belijdenis. Het eigen leven der Geref. Kerk blijft ook bij het voortduren dezer afspraak ,in leer en Kerkenorde geheel vrij. In dit manifest, hetwelk nog de goedkeuring moet ontvangen van de Duitsch-Evangelische Rijkskerk, omdat men in dit groote lichaam zal gaan inwonen, vindt men de ook bij ons bekende opvattingen omtrent leer en tucht. Tegenover den Rijksbisschop zal een loyale houding aangenomen worden, doch men zal geen deel nemen aan den strijd om zijn persoon. Als „opperherder" zal hij niet worden erkend. De nieuw georganiseerde Gerefor meerde Kerk zal dus haar eigen karakter kunnen behouden, en, wordt de afspraak trouw nageleefd, een krachtiger leven dan tot dusver kunnen ontwikkelen. Bij beide deelen van de Kerk zat volmaakt te goeder trouw de bedoe ling voor met beginsel, rechten en historie te rekenen. In geen enkel opzicht was beproefd de 5 millioen gereformeerden te doen overheerschcn door de niet-gereformeer- den, in aantel zevenmaal zoo groot. Tot zoover ging alles goed. Daarna begon het te hokken. Nadat het driemanschap in de week vóór Hemelvaart, in overleg met den vertegenwoordiger van Rijkskanselier Hitier, een vorm had gevonden voor de toekomstige inrichting der Kerk, volgden verrassende gebeurtenissen elkaar op den voet. Want hef in vele oogen bijna voornaamste moest nog komen: de verkie zing van den Rijksbisschop. Hierbij zou een spel ge speeld worden, hetwelk veel zou gelijken op den wedloop, 12 September 1932 gehouden in den Rijksdag tusschen Von Papen, den toenmaligen Kanselier, en Goering, den Rijksdagvoorzitter. Von Papen, dravende naar de voorzitterstafel met het ontbin- dingsbesluit van President von Hindenburg, en Goering, aan stalten makend om den Rijksdag te sluiten. Thans zijn het beste vrienden, waaruit de les te trekken valt, niet alles op den indruk van één oogenblik aan te laten komen. Hier, in dit kerkelijk geding, zou een wedloop plaats hebben tusschen de „Duitsche Christenen", die Pastor Müller, den nationaal-socialist, als Rijksbisschop wenschten, en de tot dusver officieele kerkelijke kringen, welke dit verhinderen wilden. Het komt ons voor, dat men aan beide zijden het met de waar digheid wat licht heeft genomen. In de week né Hemelvaart heeft de organisatie der „Duitsche Christenen" Pastor Müller gekozen als haar leider, en hem meteen aangewezen als den gewenschten man voor den bisschops zetel. Dit besluit werd publiek gemaakt. De kerkelijke autoriteiten, welke met alle macht vilden ver hinderen, dat de „Duitsche Christenen" beslag zouden leggen op de voornaamste posten in de kerkelijke organisatie, kwamen nu met hun tegenzet voor den dag. In de pers werd medegedeeld, dat er volkomen overeenstemming was bereikt. Dit gaf voedsel aan het gerucht, dat de uitverkoren candidaat voor den nieuwen rijksbisschopszetel was de man van Hitier, tegelijk uitverkorene der „Duitsche Christenen", Pastor Ludwig Müller. Nu kwam de groote verrassing. 26 Mei kwamen bijna onver wacht afgevaardigden van de landskerken bij elkaar om den Rijksbisschop te benoemen. Met groote meerderheid, 83 van de 91 uitgebrachte stemmen, werd gekozen Dr von Bodel- schwingh, den bekenden philantroop, wiens naam verbonden is aan de Bethel-inrichting te Bielefeld in Zuid-West falen. Dit was, om het met een oneerbiedig woord, ongebruikelijk in kerkelijke vraagstukken, aan te duiden, een handige zet. Von Bodelschwingh, wiens naam alleen al de meest eerbiedwaardige tradities oproept, werd geplaatst tegenover den veldprediker Müller. De orthodoxe gezindheid van beiden was vrijwel gelijk te stellen, maar de Bielefeldsche leider verkeerde geheel in den gedachtengang van het dichtbije verleden, en de Koningsberger Pastor streefde naar een religieuze vernieuwing der Kerk, om juist daardoor den nieuwen Staat te steunen. Professor Vollen hoven zegt in zijn jongste werk „Het Calvinisme en de Refor matie van de Wijsbegeerte" over het tijdperk van Karei de Groote: .,De Germaan zag nu eenmaal de Kerk als onderdeel der volkszaak, die door zijn Koning diende behartigd." Zóó ziet ook thans nog een man als Müller het. Hiervoor is innig verband noodig tusschen Kerk en Staat, zij het met grootst mogelijke vrijheid aan beide zijden. De oude kerkelijke leiders wilden dit niet. De nieuwe, sterk gegroeide beweging der „Duitsche Christe nen" wilde het juist. De laatsten waren ervan overtuigd de meerderheid van de medelevende kerkleden op hun hand te hebben, hetwelk later juist bleek te zijn, en daarom weigerden zij zich te onderwerpen aan wat j een overrompeling achtten te zijn. Zóó was het conflict in de Kerk gekomen. Nog meer om den persoon van den Rijksbisschop, dan om de instelling van het instituut zelf. Omtrent dit laatste was er immers over eenstemming bereikt. Is de strijd om den persoon in het leven niet vaak het meest fel van aard en in uiting? De Kaiser Wilhelm Ged&chtniskirche te Berlijn. Als landsheer der Evangelische Kerk heeft Keizer Wilhelm op talrijke plaatsen Evangelische kerken doen bouwen, of er den stoot toe gegeven. Zoo te Rome en te Jeruzalem. Deze kerk te Berlijn is ook gebouwd volgens opgave van den Keizer. De meer philantropisch, dan strijdlustig aangelegde Von Bodel schwingh stond nu juist midden in den kamp. Door zijn popu lariteit hoopten de oude kerkelijke leiders den slag te kunnen winnen. De tegenstanders van deze candidatuur spraken echter van sabotage van het volksverlangen en van den regeerings- wensch. En zoo zou de regeering straks nog in moeten grijpen om de orde hersteld te krijgen in het kerkelijk kamp. Dit betee- kent geen lof voor de Kerk, en wil ook niet zeggen, dat do regeering het zedelijke recht heeft te dringen in een haar ge- weDschte richting. Echter, in de geschiedenis is méér dan één soortgelijk voorbeeld aan te wijzen. Ook in ons eigen land. Men denke aan de kerkelijke geschillen in den tijd van de Dordtsche Synode

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 10