De groote tocht werd den volgen
den dag gehouden. De jongens droe
gen rugzakken vol gesmeerde brood
jes en harde eieren en thermosfles-
schen. Baby zat in een draagstoeltje
tusschen Gatrien en Fred in en kraai
de vergenoegd. Het was warm.
Warm en moe was Catrien, toen
ze in een duinpad eindelijk neerza
ten. Het was een duinpan, die spre
kend leek op het aardige duinpanne
tje achter hun huis, maar alleen vele
kilometers verder. Daar waar je be
landt, als je diverse kilometers geloo-
pen hebt, lijkt het altijd veel aardiger
dan wanneer je er maar je achter
deur voor hoeft uit te loopen.
„Vacantie"!, dacht Catrien, „vacan
tia"! En iets bitters steeg haar naar
den mond. De conventie getrouw had
ze zich hierop verheugd, had ze kof-
Iers gepakt en kousen gestopt tot in
het oneindige, opdat de voorraad
groot zou zijn. Ze had het huisje aan
zee gehuurd en linnen voor de bed
den meegebracht; ze had in de gau
wigheid voor zichzelve nog een paar
katoentjes genaaid en in één jacht
waren de laatste weken voorbijge
schoten. Loodzwaar voelde ze zich.
De zee was heerlijk. Ze begeerde niet
anders dan in een langen stoel te
liggen en naar het ruischen te luiste
ren, of door haar wimpers naar het
eeuwig-wisselende spel van de groene
golven te kijken. Maar Fred en de
jongens voelden voor „tochten"; je
was hier om den boel te verkennen
en er was zooveel leuks in den om
trek: geheimzinnige duinmeertjes, die
verschenen en verdwenen; een oude
steenen toren aan de kust; een reu-
zenhoog duin, een plek vol bramen....
En als ze dan hun jong enthousiasme
zag en hun van pret overslaande
stemmen hoorde en hun jonge bruine
halzen zag oprijzen uit de omliggende
kraagjes van de poloblousjes, die ze
maar telkens en telkens weer wasch-
teochdan had ze het hart
ook weer niet om wat anders te wil
len dan zij allemaal. Want Fred was
lief en behulpzaam en een waar huis
vader, maar ook hij had die jacht
naar horizonnen achter horizonnen.
Het waren mooie warme dagen en
voor iederen dag was een nieuwe
tocht beraamd. Maar op den morgen
van den zesden of zevenden, overviel
Catrien, die aan een paar brandende
blaren onder haar voeten dach1 en
aan het heete mulle zand, dat onder
je wegzakte, een nerveuze huilbui.
Fred was doodelijk ontdaan en de
jongens waren stil en verlegen.
Moeder huilde niet gauw.
Maar nu stonden de sluizen open
alsof ze zich nooit meer sluiten zou
den en Fred troostte en werkte met
eau de cologne en wilde „alle9 voor
vandaag aflasten".
„Weineen", murmelde Catrien,
„weineen, géén jullie maar, en laat
mij met Baby thuis." En daar bleef het
toen bij.
Zalige koffielucht dreef door het
huisje. De ligstoel was aan den duin
kant gezet Baby speelde lief met
halmpjes en grasjes. „Zoete schal",
dacht Catrien, verteederd, als ze zijn
onhandige roze handjes zag grijpen
en misgrijpen.
Ze had een boek en een hand
werk, maar ze soesde alleen wat
En toen ineens: bellen aan den
Voorkant van 't huis? Jammer dat
ze op moest, maar éven kijken.
Voor de deur stond een vlotte klei
ne auto en daarnaast een vlot en le
nig jong meisje.
„Mas? Jij?" Catrien sloeg de han
den in elkaar van verbazing.. „Eénig,
zeg. Kom gauw binnen."
Tien tellen later zaten ze tegenover
elkaar in een makkelijken stoel bij
koffie en luchtigen praat. Mas was,
wat Fred noemde „Catrien's mondaine
geweten"; een vriendin van vroeger,
ongetrouwd, modern en elegant
„En hoe vaart de stad"
„Heet, Trientje. Daarom ben ik ont
vlied. Onderweg dook een éénig plan
in me op. Zeg niet dadelijk neen
Ik wilde je fuiven...."
„Mij fuiven? Aardbeien met slag
room?"
„Och, mal schaap, je lijdt aan eco
bescheidenheidscomplex. Neen, op
Schotland. Op een zeereisje daarheen.
Aanvang begin volgende week. Duur
tien dagen. Kun je zoolang var.
Fred af?"
„Mds!" Catrien zat rechtop en twee
felroode vlekjes brandden opeens on
der haar oogjes, die nog altijd zwaar
waren van het huilen. „Méén je dat?
En al dat geld dan't Is toch nog
al duur?"
Mas wuifde alles luchtig af. „Ik zAi
toch: ik fuif? Toevallig heb ik eens
wat geld over de hand, aan wie dat
beter te besteden dan aan jou?" En
even keken haar grijsblauwe oogen
heel innig naar de jeugdvriendin, die
een tikje verwaaid en onverzorgd te
genover haar zat.
Catrien stond langzaam op, zette de
Baby in zijn tafelstoel en maakte zijn
banaantje klaar. „Willen zou ik....,
o, dolgraag! En Fred zou het zekei
goed vinden! Maar hoe k&n ik? Viei
jongens en Baby? Wie zorgt daar
voor?"
„Trien, zie nu niet dadelijk leeu
wen op den wegl Kan je moeder niet
voor die tien dagen bij de kinaeren?
of je zus To?"
Maar Catrien schudde langzaam
het hoofd en er drupte een traan in
het bananenmoes. „Moeder is niet zoo
jong meer en dit is een druk gezin.
En To,ze zou er niet aan dénken
zich zoo op te offeren!"
Mas dronk haar kopje leeg. „Lieve
Catrien, overleg het nog een keertje.
Ik ga dadelijk door, want ik moet een
paar luidjes treffen in het badhotel.
Vanavond schrijf je op een briefkaar
tje: „Ja" of „Neen"
Ze stond op.
Toen Fred en de jongens thuis kwa
men, dien namiddag, vonden ze moe
der in peinzende stemming. „Weer
heelemaal goed, Catrien?" informeer-
do Fred bezorgd.
„Ja, heelemaal. Mas was vandaag
hier!"
„Mas?! Wat wilde ze?" Fred's
wenkbrauwen werden vraagteekens.
„Ze noodigde me uit voor eeu boot
reis naar Schotland. Begin volgende
week."
„Maar
Catrien hief de handen op. „Stil
maar. Ik ga immers niet Ik beloofde
dat ik vanavond schrijven zou. Ileb
je een briefkaart?"
„Ja, maar
„Een briefkaart, alsjeblieft Zoo,
hier is m'n vulpen."
„O, moeder, moeder, moederBa
by wou uit zijn bedje klimmen, hij is
zóó gevallen. Kom eens gauw. Hij
bloedt
Het was een van de jongens, adem
loos.
Catrien ging. Baby's tandje was
door zijn lipje. Hij huide klagelijk.
Zij troostte, wiesch hem af, legde hem
weer te slapen, streelde het ontdane
oudste broertje over zijn kortgeknip
ten bol.
„Kijk, Fred", zei ze na den maaltijd
van sla en eieren. „Ga jij die kaart
nu even voor me posten in het dorp.
Wil je?"
„Geef maar hier. Gaan jullie mee,
jongens?"
Buiten keek hij even naar het adres.
Het was dat van Mas.
En aan de voorzijde alleen maar:
„Neenl Met veel dank, Je Catrien."
(Uit: De Middenstandsbond.)
De mode
van den dag
Aardige blouses
Bloeses zijn een practische dracht,
en worden dan ook weer veel gedra
gen, vooral omdat ook daarin tegen
woordig zulke leuke modelletjes be
staan. Het materiaal? Men gebruikt
er katoen voor, organdie of batist, en
de keuze is ruim genoeg.
Bijzonder aardig is de schuin ge
streepte bloese, afgewerkt met een
grooten strik. Heel leuk is ook de
bloese van genopte organdie, rechts
bovenaan. De bloese links onderaan is
van wit batist. De vierkante volant
is met smalle kant afgezet. Op den
rug vormt ze echter korte schouder
kapjes.
De vierde bloese is van rood-wit ge
ruite voile. Origineel is de garneering
van volants op de mouw en om de
vierkante halsuitsnijding.
Ons wekelijksch
knippatroon
„Verandermodellen"
„Verander-modellen" vallen erg in
den smaak van onze lezeressen, daar
om hebben we gemeend ditmaal weer
een patroon te moeten brengen, dat
er zich bijzonder toe leent, om een
ouderwetsch japonnetje te moderni-
seeren.
Nr. 149 Is een japon van zwarte
zijde of een soepele wollen stof. Het
ruim ingezette vest en de los neerval
lende jabot zijn van witte zijde.
Het klokmouwtje is op raglanwijze
Ingezet en verleent het eenvoudige
modelletje bijzondere charme. Do
klokkend uitloopcnde rok heeft een
naad middenvoor en middenachter.
De ceintuur is volgens model geknipt.
Men heeft hiervoor noodig 5 h 6
Meter zijde, en voor de garneering
75 c.M. witte zijde.
Nr. 150 is een model, dat er zich toe
leent om een japonnetje te .verande
ren. Het jurkje bestaat dus uit twee
materialen in een aardige kleuren
combinatie. Het zoo moderne pelerien-
tje kan op de wandeling een mantel
of jasje vervangen. Voor dit pelerien-
tje is noodig 1 Meter, voor de japon
4 5 Meter wollen stof.
Beide patronen zijn in alle maten
verkrijgbaar tegen den prijs van 50
cent per stuk, bij de Afdeeling Knip
patronen van de Uitgeversmaatschap
pij De Mijlpaal, postbox 175, Amster-
dam.
Toezending geschiedt na ontvangst
van het verschuldigde bedrag, dat
kan gestort worden op girorekening
41632, of op andere manier overge
maakt.
Aan de lezeressen wordt verzocht,
behalve het nummer van het patroon
ook de verlangde maat op te geven,
d. w. z. boven-, heup- en taille-wijdte
Duidelijke opgave van naam en
adres voorkomt onnoodige vertraging
in de toezending.
Hygieia
Kleeding en Hygiëne
Onize kleeding heeft tot taak, het
lichaam te bedekken, en het daardoor
tegen den -chadelijken invloed van
temperatuurswisselingen te bescher
men. Zij voorkomt dan ook, zoo zij
doelmatig is. zoowel een te groot
warmteverlies, indien het weder koud
is, en een te grooten warmte-toevoer,
wanneer het volop zomert in de na
tuur.
Daar onze liohaamshuid vele belang
rijke functies in ons organisme ver
vult, moeten we er voor zorgen, dat zij
bij de uitoefening daarvan zoo weinig
mogelijk door onze kleeding belem
merd wordt
Toen de mensch zich meer en meer
van den natuurstaat ging verwijderen,
hebben de temperatuursverschillen, de
bodemgesteldheid van zijn wponplaats,
enz. him invloed in toenemende mate
op zijn kleeding doen gevoelen, zoodat
er in de kleeding van-de bewoners der
diverse hemelbreed ten zeer in het oog
loopende verschillen ontstonden.
In de verschillende landen hebben
godsdienstige opvattingen, politieke en
economische oorzaken invloed gehad
op de vorm en kleur van de kleeding.
En zoo zijn de kleederdrachten ont
staan, die dus „onderscheiding" uit
drukten.
Het wezen van de nationale kleedij
is dus heelemaal tegenovergesteld aan
dat van de mode. Want de mode is in
ternationaal.
Bij de mode is nog sprake van per
soonlijkheid daar ieder mensch de
mode, in kleinigheden althans, naar
eigen smaak veranderen kan. In de
kleederdracht treedt de persoon
lijkheidsidee ook op, maar dan niet
van één individu, maar van een volk
of deel van een volk. Langzamerhand
zien we echter de kleederdrachten hoo
langer hoe meer verdwijnen.
Uit een schoonheidsoogpunt is het te
2.
Betreuren, uit een hygiënisch' oogpunt
zeer zeker toe te juichen.
Onze kleeding wordt vervaardigd
van een of ander weefsel, en de weef
sels uit vezels. De vezels kunnen we
onderscheiden in plantaardige en
dierlijke; elk soort heeft een eigen
invloed op het karakter der daar uit
vervaardigde kleeding. Een dierlijke
.vezel bijvoorbeeld is een slechte warm
tegeleider, kan tamelijk veel vocht
opnemen en is veerkrachtig; in klee
ding uit plantaardige vezels gefabri
ceerd voelt men zich eerder koud en
nat.
Wol en zijde behooren tot de dier
lijke weefsels, katoen, linnen en kunst
zijde tot de plantaardige.
Niet alleen de vezel, doch ook het
weefsel heeft invloed op de eigenschap
pen van het kleedingstuk. Een goed
weefsel van een plantaardige vezel
kan de eigenschappen van een wollen
weefsel nabij komen zooals b.v. de
tricotstoffen, reformstof, enz.
De kleeding kan van grooten invloed
op de gezondheid zijn en zoo komen
we dus tot verschillende eischen die
we aan een goede en doelmatige klee
ding moeten stellen.
De kleeding moet zijn:
1. poreus; 2. veerkrachtig; 3. goed
van vorm; 4. niet te zwaar; 5. wasch-
baar; 6. sterk; 7. eenvoudig van mo
del; 8. geschikt voor het doel; 9. vol-
doende en niet te veel.
Luchthoudende kleed ing is slecht
warmtegeleidend, omdat lucht een
slechte warmtegeleider '.3. Een ander
voordeel van een poreus weefsel is,
dat het veel vocht op kan nemen. Wol
als eerste huidbedekking is juist
daarom zoo geschikt en voorkomt bij
Iranspireeren kou vatten.
Wanneer veel zweet of regen in de
kleeding is getrokken, zal ze haar oor
spronkelijke vorm behouden wanneer
ze veerkrachtig is, dus van wol of
zijde of anders door het soort weefsel
veerkrachtig gemaakt.
Katoen daarentegen gaat tegen de
huid plakken en plakkende natte
kleeren onttrekken veel warmte aan
de huid en veroorzaken kouvatten.
De kleeding moet zóó zijn, dat ze
het lichaam in de bewegingen niet
belemmert. Knellende kousebanden en
stijve corsetten zijn heel slecht voor
de bloedsomloop en ademhaling.
Bij jonge kinderen vooral is ïe
strakke kleeding heel slecht
De verschillende klederdrachten
begaan hier groote fouten, denk aan
de strakke lijfjes, oorijzers en te veel
en te dikke rokken.
De schoenen moeten ook zóó zijn,
'dat ze aiet knellen en goed van mo
del zijn, zoodat de voet zich vrij be
wegen kan.
De hak mag vooral niet te hoog zijn
en moet een flink steunvlak hebben.
Vooral de werkschoenen moeten ons
heel goed passen en goed van model
zijn, daar dit van veel belaag is. Men-
schen .vooral vrouwen, die veel moe
ten staan, moeten zorgen voor goed
kittende schoenen daar dit anders
.Veel narigheden kan veroorzaken, zoo
als vlug moe worden, eksteroogen enz.
Wanneer kleeding te zwaar is, ver
spilt men kracht om dit overtollige
gewicht mee te dragen en bij kinderen
zou het aanleiding kunnen geven tot
krom groeien. De oorzaak van zware
kleeding kan zijn, te dik weefsel, te
.veel kleeren.
Goede kleeding moet ook gemakke
lijk waschbaar zijn. Dit geldt natuur
lijk allereerst voor die kleedingstuk-
ken, welke wij onmiddellijk op de
huid dragen, maar ook voor de bo-
venkleeding. Er zijn nog altijd men-
schen, die doen alsof donkere kleeren
niet vuil worden, omdat het vuil daar
op niet makkelijk te ontdekken Is.
Natuurlijk moet dit soort kleeding op
zijn beurt evengoed een grondige op-
frissching ondergaan. Durft men het
niet aan, het zelf te wasschen, dan er
maar mee naar een stoomerij
Kleeren, die gauw vuil worden, en
dus veel gewasschen moeten worden,
en alle werkkleeding, moeten sterk
lijn. Vooral aan de werkkleeding moei
veel zorg worden besteed. Deze be
hoort behalve sterk ook practisch en
makkelijk waschbaar te wezen. Doe
dus geen vuil werk in dunne, slecht
waschbare kleeding, en verricht ook
geen staan- of looparbeid in te nauwe
schoenen, of schoentjes met hooge hak
ken.
Het dragen van tè weinig kleeren is
niet goed, omdat ons lichaam dan te
veel warmte aan de buitenlucht af
staat. Te veel kleeren is al evenmin
aan te bevelen, daar we dan erg vat-
baar worden voor koude, en een
slecht geharde huid krijgen.
Bij jonge kinderen is de bovenklee-
ding soms onvoldoende door te korte
broekjes of rokjes, wat sommige moe
ders aardig vinden staan, maar koud
is in een wisselend klimaat als dat
van ons land.
Bij de eischen, die men aan klee
ding yoor volwassenen stelt, moet
men, als het babykleeding betreft, nog
voegen die van zachtheid van weefsel.
Een babyhuidje wordt zoo spoedig ge
ïrriteerd, het krijgt dan roode plekjes,
en de kleine puk, die zich onbehaag
lijk gaat voelen, wordt lastig. Baby
kleeding mag niet te warm zijn, en
vooral nergens knellen.
Schoolkleeding moet eenvoudig en
sterk zijn, zoodat er niet veel aan stuk
te maken is. De kleeding mag hen
niet bij 't spel belemmeren.
Daar sport het lichaa.m doet trans-
pireeren moet deze kleeding dus veel
vocht op kunnen nemen. Ze mag In
geen enkele opzicht de bewegingen be
lemmeren.
Vooral bij sport waar het op de voe
ten aankomt neemt men dikke wollen
sokken en stevige goed passende
schoenen, daar dit blaarvorming voor
komt Wanneer men met het spel op
houdt moet er een warme laag bij
aangetrokken worden om kou vatten
bij afkoeling te voorkomen.
Handwerken
Een baby-slobbroekje
Bcnoodigd materiaal; 84 gr. 4 draads
wol, een stel breinaalden no. 8 en
1.85 M. lint.
Afmetingen:
Lengte van den band tot het eind
van den teen 56 cM. Wijdte van het
middel 56 c.M.
Beginnen met 66 steken op te zetten
en 8 toeren het ribbetje 2 rechts, 2
links te breien. Dan worden de gaat
jes voor het lint gemaakt. 2 rechte,
draad omslaan, 2 te samen breien
vanaf herbalen tot het einde van
de naald. Dan nog 10 toeren het rib
betje 2 rechts, 2 links breien, dan be
gint het verhoogde gedeelte aan de
achterzijde.
20e toer: 7 recht, omkeeren.
21e toer: averecht terug over de
juist gebreide 7 steken; omkeeren.
22e toer: 14 steken rechts, omkeeren
23e toer: averecht terug over de 14
gebreide st.
24e toer: 21 st. rechts, omkeeren.
25e toer: averecht terug over de
juist gebreide 21 st. Zoo om den an
deren toer telkens 7 extra steken
breien tot er 10 over zijn. Nu op alle
steken breien en doorgaan, 1 toer
recht, 1 toer averecht, 12 maal aan de
lange zijde van het werk, eiken zes--
den toer 1 steek meerderen.
Een kant voor
de keukenkast
De kant wordt van ecru-kleurig ga
ren in heen- en teruggaande toeren
op een opzetsel van 37 kett. gewerkt.
Ie toer: De naastbijz. 8 st. over-1
slaan, 1 st. in den volg. steek; 2 st,
door 3 kett. gescheiden, in den vier
den volg. steek; 4 maal afwiss. 3 kett
en 2 st., door 3 kett gescheiden, in
den zesden volg. steek.
2e toer: 1 kett.; 5 maal afwiss. 7 st
om de naastbijz. 3 kett. en 1 v. st om
de volgende 3 kett.; dan 5 st om de
naastbijz. 3 van de 8 overgeslagen op-
zetsteken; 3 kett.; 1 st. om den volg,
steek.
3e toer: 7 kett; 1 st om de naast
bijz. 3 kett. van den vorigen toer; 3
kett.; 2 door 3 kett gescheiden, in het
tweede van de naastbijz. 5 st.; 5 maal
afwiss. 3 kett en 2 at, door 3 kett
gescheiden, in het midden van de
naastbijz. 7 st
Nu om den anderen toer aan weers
kanten van het werk een steek min
deren, tot de steken teruggebracht
zijn tot 40, dan V/2 c.M. zonder min
deren. Hier begint het ribbetje voor
den enkel. De volgende 8 toeren 2
recht, 2 averecht, dan de gaatjes als
aan het middel en dan nog 8 toeren
2 recht, 2 averecht Hier worden de
steken verdeeld voor den voet De
eerste 13 steken breien, dan op de
volgende 14 steken 22 toeren heen ën
terug werken, 1 toer recht, 1 toer
averecht, daarna de wol afbreken en
weer aanhechten, waar die 13 steken
waren blijven staan.
Met dezelfde naald 11 steken op
nemen langs den kant van de wreef
en ook de eerste 7 steken langs den
teen. Een andere naald nemen en
hierop de 7 volgende teensteken
breien, 11 steken opnemen langs den
anderen kant van de wreef en de
overige 13. st. breien. Op deze steken
op die twee naalcTen nog 8 toeren
breien, 1 toer recht, 1 toer averecht,
dan 5 toeren aan het begin en het
eind van eiken toer 1 steek minderen,
afkantcn. De andere pijp op dezelfde
manier breien maar het verhoogde
gedeelte beginnen met een averechten
toer in plaats van met een rechten
toer.
Waar ons oog op viel...
Knipsels uit dagblad en periodiek
Deze week hebben onze Roomsche
landgenooten een specifiek Roomsch-
Katholiek feest gevierd, namelijk dat
.van Maria-Hemelvaart. Het is niet
onze bedoeling daarover in bijzonder
heden te treden, de Maria-vercering
is ons als protestantsche christenen
geheel vreemd. Maar naar aanleiding
van dit feest gaf het Roomsche dag
blad een Maria-artikel, dat aanvangt
met een zeer algemeen menschelijke
beschouwing over Moederliefde, wel
ke ook onze lezeressen zal boeien.
W'j laten het hieronder volgen.
Van alle liefde, die den mensch in
en over het aardsche leven vergezelt,
is de moederlièfde de meest smarte
lijke en de meest triomphantelijke,
omdat als 't ware reeds van het eerste
begin af, het geliefde wezen zich van
de moeder begint terug te trekken,
om zich later van haar los te scheu
ren. Reeds de eerste belangstelling
yan het kind yoor de dingen buiten
4e toer: als de 2e toer, doch in
plaats van 5 maal, 6 maal afwiss. 7
st., om de naastbijz. 3 kett en 1 v. st.
om de volg. 3 kett
5e toer: als de 3e, nu in plaats vani
5 maal, 6 maal afwiss. 3 kett en 2 st
door 3 kett. gescheiden.
De 6e toer wordt overeenkomstig
met den 2en en 4en toer gewerkt
Zooals de afbeelding aanwijst, her»
haalt men nu gedurig den len tot den
6en toer, echter zóó, dat in de herha-
ling van den len toer de steek gedu
rig, evenals bij het uitvoeren van den
3en toer, in het midden van de 7 st.
gewerkt wordt en de laatste 3 bogen
van den vorigen toer onbewerkt blij*
ven;
Bovenstaande kant komt voor in
„Waleson's Nieuwe Haakboekjes", 2e
Serie.
zich is een inbreuk op de allerinnig
ste omslotenheid van moeder en kind
ook al wordt dat alles niet ontwaard
en zeker niet bewust doorleefd. Ieder
andere liefde kent in de ontwikkeling
het naar elkander toegroeien der ge
liefden, hun levens schijnen samen t«
weven. Alléén de moederliefde ziet in
haar wezen een lange en smartelijke
reeks van scheidingen, en zij wil die
scheidingen, zij brengt ze zelve mede
tot stand, al krimpt haar hart ineen.
Het leven eischt dit voortdurende of
feren met die onverschilligheid, die
de diepste en meest instinctieve uitin
gen des levens schijnt te vergezellen.
Dat naarmate het leven van het kind
opgroeit en verder om zich heen
grijpt, de moeder naar den achter
grond wijkt, dat de sterkste ontplooi
ing in het leven van het kind de ge
stalte der moeder vager en ijler wor
den. doet, wordt bezien als een onver
mijdelijke ontwikkeling des levens,
die eenvoudig als een natuurverschijn
sel moet worden aanvaard. Een ver
zet der moeder tegen dezen loop der
dingen wordt dan ook als iets onna
tuurlijks beschouwd.
De meest smartelijke liefde doch
ook de meest triomfantelijkeHet
terugtreden der moeder bij het op
groeien van het kind is reëel, doch
de moeder kan zich terugtrekken met
de zekerheid, die al het leed in haas
overstraalt: het fundamenteele in do
liefde tusschen moeder en kind kan
door niets worden geschokt, verminkt
of weggenomen. Ook dit is weer een
dier diepste en tevens meest instinc
tieve uitingen des levens, die als het
van-zolf-sprekende worden aanvaard.
Een kwijnen of verdwijnen van de
liefde tusschen moeder en kind wordt
beschouwd als het meest onnatuur
lijke ter wereld. De moederliefde kan,
waartoe geen andere liefde in staat
is, triomfecren over een lange en bit
tere reeks van scheidingen. De moe
der weet: tot mijne onveranderlijke
liefde kan het kind altoos weerkeeren.
Altoos zal het kind weten, dat dit
blijft, en geen schokken en geeu ram
pen kunnen mijn liefde deren. Mijn
liefde was van den beginne af een al
toos geven, een altoos afstand doen.
En aan deze liefde geschiedt de para
doxale waarheid, dat wie haar ver
liezen wil haar behouden zal, en te
midden van het onbestendige der
aardsche wisselvalligheden, is de
moederliefde het meest bestendige.