IN DOMBURG DE ZENDING IN CHINA Na een korte rust wordt om acht uur op het Marktplein al weer de roffel geslagen. De gaaischieters zijn nu met hun wape nen gekomen. En wat voor wapenen: indrukwekkende voorladers uit den tijd van ver vóór Napo leon concurreeren met dubbelloops jachtge weren, die opklapbaar zijn om er de patroon in te kunnen doen, ook een enkel wet mo derner wapen ontbreekt niet De optocht naar het tournooiveld is nu al wat feestelijker. Ging het de eerste maal met palen en schoppen, bij het verplichte appèl van acht uur zijn niet alleen de geweren geschou derd. maar naast den trommelslager loopt nu de banierdrager. De ban-ier van De Domburgsche Gaaischie ters is een prachtstuk, in wit en blauw met een medaillon, waarop onwaarschijnlijke mannetjes, tot buikhoogte in 't gras verbor gen, op de gaai staan te mikken. Als de schutters op het veld zijn gearri veerd kondigt een oorverdoovende roffel aan, dat het schieten zal gaan beginnen. Maar dat gaat maar niet zoo een-twee drie. Nu komt Jan Carlier, de geweren-visi teerder, die volgend jaar z'n vijftig-jarig jubileum bij de vrijsohutterij zal herdenken, pas in volle actie. Geen geweer wordt vrijgegeven of „oome Jan" moet het hebben gekeurd. Volgens 'het reglement mag niet worden gesohoten met een groot ere kogel dan een „veertienponder" en een pijpekop kruit Daar wordt om ongelukken te voorkomen streng de hand aan gehouden. Met hoogst-ernstige gezichten zijn alle schutters direct na aankomst met hun wapen doende: het kruit nog géboigen in ouder- wetsche kruithoorns, wordt in den loop ge daan, een kogel volgt en een prop pajpier zorgt ten slotte, dat de kogel niet onver hoeds uit den loop kan vallen. Elk geweer heeft z'n stamper, waarmee het hee'J? geval wordt vastgedrukt en met een groefje wordt dan aangegeven hoe hoog een normale vul ling mag komen. Jan Carlier is hier en daar en overal, om te zorgen, dat niemand een zwaardere lading opneemt dan is toegelaten en de schutters van hun kant hebben nu te zorgen, dat er voldoende kruit in den loop is en dat de prop papier niet te klein is, willen ze niet bij elk volgend schot daar last van krijgen. Slaghoedjes worden aangebracht en hevig paffend gaan de roeren af, bij de vele proef- schoten, die gelost worden. Als alles geïnspecteerd is volgt er weer een roffel en dan gaat als éérste kapitein t de kuil in, om de rij der schutters te openen. Ieder deelnemer volgt verder in? de orde van zijn nummer. Elk van de drie .stengen" die op de hoofd- paal zijn bevestigd, draagt een „tronk", een hard stuk esschenhout, waarin gaten zijn geboord om ze op de ijzeren pieken te kun nen bevestigen. Naast de hoofd paal is er nog een tweede, waarop een door de gaaischieters zélf ver vaardigde figuur wordt geslagen. Ditmaal stond reeds vroeg in den morgen een heusche Pinda-Chinees met z'n trommel en z'n jasje aan boven het duinbosch in den wind, de kraag hoog op. „Pinda, Pinda" luidt het onderschrift Een tweede figuur, 'n afgrijselijk leelijk vrouwmensch, dat een stuk lekkernij uit den Chineezentrommel aflikte, wordt reserve gehouden. De Pinda-Chinees is ditmaal natuurlijk de populaire figuur, maar zoo is er elk jaar wat anders: nu eens Jopie Slim en Dikkie Bigmans, dan weer Loutje en Loetje men heeft zich zelfs wel eens verstout om een eenwaardig Raadslid op de steng te plaatsen. Dat had vanzelfsprekend z'n dorps-voorge schiedenis. In den Raad was een voorstel gekomen om de kermis af te schaffen en de gaai- schieters waren blijkbaar benauwd, dat ook zij daarbij het loodje zouden leggen. Er werd in den Raad stevig gedebatteerd en in het vuur van zijn rede had het be doelde Raadslid gezegd: „Voorzitter, ik ben niet alleen tegen de kermis, ik ben er sterk tegen. Geldt dat niet voor twee?" Korten tijd daarna stond ons Raadslid, natuurgetrouw nagebootst op de steng, met het onderschrift: Sterk Tegen De „fantasie-steng", als ik 'm zoo maar eens noemen mag, blijft in de morgenuren nog „koud" van het geweervuur. Dat richt zich op de drie tronken, die een gewelddadigen dood moeten sterven. Bewonderenswaardig blijkt het richtver- mogen van de gaaischieters; bijna geen schot of de splinters hout spatten in het rond als een bewijs, dat het raak is ge weest Maar de tronken zijn taai en pas wanneer er het laatste stuk af gaat, is men prijswinnaar. Oorverdoovend gejuich kondigt eindelijk aan, dat de eerste tronk het heeft begeven. Oogeriblikkedijk komen uit alle hoeken en gaten de gaaischieters te voorschijn. De ge lukkige winnaar heeft geen tijd om uit den kuil te krabbelen, men hijscht hem er uit pakt hem bij armen en beenen en van je hela, hopla, hoepla, gaat-ie de lucht in. De eerste tronkveróveraar, getooid met een blauw eerelint wordt door den bottelier tege moet getreden met een dronk uit de kruik en de fourier komt er ook bij te pas, nl. om im z'n collectebus de gulden „steng-geld" te innen, die ieder prijswinnaar in de kas moet storten. Zoo wordt er geschoten en zoo wordt er gejuicht, totdat tegen den middag de roffel weer klinfkt en de gaaischieters, velen ge tooid met linten, die als bandelieren over 't bovenlichaam hangen, weer naar het dorp trekikep. Om één uur ls dan het groote oogenblik aangekomen, waarop de vrijsohutterij er met het scheepje op uittrekt Hoe oud de gaaischieterij van Domburg is, kon ik nergens ontdekken. Van overleve ring is echter bekend, dat de gaaischieterij op Walcheren voor 't eerst op West-Kapelle ia beoefend. Een schip met Noormannen zou bij dit dorp zijn gestrand (de West-Kapel laars hebben inderdaad Noorsch bloed in Roode Leeuw". Eén draagt de aderen) en de kapitein moet om zijn manschappen niet op 's duivels oorkussen te laten slapen, hebben besloten om ze op een nagemaakt scheepje te laten schieten, dat boven op een paal werd bevestigd. Vandaar het scheepje, dat ook nu nog bij de Domburgsche gaaischieters als hoofddoel voor de middagschieterij op het appèl van één uur wordt meegenomen. Het was dit jaar een pracht-stuk, een driemaster met volle zeilen, dat men den naam „Lutine" had gegeven. Het goudschip dus! De schutters zijn nu niet maar zóó aange treden; stuk voor stuk staan ze er feeste lijk aangedaan bij, in hun witte broeken en met hun tropenhelm op. Martiaal zwaait de kapitein met z'n houwdegen en common-' deert „Geeft acht!" Dan treedt de fourier naar voren om weer een van die merkwaardige plechtigheden te voltrekken, waarmee heel de dag is gevuld. De „recruten" worden uit het gelid ge roepen con te worden „zwart gemaakt". De recruten, dat zijn zij, die nog nooit aan de gaaischieterij hebben deelgenomen, dus meest jonge menschen van 18 jaar. Het „zwart maken" bestaat uit het teeke nen van een knevel en sik. Dit keer wordt daar Erdal-schoensmeer voor gebruikt, maar dat is, naar een oud- gaaischieter mij vertelde, een vervalsching van h „auwe gebruuk". Vroeger werd er zwart gemaakt van een mengsel van bier en kruit, dat bij het opdrogen de eigen schappen vertoonde van goede kitlijm en 't gelaat van het slachtoffer pijnlijk ineen deed krimpen. Hierin is dus terug te vinden een van die merkwaardige pijnigingegebruiken, die over al in West-Europa de jongelingen in oude tijden hadden te ondergaan om tot de man nen te worden gerekend. Ook met de schoensmeer-vervalsching geldt echter, dat de recruten hun snor en sik pas mogen afvegen als de heele eerste ronde is afgeschoten. Dat duurt echter nogal wat, want eerst wordt onder voortdurend tromgeroffel een todht door het dorp gem aak, waarbij elk café, ook al weer volgens traditie, moet worden bezocht Eindelijk is men weer aangekomen op 't terrein en de schieterij wordt hervat Er is nu heel wat belangstelling, zoowel van bimien de gemeente als uit omliggende dorpen. Ook de jeugd is druk vertegenwoor digd en Arjoan, die 's morgens om acht uur de bengels al heeft weggejaagd met een „Buuten de paelen bluven. Da's veur de laetste mael!" moet nog heel wat keertjes herhalen, dat het voor de „laetste mael is eweest". Telkens komen ze terug om op die verleidelijke trom te roffelen, die op de hoek van de schutterstent hangt Er wordt onophoudelijk geschoten en men mag zich verwonderen, dat enkele schutters nog zóó juist kunnen mikken. Als er een prijs wordt gebracht, hetzij dan van het gemeentebestuur of van de ringrijders, wordt dit met een roffel aange kondigd en met een zwierige toespraak wordt de schenker bedankt Reeds in de morgenuren was de burge meester met zijn echtgenoote geweest en ook deze bracht naar gewoonte zelf zijn prijs, de traditioneele gouden ring. De bus van den fourier wordt steeds zwaarder door de vele „stenggelden" en de inkomsten die verkregen worden door ook het publiek mee te laten schieten tegen ver goeding. Daar wordt nogal gebruik van ge maakt door hen, die graag schieten, maar de vele marschen door het dorp niet wen- sohen mee te maken. Ja, vroeger schoten er vaak dik in de vijftig gaaisohieters mee, maar ook dit volksgebruik ondervindt den tanenden in vloed van den modernen tijd, zoodat men het- dit jaar niet verder dan tot 19 kon brengen. Maar daaronder waren er dan ook, die de gouden medaille hadden wegens veertig jarige trouw en de zilveren voor 25 maal meeschieten Tot het vallen van den avond wordt er geschoten: op het schip, op den Pinda-Ghi- nees en z'n pendant, op alle beschikbare tronken. Er zijn er al, die drie tronken hebben doen sneuvelen en daarmee geen prijs, maar een boete hebben opgeloopen, omdat ook dit volgens het reglement is voorgeschreven. Als de avond valt trekken de schutters eindelijk af, maar om den volgenden mor gen weer .tijdig gereed te zijn voor het weg ruimen van de palen. Dat gaat ook weer met tal van oude ge bruiken gepaard. De eerste „rust" wordt gehouden in de Noordstraat, waar de paal eenvoudig mid den op den weg wordt neergelegd en de De „recruten", zij die het eerst meeschieten, worden op het kerkplein „zwart gemaaktbi gaaischieters er op gaan zitten. Hier wordt „de rekening betaald". Elk gaaischieter be taalt precies z'n negentiende deel van de consumptie-uitgaven, ongeacht of hij veel of weinig genoten heeft. Nooit wordt er aanmerking op gemaakt, dat de een naar verhouding meer heeft ge had dan de ander. Nooit waren er „dubieuse debiteuren". Als de betaling is geschiedt trekt men weer verder, maar om telkens weer even te rusten. Bij de Roode Leeuw, waar nu de drukte heerscht van het ringrijden, dat er voor de deur wordt gehouden, wordt „de prijs op den trommel" verloot, het kansje, dat de slechte schutter nog heeft als hij geen enkele tronk heeft afgeschoten. Tot groot vermaak van de toegestroomde dorpsbewoners worden ten slotte de kapitein en de fourier elk op een paal geheschen en zoo goed en zoo kwaad als 't kan wordt de paal met deszelfs berijders, in draf door de baan der ringrijders» gedragen, terwijl de hoogwaardigheidsbekleeders van het gilde moeten trachten den ring te steken. Lukt dat, en het lukt met veel moeite altijd, dan weerklinkt een oorverdoovend gejuich. Nadat aan de ringrijders een prijs is ge geven, die precies even duur is als die, welke de gaaischieters van de ringrijders hebben gehad, is eindelijk het oogenblifk aangebroken, waarop de palen en de sten gen weer voor een jaar „onder den toren*' worden weggeborgen. Dan worden de andere prijzen uitgereikt, de kapitein houdt een strafpredikatie tegen hen, die te veel hebben gedronken (niet onverdiend!) en de stoet wordt ont/bonden. Na de officieele plechtigheid blijven ech ter de gaaischieters volgens traditie nog geruimen tijd op het grasveldje rondom de kerk zitten en ze rooken er uit lange Goud- sche pijpen twee maal een half pond hee- renbaai op. Maar als dan ten langen leste ook de 1 laatste pijp wordt leeggeklopt, is voor eeni jaar lang de gaaischieterij weer vooibij....H DOOR ZEN DELING JAMES P. LEYNSE Het is zomer, het zendings-boekjaar is geëindigd en het seizoen vraagt een terug blik over onze werkzaamheden als zende lingen in de oude wereldstad Peiping. Zoo als zoovele vorige jaren was ook dit jaar met een overvloed van zwarte verf over goten. Een aldoor groeiende Japansche in vasie, een nationale vernedering, overmacht van een militaristisch bestuur, de stad voor maanden in staat van beleg, radicale om wentelingen van het gouvernement, een strijd tegen het communisme, een intocht van vluchtelingen van het oorlogsterrein, stilstand van zaken en deprimeerende brie ven uit 't vaderland gaven alle een zwarte kleur aan den toch reeds zoo donkeren ach tergrond van het zendingswerk in China Een ongewone rijkdom van zegen heeft ech ter dit jaar alles in een blij licht gezet. Onze zendingstaak was een intensieve leergang in de dienst van Gods Koninkrijk. Aldoor waren er ongedaohte mogelijkheden voor de verspreiding van het Evangelie. De geestelijke waarde van het werk was diep en definitief en de macht des Heeren bracht menigeen tot bekeering. Evangelisatiearbeid werd geleid door den Heiligen Geest en in dividueel werk was rijk gezegend. Geduren de de tropische zomer leidden wij de arbeid op twee plaatsen te Peitaiho, het vacantie- oord van Noord-China. Het werk, dat wij optimistisch „onze vacantie" noemden be stond daar uit: Kerkdiensten, openlucht bij eenkomsten, een school, Bijbelcursussen, klassen in volksopvoeding, huis-samenkom sten, evangeli9atiegroepen, dorpswerk, en medische klinieken. Onmiddellijk daarna begon te Peiping een serie van speciale evangelisatie-diensten, welke een geestelijke opwekking brachten zoo groot en diep als nog nooit in het zen dingswerk van Noord-China is voorgekomen Die maand van opwekkings-diensten, vier maal per dag, was de drijfkracht van het leven en werken van onze kerkleden. Het is voor ons een inspiratie, dat het Nieuwe Testament zoo duidelijk zegt, dat de eerste Christelijke kerken geestelijk ge voed en bestuurd werden door de kerk leden zelf. Daarop baseeren wij de nadruk, die wij leggen op de plicht van iodere Christen om deel te nemen aan de dienst des Heeren als een gezonde uiting van een levend geloof. De resultaten waren zeer be moedigend. Gedurende 't geheele jaar werd een groot gedeelte van de kerkdiensten, jeugd'kericen, Zondagsscholen, bidstonden, vereenigingen, bijbelklassen en de diensten Ie twee stads-evangeUsatie-zalen door ongesalarieerde kerkleden geleid. De opkomst op deze bijeenkomsten was steeds groeiende; een bewijs, dat de Chi- neesche Christenen, die ande>ren kunnen ertellen, wat Jezus Christus voor hun gees telijk leven beteekent, zeker zijn van een aandachtig gehoor. Sommigen van onze kerkleden hebben een overtuigd en gezond geestelijk leven en zjjn blijmoedig bereid daarvoor vernedering en smaad te lijden. Zooals de drie gezusters Chao bewezen. In het begin van het vorige jaar werden zij bekeerd en gingen zij tot het Christendom over. Toen zij hun vader vaji hun nieuw geloof vertelden, wenden zij door hem ge slagen en maandenlang in huis opgesloten. Moedig hielden zij vol in het gebed, ook ajl regende het smaad- en scheldwoorden. Als hun vader hen Opsloot zongen zij, sloeg hij dan baden zij, spuwde hij op hen, dan gé- tuigden zij van hun innerlijke vreda Ten einde raad dreef de vader hen uit 't ouder lijk huis. Zonder dat bijna iemand het wist bewoonden zij een klein rommelkamertje in het evangelisatie-lokaal. Wekenlang sliepen zij op de banken. Gedurende dien tijd be sloten zij, dat de twee oudste zusters zou den gaan dienen, zoodat zij de jongste zou den kunnen helpen om op een bijbel-school voor evangelisatie te leeren. Gesteund door een groep van trouwe kerk leden zoo vol van geloof als de drie gezus ters Chao, is het onze taak om in alle zen- dingsarbeid slechts de raadgevers te zijn, de organisators, degenen, die al het werk beginnen. Door de groeiende beweging van nationaal en onafhankelijk kerkelijk leven hebben wij geleerd om op het juiste psycho logisch moment plaats te maken voor de kerkleden, zoodat Christenen, zooals de jonge Dr Chiu naar voren kunnen treden. Gepromoveerd in de medicijnen op onze Christelijke Universiteit te Tainan, nam hij na zijn bekeering de leiding van het kerke lijk leven te Ch'ing ho, een van onze buiten wijken. Of ook wel Christenen zooals de heer Chao Te Li, die zoo'n groot geheugen heeft dat hij haast den geheelen Bijbel uit zijn hoofd kent Bijna iederen dag predikt hij in. diverse lokalen voor een groote schare, tevens houdt hij bijbel-cursussen in de examinatie-zaa.1 van de beroemde tempel van Confucius, vijf minuten loopens van onze zendingspost af. Het is niet onze taak te presideeren, maar om te evangeliseeren, om de wortel van het Christendom in onze omgeving te planten, zoodat het irrheemsch en zelfstandig op groeit Neg nimmer te voren is de Bood schap des Heils zoo goed ontvangen, nog nooit zijn de Chineezen zoo bereid geweest om naar ons te luisteren. Waar wij ook kwamen gingen de poorten altijd wijd open. Heden is het de dag des oogstes in het zendingswerk in Peiping. De zonen en doch ters van het oude Rijk luistéren in onze zalen aandachtig naar 't Woord des Heeren: een dicht opeen gepakte menigte op een spreekbeurt met bijbelsche lantaarnplaatjes, een goed gehoor op een evangelisatiedienst, een groep jonge en oude mannen op een catechisatieuur, een clubje vrouwen op een bijbelstonde en een overweldigende massa kinderen op het uur van Bijbelsche ver halen. Menigeen van onze kerkleden, onder anderen schooljongens, studenten, ambtena ren, de weduwe Lan, de heer Fu en vele anderen geven met blijdschap hun vrije tijd om te hel pea Velen beginnen daar voor het eerst deed te nemen aan de uitbreiding van Gods Koninkrijk, zooals mej. K'ung, die dit jaar, behalve anderen, haar vader en moe der tot Christus bracht. Haar vader was dertig jaar lang een opium-slaaf geweest, haar moeder twaalf jaar en beiden verbro ken, zonder eenige medische hulp, door ge loof en vertrouwen alleen, de vreeselijke macht van het opium. Ook de twee jonge mannen, die verleden jaar nog nooit het Evangelie hadden gehoord, nooit een Bijbel zelfs hadden gezien en nog nimmer hadden gebeden en die nu wegwijzers zijn voor andere jonge mannen. En de volhardende mej. Wang, die, ofschoon zij in huis ge smaad en tegengewerkt wordt, toch er nog in slaagt om haar vriendinnen en geburen naar de bijeenkomsten mede te brengen. Het is een groote bemoediging om te zien hoe vele mannen en vrouwen door onze evan gelisatiearbeid tot algeheele verandering komen. Op allerlei bijeenkomsten, zelfs op de nogal vormelijke Zondagmorgen-kerkdien sten, gevoelen zij zich vaak spontaan ge drongen om openlijk van him nieuw geloof en blijdschap te getuigen. Individueel werk Herhaaldelijk kwamen wij dit jaar in de verleiding om op onze Chineesche naam kaartjes vastgestelde dageiijksche ontvang- uren te laten drukken. Tot op heden zijn wij echter altijd thuis voor de vele Chinee sche vrienden en kerkleden, die ons vaak van voor het ontbijt tot soms 's avonds tien uur komen bezoeken. Mannen en vrouwen jong en oud, vinden de weg naar ons huis. Ofschoon wij een moderne electrische deur bel bezitten, wordt daar meestal geen acht op geslagen en stapt men onaangediend de Een Chineesch bamboeboschje studeer-, huis- of eetkamer binnen, ver zekerd van een hartelijk welkom. Heel vaak verbergen zulke bezoekers de reden van hun komst echter ren uitgerekte conversatie ovei ullorlei beleefdheden en onbelangrijke onderwerpen. Een groot ge deelte van onzen tijd orengen wij geduldig aan deze Oostersche gewoonte ten offer. Sommigen van hen zijn in nood en hebben onze bijstand noodig, anderen zijn curieus en willen genieten van al het ongekende van een westersche gedachtengang en al 't vreemde van een Europeesch huis. De mees ten echter willen zien hoe Christenen hun leer uitleven, belijden hun behoefte aan geestelijke leiding en hun verlangen iets te bezitten, waardig om voor te leven. Door bijbel-cursussen en huisbezoek zijn wij in den laatsten tijd veel in contact gekomen met jong getrouwde menschen uit de ge studeerde- en gouvernementskringen, die geïnteresseerd zijn in een Christelijke levens houding. Ia de groote .verscheidenheid yan onze wLa Chineesche vrienden- en kennisenkring zijn er weinigen, die tot de Taoistische, Boed dhistische, of Confucionistische leer behoo- ren. De meerderheid van degenen, die wij ontmoeten zijn zonder God, Boeddha of eenige religie en de sfeer van de geestelijke wereld is nieuw en vreemd voor hen. De Japansche invasie, militaire acties, omwen telingen van de regeering en de economische mistoestanden drijven deze menschen tot een zoeken naar iets, dat boven het mate rialistische leven van iederen dag uitgaat. In ons werk ondervinden wij steeds meer, dat zelfs bommen en kanonnen veranderd kunnen worden in werktuigen yoor het Rijk des Heeren. Samen met onze Chineesche evangelisten hielden wij verschillende groep-bij eenkom sten in de gebeds-kamer van de kerk en in de huizen van Christenen, voor het verdie pen van het geestelijk leven. Deze samen komsten helpen mede aan de opbouw van! zelfstandige inheemsche kerken. Zoodra een bekeerling voor Christus gewonnen is, wordt hem de kracht van het gebed uitgen legd. Sommigen van hen, zooals mevr. Ohang begrijpen dadelijk reeds iets van de won derlijke gave van het gebed. Na haar be keering hield zij niet op mef voortdurend te bidden tot haar man en kinderen tot de „Jezus-leer" waren overgegaan. Dr Li, een zoon van een ouderling uit een onzer ker ken, beleed onlangs op zoo'n bijeenkomst, dat de gebeden, die hij als kind geleerd had hem tot volle bekeering hadden ge bracht Wekenlang was hij, als officier van gezondheid, van zijn soldaten op het oor- troepen omsingeld. Telkens was hij inl levensgevaar. Overdag hield hij zidh ver borgen en 's naöhts liep hij over de velden terug naar Peiping. Uitgehongerd en door roovers mishandeld kwam hij daar aan. In de eenzame nachten van zijn vlucht had hij opnieuw geleerd te bidden en zijn leven aan de Dienst des Heeren gewijd. De Kerk Er is in het kerkelijk leven thans een dui delijk streven naar religieuse democra tie. Verscheiden kerkleden leiden om beur ten de verschillende kerkdiensten. Velen twijfelen aan de noodzakelijkheid van het beroepen van een predikant voor de uitin gen van 't kerkelijk leven. Waarom zouden wij een speciaal iemand hebben om het ker kelijk leven te leiden, terwijl wij zelf daar voor verantwoordelijk zijn, is een vraag, die wij dikwijls te beantwoorden hebben. De economische toestanden in Noord-China zijn van dien aard, dat slechts weinige kerken in staat zijn een predikant te salarieeren. De leden van twee onzer stadskerken, die jarenlang practisch opgeleid zijn in allerlei werkzaamheden, hebben reeds twee jaar lang geen predikant en zorgen zelf voor 't geestelijk leven der gemeenten. De derde kerk heeft dit voorbeeld gevolgd en de, ge deeltelijk door de zending gesalarieerde pre dikant opgegeven. Het doel van al ons werken in dit groote land van strijd en verwarring is, om Jezus Christus in Zijn volle heerlijkheid bekend te maken. Het hedendaagse!) China hongert naar een geestelijke kracht. Eenmaal zal de wereld geducht ga- voelen, wie China geleid heeft: Commu nisme of Christendom. Laten wij, Christe nen, getrouw zijn en strijden in volkomen overgave aan het groote doel om China voor Christus te winnen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1933 | | pagina 8