De groote tocht werd den volgen den dag gehouden. De jongens droe gen rugzakken vol gesmeerde brood jes en harde eieren en thermosfles- schen. Baby zat in een draagstoeltje tusschen Gatrien en Fred in en kraai de vergenoegd. Het was warm. Warm en moe was Catrien, toen ze in een duinpad eindelijk neerza ten. Het was een duinpan, die spre kend leek op het aardige duinpanne tje achter hun huis, maar alleen vele kilometers verder. Daar waar je be landt, als je diverse kilometers geloo- pen hebt, lijkt het altijd veel aardiger dan wanneer je er maar je achter deur voor hoeft uit te loopen. „Vacantie"!, dacht Catrien, „vacan tia"! En iets bitters steeg haar naar den mond. De conventie getrouw had ze zich hierop verheugd, had ze kof- Iers gepakt en kousen gestopt tot in het oneindige, opdat de voorraad groot zou zijn. Ze had het huisje aan zee gehuurd en linnen voor de bed den meegebracht; ze had in de gau wigheid voor zichzelve nog een paar katoentjes genaaid en in één jacht waren de laatste weken voorbijge schoten. Loodzwaar voelde ze zich. De zee was heerlijk. Ze begeerde niet anders dan in een langen stoel te liggen en naar het ruischen te luiste ren, of door haar wimpers naar het eeuwig-wisselende spel van de groene golven te kijken. Maar Fred en de jongens voelden voor „tochten"; je was hier om den boel te verkennen en er was zooveel leuks in den om trek: geheimzinnige duinmeertjes, die verschenen en verdwenen; een oude steenen toren aan de kust; een reu- zenhoog duin, een plek vol bramen.... En als ze dan hun jong enthousiasme zag en hun van pret overslaande stemmen hoorde en hun jonge bruine halzen zag oprijzen uit de omliggende kraagjes van de poloblousjes, die ze maar telkens en telkens weer wasch- teochdan had ze het hart ook weer niet om wat anders te wil len dan zij allemaal. Want Fred was lief en behulpzaam en een waar huis vader, maar ook hij had die jacht naar horizonnen achter horizonnen. Het waren mooie warme dagen en voor iederen dag was een nieuwe tocht beraamd. Maar op den morgen van den zesden of zevenden, overviel Catrien, die aan een paar brandende blaren onder haar voeten dach1 en aan het heete mulle zand, dat onder je wegzakte, een nerveuze huilbui. Fred was doodelijk ontdaan en de jongens waren stil en verlegen. Moeder huilde niet gauw. Maar nu stonden de sluizen open alsof ze zich nooit meer sluiten zou den en Fred troostte en werkte met eau de cologne en wilde „alle9 voor vandaag aflasten". „Weineen", murmelde Catrien, „weineen, géén jullie maar, en laat mij met Baby thuis." En daar bleef het toen bij. Zalige koffielucht dreef door het huisje. De ligstoel was aan den duin kant gezet Baby speelde lief met halmpjes en grasjes. „Zoete schal", dacht Catrien, verteederd, als ze zijn onhandige roze handjes zag grijpen en misgrijpen. Ze had een boek en een hand werk, maar ze soesde alleen wat En toen ineens: bellen aan den Voorkant van 't huis? Jammer dat ze op moest, maar éven kijken. Voor de deur stond een vlotte klei ne auto en daarnaast een vlot en le nig jong meisje. „Mas? Jij?" Catrien sloeg de han den in elkaar van verbazing.. „Eénig, zeg. Kom gauw binnen." Tien tellen later zaten ze tegenover elkaar in een makkelijken stoel bij koffie en luchtigen praat. Mas was, wat Fred noemde „Catrien's mondaine geweten"; een vriendin van vroeger, ongetrouwd, modern en elegant „En hoe vaart de stad" „Heet, Trientje. Daarom ben ik ont vlied. Onderweg dook een éénig plan in me op. Zeg niet dadelijk neen Ik wilde je fuiven...." „Mij fuiven? Aardbeien met slag room?" „Och, mal schaap, je lijdt aan eco bescheidenheidscomplex. Neen, op Schotland. Op een zeereisje daarheen. Aanvang begin volgende week. Duur tien dagen. Kun je zoolang var. Fred af?" „Mds!" Catrien zat rechtop en twee felroode vlekjes brandden opeens on der haar oogjes, die nog altijd zwaar waren van het huilen. „Méén je dat? En al dat geld dan't Is toch nog al duur?" Mas wuifde alles luchtig af. „Ik zAi toch: ik fuif? Toevallig heb ik eens wat geld over de hand, aan wie dat beter te besteden dan aan jou?" En even keken haar grijsblauwe oogen heel innig naar de jeugdvriendin, die een tikje verwaaid en onverzorgd te genover haar zat. Catrien stond langzaam op, zette de Baby in zijn tafelstoel en maakte zijn banaantje klaar. „Willen zou ik...., o, dolgraag! En Fred zou het zekei goed vinden! Maar hoe k&n ik? Viei jongens en Baby? Wie zorgt daar voor?" „Trien, zie nu niet dadelijk leeu wen op den wegl Kan je moeder niet voor die tien dagen bij de kinaeren? of je zus To?" Maar Catrien schudde langzaam het hoofd en er drupte een traan in het bananenmoes. „Moeder is niet zoo jong meer en dit is een druk gezin. En To,ze zou er niet aan dénken zich zoo op te offeren!" Mas dronk haar kopje leeg. „Lieve Catrien, overleg het nog een keertje. Ik ga dadelijk door, want ik moet een paar luidjes treffen in het badhotel. Vanavond schrijf je op een briefkaar tje: „Ja" of „Neen" Ze stond op. Toen Fred en de jongens thuis kwa men, dien namiddag, vonden ze moe der in peinzende stemming. „Weer heelemaal goed, Catrien?" informeer- do Fred bezorgd. „Ja, heelemaal. Mas was vandaag hier!" „Mas?! Wat wilde ze?" Fred's wenkbrauwen werden vraagteekens. „Ze noodigde me uit voor eeu boot reis naar Schotland. Begin volgende week." „Maar Catrien hief de handen op. „Stil maar. Ik ga immers niet Ik beloofde dat ik vanavond schrijven zou. Ileb je een briefkaart?" „Ja, maar „Een briefkaart, alsjeblieft Zoo, hier is m'n vulpen." „O, moeder, moeder, moederBa by wou uit zijn bedje klimmen, hij is zóó gevallen. Kom eens gauw. Hij bloedt Het was een van de jongens, adem loos. Catrien ging. Baby's tandje was door zijn lipje. Hij huide klagelijk. Zij troostte, wiesch hem af, legde hem weer te slapen, streelde het ontdane oudste broertje over zijn kortgeknip ten bol. „Kijk, Fred", zei ze na den maaltijd van sla en eieren. „Ga jij die kaart nu even voor me posten in het dorp. Wil je?" „Geef maar hier. Gaan jullie mee, jongens?" Buiten keek hij even naar het adres. Het was dat van Mas. En aan de voorzijde alleen maar: „Neenl Met veel dank, Je Catrien." (Uit: De Middenstandsbond.) De mode van den dag Aardige blouses Bloeses zijn een practische dracht, en worden dan ook weer veel gedra gen, vooral omdat ook daarin tegen woordig zulke leuke modelletjes be staan. Het materiaal? Men gebruikt er katoen voor, organdie of batist, en de keuze is ruim genoeg. Bijzonder aardig is de schuin ge streepte bloese, afgewerkt met een grooten strik. Heel leuk is ook de bloese van genopte organdie, rechts bovenaan. De bloese links onderaan is van wit batist. De vierkante volant is met smalle kant afgezet. Op den rug vormt ze echter korte schouder kapjes. De vierde bloese is van rood-wit ge ruite voile. Origineel is de garneering van volants op de mouw en om de vierkante halsuitsnijding. Ons wekelijksch knippatroon „Verandermodellen" „Verander-modellen" vallen erg in den smaak van onze lezeressen, daar om hebben we gemeend ditmaal weer een patroon te moeten brengen, dat er zich bijzonder toe leent, om een ouderwetsch japonnetje te moderni- seeren. Nr. 149 Is een japon van zwarte zijde of een soepele wollen stof. Het ruim ingezette vest en de los neerval lende jabot zijn van witte zijde. Het klokmouwtje is op raglanwijze Ingezet en verleent het eenvoudige modelletje bijzondere charme. Do klokkend uitloopcnde rok heeft een naad middenvoor en middenachter. De ceintuur is volgens model geknipt. Men heeft hiervoor noodig 5 h 6 Meter zijde, en voor de garneering 75 c.M. witte zijde. Nr. 150 is een model, dat er zich toe leent om een japonnetje te .verande ren. Het jurkje bestaat dus uit twee materialen in een aardige kleuren combinatie. Het zoo moderne pelerien- tje kan op de wandeling een mantel of jasje vervangen. Voor dit pelerien- tje is noodig 1 Meter, voor de japon 4 5 Meter wollen stof. Beide patronen zijn in alle maten verkrijgbaar tegen den prijs van 50 cent per stuk, bij de Afdeeling Knip patronen van de Uitgeversmaatschap pij De Mijlpaal, postbox 175, Amster- dam. Toezending geschiedt na ontvangst van het verschuldigde bedrag, dat kan gestort worden op girorekening 41632, of op andere manier overge maakt. Aan de lezeressen wordt verzocht, behalve het nummer van het patroon ook de verlangde maat op te geven, d. w. z. boven-, heup- en taille-wijdte Duidelijke opgave van naam en adres voorkomt onnoodige vertraging in de toezending. Hygieia Kleeding en Hygiëne Onize kleeding heeft tot taak, het lichaam te bedekken, en het daardoor tegen den -chadelijken invloed van temperatuurswisselingen te bescher men. Zij voorkomt dan ook, zoo zij doelmatig is. zoowel een te groot warmteverlies, indien het weder koud is, en een te grooten warmte-toevoer, wanneer het volop zomert in de na tuur. Daar onze liohaamshuid vele belang rijke functies in ons organisme ver vult, moeten we er voor zorgen, dat zij bij de uitoefening daarvan zoo weinig mogelijk door onze kleeding belem merd wordt Toen de mensch zich meer en meer van den natuurstaat ging verwijderen, hebben de temperatuursverschillen, de bodemgesteldheid van zijn wponplaats, enz. him invloed in toenemende mate op zijn kleeding doen gevoelen, zoodat er in de kleeding van-de bewoners der diverse hemelbreed ten zeer in het oog loopende verschillen ontstonden. In de verschillende landen hebben godsdienstige opvattingen, politieke en economische oorzaken invloed gehad op de vorm en kleur van de kleeding. En zoo zijn de kleederdrachten ont staan, die dus „onderscheiding" uit drukten. Het wezen van de nationale kleedij is dus heelemaal tegenovergesteld aan dat van de mode. Want de mode is in ternationaal. Bij de mode is nog sprake van per soonlijkheid daar ieder mensch de mode, in kleinigheden althans, naar eigen smaak veranderen kan. In de kleederdracht treedt de persoon lijkheidsidee ook op, maar dan niet van één individu, maar van een volk of deel van een volk. Langzamerhand zien we echter de kleederdrachten hoo langer hoe meer verdwijnen. Uit een schoonheidsoogpunt is het te 2. Betreuren, uit een hygiënisch' oogpunt zeer zeker toe te juichen. Onze kleeding wordt vervaardigd van een of ander weefsel, en de weef sels uit vezels. De vezels kunnen we onderscheiden in plantaardige en dierlijke; elk soort heeft een eigen invloed op het karakter der daar uit vervaardigde kleeding. Een dierlijke .vezel bijvoorbeeld is een slechte warm tegeleider, kan tamelijk veel vocht opnemen en is veerkrachtig; in klee ding uit plantaardige vezels gefabri ceerd voelt men zich eerder koud en nat. Wol en zijde behooren tot de dier lijke weefsels, katoen, linnen en kunst zijde tot de plantaardige. Niet alleen de vezel, doch ook het weefsel heeft invloed op de eigenschap pen van het kleedingstuk. Een goed weefsel van een plantaardige vezel kan de eigenschappen van een wollen weefsel nabij komen zooals b.v. de tricotstoffen, reformstof, enz. De kleeding kan van grooten invloed op de gezondheid zijn en zoo komen we dus tot verschillende eischen die we aan een goede en doelmatige klee ding moeten stellen. De kleeding moet zijn: 1. poreus; 2. veerkrachtig; 3. goed van vorm; 4. niet te zwaar; 5. wasch- baar; 6. sterk; 7. eenvoudig van mo del; 8. geschikt voor het doel; 9. vol- doende en niet te veel. Luchthoudende kleed ing is slecht warmtegeleidend, omdat lucht een slechte warmtegeleider '.3. Een ander voordeel van een poreus weefsel is, dat het veel vocht op kan nemen. Wol als eerste huidbedekking is juist daarom zoo geschikt en voorkomt bij Iranspireeren kou vatten. Wanneer veel zweet of regen in de kleeding is getrokken, zal ze haar oor spronkelijke vorm behouden wanneer ze veerkrachtig is, dus van wol of zijde of anders door het soort weefsel veerkrachtig gemaakt. Katoen daarentegen gaat tegen de huid plakken en plakkende natte kleeren onttrekken veel warmte aan de huid en veroorzaken kouvatten. De kleeding moet zóó zijn, dat ze het lichaam in de bewegingen niet belemmert. Knellende kousebanden en stijve corsetten zijn heel slecht voor de bloedsomloop en ademhaling. Bij jonge kinderen vooral is ïe strakke kleeding heel slecht De verschillende klederdrachten begaan hier groote fouten, denk aan de strakke lijfjes, oorijzers en te veel en te dikke rokken. De schoenen moeten ook zóó zijn, 'dat ze aiet knellen en goed van mo del zijn, zoodat de voet zich vrij be wegen kan. De hak mag vooral niet te hoog zijn en moet een flink steunvlak hebben. Vooral de werkschoenen moeten ons heel goed passen en goed van model zijn, daar dit van veel belaag is. Men- schen .vooral vrouwen, die veel moe ten staan, moeten zorgen voor goed kittende schoenen daar dit anders .Veel narigheden kan veroorzaken, zoo als vlug moe worden, eksteroogen enz. Wanneer kleeding te zwaar is, ver spilt men kracht om dit overtollige gewicht mee te dragen en bij kinderen zou het aanleiding kunnen geven tot krom groeien. De oorzaak van zware kleeding kan zijn, te dik weefsel, te .veel kleeren. Goede kleeding moet ook gemakke lijk waschbaar zijn. Dit geldt natuur lijk allereerst voor die kleedingstuk- ken, welke wij onmiddellijk op de huid dragen, maar ook voor de bo- venkleeding. Er zijn nog altijd men- schen, die doen alsof donkere kleeren niet vuil worden, omdat het vuil daar op niet makkelijk te ontdekken Is. Natuurlijk moet dit soort kleeding op zijn beurt evengoed een grondige op- frissching ondergaan. Durft men het niet aan, het zelf te wasschen, dan er maar mee naar een stoomerij Kleeren, die gauw vuil worden, en dus veel gewasschen moeten worden, en alle werkkleeding, moeten sterk lijn. Vooral aan de werkkleeding moei veel zorg worden besteed. Deze be hoort behalve sterk ook practisch en makkelijk waschbaar te wezen. Doe dus geen vuil werk in dunne, slecht waschbare kleeding, en verricht ook geen staan- of looparbeid in te nauwe schoenen, of schoentjes met hooge hak ken. Het dragen van tè weinig kleeren is niet goed, omdat ons lichaam dan te veel warmte aan de buitenlucht af staat. Te veel kleeren is al evenmin aan te bevelen, daar we dan erg vat- baar worden voor koude, en een slecht geharde huid krijgen. Bij jonge kinderen is de bovenklee- ding soms onvoldoende door te korte broekjes of rokjes, wat sommige moe ders aardig vinden staan, maar koud is in een wisselend klimaat als dat van ons land. Bij de eischen, die men aan klee ding yoor volwassenen stelt, moet men, als het babykleeding betreft, nog voegen die van zachtheid van weefsel. Een babyhuidje wordt zoo spoedig ge ïrriteerd, het krijgt dan roode plekjes, en de kleine puk, die zich onbehaag lijk gaat voelen, wordt lastig. Baby kleeding mag niet te warm zijn, en vooral nergens knellen. Schoolkleeding moet eenvoudig en sterk zijn, zoodat er niet veel aan stuk te maken is. De kleeding mag hen niet bij 't spel belemmeren. Daar sport het lichaa.m doet trans- pireeren moet deze kleeding dus veel vocht op kunnen nemen. Ze mag In geen enkele opzicht de bewegingen be lemmeren. Vooral bij sport waar het op de voe ten aankomt neemt men dikke wollen sokken en stevige goed passende schoenen, daar dit blaarvorming voor komt Wanneer men met het spel op houdt moet er een warme laag bij aangetrokken worden om kou vatten bij afkoeling te voorkomen. Handwerken Een baby-slobbroekje Bcnoodigd materiaal; 84 gr. 4 draads wol, een stel breinaalden no. 8 en 1.85 M. lint. Afmetingen: Lengte van den band tot het eind van den teen 56 cM. Wijdte van het middel 56 c.M. Beginnen met 66 steken op te zetten en 8 toeren het ribbetje 2 rechts, 2 links te breien. Dan worden de gaat jes voor het lint gemaakt. 2 rechte, draad omslaan, 2 te samen breien vanaf herbalen tot het einde van de naald. Dan nog 10 toeren het rib betje 2 rechts, 2 links breien, dan be gint het verhoogde gedeelte aan de achterzijde. 20e toer: 7 recht, omkeeren. 21e toer: averecht terug over de juist gebreide 7 steken; omkeeren. 22e toer: 14 steken rechts, omkeeren 23e toer: averecht terug over de 14 gebreide st. 24e toer: 21 st. rechts, omkeeren. 25e toer: averecht terug over de juist gebreide 21 st. Zoo om den an deren toer telkens 7 extra steken breien tot er 10 over zijn. Nu op alle steken breien en doorgaan, 1 toer recht, 1 toer averecht, 12 maal aan de lange zijde van het werk, eiken zes-- den toer 1 steek meerderen. Een kant voor de keukenkast De kant wordt van ecru-kleurig ga ren in heen- en teruggaande toeren op een opzetsel van 37 kett. gewerkt. Ie toer: De naastbijz. 8 st. over-1 slaan, 1 st. in den volg. steek; 2 st, door 3 kett. gescheiden, in den vier den volg. steek; 4 maal afwiss. 3 kett en 2 st., door 3 kett gescheiden, in den zesden volg. steek. 2e toer: 1 kett.; 5 maal afwiss. 7 st om de naastbijz. 3 kett. en 1 v. st om de volgende 3 kett.; dan 5 st om de naastbijz. 3 van de 8 overgeslagen op- zetsteken; 3 kett.; 1 st. om den volg, steek. 3e toer: 7 kett; 1 st om de naast bijz. 3 kett. van den vorigen toer; 3 kett.; 2 door 3 kett gescheiden, in het tweede van de naastbijz. 5 st.; 5 maal afwiss. 3 kett en 2 at, door 3 kett gescheiden, in het midden van de naastbijz. 7 st Nu om den anderen toer aan weers kanten van het werk een steek min deren, tot de steken teruggebracht zijn tot 40, dan V/2 c.M. zonder min deren. Hier begint het ribbetje voor den enkel. De volgende 8 toeren 2 recht, 2 averecht, dan de gaatjes als aan het middel en dan nog 8 toeren 2 recht, 2 averecht Hier worden de steken verdeeld voor den voet De eerste 13 steken breien, dan op de volgende 14 steken 22 toeren heen ën terug werken, 1 toer recht, 1 toer averecht, daarna de wol afbreken en weer aanhechten, waar die 13 steken waren blijven staan. Met dezelfde naald 11 steken op nemen langs den kant van de wreef en ook de eerste 7 steken langs den teen. Een andere naald nemen en hierop de 7 volgende teensteken breien, 11 steken opnemen langs den anderen kant van de wreef en de overige 13. st. breien. Op deze steken op die twee naalcTen nog 8 toeren breien, 1 toer recht, 1 toer averecht, dan 5 toeren aan het begin en het eind van eiken toer 1 steek minderen, afkantcn. De andere pijp op dezelfde manier breien maar het verhoogde gedeelte beginnen met een averechten toer in plaats van met een rechten toer. Waar ons oog op viel... Knipsels uit dagblad en periodiek Deze week hebben onze Roomsche landgenooten een specifiek Roomsch- Katholiek feest gevierd, namelijk dat .van Maria-Hemelvaart. Het is niet onze bedoeling daarover in bijzonder heden te treden, de Maria-vercering is ons als protestantsche christenen geheel vreemd. Maar naar aanleiding van dit feest gaf het Roomsche dag blad een Maria-artikel, dat aanvangt met een zeer algemeen menschelijke beschouwing over Moederliefde, wel ke ook onze lezeressen zal boeien. W'j laten het hieronder volgen. Van alle liefde, die den mensch in en over het aardsche leven vergezelt, is de moederlièfde de meest smarte lijke en de meest triomphantelijke, omdat als 't ware reeds van het eerste begin af, het geliefde wezen zich van de moeder begint terug te trekken, om zich later van haar los te scheu ren. Reeds de eerste belangstelling yan het kind yoor de dingen buiten 4e toer: als de 2e toer, doch in plaats van 5 maal, 6 maal afwiss. 7 st., om de naastbijz. 3 kett en 1 v. st. om de volg. 3 kett 5e toer: als de 3e, nu in plaats vani 5 maal, 6 maal afwiss. 3 kett en 2 st door 3 kett. gescheiden. De 6e toer wordt overeenkomstig met den 2en en 4en toer gewerkt Zooals de afbeelding aanwijst, her» haalt men nu gedurig den len tot den 6en toer, echter zóó, dat in de herha- ling van den len toer de steek gedu rig, evenals bij het uitvoeren van den 3en toer, in het midden van de 7 st. gewerkt wordt en de laatste 3 bogen van den vorigen toer onbewerkt blij* ven; Bovenstaande kant komt voor in „Waleson's Nieuwe Haakboekjes", 2e Serie. zich is een inbreuk op de allerinnig ste omslotenheid van moeder en kind ook al wordt dat alles niet ontwaard en zeker niet bewust doorleefd. Ieder andere liefde kent in de ontwikkeling het naar elkander toegroeien der ge liefden, hun levens schijnen samen t« weven. Alléén de moederliefde ziet in haar wezen een lange en smartelijke reeks van scheidingen, en zij wil die scheidingen, zij brengt ze zelve mede tot stand, al krimpt haar hart ineen. Het leven eischt dit voortdurende of feren met die onverschilligheid, die de diepste en meest instinctieve uitin gen des levens schijnt te vergezellen. Dat naarmate het leven van het kind opgroeit en verder om zich heen grijpt, de moeder naar den achter grond wijkt, dat de sterkste ontplooi ing in het leven van het kind de ge stalte der moeder vager en ijler wor den. doet, wordt bezien als een onver mijdelijke ontwikkeling des levens, die eenvoudig als een natuurverschijn sel moet worden aanvaard. Een ver zet der moeder tegen dezen loop der dingen wordt dan ook als iets onna tuurlijks beschouwd. De meest smartelijke liefde doch ook de meest triomfantelijkeHet terugtreden der moeder bij het op groeien van het kind is reëel, doch de moeder kan zich terugtrekken met de zekerheid, die al het leed in haas overstraalt: het fundamenteele in do liefde tusschen moeder en kind kan door niets worden geschokt, verminkt of weggenomen. Ook dit is weer een dier diepste en tevens meest instinc tieve uitingen des levens, die als het van-zolf-sprekende worden aanvaard. Een kwijnen of verdwijnen van de liefde tusschen moeder en kind wordt beschouwd als het meest onnatuur lijke ter wereld. De moederliefde kan, waartoe geen andere liefde in staat is, triomfecren over een lange en bit tere reeks van scheidingen. De moe der weet: tot mijne onveranderlijke liefde kan het kind altoos weerkeeren. Altoos zal het kind weten, dat dit blijft, en geen schokken en geeu ram pen kunnen mijn liefde deren. Mijn liefde was van den beginne af een al toos geven, een altoos afstand doen. En aan deze liefde geschiedt de para doxale waarheid, dat wie haar ver liezen wil haar behouden zal, en te midden van het onbestendige der aardsche wisselvalligheden, is de moederliefde het meest bestendige.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 8